DE WAARHEID VALT NIET TE ONTKENNEN

Toen mamma terugkwam om met me te praten, lag ik opgerold in bed met de deken tot aan mijn kin opgetrokken. Kort nadat ze weg was kreeg ik hevige koude rillingen, die mijn tanden deden klapperen. Zelfs met mijn deken stevig om me heen gewikkeld, kon ik niet warm genoeg worden om het rillen te doen bedaren. Ik had het gevoel dat ik weer in die koude plas was gevallen.

'O, arme lieverd,' riep mamma uit, en ze liep haastig naar me toe. Ze dacht dat ik alleen maar naar bed was gegaan om die afschuwelijke dingen die waren gezegd. Ze streek mijn haar naar achteren en gaf me een zoen op mijn wang. 'Je gloeit helemaal!' zei ze.

'Nee, mamma, ik heb het zo kou... kou... koud,' zei ik, maar ze schudde haar hoofd.

'Je hebt natuurlijk kou gevat toen je in die plas bent gevallen en de hele dag in een natte jurk hebt rondgelopen. Nu heb je hoge koorts. De onderwijzeres had je meteen naar huis moeten sturen.'

'Nee, mamma. Ik heb mijn jurk gedroogd en juffrouw Walker heeft me de helft van haar eigen lunch gegeven,' zei ik. Mamma staarde me aan of ik wartaal sprak en schudde haar hoofd. Toen legde ze haar hand weer op mijn voorhoofd en slaakte een kreet van schrik.

'Je voorhoofd voelt zo heet. Ik zal dokter Cory laten komen,' besloot ze. Ze holde naar buiten om Henry te zoeken.

Sinds Eugenia met een longkwaal was geboren, raakte mamma in paniek als ik, Emily of papa ook maar een heel klein beetje ziek was. Dan liep ze handenwringend rond in de kamer. Haar gezicht werd doodsbleek en haar ogen groot van angst. De oude dokter Cory was al zo vaak ontboden dat papa beweerde dat zijn paard de weg blindelings kon vinden. Soms was mamma zo in alle staten dat ze erop stond dat Henry hem onmiddellijk in ons rijtuig hierheen bracht en niet zou wachten tot de dokter zijn eigen koets had ingespannen.

Dokter Cory woonde aan de noordkant van Upland Station in een klein huisje. Hij was een noorderling die door zijn familie naar het zuiden was gebracht toen hij zes was. Papa noemde hem een 'bekeerde Yankee'. Dokter Cory was een van de eerste bewoners van Upland Station die een telefoon had, maar wij hadden er nog steeds geen. Papa zei dat als hij een van die babbelapparaten in huis nam, mamma de hele dag met de hoorn tegen haar oor geplakt zou zitten, en het was al erg genoeg dat ze eens per week met de andere hennen kakelde.

Dokter Cory was een kleine man, met aardbeikleurige haar dat doorstreept was met grijs, en amandelvormige ogen die altijd zo vriendelijk keken en zo jong leken dat ze me altijd op mijn gemak stelden zodra hij zijn bezorgde blik op me richtte. Hij had altijd een snoepje bij zich in zijn versleten, donkerbruine leren tas. Soms was het een lollie, soms een zuurstok.

Terwijl we wachtten tot hij kwam, liet mamma me door een van de dienstmeisjes nog een doorgestikte deken brengen. Het extra gewicht en de warmte maakten dat ik me wat behaaglijker voelde. Louella bracht zoete thee, die mamma me met een theelepeltje voerde. Ik had moeite met slikken, en dat maakte haar nog zenuwachtiger.

'O, hemeltje, hemeltje,' steunde ze. 'Als het eens roodvonk is of tetanus of keelontsteking.' Ze prevelde haar litanie van mogelijke ziekten. Ze noemde altijd alles op wat ze zich uit het medische handboek kon herinneren. Haar lelieblanke wangen waren gevlekt en haar hals zag rood. Als mamma zo erg van streek was, kreeg ze altijd rode vlekken in haar gezicht.

'Het lijkt niet op roodvonk of tetanus,' zei Louella. 'Mijn zuster is aan roodvonk gestorven, en ik heb een smid gekend die aan tetanus is doodgegaan.'

'Ooooooo,' kreunde mamma. Ze liep van het raam naar de deur en terug naar het raam, om te zien of dokter Cory al kwam. ik heb tegen de kapitein gezegd dat we toch echt telefoon moeten hebben. Hij kan toch zo koppig zijn.'

Ze ratelde door, verdiepte zich in haar eigen gedachten om zichzelf te troosten. Eindelijk, na wat oneindig lang wachten leek, kwam dokter Cory, en Louella, ging naar beneden om hem binnen te laten. Mamma knikte zwijgend naar mij. Ik lag ingepakt in bed toen hij de kamer binnenkwam.

'Maak jij je nu niet ook nog ziek van ongerustheid, Georgia,' zei hij ferm.

Hij ging op bed zitten en glimlachte naar me.

'Hoe gaat het, Lillian?' vroeg hij.

ik heb het nog zo koud,' klaagde ik.

ik zie het. Daar zullen we wat aan doen.' Hij maakte zijn tas open en haalde zijn stethoscoop eruit. Ik bereidde me voor op het ijskoude metaal op mijn huid, toen hij me vroeg rechtop te gaan zitten en mijn nachthemd op te trekken, dus kromp ik al ineen nog voor hij me aanraakte. Hij lachte en blies op zijn stethoscoop voordat hij die op mijn rug plaatste. Toen vroeg hij me diep adem te halen. Hij beluisterde mijn borst en ik haalde weer zo diep mogelijk adem.

Hij nam mijn temperatuur op; ik moest mijn mond opendoen en 'Ah' zeggen en toen keek hij in mijn oren. Terwijl hij me onderzocht wond mamma zich op over het voorval op weg naar school.

'Wie weet wat er in die plas zat? Hij kan wel vol bacillen hebben gezeten,' jammerde ze.

Eindelijk stak dokter Cory zijn hand in zijn tas en haalde er een lollie uit.

'Dat is goed voor je keel,' zei hij.

'Wat is het? Wat mankeert haar, dokter?' vroeg mamma, toen hij rustig opstond en alles weer terugstopte in zijn tas.

'Haar keel ziet een beetje rood, een kleine infectie. Niets ernstigs, Georgia, geloof me. Dit komt vaak voor bij de wisseling van de seizoenen. Ik zal haar wat aspirine en sulfer geven. Met voldoende bedrust en warme thee is ze over een dag of wat weer kerngezond,' beloofde dokter Cory.

'Maar ik moet naar school!' riep ik uit. ik ben vandaag net begonnen.'

ik ben bang dat je meteen al een kleine vakantie zult moeten nemen, kindlief,' zei dokter Cory. Als ik me eerst al ongelukkig voelde, was dat niets vergeleken bij nu. De allereerste week, de tweede dag, niet naar school kunnen? Wat moest juffrouw Walker wel van me denken.

Ik kon er niets aan doen, ik begon te huilen. Na de afschuwelijke dingen die Emily had gezegd en mamma niet had ontkend, leek dit ondraaglijk.

'Kom, kom,' zei dokter Cory. 'Op deze manier maak je jezelf nog zieker en duurt het nog langer voor je weer naar school kunt.'

Zijn woorden maakten een abrupt einde aan mijn gesnik, al kon ik het schokken van mijn lichaam niet bedwingen. Hij gaf mamma de pillen die ik moest innemen en vertrok. Ze volgde hem naar buiten; ze moest nog steeds gerustgesteld worden dat het echt niet ernstig was. Ik hoorde hen mompelen in de gang en toen hoorde ik dokter Cory's voetstappen wegsterven. Ik deed mijn ogen dicht. De tranen brandden achter mijn oogleden. Mamma kwam terug met het medicijn. Toen ik het had ingenomen liet ik me achterover op het kussen vallen en viel in slaap.

Ik sliep heel lang, en toen ik eindelijk wakker werd zag ik dat het buiten pikdonker was. Mamma had een kleine olielamp in mijn kamer laten branden en een van de dienstmeisjes, Tottie, opdracht gegeven om bij me te blijven zitten en op me te letten. Maar ze was zelf in de stoel in slaap gevallen. Ik voelde me weer wat beter. De rillingen waren verdwenen, al voelde mijn keel zo droog als bordpapier. Ik kreunde en Tottie opende snel haar ogen.

'O, bent u wakker, juffrouw Lillian? Hoe voelt u zich?'

ik wil wat drinken, Tottie. Alsjeblieft,' zei ik.

ik zal het direct aan mevrouw Booth vragen,' zei ze en holde weg. Bijna onmiddellijk daarna kwam mamma binnen. Ze deed het licht aan en voelde mijn voorhoofd.

'Lijkt me beter,' verklaarde ze, en slaakte een zucht van bezorgdheid.

ik heb zo'n dorst, mamma.'

'Louella is op weg met thee en toast en jam, lieverd,' zei ze, en ging op mijn bed zitten.

'Mamma, ik vind het zo erg dat ik morgen niet naar school kan. Het is niet eerlijk.'

ik weet het, lieverd, maar je kunt niet naar school als je ziek bent. Dan word je nog zieker.'

Ik deed mijn ogen dicht en weer open, terwijl mamma mijn bed en de kussens opschudde. Toen Louella kwam met het theeblad, hielpen ze me overeind. Mamma bleef naast me zitten terwijl ik theedronk en een toastje at.

'Mamma,' zei ik. Ik herinnerde me weer waarom ik me zo ellendig voelde. 'Wat bedoelde Emily toen ze zei dat ik niet haar zusje ben? Wat wilde je me vertellen?'

Mamma zuchtte diep, zoals ze altijd deed als ze vond dat ik te veel vragen stelde. Toen schudde ze haar hoofd en wuifde zich koelte toe met het kanten zakdoekje dat ze in de rechtermouw van haar jurk bewaarde.

'Emily heeft iets heel slechts gedaan, toen ze dat tegen je zei. De kapitein is ook woedend op haar en we hebben haar vanavond naar haar kamer gestuurd,' zei mamma. Maar ik dacht niet dat dat zo'n straf zou zijn voor Emily. Ze zat liever in haar kamer dan bij het gezin.

'Waarom was het zo slecht, mamma?' vroeg ik verward.

'Het was slecht omdat Emily beter hoorde te weten. Ze is ouder dan jij, en was toen oud genoeg om te weten wat er gebeurd was. De kapitein heeft met haar gepraat en haar nadrukkelijk gezegd hoe belangrijk het was dat je het niet mocht weten voordat je oud genoeg was om het te begrijpen. Hoewel Emily toen maar iets jonger was dan jij nu, wisten we dat ze begreep hoe belangrijk het was iets geheim te houden.'

'Wat is het geheim?' vroeg ik fluisterend. Ik was nog nooit zo geboeid geweest door iets dat mamma me vertelde. Henry zei altijd dat huizen en families in het zuiden kasten vol geheimen hadden. 'Als je een kastdeur open zou maken die jarenlang gesloten is gebleven, zouden de geheimen eruit rollen.' Ik wist wel niet precies wat hij bedoelde, maar ik vond niets spannender dan een mysterie of een spookverhaal.

Met tegenzin, haar handen in haar schoot gevouwen en een verdrietige blik in haar mooie zachtblauwe ogen, haalde mamma diep adem en begon.

'Zoals je weet, heb ik een jongere zuster gehad, Violet. Ze was erg knap en erg teer... zo teer als een viooltje. Ze hoefde 's middags maar een paar minuten in de zon te staan, en haar sneeuwblanke huid werd vuurrood. Ze had dezelfde blauwgrijze ogen en wipneus als jij. Eigenlijk was haar gezichtje niet veel groter dan dat van Eugenia. Mijn papa noemde haar zijn kleine duveltje, maar mijn mama vond het vreselijk als hij dat zei.

'Maar goed, ze was iets ouder dan zestien, toen een knappe jongeman, de zoon van een van onze buren, haar het hof begon te maken. Hij heette Aaron en iedereen zei dat hij de grond aanbad waarop Violet liep, en zij was dol op hem. De mensen vonden het heel romantisch, het soort liefdesverhaal waarover je las in boeken, even mooi en fascinerend als Romeo en Julia, maar helaas, even tragisch.

'Aaron vroeg mijn vader om toestemming voor zijn huwelijk met Violet, maar mijn papa was heel bezitterig ten opzichte van zijn lievelingsdochter.

Hij bleef beloven er serieus over na te denken, maar stelde een beslissing zo lang mogelijk uit.

'Nu,' zei mamma met een droevige zucht, terwijl ze haar ogen afveegde met haar zakdoekje, 'als ik eraan denk wat er gebeurd is, lijkt het wel of papa de toekomst kende en hij Violet zo lang mogelijk wilde beschermen tegen verdriet en ongeluk. Maar,' ging mamma verder, 'in die tijd was het nog moeilijker dan nu voor een jonge vrouw om iets anders te doen dan trouwen. Het was Violets bestemming, net zoals het de mijne was... trouwen met een man van goede stand, een man die respect verdient.

'En dus gaf papa eindelijk toe, en Violet en Aaron trouwden. Het was een mooie bruiloft. Violet zag eruit als een kindbruidje, niet ouder dan twaalf, in haar bruidsjurk. Iedereen maakte er een opmerking over.

'Kort daarna werd ze zwanger.' Mamma lachte, ik herinner me dat er zelfs na vijf maanden nog bijna niets te zien was.' Mamma's glimlach verdween. 'Maar toen ze in de zesde maand was, gebeurde er een ramp. Aaron werd tijdens een storm van zijn paard geworpen en sloeg met zijn hoofd tegen een steen. Hij was op slag dood,' zei mamma met stokkende stem. Ze slikte even voor ze verderging.

'Violet was wanhopig. Ze verwelkte snel, als een bloem zonder zonlicht, want haar liefde was haar zon; die bracht vreugde en belofte in haar leven. Inmiddels was onze papa ook overleden, dus voelde ze zich erg alleen. Het was pijnlijk te zien hoe ze wegkwijnde: Haar mooie haar werd dof en kleurloos, haar ogen stonden altijd somber, haar teint werd steeds bleker en ziekelijker en het kon haar niet meer schelen wat ze aantrok.

'Vrouwen die zwanger worden,' zei mamma, 'zien er meestal gezonder uit dan ooit. Als de zwangerschap goed verloopt, is het of de baby hun lichaam verrijkt. Begrijp je, Lillian?'

Ik knikte, al begreep ik het niet echt. De meeste zwangere vrouwen die ik had gezien zagen er allemaal dik en onhandig uit, ze kreunden als ze gingen zitten, kreunden als ze opstonden en hielden altijd hun buik vast, alsof de baby er elk moment uit kon vallen. Mamma glimlachte en streek over mijn haar.

in ieder geval, verzwakt door de tragedie, verzwakt door haar verdriet, werd Violet niet sterker en gezonder. Ze ondervond de zwangerschap nu als een last en bracht elke dag lange uren door met het betreuren van haar verloren liefde.

'De baby, die het verdriet in haar hele lichaam voelde, besloot vroeger geboren te worden dan ze geacht werd te doen. Op een avond kreeg Violet hevige pijn en de dokter werd geroepen. De bevalling leek eindeloos te duren. Het ging de hele nacht door, tot ver in de ochtend. Ik zat naast haar en hield haar hand vast, veegde haar voorhoofd af, troostte haar zo goed als ik kon, maar de inspanning was teveel.

'Later in de ochtend van de volgende dag, werd jij geboren, Lillian. Je was een mooie baby met volledig en goed gevormde gelaatstrekken. Iedereen bewonderde je, en iedereen hoopte dat Violet na jouw geboorte weer zou opknappen, dat het haar iets zou geven om voor te leven, maar helaas was het al te laat.

'Kort nadat jij je entree had gemaakt, hield Violets hart op met kloppen. Het was of ze net zo lang in leven was gebleven tot jij geboren zou worden, en haar en Aarons kind het levenslicht zou zien. Ze stierf in haar slaap, met een zachte, vriendelijke glimlach op haar gezicht. Ik wist zeker dat Aaron aan de andere kant op haar wachtte, met uitgestoken hand, zijn armen gereed om haar ziel te omarmen en met de zijne te verenigen.

'Mijn mamma was te oud en te ziek om voor een kind te kunnen zorgen, dus nam ik je mee naar The Meadows. De kapitein en ik besloten je groot te brengen alsof je ons eigen kind was. Emily was toen vier jaar en een paar maanden, dus wist ze dat we de baby van mijn zuster hadden meegenomen om bij ons te komen wonen. Maar we praatten met haar erover en drukten haar op het hart het geheim te bewaren. We wilden dat je een fijne, onbezorgde jeugd zou beleven en altijd het gevoel zou hebben datje bij ons hoorde. We wilden je zo lang we konden beschermen tegen tragedies en verdriet.

'O, Lillian, lieverd,' zei mamma terwijl ze me omhelsde. 'Je moet ons altijd beschouwen als je vader en moeder, en niet als je oom en tante, want we houden net zoveel van jou als van onze twee andere dochters. Wil je zo aan ons blijven denken? Altijd?'

Ik wist niet hoe ik anders aan ze zou moeten denken, dus ik knikte, maar diep in mijn hart voelde ik een knagende pijn, en ik wist dat die niet zou verdwijnen. Die zou eeuwig blijven bestaan en me er altijd aan herinneren dat ik een weeskind was en dat de twee mensen die me zouden hebben liefgehad en gekoesterd, net zoveel als ze van elkaar hielden, van me waren weggenomen voordat ik zelfs maar de kans had gehad hen te zien. Ik wilde graag meer over hen weten.

Ik had foto's gezien van Violet en ik wist dat er nog meer waren, maar ik had nooit met zoveel belangstelling ernaar gekeken als ik voortaan zou doen. Tot nu toe was ze niet meer dan een gezicht, een droevig verhaal, een duister deel van onze geschiedenis waar we maar beter niet over konden praten en aan denken. Ik had wel duizend vragen over haar en Aaron, en ik was slim genoeg om te begrijpen dat elke vraag die ik stelde pijnlijk zou zijn voor mamma en dat het haar moeite zou kosten zich de antwoorden te herinneren.

'Je moet je daar geen zorgen over maken,' zei mamma. 'Er verandert niets. Oké?'

Als ik terugdenk aan die dagen besef ik hoe onschuldig en naïef mamma toen was. Er zou niets veranderen? De onzichtbare liefdesband die tussen ons had bestaan, zou worden verbroken. Ja, zij en papa zouden in naam mijn vader en moeder zijn, en ja, ik zou hen nog steeds zo noemen, maar de wetenschap dat ze dat niet waren gaf me een intens gevoel van eenzaamheid.

Vanaf die dag voelde ik me vaak ongelukkig als ik naar bed ging, alsof er een onderstroom was die me omlaagtrok en dreigde te verdrinken. Ik staarde in het duister en hoorde mamma steeds weer herhalen dat ik thuishoorde waar ik was. Maar was dat zo? Of had een wreed lot me hier domweg neer geplant? Wat zou Eugenia het erg vinden als ze er achter kwam, dacht ik, en besloot onmiddellijk dat ik degene zou zijn die het haar vertelde. Ik zou het doen zodra ik zeker wist dat ze oud genoeg was om het te begrijpen.

Ik zag hoe belangrijk het was voor mamma dat ik net deed of het er allemaal niet toe deed, dus glimlachte ik toen ze me het familiegeheim had verteld en wilde dat ik zou toegeven dat er niets zou veranderen.

'Nee, mamma, er verandert niets.'

'Mooi. Nu moet je alleen maar zorgen dat je beter wordt en niet aan nare dingen denken,' beval ze. 'Straks krijg je je pillen en dan kun je weer gaan slapen. Morgenochtend zul je je al een stuk beter voelen.' Ze gaf me een zoen op mijn wang en stond op.

'Ik zal je nooit anders kunnen beschouwen dan als een van mijn eigen kinderen,' beloofde ze. Ze glimlachte troostend naar me en liet me alleen om na te denken over alles wat ze me had verteld.

De volgende ochtend voelde ik me inderdaad beter. De rillingen waren over en mijn keel was minder droog en pijnlijk. Ik kon zien dat het een mooie dag zou worden met kleine wolkjes in een blauwe lucht, en ik vond het jammer dat ik de hele dag binnen moest blijven. Ik voelde me weer zo goed dat ik wilde opstaan om naar school te gaan, maar mamma was er onmiddellijk bij om erop te letten dat ik mijn pillen innam en mijn thee dronk. Ze stond erop dat ik warm ingepakt in bed bleef. Mijn protesten bereikten alleen dovemansoren. Ze zat vol verhalen over kinderen die niet luisterden en steeds zieker werden, tot ze naar het ziekenhuis moesten.

Toen ze weg was, ging de deur langzaam open en toen ik me omdraaide stond Emily op de drempel. Ze staarde naar me met zo'n woedende blik in haar ogen als ik nooit eerder gezien had.

Maar plotseling glimlachte ze, een kille glimlach die haar lippen versmalde en een koude rilling over mijn rug deed lopen.

'Je weet waarom je ziek bent,' zei ze. 'Dat is je straf.'

'Nietwaar,' antwoordde ik, zonder zelfs maar te vragen waarvoor ik gestraft zou worden. Ze bleef glimlachen.

'O, ja. Je moest zo nodig bij mamma gaan uithuilen en overbrieven wat ik gezegd heb. Je hebt ons een hoop problemen bezorgd. Het was vreselijk aan tafel, met mamma die zat te jammeren en papa die ons allebei

afsnauwde. Je bent net Jona.'

'Dat is niet waar,' protesteerde ik. Al wist ik niet goed wie Jona was, aan de manier waarop Emily het zei, begreep ik wel dat hij niet deugde.

'Dat ben je wel. Je hebt dit gezin ongeluk gebracht vanaf de dag waarop je hier bent opgenomen. Een week nadat jij kwam werd Totties vader door een hooiwagen overreden en werd zijn borst ingedrukt, en toen brak er brand uit in de schuur en verloren we de koeien en paarden. Je brengt een vloek over ons,' snauwde ze. Ik schudde mijn hoofd; hete tranen rolden over mijn wangen. Ze deed een paar stappen de kamer in en keek me met zoveel haat aan dat ik in elkaar kromp en de deken tot aan mijn kin optrok.

'En toen Eugenia werd geboren, moest jij zo nodig naar binnen gaan en naar haar kijken. Jij moest de eerste zijn, nog eerder dan ik, en wat gebeurde er? Sinds die tijd is Eugenia ziek geweest. Je hebt ook een vloek over haar gebracht!'

'Niet waar!' schreeuwde ik. Mij de schuld geven van de ziekte van mijn zusje ging te ver. Ik vond niets erger dan te moeten toezien hoe Eugenia vocht om adem te halen, hoe moe ze werd na een korte wandeling, en hoe ze vertwijfeld haar best deed om mee te spelen en de dingen te doen die alle jonge meisjes van haar leeftijd deden. Het brak mijn hart als ik zag hoe ze uit het raam staarde, vol verlangen om over de velden te hollen, lachend jacht te maken op vogels of eekhoorntjes. Ik was zo vaak mogelijk bij haar, amuseerde haar, bracht haar aan het lachen, deed de dingen voor haar die ze zelf niet kon doen, terwijl Emily nauwelijks tegen haar sprak of ook maar het geringste medeleven toonde.

'Eugenia zal niet lang leven, maar jij wel,' zei Emily grimmig. 'En het is allemaal jouw schuld!'

'Hou op! Zeg zulke dingen niet!' gilde ik, maar ze bleef onverbiddelijk.

'Je had me niet moeten verklikken,' antwoordde ze kalm, waarmee ze verried dat dat de enige reden was van haar woede. 'Je had papa niet tegen me op moeten zetten.'

'Dat heb ik niet gedaan,' zei ik, en schudde mijn hoofd, ik heb papa niet gezien sinds ik uit school ben thuisgekomen,' ging ik verder, en snikte nog harder. Emily staarde me een paar ogenblikken vol afkeer aan, en toen glimlachte ze.

ik bid elke dag dat God ons de vervloeking van Jona zal besparen,' zei ze. 'Op een dag zal Hij mijn gebed verhoren.' Met gesloten ogen, haar armen langs haar zij, haar handen tot vuisten gebald, keek ze naar het plafond. 'En dan word jij overboord gegooid en opgeslokt door een walvis, net als Jona in de bijbel.'

Ze zweeg even, boog toen haar hoofd en lachte me uit voor ze zich snel omdraaide en wegliep. Rillend van angst in plaats van koorts bleef ik achter.

Die hele ochtend dacht ik na over de dingen die Emily had gezegd en vroeg me af of er iets van waar kon zijn. De meeste bedienden, vooral

Louella en Henry, geloofden in geluk en ongeluk. Ik herinner me dat Henry een man uitschold die, terwijl hij in de schuur op iets stond te wachten, bezig was spinnen dood te maken.

'Je brengt ons allemaal ongeluk,' zei Henry beschuldigend. Hij stuurde mij naar Louella om een handvol zout te halen. Toen ik terugkwam liet hij de man drie keer ronddraaien en gooide het zout over zijn rechterschouder. En zelfs dat was niet genoeg, dacht hij, omdat er te veel spinnen waren doodgemaakt.

Als Louella in de keuken een mes liet vallen, barstte ze bijna in tranen uit, omdat het betekende dat iemand die haar na stond zou sterven. Ze sloeg twaalf keer een kruis en mompelde zoveel gebeden als in een minuut mogelijk was en hoopte dat het kwaad was gestopt. Henry kon de duikvlucht van een vogel interpreteren of het gekras van een uil, en hij wist of iemand een dode baby ter wereld zou brengen of in een onverklaarbaar coma raken. Om de boze geesten af te weren spijkerde hij oude hoefijzers boven zoveel deuren als papa maar toestond, en als een varken of een koe een misvormd jong kreeg, beefde hij de rest van de dag van angst dat er een ramp zou gebeuren.

Bijgeloof, ongeluk, vervloekingen, ze maakten allemaal deel uit van de wereld waarin we leefden. Emily wist waar ik bang voor was toen ze met zoveel haat in haar stem vertelde dat ik de hele familie ongeluk bracht. Nu ik zeker wist dat mijn geboorte de dood had betekend van mijn echte moeder, moest ik wel geloven dat Emily gelijk had. Ik hoopte alleen maar dat Henry een manier wist om alle eventuele vervloekingen die ik zou kunnen veroorzaken te neutraliseren.

Mamma trof me huilend aan toen ze later op de ochtend terugkwam. Natuurlijk dacht ze dat het was omdat ik niet naar school kon. Ik wilde haar niets vertellen over het bezoek van Emily, want dan zou ze kwaad worden en zouden er nog meer moeilijkheden komen, moeilijkheden voor Emily, die mij daarvan de schuld zou geven. Dus in plaats daarvan slikte ik mijn medicijn en wachtte tot ik beter zou zijn.

Toen Emily die dag uit school kwam, bleef ze staan en stak haar hoofd om de deur.

'Hoe gaat het met de kleine prinses?' vroeg ze aan mamma, die naast me zat.

'Veel beter,' zei mamma. 'Heb je huiswerk voor haar meegebracht?'

'Nee. Juffrouw Walker zei dat ze geen werk mee naar huis kon geven. Alles moet op school gebeuren,' beweerde Emily. 'Alle andere nieuwe leerlingen hebben vandaag een hoop geleerd,' zei ze, en slenterde weg.

'Maak je nou niet druk,' zei mamma snel. 'Je haalt het gauw genoeg in.' Voor ik kon protesteren ging mamma op een ander onderwerp over. * Eugenia is erg van streek omdat je ziek bent, en ze wenst je het allerbeste voor een spoedige beterschap.'

In plaats dat ik me beter voelde, maakte dat het nog erger. Eugenia, die ziek was en het grootste deel van de tijd in bed moest blijven, maakte zich bezorgd over mij. Als ik ook maar enige schuld had aan de ziekte van mijn zusje, hoopte ik dat God me zou straffen, dacht ik. Toen mamma wegging verborg ik mijn gezicht in het kussen en smoorde mijn tranen. Voor het eerst vroeg ik me af of papa mij ook de schuld zou geven van Eugenia's ziekte. Hij was vast degene die tegen Emily had gezegd dat ze over Jona moest lezen in de bijbel.

Papa kwam niet één keer langs om te informeren hoe het met me ging, al die tijd niet dat ik ziek was, maar dat was omdat hij het verplegen van zieke kinderen vrouwenwerk vond. Bovendien, dacht ik hoopvol, had hij het veel te druk met ervoor te zorgen dat de plantage winstgevend bleef. Als hij zich niet opsloot in zijn kantoor en over de boeken gebogen zat, hield hij toezicht op het werk of ging op reis om onze tabak te verkopen. Mamma klaagde over zijn geregelde tochtjes naar Lynchburg of Richmond, want ze zei dat ze wist dat hij dan ook ging kaarten met beroepsspelers. Meer dan eens hoorde ik hen erover ruziën.

Papa was erg driftig en zo'n ruzie eindigde er meestal mee dat hij iets kapot gooide of met deuren smeet. Mamma kwam dan met een betraand gezicht naar buiten. Gelukkig kwamen die ruzies niet vaak voor. Ze waren als een zomers onweer, kort maar hevig, en snel voorbij, waarna de rust weerkeerde.

Drie dagen nadat ik ziek was geworden werd besloten dat ik voldoende hersteld was om weer naar school te gaan. Maar mamma stond erop dat Henry tenminste voor deze ene keer het rijtuig zou inspannen en ons erheen rijden. Emily keek ontsteld op toen mamma het de vorige avond aan het diner meedeelde.

'Toen ik verleden jaar ziek was, ben ik ook niet met het rijtuig naar school gebracht,' protesteerde ze.

'Jij had langer tijd om beter te worden,' antwoordde mamma. 'Jij hoefde niet gereden te worden, lieverd.'

'Wel waar. Ik was doodmoe toen ik op school kwam, maar ik klaagde niet. Ik jammerde en huilde niet als een klein kind,' zei ze met een woedende blik op mij. Papa sloeg zijn krant dicht. We wachtten op het dessert en koffie. Hij tuurde over zijn krant met een verwijtende blik naar Emily, en dat zou ze mij ook wel weer kwalijk nemen, dacht ik.

'Ik kan heus wel lopen, mamma,' zei ik.

'Natuurlijk kun je dat, schat, maar het heeft geen zin een terugval te riskeren, alleen om de paarden een paar kilometer te besparen, vind je wel?'

'Ik ga niet mee in het rijtuig,' zei Emily. ik ben geen baby.'

'Laat haar dan maar lopen,' zei papa, 'als ze dat zo graag wil.'

'O, Emily, lieverd, je kunt soms toch zo koppig zijn. Zonder enige reden,' riep mamma uit. Emily gaf geen antwoord, en de volgende ochtend hield ze woord. Ze ging wat vroeger op weg en liep zo snel ze kon. Tegen de tijd dat Henry voorreed, was Emily al uit het gezicht verdwenen. Ik ging naast Henry zitten en we reden weg, terwijl mamma ons waarschuwend nariep.

'Houd je vest goed dicht, Lillian, schat, en blijf niet te lang buiten tijdens de pauze.'

'Ja, mamma,' riep ik terug. Henry spoorde onze paarden, Belle en Babe, aan. Een paar minuten later zagen we Emily. Ze liep met gebogen hoofd, haar lange magere lichaam voorovergebogen, zodat ze stevig en snel kon doorstappen. Toen we bij haar waren, riep Henry haar.

'Wilt u niet instappen, juffrouw Emily?'

Ze gaf geen antwoord en keek niet op. Henry knikte en reed verder.

ik heb eens een vrouw gekend die net zo koppig was,' zei hij. 'Niemand wilde met haar trouwen tot er een man kwam die een weddenschap had afgesloten dat hij haar koppigheid de baas kon. Hij trouwt met haar en ze verlaten de kerk in hun rijtuig, dat wordt voortgetrokken door een koppige muilezel, die van haar is. De muilezel blijft doodstil staan. Hij stapt uit en gaat recht ervoor staan en zegt: "Dat is één keer." Hij stapt weer in het rijtuig en ze rijden verder tot de muilezel weer blijft staan. Hij stapt weer uit en zegt: "Dat is twee keer." Ze gaan weer op weg, en dan stopt de muilezel een derde keer. Deze keer stapt hij uit en schiet de muilezel dood. De vrouw begint tegen hem te schreeuwen dat ze nu alles zelf moeten dragen. Als ze uitgeraasd is, kijkt hij haar recht in de ogen en zegt: "Dat is één keer." '

Henry bulderde van het lachen om zijn eigen verhaal. Toen boog hij zich naar me toe en zei: ik wou maar dat er iemand kwam die tegen juffrouw Emily zou zeggen: "Dat is één keer." '

Ik glimlachte, al wist ik niet helemaal zeker dat ik het verhaal begreep en wat hij bedoelde. Henry scheen voor elke gelegenheid een verhaal te hebben.

Juffrouw Walker was blij me weer te zien. Ze liet me voorin de klas zitten en die hele dag liet ze van tijd tot tijd de andere kinderen alleen om mij bij te werken. Aan het eind van de dag zei ze dat ik alles had ingehaald. Het was of ik geen uur gemist had. Emily hoorde dat ze me prees, maar wendde snel haar hoofd af.

Henry stond voor de school te wachten om ons naar huis te brengen. Deze keer stapte Emily ook in, misschien omdat ze gezien had hoe zinloos haar koppigheid was, of gewoon omdat ze moe was. Ik zat voorin en toen we wegreden zag ik een laken op de grond met een kleine bobbel, en die bobbel bewoog plotseling.

'Wat is dat, Henry?' riep ik een beetje angstig. Emily keek over mijn schouder.

'Een cadeautje voor allemaal,' zei hij. Hij tilde het laken op en ik zag een allerschattigst wit katje.

'O, Henry. Is het een mannetje of een vrouwtje?' vroeg ik, terwijl ik het op schoot nam.

'Een vrouwtje,' zei Henry. 'Haar mamma zorgt niet meer voor haar. Ze is nu een weesje.'

Ze keek met angstige ogen naar me op tot ik haar knuffelde en aaide.

'Hoe moet ik haar noemen?'

'Noem haar maar Cotton,' stelde hij voor. 'Ze ziet eruit als een bolletje katoen als ze slaapt met haar kopje tussen haar poten.'

Henry had gelijk. De rest van de weg sliep Cotton op mijn schoot.

'Je kunt het niet mee naar binnen nemen,' zei Emily toen we de oprijlaan inreden. 'Papa wil geen dieren in huis.'

'We vinden wel een plaatsje voor haar in de schuur,' beloofde Henry, maar toen we bij huis waren stond mamma op de veranda te wachten om te zien hoe het met me ging, en ik liet haar meteen mijn katje zien.

'Het gaat uitstekend met me, mamma. Ik ben helemaal niet moe of zo, en kijk eens,' zei ik, terwijl ik Cotton omhooghield, 'Henry heeft me een cadeautje gegeven. Het is een vrouwtje, en we hebben haar Cotton genoemd.'

'O, wat is ze klein,' zei mamma. 'Wat een schatje.'

'Mamma,' zei ik zachtjes, 'mag Cotton bij mij in de kamer blijven? Alsjeblieft. Ik zal haar niet uit mijn kamer laten. Ik zal haar daar te eten geven en schoonhouden en -'

'O, ik weet het niet, schat. De kapitein duldt de honden zelfs niet op de veranda.'

Ik sloeg bedroefd mijn ogen neer. Hoe was het mogelijk dat iemand zoiets liefs en zachts als Cotton niet in huis zou willen hebben?

'Ze is nog maar een baby, mamma,' zei ik smekend. 'Henry zegt dat haar moeder niet meer voor haar zorgt. Nu is ze een weeskind,' ging ik verder. Mamma's gezicht kreeg een droevige uitdrukking.

'Nou...' zei ze, 'je hebt een nare tijd achter de rug deze week. Een tijdje dan, niet te lang.'

'Dat mag ze niet!' protesteerde Emily. Ze was erbij blijven staan om te horen wat mamma zou doen. 'Dat vindt papa niet goed.'

'Ik zal er met je vader over praten, maak je maar niet bezorgd, meisjes.'

'Ik wil die kat niet in huis,' zei Emily kwaad. 'Hij is niet van mij; hij is van haar. Hij heeft dat dier alleen aan haar gegeven,' snauwde ze, en holde door de voordeur naar binnen.

'Zorg ervoor dat dat katje zelfs haar neus niet buiten je kamer steekt,' waarschuwde mamma.

'Mag ik haar aan Eugenia laten zien, mamma? Mag het?'

'Ja, maar breng haar dan naar je kamer.'

'Ik zal je een kistje met wat zand brengen,' zei Henry.

'Dank je, Henry,' zei mamma en schudde haar vinger tegen mij. 'Maar

jij bent verantwoordelijk voor het schoonhouden van het zand,' zei ze.

'Ik zal ervoor zorgen, mamma. Ik beloof het.'

Eugenia straalde van opwinding toen ik met Cotton bij haar kwam. Ik ging bij haar op bed zitten en vertelde haar alles over school, de leesles die juffrouw Walker me had gegeven, en de klanken die ik al kon lezen en uitspreken. Terwijl ik doorbabbelde over de afgelopen dag speelde Eugenia met Cotton, plaagde haar met een touwtje en kriebelde haar op haar buik. Toen ik zag hoeveel plezier mijn kleine zusje had met het katje, vroeg ik me af waarom mamma en papa er nooit aan gedacht hadden haar een eigen huisdier te geven.

Plotseling begon Eugenia te niezen en piepend adem te halen, zoals ze vaak deed voor ze een van haar aanvallen kreeg. Angstig riep ik mamma, die binnenkwam met Louella. Ik nam Cotton in mijn armen terwijl mamma en Louella zich bezighielden met Eugenia. Het resultaat was dat dokter Cory geroepen moest worden.

Toen de dokter wegging kwam mamma mijn kamer binnen. Ik zat geschrokken in de hoek met Cotton. Het scheen een bewijs te zijn voor Emily's beschuldigingen; ik bracht iedereen ongeluk.

'Het spijt me, mamma,' zei ik snel. Ze glimlachte naar me.

'Het was niet jouw schuld, lieverd, maar dokter Cory denkt dat Eugenia misschien allergisch is voor katten en dat verergert haar kwaal. Ik ben bang dat het katje toch niet in huis kan blijven. Henry zal een goed plaatsje voor haar zoeken in de schuur en je kunt haar daar opzoeken wanneer je maar wilt.'

Ik knikte.

'Hij wacht buiten. Je kunt nu naar hem toe en het katje naar haar nieuwe thuis brengen, oké?'

'Oké, mamma,' zei ik, en liep naar buiten. Henry en ik maakten een nestje voor Cotton naast de eerste koestal. De dagen daarop hield ik Cotton voor Eugenia's raam zodat ze haar kon zien. Ze drukte haar gezichtje tegen het raam en keek glimlachend naar mijn katje. Ik vond het afschuwelijk dat ze Cotton niet kon aanraken. Wat er ook voor onrechtvaardigs met mij gebeurde, niets scheen zo erg als de onrechtvaardige dingen die er met mijn kleine zusje gebeurden.

Zelfs al bestonden er dingen als geluk en ongeluk, dacht ik, waarom zou God mij dan gebruiken om zo'n lief klein meisje als Eugenia te straffen? Emily kon geen gelijk hebben; het kon niet, dacht ik. Elke avond begon ik zo mijn gebed voor het slapengaan.

'Lieve God. Alstublieft, laat Emily ongelijk hebben. Ik smeek het u.'

In de weken daarop verheugde ik me er zo op om naar school te gaan dat ik de weekends begon te haten. Ik richtte een eigen schooltje op voor mij en Eugenia, zoals ik haar had beloofd. We hadden ons eigen kleine schoolbord, met krijtjes, en ik had mijn eigen eerste leesboek. Ik bracht uren door met Eugenia alles te leren wat ik zelf had geleerd, en al was ze nog te jong om naar school te gaan, toch gaf ze blijk van een opmerkelijk geduld, en ze begon ook te leren.

Ondanks haar ziekte was Eugenia een opgewekt klein meisje dat blij was met de simpelste dingen: het lied van een leeuwerik, de bloesem van de magnolia, of gewoon de kleuren van de lucht die veranderden van azuurblauw tot het tere blauw van het ei van een roodborstje. Ze zat voor haar raam en staarde naar de wereld als een reiziger van een andere planeet die een rondleiding krijgt over de aarde en elke dag iets anders te zien krijgt. Eugenia had een ongelooflijke manier om uit het raam te kijken en elke dag iets nieuws te zien in dezelfde omgeving.

'Kijk eens naar die olifant, Lillian,' zei ze, en wees naar een gebogen cedertak die inderdaad op de slurf van een olifant leek.

'Misschien word je schilderes als je groot wordt,' zei ik, en ik stelde mamma zelfs voor om echte kwasten en verf voor Eugenia te kopen. Ze lachte, maar ging wel zover dat ze kleurpotloden en kleurboeken voor haar kocht. Maar altijd als ik over Eugenia's toekomst begon, werd mamma heel stil en ging vervolgens achter haar spinet zitten om te spelen of ging een van haar boeken lezen.

Natuurlijk had Emily kritiek op alles wat ik deed met Eugenia, en ze spotte vooral met ons schooltje spelen in Eugenia's kamer.

'Ze begrijpt geen bal van wat je doet en ze gaat toch nooit echt naar school. Het is tijdverspilling,' zei ze.

'Nee, dat is het niet, en ze gaat wèl naar school.'

'Ze kan in huis al nauwelijks lopen,' zei Emily vertrouwelijk. 'Hoe wil je dat ze het eind van de oprijlaan haalt.'

'Henry brengt haar met het rijtuig,' hield ik vol.

'Papa kan het rijtuig en de paarden niet twee keer per dag voor zoiets afstaan. Bovendien heeft Henry hier zijn werk,' betoogde Emily.

Ik probeerde haar opmerkingen te negeren, al wist ik in mijn hart dat ze waarschijnlijk gelijk had.

Ik maakte zelf op school zulke snelle vorderingen, dat juffrouw Walker me ten voorbeeld stelde aan de andere leerlingen. Bijna elke dag holde ik voor Emily uit over de oprijlaan om mamma mijn blaadjes te tonen met een ster erop. Aan tafel haalde mamma ze tevoorschijn om ze aan papa te laten zien, en hij keek ernaar, kauwde op zijn eten en knikte. Ik besloot al mijn blaadjes met Uitstekend en Zeer Goed op Eugenia's muur te prikken. Zij was er even trots op als ik.

Tegen half november van mijn eerste schooljaar begon juffrouw Walker me steeds meer verantwoordelijkheden te geven. Net als Emily hielp ik de andere kinderen de dingen te leren die ik zelf zo snel geleerd had. Emily was heel streng tegen de leerlingen die ze moest helpen en klaagde over ze als ze niet opletten. Vaak moesten kinderen met de ezelsmuts in de hoek zitten, omdat Emily iets tegen juffrouw Walker had gezegd. Ze was allesbehalve populair bij de andere kinderen op school, maar dat scheen juffrouw Walker juist prettig te vinden. Ze kon met haar rug naar de klas gaan staan of het lokaal verlaten, in het volle vertrouwen dat ze van Emily op aan kon en niemand zich zou misdragen. Bovendien trok Emily zich niets aan van haar gebrek aan populariteit. Ze genoot van de macht en het gezag en vertelde me telkens weer dat er toch niemand op school was met wie ze bevriend wilde zijn.

Op een dag, toen ze Niles Thompson had beschuldigd van het gooien van propjes naar Charlie Gordon, zei juffrouw Walker tegen Niles dat hij in de hoek moest gaan staan. Hij beweerde dat hij het niet gedaan had, maar Emily hield vol.

'Ik heb het hem zien doen, juffrouw Walker,' zei Emily, strak naar Niles kijkend.

'Dat is een leugen. Ze liegt,' protesteerde Niles. Hij keek naar mij en ik stond op.

'Juffrouw Walker, Niles heeft niet met propjes gegooid,' zei ik, Emily tegensprekend. Emily's gezicht werd vuurrood en ze sperde haar neusvleugels open als een snuivende stier.

'Weet je heel zeker dat het Niles was, Emily?' vroeg juffrouw Walker haar.

'Ja, juffrouw Walker. Lillian zegt dat alleen maar omdat ze Niles aardig vindt,' antwoordde ze koeltjes. 'Ze lopen praktisch hand in hand als ze naar school en naar huis gaan.'

Nu was het mijn beurt om rood te worden. Alle jongens in de klas glimlachten en een paar meisjes giechelden.

'Dat is niet waar,' riep ik uit. 'Ik...'

'Als Niles de propjes niet heeft gegooid, Lillian, wie heeft het dan wel gedaan?' vroeg Emily, met haar handen op haar heupen. Ik keek naar Jimmy Turner, die het had gedaan. Hij wendde snel zijn blik af. Ik kon hem niet verklikken, dus schudde ik mijn hoofd.

'Goed,' zei juffrouw Walker. Ze keek woedend naar de klas tot iedereen de ogen neersloeg. 'Nu is het genoeg,' zei ze. Ze keek naar Niles. 'Heb jij de propjes gegooid, Niles?'

'Nee, juffrouw,' zei hij.

'Je hebt je tot dusver altijd goed gedragen, Niles, dus deze keer zal ik je op je woord geloven. Maar als ik nog één propje op de grond zie aan het eind van de dag, moeten alle jongens van de klas een halfuur nablijven. Is dat duidelijk?'

Niemand zei iets. Toen de dag voorbij was, gingen we snel naar buiten, en Niles kwam naar me toe.

'Bedankt dat je het voor me hebt opgenomen,' mompelde hij. ik snap niet dat zo iemand jouw zusje kan zijn,' ging hij verder, met een nijdige blik op Emily.

' Ze is mijn zusje niet,' antwoordde Emily zelfvoldaan. 1 Ze is een weeskind dat we jaren geleden hebben opgenomen.' Ze zei het luid genoeg dat alle kinderen het konden horen. Iedereen keek naar mij.

'Dat is niet waar,' riep ik uit.

'Natuurlijk wel. Haar moeder is bij haar geboorte gestorven en we moesten haar in huis nemen,' zei ze. Toen kneep ze haar ogen samen en liep naar me toe. 'Je bent een gast in mijn huis; je zult altijd een gast blijven. Wat mijn ouders je geven, is een aalmoes. Net als aan een bedelaar,' zei ze en draaide zich triomfantelijk om naar de kinderen die zich om ons heen hadden verzameld.

Ik was bang dat ik in tranen zou uitbarsten en holde weg. Ik holde zo ver ik kon. Toen ik stopte, begon ik te huilen. Ik huilde de hele weg naar huis. Mamma was woedend op Emily om wat ze gedaan had en stond op haar te wachten toen ze thuiskwam.

'Jij bent de oudste, Emily. Je wordt geacht het verstandigst te zijn,' zei mamma. 'Ik ben erg teleurgesteld in je, en de kapitein zal niet erg blij zijn als hij dit hoort.'

Emily keek me vol haat aan en holde de trap op naar haar kamer. Toen papa thuiskwam vertelde mamma hem wat Emily gedaan had, en hij gaf haar een flinke schrobbering. Ze was heel stil aan tafel en weigerde me aan te kijken.

Op school de volgende dag zag ik een hoop kinderen over me fluisteren. Emily zei niets meer tegen me waar iemand bij was, maar ik wist zeker dat ze achter mijn rug allerlei lelijke dingen over me vertelde. Ik probeerde me daardoor niet ervan te laten weerhouden om goed te leren en van school te genieten, maar het was of er elke ochtend een donkere wolk boven mijn hoofd hing, die met me mee trok naar school.

Maar Emily stelde zich er niet tevreden mee om me een onbehaaglijk en bizar gevoel te geven tegenover de andere kinderen. Ik had haar razend gemaakt toen ik had ontkend dat Niles met propjes had gegooid, en ze was vastbesloten me zolang ze kon op allerlei manieren te straffen. Ik probeerde bij haar uit de buurt te blijven en achter te blijven of vooruit te hollen als we naar school gingen, en ik deed mijn uiterste best haar de hele dag te vermijden.

Ik beklaagde me over haar bij Eugenia, die vol medeleven naar me luisterde, maar we schenen allebei te weten dat we Emily nooit zouden kunnen veranderen of beletten dat ze nare dingen zei en deed. We verdroegen haar zoals we slecht weer verdroegen. We wachtten tot het voorbij zou zijn.

Slechts één keer slaagde Emily erin zowel Eugenia als mij tegelijk aan het huilen te maken. En ik zwoer dat ik haar dat nooit zou vergeven.