HET NOODLOT SLAAT TOE

De volgende dag werd ik wakker met verschrikkelijke buikkrampen. Bij al het andere kreeg ik ook nog eens een hevige ongesteldheid. Ik had zo'n pijn deze keer, dat de tranen over mijn wangen rolden. Mamma hoorde me en kwam kijken. Ze was net op weg om te gaan ontbijten, en toen ik haar vertelde wat er aan de hand was, werd ze zenuwachtig. Zoals gewoonlijk stuurde ze Louella naar boven om voor me te zorgen. Louella deed haar best me te helpen met aankleden en me gereed te maken om naar school te gaan, maar ik had te hevige krampen om te kunnen lopen. Ik bleef de hele dag en het grootste deel van de volgende dag in bed.

Vlak voordat ze de volgende ochtend naar school ging, verscheen Emily op de drempel van mijn kamer om me te vertellen dat ik bij mezelf het antwoord moest zoeken waarom mijn maandelijkse periode zo pijnlijk was. Ik deed net of ik haar niet hoorde of zag. Ik keek niet naar haar en gaf geen antwoord, en ze ging weg. Ik vroeg me af waarom zij nooit last had van haar ongesteldheid. Het leek haast of ze die nooit had.

Ondanks de pijn beschouwde ik mijn ongesteldheid in zeker opzicht toch als een zegen, want nu hoefde ik me niet aan de wereld te vertonen met afgeknipt haar. Telkens als ik erover dacht om me aan te kleden en naar buiten te gaan, kreeg ik weer krampen. Het dragen van een bonnet of een sjaal zou slechts uitstel van executie zijn - het onvermijdelijke van de geschokte en verbaasde gezichten van de meisjes en de grijnzende en lachende gezichten van de jongens.

Maar vroeg op de avond van de tweede dag stuurde mamma Louella naar boven om me te halen voor het eten, voornamelijk omdat papa woedend was.

'De kapitein zegt datje meteen beneden moet komen, lieverd. Hij wacht met eten op je. Ik denk dat hij zelf naar boven komt om je te halen als je niet meegaat,' zei Louella. 'Hij raast en tiert dat hij al één invalide kind in huis heeft, en twee hem te veel is.'

Louella haalde een van mijn jurken uit de kast en liet me opstaan. Toen ik naar beneden ging, zag ik dat mamma gehuild had. Papa's gezicht was vuurrood en hij trok aan de punten van zijn snor, iets dat hij altijd deed als hij zich ergerde.

'Zo is het beter,' zei hij, toen ik ging zitten. 'Laten we beginnen.'

Toen Emily klaar was met lezen, waar deze keer geen eind aan leek te komen, aten we zwijgend. Mamma was kennelijk niet in de stemming om te babbelen over haar vriendinnen. De enige geluiden kwamen van papa die op zijn vlees kauwde, en het geklik van bestek en porselein. Plotseling hield papa op met kauwen en keek naar mij, alsof hij zich zojuist iets had herinnerd. Hij wees naar me met zijn lange wijsvinger en zei: 'Zorg ervoor datje morgen opstaat en naar school gaat, Lillian. Begrepen? Ik wil niet dat er nog een kind in huis op haar wenken bediend wordt. Vooral niet een kind dat gezond en sterk is en niets anders heeft dan het maandelijkse vrouwenprobleem. Hoor je me?'

Ik slikte, wilde iets zeggen, stotterde, probeerde mijn ogen af te wenden en knikte ten slotte alleen maar en antwoordde tam: 'Ja, papa.'

'Er wordt al genoeg over dit gezin gepraat. Eén dochter ziek vanaf de eerste dag...' Hij keek naar mamma. 'Als we een zoon hadden...'

Mamma begon te snuffen.

'Hou daarmee op aan tafel,' snauwde papa. Hij begon te eten, maar ratelde toen verder. 'Elk behoorlijk zuidelijk gezin heeft een zoon om de naam en het erfgoed voort te zetten. Allemaal, behalve de Booths. Als ik sterf, sterft de naam van mijn familie ook, met alles waar die voor staat,' klaagde hij. 'Altijd als ik mijn kantoor binnenkom en naar mijn grootvader kijk, schaam ik me.'

De tranen sprongen mamma in de ogen, maar ze wist ze terug te dringen. Op dat ogenblik had ik meer medelijden met haar dan met mijzelf. Het was niet haar schuld dat ze alleen maar dochters had. Ik had genoeg over de menselijke voortplanting gelezen en geleerd om te weten dat papa ook een deel van de schuld droeg. Maar wat nog meer verdriet deed, was het idee dat meisjes niet goed genoeg waren. We waren tweederangs kinderen, troostprijzen.

'Ik ben bereid het nog eens te proberen, Jed,' kreunde mamma. Ik sperde verbaasd mijn ogen open. Zelfs Emily keek nieuwsgierig. Mamma nog een baby, op haar leeftijd? Papa bromde alleen maar iets en at door.

Na het eten ging ik naar Eugenia. Ik moest haar vertellen wat papa en wat mamma gezegd had, maar in de gang kwam ik Louella tegen met Eugenia's diner. Ze had er geen hap van gegeten.

'Ze viel in slaap terwijl ze probeerde te eten,' zei Louella hoofdschuddend. 'Arm kind.'

Haastig liep ik naar Eugenia's kamer en zag dat ze in een diepe slaap lag. Haar ogen waren gesloten, haar borst ging piepend en hijgend op en neer. Ze zag er zo bleek en mager uit dat ik schrok. Ik wachtte naast haar bed, in de hoop dat ze wakker zou worden, maar ze bewoog zich niet. Haar oogleden trilden zelfs niet, en ik ging droevig terug naar mijn kamer.

Die avond probeerde ik verschillende dingen om mijn haar te fatsoeneren. Ik stak er speldjes in. Ik bond er een zijden strik in. Ik borstelde het opzij en naar achteren, maar niets hielp. De uiteinden piekten omhoog. Het zag er vreselijk uit. Ik zag er als een berg tegenop om naar school te gaan, maar toen ik 's ochtends het gedreun van papa's laarzen in de gang hoorde, sprong ik uit bed en kleedde me aan. Emily was een en al glimlach. Ik had haar nog nooit zo tevreden zien kijken. We gingen samen op weg, maar ik liet haar voorgaan, en toen we de Thompson-tweeling en Niles tegenkwamen, liepen zij en de tweeling zeker tien meter voor mij en Niles uit.

Hij lachte naar me toen hij me zag. Ik voelde me zo zwak, dat een stevige wind me weg zou kunnen blazen. Ik hield de rand van mijn bonnet vast en sjokte over de weg, zijn blik vermijdend.

'Goeiemorgen,' zei hij. 'Ik ben blij datje vandaag komt. Ik heb je gemist. Het spijt me wat er gebeurd is.'

'O, Niles, het was vreselijk, echt ontzettend. Papa heeft me gedwongen naar school te gaan, anders zou ik tot Kerstmis onder de dekens zijn gekropen,' zei ik.

'Dat mag je niet. Het komt allemaal in orde, dat zul je zien,' verzekerde hij me.

'O, nee,' hield ik vol. 'Ik zie er vreselijk uit. Wacht maar tot je me ziet als ik mijn bonnet afzet. Je zult niet naar me kunnen kijken zonder te lachen,' zei ik.

'Lillian, jij kunt er in mijn ogen nooit vreselijk uitzien,' antwoordde hij, 'en ik zou je nooit uitlachen.' Hij wendde snel zijn ogen af en zijn hals en gezicht werden vuurrood na die bekentenis. Zijn woorden waren hartverwarmend en gaven me de kracht om door te gaan. Maar zijn woorden konden de vernedering niet uitwissen die me wachtte op het schoolplein.

Emily had haar werk goed gedaan. Ze had iedereen verteld wat er gebeurd was. Natuurlijk had ze haar eigen rol erbuiten gelaten. Ze deed het voorkomen of ik stom genoeg was geweest tegen een stinkdier op te lopen.

De jongens stonden in een groepje op me te wachten. Ze begonnen al zodra ik op het schoolplein kwam.

Aangevoerd door Robert Martin begonnen ze te zingen: 'Daar komt Stinky.' Toen knepen ze hun neuzen dicht en maakten een grimas of de stank nog steeds in mijn kleren en lichaam zat. Toen ik naar voren liep begonnen ze te gillen en te wijzen. De meisjes lachten mee. Emily stond aan de kant en keek tevreden toe. Ik boog mijn hoofd en liep naar de voordeur, toen Robert Martin plotseling naar voren sprong en de rand van mijn hoed greep. Hij rukte hem af en liet me met ontbloot hoofd staan.

'Moetje dat zien. Ze is kaal!' schreeuwde Samuel Dobbs. Het schoolplein weergalmde van een hysterisch gelach. Zelfs Emily glimlachte, zonder me te hulp te komen. De tranen rolden over mijn wangen toen de jongens bleven zingen: 'Stinky, Stinky Stinky', afgewisseld met 'Kale, Kale, Kale'.

'Geef die bonnet terug,' zei Niles tegen Robert. Robert lachte uitdagend en wees toen naar hem.

'Jij gaat met haar, jij stinkt ook,' jubelde hij, en de jongens wezen naar Niles en lachten hem uit.

Zonder te aarzelen schoot Niles naar voren en tackelde Robert. Een seconde later rolden ze samen over het grind van de oprit. Ze schopten een wolk van stof op, terwijl de jongens schreeuwden en hen aanmoedigden. Robert was groter dan Niles, sterker en langer, maar Niles was zo woedend dat hij erin slaagde Robert van zich af te gooien en toen bovenop hem te gaan zitten. Tussen de bedrijven door werd mijn hoed lelijk geplet.

Eindelijk hoorde juffrouw Walker het lawaai en kwam naar buiten gestormd. Er waren maar één gil en een bevel voor nodig om de twee te scheiden. Alle andere kinderen gingen gehoorzaam achteruit. Ze stond met haar handen op haar heupen, maar zodra Niles en Robert uit elkaar waren, greep ze hen bij hun haren en sleurde hen naar binnen. Er klonk wat onderdrukt gelach, maar niemand durfde juffrouw Walkers woede te riskeren. Billy Simpson raapte mijn hoed op. Ik bedankte hem, maar ik kon de hoed niet meer opzetten. Hij zat onder het stof en de rand was gebroken. Het kon me trouwens toch niet meer schelen of mijn hoofd onbedekt was; ik liep met de andere kinderen mee naar binnen en ging zitten.

Robert en Niles werden gestraft; ze moesten in de hoek blijven zitten, zelfs tijdens de lunchpauze, en ze moesten een uur schoolblijven. Het deed er niet toe wiens schuld het was, verklaarde juffrouw Walker. Vechten was verboden en iedereen die daarop betrapt werd, kreeg straf. Toen ik naar Niles keek, bedankte ik hem met mijn ogen. Over zijn gezicht liep een krab van de kin tot bovenaan zijn linkerwang, en op zijn voorhoofd zat een blauwe plek, maar hij beantwoordde mijn blik met een stralende glimlach.

Juffrouw Walker vroeg me of ik ook wilde blijven na schooltijd om het werk in te halen dat ik gemist had. Terwijl Niles en Robert stilletjes achterin de klas zaten met de handen gevouwen op de lessenaar, kaarsrecht en met opgeheven hoofd, zat ik met juffrouw Walker voorin de klas te werken. Ze probeerde me op te vrolijken door me te vertellen dat mijn haar gauw genoeg weer zou zijn aangegroeid en dat kort haar in sommige plaatsen in de mode was. Vlak voordat we klaar waren, mochten Niles en Robert naar huis, maar niet voordat ze hun een flinke uitbrander had gegeven. Als ze een van hen nog eens betrapte op vechten of hoorde dat ze gevochten hadden, zou ze hun ouders vragen naar school te komen, waarschuwde ze hen. Het was duidelijk aan Roberts gezicht te zien dat hij daar doodsbenauwd voor was. Zodra hij naar huis mocht, holde hij de school uit en rende weg. Niles wachtte onderaan de heuvel op me. Emily was al weg.

'Dat had je niet moeten doen, Niles,' zei ik. 'Je hebt jezelf voor niets in moeilijkheden gebracht.'

'Niet voor niets. Robert is een... een ezel. Het spijt me dat je bonnet kapot is,' zei Niles. Ik droeg hem bovenop mijn boeken.

'Mamma zal het wel erg vinden, denk ik. Het was een van haar lievelingshoeden, maar ik denk niet dat ik nog zal proberen mijn haar te bedekken. Bovendien zegt Louella dat ik het aan de lucht moet blootstellen, want dat het dan harder groeit.'

'Dat klinkt logisch,' zei Niles. 'En ik heb nog een idee,' ging hij verder, met een tinteling in zijn ogen.

'Wat dan?' vroeg ik snel. Hij antwoordde met een grijns. 'Niles Thompson, je vertelt me onmiddellijk wat het is, anders...'

Hij lachte, boog zich naar me toe en fluisterde in mijn oor: 'De magische vijver.'

'Wat? Hoe kan dat nou helpen?'

'Kom maar mee,' zei hij, en pakte mijn hand. Ik had nog nooit hand in hand met een jongen over de openbare weg gelopen. Hij greep mijn hand stevig vast en liep zo snel hij kon. Ik moest bijna hollen om hem bij te kunnen houden. Toen we bij het pad kwamen, renden we net als de eerste keer door het gras, en waren in een oogwenk bij de vijver.

'Allereerst,' zei Niles, terwijl hij aan de rand van het water knielde, zijn handen in het water doopte en weer opstond, 'sprenkelen we het magische water over je haar. Sluit je ogen en doe een wens terwijl ik dat doe,' zei hij. De middagzon scheen door de bomen en deed zijn dikke, donkere haar glanzen. Er lag een tedere blik in zijn ogen toen hij me aankeek. Ik had het gevoel dat we in een mystieke en fantastische omgeving stonden.

Toe dan, doe je ogen dicht,' drong hij aan. Ik gehoorzaamde glimlachend. Ik had in dagen niet geglimlacht. Ik voelde de druppels door mijn korte haren vallen en mijn schedel raken en toen, heel onverwacht, voelde ik Niles' lippen op de mijne. Ik deed verrast mijn ogen open.

'Dat is een van de regels,' zei hij snel. 'Degene die het water over je heen stort, moet de wens met een kus bezegelen.'

'Niles Thompson, dat verzin je op ditzelfde moment.'

Hij haalde glimlachend zijn schouders op.

'Ik kon er niets aan doen,' bekende hij.

'Je wilde me zoenen, zelfs nu ik er zo uitzie?'

'O, ja. En ik wil je nog een keer zoenen,' bekende hij.

Mijn hart bonsde van geluk. Ik haalde diep adem, en zei: 'Doe het dan.'

Was het slecht van me om me nog een keer door hem te laten zoenen? Betekende het dat Emily gelijk had... dat ik zondig was? Het kon me niet schelen. En ik kon ook niet geloven dat ze gelijk had. Niles' lippen op de mijne te voelen was te mooi en zuiver om slecht te kunnen zijn. Ik deed mijn ogen dicht, maar voelde dat hij dichterbij kwam, centimeter voor centimeter. Ik kon hem in al mijn poriën voelen. Mijn huid leek voorzien van een miljard antennes, elke bijna onzichtbare haar trilde.

Hij sloeg zijn armen om me heen en we kusten elkaar inniger en langer dan tevoren. Hij liet me niet los. Toen hij niet langer mijn lippen zoende, zoende hij me op mijn wang en toen weer op mijn lippen, en toen legde hij zijn lippen in mijn hals en ik kreunde zachtjes.

Mijn hele lichaam tintelde van verrukking - op plaatsen waar ik nooit eerder een tinteling had gevoeld. Een golf van warmte ging door me heen, en ik leunde naar voren om zijn lippen weer te voelen.

'Lillian,' fluisterde hij. 'Ik was zo in de war toen jij en Eugenia niet kwamen en ik hoorde wat er gebeurd was. Ik wist hoe ellendig jij je voelde, en ik had zo'n medelijden met je. En toen je niet op school kwam, was ik van plan weer naar je huis te gaan en te proberen je te spreken te krijgen. Ik dacht er zelfs over om 's avonds op het dak te klimmen naar het raam van je slaapkamer.'

'Niles, dat zou je toch niet gedaan hebben? Nee toch?' vroeg ik, tegelijk bang en opgewonden door die mogelijkheid. 'Als ik eens uitgekleed was of in mijn nachthemd?'

'Nog één dag zonder jou en ik had het misschien gedaan,' zei hij dapper.

'Ik dacht datje me zo lelijk zou vinden datje niets meer met me te maken wilde hebben. Ik was bang dat -'

Hij legde zijn vinger op mijn lippen.

'Zeg niet zulke malle dingen.' Hij nam zijn vinger weg en verving die door zijn lippen. Toen hij me weer kuste, voelde ik me slap worden in zijn armen. Mijn benen trilden en langzaam zonken we neer op het gras. Daar verkenden we eikaars gezicht met onze vingers, onze lippen, onze ogen.

'Emily zegt dat ik slecht ben, Niles. Misschien ben ik dat wel,' waarschuwde ik hem. Hij begon te lachen. 'Nee, heus. Ze zegt dat ik een Jona ben en de mensen om me heen ongeluk en droefheid breng, de mensen die... van me houden.'

'Mij breng je alleen maar geluk,' zei hij. 'Emily is de Jona. De Strijkplank,' voegde hij eraan toe, en we lachten. De zinspeling op Emily's platte borsten vestigde zijn aandacht op de mijne. Ik zag dat zijn ogen strak op mijn boezem gericht waren, en als ik mijn ogen dichtdeed, zag ik zijn handen op mijn borsten. Zijn rechterhand rustte op mijn zij. Langzaam liet ik mijn hand zakken tot ik zijn pols omklemde en bracht zijn hand omhoog tot zijn vingers mijn borst beroerden. Eerst verzette hij zich. Ik hoorde dat hij diep ademhaalde, maar ik kon niet ophouden. Ik drukte zijn palm tegen mijn borst en legde mijn lippen op de zijne. Zijn vingers bewogen zich tot ze bleven rusten op de tepel. Ik kreunde van genot. We bleven elkaar kussen en liefkozen. De hitte en hartstocht verspreidden zich in mijn lichaam. Het maakte me bang. Ik wilde meer doen, ik wilde dat Niles me overal aanraakte, maar op de achtergrond kon ik de stem van Emily horen: 'Zondig, zondig, zondig.' Eindelijk maakte ik me van hem los.

'Ik moet naar huis,' zei ik. 'Emily weet natuurlijk hoe laat ik uit school kwam en hoe lang ik erover doe om naar huis te gaan.'

'Natuurlijk,' zei Niles, al keek hij teleurgesteld. We stonden allebei op en borstelden onze kleren af. Toen liepen we zonder iets te zeggen haastig over het pad terug naar de grote weg. Bij de afslag van zijn huis bleven we even staan en keken de weg af. Er was niemand te zien, dus waagden we een snelle afscheidskus, een kort en luchtig zoentje. Maar de hele weg naar huis voelde ik zijn lippen op de mijne, en het gevoel verdween pas toen ik het rijtuig van dokter Cory voor de deur zag staan. Mijn hart zonk in mijn schoenen.

Eugenia, dacht ik. O, nee, er is iets met Eugenia. Ik holde naar de deur. Ik haatte mijzelf omdat ik me zo gelukkig had gevoeld terwijl de arme Eugenia een wanhopige strijd voerde om haar leven.

Ik stormde naar binnen en bleef hijgend in de hal staan. Ik was zo in paniek dat ik me niet kon bewegen. Ik kon de gedempte stemmen horen in Eugenia's kamer. De stemmen werden luider, tot dokter Cory verscheen met papa naast hem en mamma met een betraand gezicht en een zakdoek in haar hand geklemd achter hem. Eén blik op dokter Cory was voldoende om te weten dat het deze keer ernstiger was dan ooit.

'Wat is er met Eugenia?' riep ik. Mamma begon nog harder te huilen. Papa zag vuurrood van gêne en woede.

'Hou op, Georgia. Je schiet er niets mee op en je maakt het allemaal erger voor de anderen.'

'Je moet jezelf niet ook nog ziek maken, Georgia,' zei dokter Cory zachtjes. Mamma's hevige huilbui verminderde tot een zacht gesteun. Toen keek ze naar mij en schudde haar hoofd.

'Eugenia gaat dood,' snikte ze. 'Het is niet eerlijk, maar bij al het andere heeft ze nu ook nog pokken gekregen.'

'Pokken!'

'Haar lichaam is zo verzwakt, dat ze weinig kans maakt,' zei dokter Cory. 'Het overviel haar sneller dan bij een normaal gezond mens het geval zou zijn geweest en ze heeft niet veel kracht over om ertegen te vechten,' zei hij. 'Ze is ongeveer even ver heen als iemand die het al een week heeft.'

Ik begon te huilen. Mijn lichaam schokte zo hevig dat mijn borst pijn deed. Mamma en ik omhelsden elkaar en verborgen onze tranen tegen eikaars schouder.

'Ze ligt... nu in... een coma,' zei mamma tussen haar snikken door. 'Dokter Cory zegt dat het een kwestie van uren is en de kapitein wil dat ze hier sterft, zoals alle Booths.'

'Nee!' gilde ik en rukte me los. Ik holde de gang door naar Eugenia's kamer, waar Louella naast haar bed zat.

'O, Lillian, lieverd,' zei ze, terwijl ze opstond. 'Je moet hier niet komen. Het is besmettelijk.'

'Dat kan me niet schelen,' riep ik, en ging naar Eugenia toe.

Haar borst ging hijgend op en neer; ze snakte naar adem. Ze had donkere kringen onder haar gesloten ogen en haar lippen zagen blauw. Haar huid had al de bleke kleur van een lijk, de zweren staken er scherp en lelijk tegen af. Ik ging op mijn knieën naast haar liggen en drukte de achterkant van haar smalle hand tegen mijn lippen, de lippen die zo kort geleden nog door Niles Thompson waren gekust. Mijn tranen vielen op Eugenia's pols en hand.

'Ga alsjeblieft niet dood, Eugenia,' mompelde ik. 'Alsjeblieft, ga niet dood.'

'Ze kan zelf nu niets meer doen,' zei Louella. 'Het is in Gods hand.'

Ik keek naar Louella en toen naar Eugenia, en de angst dat ik mijn dierbare zusje Eugenia zou verliezen veranderde mijn hart in steen. Ik slikte. De pijn in mijn borst was zo hevig dat ik dacht dat ik naast Eugenia's bed zou flauwvallen.

Haar smalle borst ging op en neer, heviger deze keer, en er klonk een vreemd gerochel in Eugenia's keel.

'Ik zal de dokter halen,' zei Louella, en holde weg.

'Eugenia,' zei ik, terwijl ik opstond en zoals zo vaak naast haar op het bed ging zitten. 'Laat me alsjeblieft niet alleen. Vecht alsjeblieft. Alsjeblieft.' Ik drukte haar hand tegen mijn gezicht en schommelde heen en weer op het bed. Toen lachte ik.

'Ik moet je alles vertellen wat er vandaag met me op school gebeurd is, en wat Niles Thompson heeft gedaan om me te verdedigen. Dat wil je toch horen, hè? Ja toch, Eugenia? En raad eens?' fluisterde ik, me over haar heenbuigend. 'Hij en ik zijn weer bij de magische vijver geweest. Echt waar. En we hebben elkaar steeds weer gezoend. Je wilt er toch alles over horen, hè, Eugenia? Ia?'Haar borst ging omhoog. Ik hoorde papa en dokter Cory binnenkomen. Haar borst zakte weer omlaag, en ze rochelde opnieuw, alleen viel deze keer haar mond open. Dokter Cory legde zijn vingers tegen de zijkanten van haar keel en opende haar oogleden. Ik keek naar hem terwijl hij zich omdraaide naar papa en zijn hoofd schudde.

'Het spijt me, Jed,' zei hij. 'Ze is weg.'

'NEEEE!' gilde ik. 'NEEEE!'

Dokter Cory sloot Eugenia's ogen.

Ik bleef schreeuwen. Louella had haar armen om me heen geslagen en tilde me van het bed, maar ik merkte het nauwelijks. Ik had het gevoel of ik wegzweefde met Eugenia, alsof ik lucht geworden was. Ik keek naar de deuropening of ik mamma zag, maar ze was er niet.

'Waar is mamma?' vroeg ik aan Louella. 'Waar is ze?'

'Ze kon niet terugkomen,' zei ze. 'Ze is naar boven, naar haar kamer.'

Ik schudde ongelovig mijn hoofd. Waarom wilde ze niet hier zijn tijdens Eugenia's laatste ogenblikken? Ik keek verbijsterd naar papa, die naar Eugenia's lichaam staarde. Zijn lippen trilden, maar hij huilde niet. Hij hief zijn schouders op en liet ze weer zakken. Toen draaide hij zich om en liep de kamer uit. Ik keek naar dokter Cory.

'Hoe kon dit zo snel gebeuren?' vroeg ik. 'Het is niet eerlijk.'

'Ze had vaak hoge koorts,' zei hij. 'Ze had vaak influenza. Dit heeft zich heel plotseling geopenbaard. Ze heeft nooit een sterk hart gehad en al die ziekten van haar hebben hun tol geëist.' Hij schudde zijn hoofd. 'Je moet nu sterk zijn, Lillian,' zei hij. 'Je moeder heeft een sterke persoonlijkheid nodig om op te steunen.'

Maar op dat moment maakte ik me geen zorgen over mamma. Mijn verdriet was te groot om ergens anders aan te kunnen denken dan aan mijn dode zusje. Ik keek naar haar, verschrompeld door haar ziekte, zo klein en nietig in het grote, zachte bed, en ik kon alleen maar denken aan haar lach, haar stralende ogen, haar opwinding als ik na school bij haar binnenkwam om haar te vertellen wat er die dag gebeurd was.

Gek, dacht ik, omdat ik dat nooit eerder bedacht had, maar ik had haar bijna net zo hard nodig gehad als zij mij. Toen ik uit haar kamer kwam en door de lange, donkere gangen naar de trap liep, realiseerde ik me hoe wanhopig eenzaam ik voortaan zou zijn. Ik had geen zusje meer om mee te praten, om mijn diepste geheimen te vertellen, niemand om in vertrouwen te nemen en te vertrouwen. Omdat ze alles wat ik deed en voelde had meebeleefd, was Eugenia een deel van me geworden. En zo voelde ik het nu ook - alsof er een deel van me gestorven was. Mijn benen droegen me de trap op, maar ik had niet het gevoel dat ik liep. Het was of ik zweefde.

Toen ik boven was en naar mijn kamer wilde gaan, hief ik mijn hoofd op en zag Emily in de schaduw staan. Ze deed een stap naar voren, zo stram als een standbeeld, en haar handen klemden zich om haar dikke bijbel. Haar vingers zagen krijtwit tegen het donkere leer.

'Ze is begonnen te sterven op de dag waarop jij haar zag,' zei Emily plechtig. 'De donkere schaduw van jouw vervloeking viel over haar ziel en dompelde die in het kwaad dat jij hier in huis hebt gebracht.'

'Nee!' riep ik uit. 'Dat is niet waar. Ik hield van Eugenia; ik hield meer van haar dan jij ooit van iemand zou kunnen houden.' Maar Emily staarde me vernietigend aan.

'Kijk naar het Boek,' zei ze. Haar ogen waren zo strak op me gericht dat het leek of ze zichzelf gehypnotiseerd had. Ze hief de bijbel op en hield hem vlak voor mijn gezicht. 'Hierin staan de woorden die je zullen terugsturen naar de hel, woorden die pijlen, dolken, messen zijn voor je slechte ziel.'

Ik schudde mijn hoofd.

'Laat me met rust, ik ben niet slecht!' schreeuwde ik. Ik rende weg, weg van haar beschuldigende ogen en hatelijke woorden, weg van haar versteende gezicht, haar benige handen en stramme lichaam, Ik holde mijn kamer in en sloeg de deur achter me dicht. Toen liet ik me op bed vallen en huilde tot ik geen tranen meer had.

De schaduw van de dood lag over The Meadows en het huis. Alle knechten en bedienden, Henry en Tottie, iedereen was zwijgzaam en terneergeslagen en zat of stond met gebogen hoofd, verzonken in gebed. Iedereen die Eugenia gekend had huilde. De hele middag hoorde ik mensen komen en gaan. Een overlijden, net als een geboorte, veroorzaakte altijd een golf van activiteit op de plantage. Eindelijk stond ik op en liep naar het raam. Zelfs de vogels leken bedroefd; ze zaten op de takken van de magnolia's en de ceders als schildwachten die een heilige grond bewaken.

Ik stond voor het raam en zag de nacht naderen als een zomerse onweersbui en overal zijn schaduw werpen. Maar er waren sterren, heel veel sterren, waarvan sommige helderder schitterden dan ooit.

'Ze heten Eugenia welkom,' fluisterde ik. 'Het is haar goedheid die ze zo doet stralen. Zorg goed voor mijn kleine zusje,' smeekte ik hen.

Louella klopte op mijn deur.

'De kapitein... de kapitein zit op zijn stoel aan de eettafel,' zei ze. 'Hij wacht om een speciaal gebed te zeggen voor de maaltijd.'

'Wie kan nou iets eten?' riep ik uit. 'Hoe kunnen ze aan eten denken op een moment als dit?' Louella gaf geen antwoord. Ze legde haar hand voor haar mond en draaide zich even om. Toen beheerste ze zich en keek me weer aan. 'Ik zou maar naar beneden gaan, juffrouw Lillian.'

'En Eugenia dan?' vroeg ik, met zo'n ijle stem dat mijn woorden bijna niet te horen waren.

'De kapitein heeft de begrafenisondernemer laten komen en ze kleden haar in haar eigen kamer, waar ze opgebaard zal liggen tot de begrafenis. De dominee komt morgenochtend om een gebedswake te leiden.'

Zonder de moeite te nemen mijn betraande gezicht te wassen, volgde ik Louella de trap af naar de eetkamer, waar mamma, in het zwart gekleed, met een doodsbleek gezicht en gesloten ogen, aan tafel zat en zachtjes heen en

weer schommelde op haar stoel. Emily droeg ook een zwarte jurk, maar papa had zich niet verkleed. Ik ging zitten.

Papa boog zijn hoofd, en mamma en Emily deden hetzelfde. Ik ook.

'God, wij danken u voor uw zegeningen en hopen dat u onze dochter die zo vroeg is heengegaan in uw hart zult opnemen. Amen,' zei hij snel, en pakte de schaal met aardappelpuree. Mijn mond viel open.

Was dat alles? We zaten altijd zo'n twintig tot dertig minuten te luisteren naar gebeden en bijbellezen voor we mochten eten. En dat was alles wat er gezegd werd voor Eugenia voordat papa ging eten en wij ook opgediend kregen? Wie kon er nu een hap naar binnen krijgen? Mamma haalde diep adem en glimlachte naar mij.

'Ze heeft nu rust, Lillian,' zei ze. 'Ze heeft eindelijk vrede gevonden. Ze hoeft niet meer te lijden. Wees blij voor haar.'

'Blij? Mamma, ik kan niet blij zijn,' riep ik. 'Ik kan nooit meer blij zijn!'

'Lillian!' snauwde papa. 'Ik wens geen hysterie aan tafel. Eugenia heeft geleden en gestreden en God heeft besloten haar uit haar ellende te helpen en daarmee uit. Eet nu en gedraag je als een Booth, zelfs al -'

'Jed!' riep mamma.

Hij keek naar haar en toen naar mij.

'Eet,' zei hij.

'U wilde zeggen, zelfs al ben ik geen Booth, hè, papa? Dat wilde u toch zeggen?' zei ik beschuldigend, zijn woede riskerend.

'Nou en?' vroeg Emily meesmuilend. 'Je bent toch geen Booth? Hij liegt niet.'

'Ik wil geen Booth zijn als het betekent dat Eugenia zo gauw vergeten wordt,' zei ik uitdagend.

Papa reikte over de tafel en sloeg me zo snel en hard in mijn gezicht dat ik bijna van mijn stoel vloog.

'JED!' schreeuwde mamma.

'Zo is het genoeg!' zei papa, terwijl hij opstond. Hij keek woedend op me neer en leek bijna twee keer zo groot als anders.

'Je mag blij zijn datje de naam Booth draagt. Het is een trotse, historische naam, een gift die je altijd hoort te waarderen, anders stuur ik je naar een tehuis voor weeskinderen, heb je me gehoord? Heb je me gehoord?' herhaalde papa, die dreigend met zijn vinger schudde.

'Ja, papa,' zei ik toonloos, maar de pijn was nog in mijn ogen te zien en ik wist zeker dat dat alles was wat hij zag.

'Ze moet zeggen dat het haar spijt,' zei Emily.

'Ja, dat moet je,' was papa het met haar eens.

'Het spijt me, papa,' zei ik. 'Maar ik kan niet eten. Mag ik alstublieft opstaan, papa.'

'Wat je wilt,' zei hij, en ging zitten.

'Dank u, papa,' zei ik, en stond snel op.

'Lillian,' riep mamma toen ik van tafel wegliep, 'straks heb je honger.'

'Nee, mamma.'

'Ik eet een klein beetje, alleen om geen honger te hebben,' legde ze uit. Het leek of de tragedie de klok jaren had teruggezet en haar geest nu die van een klein meisje was. Ik kon niet kwaad zijn op haar.

'Goed, mamma. Ik praat later wel met u,' zei ik, en liep haastig weg, dankbaar voor de kans om te ontsnappen.

Toen ik de kamer uit was, liep ik uit macht der gewoonte naar Eugenia's kamer, maar ik ging niet terug. Ik liep door naar haar kamer en keek naar binnen. Het enige licht kwam van een lange kaars die achter en boven Eugenia's hoofd stond. Ik zag dat de begrafenisondernemer haar in een van haar zwarte jurken had gekleed. Haar haar was netjes rond haar gezicht geborsteld, dat zo wit zag als de kaars. Haar handen lagen op haar buik en daarin hield ze een bijbel. Ze zag er vredig uit. Misschien had papa gelijk; misschien moest ik blij zijn dat ze bij God was.

'Welterusten, Eugenia,' fluisterde ik. Toen draaide ik me om en holde naar mijn kamer, vluchtte naar de welkome duisternis en de verlichting van de slaap.

De dominee was de eerste die de volgende ochtend vroeg kwam, maar naarmate de dag verstreek hoorden steeds meer buren dat Eugenia overleden was en kwamen hun deelneming betuigen. Emily stond naast de dominee, bij de deur in Eugenia's kamer, met gebogen hoofd, haar lippen bijna synchroon bewegend met de zijne, terwijl hij gebeden en psalmen reciteerde. Op een gegeven moment hoorde ik zelfs dat ze hem corrigeerde toen hij zich versprak.

De mannen trokken zich zo snel mogelijk terug in papa's studeerkamer voor een glas whisky, en de vrouwen stonden in de zitkamer om mamma heen en troostten haar. Ze lag het grootste deel van de dag met een bleek gezicht op haar chaise longue, haar lange, zwarte jurk over de rand gedrapeerd. Haar vriendinnen kwamen naar haar toe, gaven haar een zoen en omhelsden haar, en ze klampte zich lange tijd vast aan hun handen terwijl ze snufte en snikte.

Louella maakte bladen met eten en drinken gereed, en het huispersoneel bracht ze rond. Op een gegeven moment waren er 's middags zoveel mensen, dat het me deed denken aan een van onze feestelijke party's. De stemmen klonken luider. Hier en daar hoorde ik gelach. Tegen het eind van de middag discussieerden de mannen met papa over politiek en zaken, alsof het een van hun gebruikelijke bijeenkomsten was. Ik kon niet anders dan bewondering hebben voor Emily, die geen ogenblik glimlachte, nauwelijks at en geen seconde haar bijbel losliet. Ze stond als een rots in de branding, een levende herinnering aan de ware reden voor deze middag. De meeste mensen konden het niet verdragen om naar haar te kijken of lang in haar buurt te blijven.

Ik kon aan hun gezicht zien hoe ze hen deprimeerde.

Eugenia zou natuurlijk begraven worden in het familiegraf op The Meadows. Toen de begrafenisondernemer arriveerde met de kist, knikten mijn knieën en beefde ik zo erg dat ik niet kon blijven staan. Alleen al het zien van die donkere eikehouten kist die naar binnen werd gedragen gaf me het gevoel of iemand me een stomp in mijn maag had gegeven. Ik ging naar de badkamer en braakte elk hapje eruit dat ik die dag naar binnen had kunnen krijgen.

Mamma werd gevraagd of ze naar beneden wilde komen om nog een laatste keer naar Eugenia te kijken voordat de kist gesloten werd. Zij kon het niet, maar ik deed het wel. Ik moest de kracht zien te vinden voor een laatste afscheid van Eugenia. Langzaam, met bonzend hart ging ik naar binnen. De dominee begroette me bij de deur.

'Je zuster ziet er mooi uit,' zei hij. 'Ze hebben goed werk gedaan.'

Ik keek verbaasd naar zijn magere, benige gezicht. Hoe kon iemand er nu mooi uitzien in de dood? Eugenia ging niet naar een feest. Ze stond op het punt begraven te worden en voor eeuwig en altijd te worden weggesloten in het donker, en als er een hemel was waar haar ziel naartoe zou gaan, had het uiterlijk van haar lichaam niets te maken met wat ze in alle eeuwigheid zou zijn.

Ik wendde me van hem af en liep naar de kist. Emily stond aan de andere kant, met gesloten ogen, haar hoofd enigszins schuin, terwijl ze de bijbel tegen haar boezem drukte. Ik wilde dat ik gisteravond laat naar Eugenia's kamer was gegaan, toen er niemand was. Wat ik tegen haar wilde zeggen mocht niemand horen, zeker Emily niet. Ik moest het zwijgend zeggen.

'Dag, Eugenia. Ik zal je mijn hele leven blijven missen. Maar altijd als ik lach, weet ik dat ik jou ook zal horen lachen. Als ik huil, weet ik dat ik jou ook zal horen huilen. Ik zal voor ons beiden verliefd worden op een geweldige man, en ik zal twee keer zoveel van hem houden omdat jij bij me zult zijn. Alles wat ik doe, zal ik ook voor jou doen.

'Vaarwel, liefste zusje van me, mijn kleine zusje, die me altijd heeft gekend als haar echte zusje. Vaarwel, Eugenia,' fluisterde ik, en boog me over de kist om mijn lippen op haar koude wang te drukken. Toen ik een stap achteruit deed, gingen Emily's ogen zo plotseling open als de ogen van een pop.

Ze staarde naar me, met een bevreesd gezicht. Het was of ze iets of iemand zag, iets dat haar de doodsangst op het lijf joeg. Zelfs de dominee schrok van haar reactie en deed een stap achteruit, met zijn hand op zijn hart.

'Wat is er, zuster?' vroeg hij.

'Satan!' gilde Emily. 'Ik zie Satan!'

'Nee, zuster,' zei de dominee. 'Nee.'

Maar Emily bleef stokstijf staan. Ze hief haar arm op en wees recht naar mij.

'Ga weg, Satan!' beval ze.

De dominee keek naar mij. Ook op zijn gezicht stond nu angst te lezen. Ik kon zijn gedachten raden toen ik de angstige blik in zijn ogen zag. Als Emily, zijn vroomste volgelinge, de godvruchtigste jonge vrouw die hij ooit had ontmoet, zei dat ze een visioen had van Satan, dan moest dat wel waar zijn.

Ik holde de deur uit naar mijn eigen kamer, waar ik wachtte tot de begrafenis zou beginnen. De minuten leken uren. Eindelijk was het tijd, en ik ging naar mamma en papa. Papa moest mamma stevig vasthouden toen ze de trap afliepen en zich bij de rest van het gezelschap voegden. Henry had het rijtuig voorgereden, vlak achter de lijkwagen. Hij hield zijn hoofd gebogen en toen hij naar me keek, zag ik dat zijn ogen vol tranen stonden. Mamma, papa, Emily, de dominee en ik stapten in het rijtuig. De rouwenden stonden achter ons opgesteld over de hele oprijlaan, onder de laan van donkere ceders. Ik zag de Thompson-tweeling en Niles bij hun ouders staan. Niles' gezicht stond medelevend en verdrietig, en toen ik de warme blik in zijn ogen zag, wilde ik dat hij naast me kon zitten in het rijtuig, mijn hand kon vasthouden, met zijn armen troostend om me heen geslagen.

Het was een perfecte dag voor een begrafenis, somber, met een bedekte lucht, waarin de wolken treurend boven ons leken te hangen. Er stond een zachte bries. Alle bedienden en knechten liepen langzaam achter de stoet aan. Vlak voordat de stoet zich in beweging zette, zag ik een zwerm zwaluwen omhoogvliegen, in de richting van de bossen, alsof ze vluchtten voor zoveel droefheid.

Mamma begon zachtjes te huilen. Papa zat er onbewogen bij, met zijn gezicht naar voren gericht, zijn armen langs zijn zij. Zijn gezicht zag grauw. Ik hield mamma's hand vast. Emily en de dominee zaten tegenover ons, vastgeplakt aan hun bijbels.

Maar pas toen ik zag hoe Eugenia's kist werd opgetild en naar het graf gedragen, drong het goed tot me door dat mijn zusje - mijn liefste vriendin - me voorgoed verlaten had. Ten slotte omhelsde papa mamma en kon ze tegen hem aanleunen en haar hoofd op zijn schouder leggen, toen de dominee de laatste gebeden zei.

Toen ik de woorden hoorde: '... tot stof zult gij wederkeren', begon ik zo hard te huilen dat Louella naar me toekwam en haar arm om me heen sloeg. Toen het voorbij was, verliet het gezelschap de plaats van het graf en liep zwijgend weg. Dokter Cory kwam naar het rijtuig van papa en mamma, en fluisterde mamma een paar woorden van troost in de oren. Ze leek bijna bewusteloos, ze hield haar hoofd achterovergebogen en haar ogen waren gesloten. Het rijtuig bracht ons terug naar huis, waar Louella en Tottie mamma naar binnen hielpen en de trap op naar haar kamer.

De rest van de dag bleven de mensen komen en gaan. Ik stond in de zitkamer om iedereen te begroeten en de condoleanties in ontvangst te nemen. Ik zag dat iedereen die Emily benaderde zich onbehaaglijk voelde. Begrafenissen zijn toch al moeilijk, en Emily deed niet bepaald haar best de mensen op hun gemak te stellen. Ze praatten liever met mij. Iedereen zei hetzelfde - dat ik sterk moest zijn om mijn moeder te helpen, en dat er nu een eind was gekomen aan Eugenia's lijden.

Niles was lief. Hij bracht me iets te eten en te drinken en bleef het grootste deel van de dag dicht bij me. Telkens als hij naar me toekwam, keek Emily met een boosaardige blik naar ons, maar het kon me niet schelen. Eindelijk konden Niles en ik even weg en naar buiten. Langzaam liepen we rond de westkant van het huis.

'Het is niet eerlijk dat iemand die zo aardig is als Eugenia zo jong moet sterven,' zei Niles ten slotte. 'Het kan me niet schelen wat de dominee aan het graf zei.'

'Laat Emily dat maar niet horen, anders laat ze je veroordelen tot de hel,' mompelde ik. Niles lachte. We bleven even staan en keken in de richting van het graf. 'Het zal heel eenzaam voor me zijn zonder mijn kleine zusje,' zei ik. Niles zei niets, maar drukte even mijn hand.

De zon ging onder. Donkere schaduwen verspreidden zich over het land. In de verte braken de wolken en werd de blauwzwarte lucht zichtbaar met de belofte van een sterrenhemel. Niles sloeg zijn arm om me heen. Het leek juist erg goed, of we bij elkaar hoorden. Ik legde mijn hoofd op zijn schouder. Zo bleven we zwijgend staan, uitkijkend over The Meadows, twee jonge mensen, verward en verbijsterd door de mengeling van schoonheid en tragedie, door de macht van het leven en de macht van de dood.

'Ik weet dat je je zusje zult missen,' zei Niles. 'Maar ik zal mijn uiterste best doen te voorkomen dat je je eenzaam voelt.' Hij gaf me een zoen op mijn voorhoofd.

'Net wat ik dacht,' hoorden we Emily zeggen. We draaiden ons om en ik zag dat ze achter ons stond. 'Ik dacht wel dat jullie hier zoiets zouden doen, zelfs op deze dag.'

'We doen niets kwaads, Emily. Laat ons met rust,' snauwde ik, maar ze glimlachte slechts. Ze keek naar Niles.

'Stommeling,' zei ze. 'Ze zal je alleen maar vergiftigen, zoals ze alles en iedereen heeft vergiftigd vanaf de dag van haar geboorte.'

'Jij bent het enige gif hier,' antwoordde Niles. Emily schudde haar hoofd.

'Je verdient wat je krijgt,' snauwde ze. 'Je verdient al het lijden en alle moeilijkheden die ze je zal brengen.'

'Ga weg! Laat ons met rust!' zei ik. 'Ga weg.' Ik bukte me en pakte een steen op. 'Of ik zweer je dat ik je hiermee zal slaan,' en hief mijn arm op.

Emily deed me verbaasd staan door uitdagend naar voren te lopen, zonder een greintje angst in haar gezicht.

'Dacht je dat je mij kwaad kon doen? Ik heb een fort om me heen. Mijn vroomheid heeft sterke muren opgetrokken die je beletten me aan te raken. Maar jij,' zei ze, zich tot Niles richtend, 'jij hebt zo'n fort niet. De vingers van de duivel klemmen zich al om je ziel terwijl we hier staan te praten. God zij je genadig,' besloot ze, en met die woorden liep ze weg.

Ik liet de steen vallen en begon te huilen. Niles omhelsde me.

'Laat je niet bang maken door haar,' zei hij. 'Mij maakt ze niet bang.'

'O, Niles, als ze eens gelijk heeft?' kreunde ik. 'Als ik echt eens een vervloeking ben?'

'Dan ben je de mooiste en liefste vervloeking die ik ken,' antwoordde hij, en veegde mijn tranen weg voordat hij me een zoen op mijn wang gaf.

Ik keek in zijn donkere ogen en glimlachte.

Emily kon geen gelijk hebben; het kon gewoon niet, dacht ik. Maar toen Niles en ik weer naar binnen gingen, bleef er een schaduw van twijfel. Alles wat er gebeurd was en alles wat nog zou gebeuren, leek deel uit te maken van een duister lot, dat lang voor mijn geboorte was bepaald en dat pas voltrokken zou zijn op de dag van mijn dood. In een wereld waarin de kleine Eugenia een vroege en onverdiende dood was gestorven, leek niets te wreed of te onrechtvaardig.