Deel 60

 

60
Verna schudde Warren zachtjes heen en weer. 'Wakker worden. Er komt iemand aan.' Warren wreef in zijn ogen. 'Ik ben wakker.'
Verna keek om naar de andere ramen, om zich ervan te vergewissen dat de dode bewakers nog rechtop zaten, zodat het net leek alsof ze de wacht hielden. Het licht van een lamp op de tafel was net genoeg om mensen buiten te laten zien dat de wachters bij het raam zaten, maar zou ook genoeg licht geven om haar en Warren te zien, dus bleven ze bij de ramen uit de buurt.
`Hoe voel je je?' vroeg ze.
`Wat beter. Het gaat nu wel, geloof ik.'
Eerder op de dag was hij buiten bewustzijn geraakt. De hoofdpijnen die door de gave werden veroorzaakt, volgden elkaar met steeds kortere tussenpozen op. Verna wist niet wat ze voor hem kon doen. Ze wist niet hoe lang het nog zou duren voordat zijn gave hem het leven zou kosten. Het enige dat ze kon bedenken, was om zich aan haar plan te houden. Warren had gezegd dat een profetie hem had verteld dat hij alleen een kans maakte als hij bij haar bleef.
Buiten, in het donker, zag ze twee donkere gestalten over de weg naderbij komen. In de verte, in de heuvels, gaven de duizenden kampvuren het landschap de aanblik van een meer dat de sterrenhemel weerspiegelde.
Verna huiverde bij de gedachte aan de honderdduizenden bruten in die tenten. Hoe sneller ze hier weg waren, hoe beter. Ze was blij dat ze niet nog een keer het bolwerk van Jagang in hoefden. Het zou hun niet lukken om dat soort magie nog een keer te gebruiken. De bezweringen die Warren had gebruikt, zouden de bewakers niet opnieuw voor de gek kunnen houden.
Gelukkig was eenmaal voldoende geweest. Deze keer kwamen haar vriendinnen, Janet en Amelia, naar Warren en haar toe. Als dat tenminste inderdaad Janet en Amelia waren, die ze zag aankomen.
Dat moest wel. Het was de vierde nacht na de volle maan. Dit was de afgesproken plek. Janet had gezegd dat Amelia inmiddels zou zijn teruggekeerd van de tenten.
Verna durfde er niet aan te denken hoe Amelia eraan toe zou zijn. Ze zou waarschijnlijk genezen moeten worden. Verna hoopte dat dat niet te veel tijd zou kosten: de zon zou al bijna opkomen.
Warren en zij hadden om beurten een dutje gedaan. Ze hadden nog een flinke tocht voor de boeg voordat ze terug waren bij generaal Reibisch en zijn leger, en ze moesten uitgerust zijn voor de reis. Verna wilde zo ver mogelijk wegkomen van deze plek als ze maar kon, voor het geval er in het bolwerk alarm geslagen zou worden.
Verna hoopte dat Janet Amelia al had verteld over de band met Richard, zodat ze daar geen tijd aan hoefde te verspillen. Zodra Amelia trouw zwoer aan Richard, zou de band ook haar beschermen tegen de droomwandelaar. Dan konden ze ontsnappen.
Verna wilde niets liever dan de rest van de Zusters redden, maar ze wist dat stoutmoedigheid de weg naar de ondergang was. Op haar twintigjarige reis weg van het kluizenaarsleven in het Paleis van de Profeten, had Verna geleerd dat een Zuster haar werk in de buitenwereld zorgvuldig moest doen om enige kans op succes te hebben. Het redden van de rest van de Zusters zou uitermate moeilijk zijn, en niemand zou er iets aan hebben als Verna zich gevangen liet nemen bij een poging hen allemaal tegelijk te redden. Je kon je maar beter bewust zijn van je beperkingen en de dingen stap voor stap doen. Te zijner tijd zou ze de rest van de Zusters veilig bij de droomwandelaar vandaan halen.
Maar nu was het belangrijkste haar twee vriendinnen hier weg te krijgen, informatie van hen te verkrijgen die haar zou helpen bij het redden van de rest, en hulp te zoeken voor Warren. Zonder Warren zou hun zaak in gevaar komen; Warren was een profeet die zijn talent net begon te ontwikkelen, als dat talent hem niet het leven zou kosten voordat ze de vereiste hulp voor hem konden vinden.
Stap voor stap, bracht ze zichzelf in herinnering. Wees voorzichtig, gebruik je verstand, en je hebt de grootste kans op succes.
Er werd op de deur geklopt. Verna opende hem op een kier en gluurde naar buiten, terwijl Warren als een bewaker vroeg wie daar was. `Twee slavinnen van Zijne Excellentie, Zuster Janet en Zuster Amelia.' Verna trok de deur open, stak haar hand uit, greep de cape van de eerste, sleurde haar naar binnen, en daarna de ander. Verna duwde hen allebei plat tegen de muur, zodat ze niet gezien konden worden door de ramen.
`De Schepper zij dank,' zei Verna met een zucht. 'Ik dacht dat jullie nooit zouden komen.'
De beide vrouwen stonden met wijd open ogen te beven als bange konijnen. Het gezicht van Zuster Amelia was bont en blauw, gesneden en opgezet.
Warren kwam dicht bij Verna staan. Ze pakte zijn hand terwijl ze van het ene bleke gezicht naar het andere keek. Ze had vreselijk te doen met Amelia, die duidelijk pijn leed. Maar er was nog iets anders in haar ogen: doodsangst.
`Wat is er aan de hand?' fluisterde ze.
`Je hebt tegen ons gelogen,' zei Janet in een gepijnigde fluistering. `Waar heb je het over?'
`Over de band. De band om ons te beschermen tegen Zijne Excellentie. Ik heb Amelia erover verteld. Ze heeft trouw aan Richard gezworen, zoals je mij ook hebt laten doen.'
Verna fronste haar voorhoofd en boog zich naar haar over. 'Maar wat wil je nu in naam van de Schepping beweren? Ik heb je gezegd dat dat Jagang zou beletten je geest binnen te dringen.'
Janet schudde langzaam haar hoofd. 'Nee, Verna, dat doet het niet. Bij mij niet, bij Amelia niet... bij Warren niet... bij jou niet.'
Verna legde geruststellend een hand op Janets arm en probeerde de angstige vrouw te kalmeren. 'Jawel, Janet. Je moet er alleen in geloven, en je zult beschermd worden.'
Janet schudde weer langzaam haar hoofd. 'Voordat ik trouw aan Richard zwoer, was Jagang in mijn geest. Hij kende mijn gedachten. Hij wist wat je me vertelde. Hij wist het allemaal.'
Verna sloeg ontzet een hand voor haar mond. Aan die mogelijkheid had ze niet gedacht.
`Maar je hebt de eed afgelegd. Dat beschermt je nu.'
Opnieuw schudde Janet langzaam haar hoofd. 'Dat deed het ook, de eerste dag, maar vier dagen geleden, in de nacht van de volle maan, kwam Zijne Excellentie terug in mijn geest. Ik wist het niet. Ik heb Amelia over de eed verteld. Ze heeft trouw gezworen, net als ik had gedaan. We dachten dat we veilig waren. We dachten dat we, als jij terugkwam, met je konden ontsnappen.'
`Maar dat gebeurt ook,' verzekerde Verna haar. 'We zullen nu meteen allemaal ontsnappen.'
`Niemand van ons zal ontsnappen, Verna. Jagang heeft je in bezit. Hij heeft Warren. Hij heeft ons verteld dat hij in de spleetjes van jullie geest is geslopen toen jullie sliepen, de eerste nacht na de volle maan.' Janets ogen vulden zich met tranen. 'Het spijt me, Verna. Je had hier nooit moeten komen om me te redden. Het zal jullie allebei jullie vrijheid kosten.'
Verna glimlachte ondanks haar opkomende paniek. 'Janet, dat is niet mogelijk. De band beschermt ons.'
`Dat zou waar zijn,' zei Janet met een plotseling barse, plotseling onheilspellende stem, 'als Richard Rahl nog leefde. Maar Richard Rahl heeft de wereld van de levenden vier nachten geleden verlaten, in de nacht van de volle maan.'
Janet lachte daverend, terwijl tegelijkertijd de tranen over haar gezicht stroomden.
Verna kon geen lucht krijgen. 'Is... Richard... dood?'
Warren sloeg zijn handen tegen zijn slapen en schreeuwde van pijn. 'Nee! Nee!'
Verna greep hem vast terwijl hij zich op de grond liet zakken. 'Warren! Wat is er?'
`Zijne Excellentie... Zijne Excellentie heeft taken voor me.'
`Taken? Warren, wat is er aan de hand? Wat gebeurt er?'
`Zijne Excellentie heeft een nieuwe profeet!' riep Warren uit. 'Alstublieft, laat de pijn stoppen! Ik zal u dienen! Ik zal doen wat me wordt opgedragen!'
Verna boog zich over hem heen. 'Warren!'
Ze had het gevoel alsof er een withete stalen staaf door haar schedel sloeg. Verna schreeuwde het uit terwijl ze haar handen om haar hoofd sloeg. Niets in haar hele leven van honderdzesenvijftig jaar had haar voorbereid op de pijn die in haar hoofd explodeerde. Het werd zwart om haar heen. Ze voelde de vloer tegen haar gezicht smakken. Haar armen en benen trokken krampachtig van de pijn.
Een onheilspellend gelach danste door de hete marteling, als vlammen door een ruïne.
Verna bad tot de Schepper dat ze buiten bewustzijn zou raken. Haar gebed werd niet verhoord.
Boven haar hoorde ze een stem, Janets stem.
`Het spijt me vreselijk, Verna. Jullie hadden hier nooit moeten komen om te proberen ons te redden. Nu zullen jullie Zijne Excellentie moeten dienen, als zijn slaven.'
De blonde, Cara, volgde hem de ontvangstkamer in. Ze bleef drie stappen achter hem, zoals hij had bevolen. Ze droeg nu altijd haar rode leren pak, zoals hij had bevolen. De manier waarop ze er met het rode pak aan uitzagen alsof ze in bloed gehuld waren, beviel hem. Een van hen was altijd bij hem, een bloedrode herinnering aan de glibberige, kleverige orgie die nog zou komen.
Ze wendde haar blauwe ogen af toen hij over zijn schouder achterom keek. Hij wist dat ze alleen bleef om bij Kahlan in de buurt te zijn. Dat vond hij best. Dat ze bleef was het enige dat ertoe deed. Ze was nu ongevaarlijk, maar het zag er beter uit als de Meester Rahl begeleid werd door lijfwachten zoals zij, als een van de kentekenen die bij zijn positie hoorden.
En hij was nu de Meester Rahl, zoals de fluisteringen in de ether hem hadden beloofd. Alleen hij had het intellect om de stemmen te kunnen waarnemen, de wijsheid om hen te horen, de scherpzinnigheid om acht op hen te slaan. Dat had hem de overwinning bezorgd. Aandacht voor het detail had hem zijn beloning gebracht. Zijn uitzonderlijke inzicht had hem in de machtspositie gebracht die hij altijd al had verdiend. Zijn gave was zijn genialiteit, en daar zou hij meer aan hebben dan aan gewone magie.
Hij was een man die boven de anderen stond, en daar was een goede reden voor. Hij was superieur aan de anderen, een man met een zeldzaam inzicht en instinct, en met een zeldzame ethiek, niet aangetast door de verwrongen voorwendsels die vrouwen verzonnen om hun vulgaire genoegens te verklaren.
Zijn eigen deugdzaamheid bracht hem in vervoering.
Kahlan keek even op toen ze hem met grote passen de kamer binnen zag komen. Haar gezicht was uitdrukkingsloos, zoals bijna voortdurend het geval was. Ze dacht alleen maar dat het niets verraadde. Aan hem openbaarde het een heel spectrum aan emoties. Als hij zich verdiepte in de details van haar betoverende gezicht, kon hij de rijke vloed aan emoties onderscheiden die ze probeerde te verbergen.
Hij zag hoe ze naar hem keek. Hij had in het verleden haar blikken op zijn lijf opgevangen. Hij wist dat ze naar hem verlangde. Ze hunkerde naar hem. Ze wilde dat hij haar genot zou schenken.
Dat ze dat probeerde te ontkennen, wond hem alleen maar meer op. Dat ze haar verlangen naar hem verborg onder norse woorden, bewees voor hem alleen maar dat ze het had. Dat ze weerzin voorwendde, maakte hem alleen maar duidelijk hoe buitengewoon groot haar behoefte was. Als ze eindelijk zou toegeven aan haar begeerte, zou dat door het wachten een nog grotere triomf zijn, door de onthouding, door het smachten, door de uitgestelde bevrediging. Dan zou hij haar eindelijk geven wat ze wilde. Dan zou hij haar horen gillen.
De generaal die bij Kahlan was, boog. 'Goedemorgen... Meester Rahl.' Wat is dat?' vroeg hij. Het stond hem niet aan dat de soldaten dingen bij Kahlan brachten zonder daar eerst de Meester Rahl over op de hoogte te stellen.
`Het zijn alleen de ochtendrapporten, Drefan,' zei Kahlan op die vlakke toon van haar.
`Waarom ben ik daar dan niet van op de hoogte gesteld? Rapporten moeten eerst bij de Meester Rahl worden gebracht.'
Generaal Kerson wierp een steelse blik op Kahlan. Hij boog opnieuw. `Zoals u wilt, Meester Rahl. Ik dacht alleen...'
`Ik ben hier degene die denkt. Beperkt u zich maar tot het soldatenwerk.' De generaal schraapte zijn keel. 'Natuurlijk, Meester Rahl.'
`En, wat hebben de ochtendrapporten te melden?'
De generaal keek weer even naar Kahlan. Drefan zag het korte knikje. Alsof de generaal toestemming nodig had van de echtgenote van de Meester Rahl om verslag uit te brengen. Drefan deed alsof hij het niet zag, zoals altijd. Hij had plezier in haar spelletjes, de manier waarop ze dacht dat hij dingen niet in de gaten had. Dat amuseerde hem.
`Nou, Meester Rahl, de pest is bijna voorbij.'
`Beschrijf "bijna voorbij", alstublieft. Als genezer ben ik niet gediend van vaagheden.'
`In de afgelopen week is het sterftecijfer veroorzaakt door de epidemie gedaald naar slechts drie gemelde gevallen in de afgelopen nacht. Bijna iedereen die ziek was toen Meester' — hij verbeterde zichzelf — 'toen Richard is weggegaan, is hersteld. Wat Richard ook heeft gedaan...'
`Mijn broer is overleden, dat heeft hij gedaan. Ik ben de genezer. Ik ben verantwoordelijk voor het einde van de pestepidemie.'
Kahlan verloor haar kalme gelaatsuitdrukking. Haar gezicht vertrok van met moeite bedwongen woede. Hij vroeg zich af hoe haar gezicht zou vertrekken van pijn, van doodsangst. Uiteindelijk zou hij dat te weten komen.
`Richard is naar de Tempel der Winden gegaan. Hij heeft zich opgeofferd om iedereen te redden. Richard! Jij niet, Drefan, Richard!'
Drefan wuifde haar tirade met een nonchalant handgebaar weg. 'Onzin. Wat wist Richard van genezen? Ik ben de genezer. Het is Meester Rahl die zijn mensen heeft gered van de pest.' Drefan stak een vinger op naar de generaal. 'En u kunt er maar beter voor zorgen dat iedereen dat weet.' Kahlan knikte de generaal weer kort toe.
la, Meester Rahl,' zei de generaal. 'Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat iedereen weet dat het Meester Rahl zelf was die een eind heeft gemaakt aan de pestepidemie.'
Kahlans gezicht vertoonde een spoortje van een glimlach bij het dubbelzinnige antwoord van de generaal. Drefan reageerde er niet op. Hij had belangrijker zaken aan zijn hoofd dan haar gebrek aan respect voor haar echtgenoot.
`En wat hebt u verder nog te melden, generaal?'
`Nou, Meester Rahl, het schijnt dat een paar van onze eenheden... zoek zijn.'
`Zoek? Hoe kunnen troepen nu zoek zijn? Ik wil dat ze gevonden worden. We moeten het leger bijeer Imperiale Orde. Ik kan niet tolt valt aan de Imperiale Orde doo handhaven!'
`Nee, Meester Rahl. Ik heb al pen te zoeken die... zijn wegge< `Het komt door de band, Dref geen band met jou. Het leger v rond doordat ze de band kwijt wat ze moeten doen. Ze hebber Hij gaf haar een klap. Het schl op!' Hij wachtte totdat ze was teiten van mijn vrouw! Begrepe Kahlan drukte haar vingers tel stroom te stelpen. De karmozijn pen en langs haar kin naar ben naar adem snakken. De aanblik gezicht deed zijn handen beven. aanblik van bloed op haar hek angst.
Maar hij kon wachten totdat ze erom smeekte. Zoals Nadine had ge- daan. Hij had plezier beleefd aan Nadines perverse begeerte. Hij had ge- noten van haar verrassing, haar doodsangst, haar pijn voordat hij haar over de rand van de berg had gegooid, nog levend, zodat ze het hele stuk naar beneden kon nadenken over haar verdorven natuur. Dat had hem bevredigd... Voorlopig.
Hij kon wachten totdat de ware verdorvenheid van de Biechtmoeder weer de kop opstak, zoals het die eerste nacht had gedaan. Richard moest wel geschokt zijn geweest toen hij ontdekte hoezeer ze eigenlijk naar zijn broer verlangde, dat de vrouw van wie hij had gehouden zo oneerbaar was als de eerste de beste hoer. Arme, onschuldige, domme Richard. Hij had niet één keer over zijn schouder gekeken toen hij wegliep.
Drefan kon wachten. Ze zou tijd nodig hebben om over de schok heen te komen dat ze Richards dood had veroorzaakt. Drefan kon wachten. Het zou niet lang duren, zo hevig verlangde ze naar hem.
Hij nam Kahlan in zijn armen. 'Vergeef me, mijn echtgenote. Ik wilde je geen pijn doen. Vergeef me, alsjeblieft. Ik maakte me alleen zorgen over onze veiligheid voor de Orde. Het verontrustte me dat die waar- deloze soldaten geen bevelen opvolgen en ons daardoor allemaal in ge- vaar brengen.'
Kahlan wrong zichzelf los uit zijn armen. 'Ik snap het.'
Ze kon zo slecht liegen. Uit zijn ooghoek zag hij de ineengedoken gestalte in rood leer. Als ze hem aanviel, zou hij haar neersteken. Als ze dat niet deed, kon hij haar nog gebruiken.
Kahlan bewoog een vinger in een waarschuwing aan Cara. Cara ont- spande zich met tegenzin. Kahlan dacht dat ze reuzeslim was en dat hij niet zag hoe ze mensen bevelen gaf. Voorlopig deed het niet ter zake. `Generaal Kerson,' zei Drefan, 'ik wil dat die verdwenen troepen ge- vonden worden. Er moet discipline heersen in het leger, anders maken we geen kans tegen de Orde. Als ze gevonden zijn, wil ik dat de officie- ren geëxecuteerd worden.'
`Wat? Wilt u dat ik mijn eigen mannen executeer omdat ze de band zijn kwijtgeraakt...'
`Ik wil dat u hen executeert vanwege landverraad. Als de rest van de mannen hoort dat we een dergelijke verwaarlozing van de plicht niet to- lereren, zullen ze nog weleens goed nadenken voordat ze zich aanslui- ten bij onze vijand.'
`Onze vijand, Meester Rahl?'
`Natuurlijk. Als ze hun plicht als D'Haranen niet vervullen, om het D'Ha- raanse rijk te dienen en te beschermen, om nog maar niet te spreken over hun Meester Rahl, dan helpen ze de vijand. Daarmee zijn ze landverra- ders! Het brengt het leven van mijn vrouw in gevaar! Van iedereen!' Hij liet zijn vingers over de opgewerkte gouden letters op het gevest van het Zwaard van de Waarheid glijden... zijn zwaard. Hij droeg het recht- matig. 'Hebt u nog meer te melden?'
De generaal en Kahlan keken elkaar steels aan.
`Nee, Meester Rahl.'
`Goed zo. Dat is dan alles. Ingerukt.' Hij wendde zich tot Kahlan en stak zijn arm uit. 'Kom mee, lieveling. We zullen samen ontbijten.'