Deel 59

 

59
Kahlan verstijfde. Gedachten bulderden door haar hoofd in een chaos van donderende schrik. Haar tweede gil scheurde door de nacht, hard genoeg om boven
het geluid van de donder uit te komen. Ze kon zich er niet toe zetten met haar ogen te knipperen. Ze kon haar blik niet losrukken van Richards gezicht.
Ze begreep er niets van, kon er geen touw aan vastknopen. Ze had het gevoel dat de wereld op zijn kop was gezet. Alles tuimelde door haar hoofd in het rond, en ze kon onmogelijk nadenken.
Toen de bliksem de kamer weer verlichtte, wist ze maar één ding: dit was Richard, niet Drefan.
Geen enkele blik die Kahlan ooit op Richards gezicht had gezien, was zo angstaanjagend als degene die ze nu zag. Er was niets in zijn ogen. Geen woede, geen toewijding aan de dood, geen vastbeslotenheid, geen dodelijke kalmte, geen jaloezie, zelfs geen lege desinteresse.
Er was geen... ziel, in die grijze ogen. Geen hart.
Kahlan sloeg allebei haar bevende handen voor haar mond. Ze deinsde achteruit totdat haar rug tegen de stenen muur sloeg.
Hij had het geweten vanaf het eerste ogenblik dat ze de kamer was binnengekomen. Richard wist het altijd als zij een kamer binnenkwam. Hij had de hele tijd geweten dat zij het was, vanaf het eerste ogenblik dat Cara haar had binnengeleid.
Hij wist het. Hij had geprobeerd in haar hand te knijpen, om haar gerust te stellen, om het haar te laten weten. Ze had zijn hand weggeduwd. Hij was zo teder geweest als hij maar kon. Hij had geprobeerd haar tranen weg te vegen, naderhand. Ze had zijn hand weggeduwd. Ze had hem niet de kans gegeven haar te laten merken dat hij het was.
Kahlan liet zich met een jammerklacht van ontzetting op de grond vallen.
`Nee! Goede geesten, nee!'
Richard rende niet naar haar toe, sprak geen troostende woorden, schreeuwde niet. In plaats daarvan liep hij naar waar zijn kleren lagen, bij de deur, en begon zich aan te kleden.
Kahlan haastte zich naar haar spullen, die vlakbij lagen. Ze schoot in haar onderkleding, want ze voelde zich plotseling vernederd door haar naaktheid, die haar herinnerde aan wat ze zojuist had gedaan.
Ze pakte haar jurk op. Ze bleef even staan, en de tranen stroomden langs haar gezicht. Ze stak haar hand door de deuropening en bracht het zwaard en de schede dicht bij haar gezicht. Het zwaard had een leren handgreep, zoals ze zich herinnerde gezien te hebben, en geen met metaaldraad omwonden gevest. Het was niet het Zwaard van de Waarheid, Richards zwaard. Het was het zwaard van Drefan.
Kahlan greep Richard bij zijn pols toen hij zijn broek oppakte. 'Hoe... Dit is Drefans zwaard, niet het jouwe. Het is Drefans zwaard!' Richard pakte het van haar aan en zette het tegen de muur. 'Ze hebben jou je kracht afgenomen. Je kunt jezelf niet verdedigen. Drefan zal nu degene zijn die bij je in de buurt is, niet ik. Ik heb hem het Zwaard van de Waarheid gegeven zodat hij je kan beschermen.' Eindelijk ontmoette zijn blik de hare. 'Blijkbaar kan dit de waarheid net zo goed vinden als het andere.'
Richard stak zijn been in zijn broek. Kahlan pakte zijn arm weer. `Richard, begrijp je het dan niet? Jij was het. Jij was het, hier samen met mij, niet Drefan. De geesten maken een onderscheid tussen bedoeling en daad. Hij was het niet, jij was het de hele tijd!'
Hij trok zijn arm weg. De geesten maakten dat onderscheid misschien, maar hij niet. Voor Richard was de bedoeling hetzelfde als de daad. `Richard, je begrijpt het niet. Het was niet zoals je denkt.'
Hij wierp haar een dreigende blik toe die zo intens was dat ze een stap achteruit wankelde. Hij wachtte terwijl zij verstijfd bleef staan, niet in staat woorden te vinden om het uit te leggen. Hij ging verder met zich aan te kleden.
Kahlan trok haar witte Belijdstersjurk aan. Buiten kwam de bliksem naderbij. Tijdens sommige van de nabije flitsen kon ze een immens bouwwerk zien dat oprees aan de rand van de klip: de Tempel der Winden. Als de flits doofde, verdween de tempel weer, en kon ze in de verte de bergen aan de andere kant van de kloof zien, die verlicht werden door de bliksem verder weg.
`Richard,' huilde ze terwijl ze een laars aantrok, 'alsjeblieft, zeg iets tegen me. Zeg iets. Vraag me het te verklaren. Vertel me dat er geen verklaring voor kan zijn. Schreeuw tegen me. Noem me een hoer. Vertel me dat je me haat. Sla me. Doe iets! Negeer me niet!'
Hij draaide zich om en pakte zijn zwarte mouwloze onderhemd op. Terwijl hij het over zijn hoofd aantrok, pakte zij zijn zwarte overhemd en drukte het tegen haar borst, in de hoop dat hij zou ophouden zich aan te kleden.
`Richard, alsjeblieft! Ik hou van je!'
Hij sloeg zijn ogen weer naar haar op. Ze dacht dat hij iets zou gaan zeggen, maar in plaats daarvan draaide hij zich om en pakte zijn riem met de leren tassen eraan. Hij klikte zijn polsbanden om.
Kahlan hield zijn overhemd tegen haar borst en beefde, terwijl ze hem zijn riem zag dichtgespen. Ze wist niet wat ze moest doen. Hij pakte Drefans zwaard op en hing het om.
`Richard, praat alsjeblieft tegen me. Zeg iets. Dit is het werk van de geesten. Weet je niet meer wat ik je heb verteld dat de geest van grootvader me heeft verteld? De winden hebben besloten dat jij het pad van de prijs bent. Zij hebben ons dit aangedaan!'
Hij wierp haar weer een blik toe. De intensiteit verdween uit zijn ogen. Hij zag dat ze niet van plan was zijn overhemd af te staan, dus wierp hij zijn gouden cape rond zijn schouders.
Toen hij zich omdraaide naar de deur, greep Kahlan met beide handen zijn arm en keerde hem weer naar haar toe.
`Richard, ik hou van je. Je moet me geloven. Wat hier gebeurd is, zal ik je later uitleggen, maar voorlopig moet je me geloven. Ik hou van jou. Van niemand anders. Mijn hart is alleen van jou. Goede geesten, geloof me alsjeblieft.'
Richard pakte haar kaak in zijn hand en wreef met een duim over haar lippen. Hij hield zijn duim omhoog, zodat zij die kon zien in het pandemonium van bliksemflitsen.
`... want degene in het wit, zijn ware liefde, zal hem in haar bloed verraden.'
Zijn woorden verscheurden haar hart.
Kahlan gilde met zijn overhemd tegen haar mond gedrukt terwijl hij de deur uit stormde. Juist datgene wat ze had gezworen nooit te doen, had ze gedaan: ze had hem verraden. Het had geen erger verraad kunnen zijn. Het was een verraad dat zijn hart had gebroken.
Hysterisch huilend rende Kahlan achter hem aan, de woeste nacht in. Ze moest iets doen om dat hart te repareren. Ze kon hem de pijn niet laten ondergaan die ze hem had toegebracht. Ze hield meer van hem dan van het leven zelf, en ze had hem het ergst denkbare aangedaan.
Buiten gierde de wind tussen de bergen door. Ze kon zijn donkere gestalte, zijn blote armen zien in de bliksemflitsen; hij liep naar de weg. Toen hij de rand van de klip aan het eind van de weg had bereikt, wierp Kahlan zich op hem en dwong hem te blijven staan.
De hemel bood de woeste aanblik van hevig onweer. De donder dreunde tot in haar botten. De bliksem scheurde door de lucht en werd gevolgd door een oorverdovend gebulder. Achter de rand van de klip was de Tempel der Winden er als de sterkste bliksemschichten flitsten, maar alleen tijdens die hevigste flitsen. Tussen de flitsen in was er niets dan lege ruimte.
`Richard, wat ga je doen?'
`Ik ga een eind maken aan de pest.'
`Wanneer kom je terug? Ik zal hier wachten. Wanneer kom je terug?' Hij staarde een lang ogenblik in haar ogen terwijl de storm om hen heen raasde.
`Er is hier niets voor me.'
Kahlan greep hem vast. 'Richard, je moet terugkomen. Kom terug. Ik zal hier op je wachten. Ik hou van je. Goede geesten, ik heb je nodig. Richard, je moet naar me terugkomen!'
`Je hebt een echtgenoot. Je hebt hem je woord gegeven... en al het andere.'
`Richard, laat me niet alleen,' jammerde Kahlan, op de rand van hysterie. 'Als je niet terugkomt, vergeef ik het je nooit.'
Richard keerde zich naar de rand van de klip.
`Richard, je hebt een echtgenote! Je moet terugkomen!'
De donder deed de berg trillen.
Hij keek over zijn schouder. 'Nadine is dood. Ik ben niet meer gebonden door mijn gelofte aan haar. Jij hebt een echtgenoot, en een gelofte. Er is hier niets voor me.'
Felle strengen van bliksem sloegen in de weg voorbij de rand van de klip en zetten de Tempel der Winden in het licht.
Met zijn gouden cape achter hem aan wapperend sprong Richard de bliksem in.
`Richard! Ik ben hier! Ik ben hier voor je! We kunnen een manier vinden! Kom alsjeblieft naar me terug!'
Toen de felle flits doofde, was de tempel weg. Er kwam weer een flits, en de hoog oprijzende torens waren een seconde lang terug, deze keer zwakker, en verdwenen toen weer.
Kahlan liet zich op de grond vallen en klemde Richards zwarte overhemd tegen zich aan. Ze had hem vernietigd.
Uit haar ooghoeken zag Kahlan een rode flits. Het was Cara, die naar de rand van de klip stormde. Ze sprong precies op het moment dat er weer een bliksemschicht flitste, die de Tempel der Winden in de wereld van het leven verlichtte. Ze kwam neer op de weg in de lucht, en toen de flits gedoofd was, waren ook de Tempel der Winden, Richard en Cara verdwenen.
Verpletterd staarde Kahlan in stilte naar de razende storm, en zag van tijd tot tijd de hoge spooktempel in een andere wereld. Hij zag er geen enkele keer meer solide genoeg uit, anders zou ze ook zijn gesprongen. Dat had ze moeten doen. Ze begreep niet waarom ze dat niet had gedaan. Waarom was ze daar blijven staan?
Omdat Richard haar niet wilde. Ze had hem verraden.
Hoe kon hij haar dit aandoen? Hij had gezegd dat hij altijd van haar zou houden. Hij had gezegd dat ze in de volgende wereld samen zouden zijn. Hij had haar beloften gedaan. Hij had haar zijn eeuwige liefde bezworen.
Net als zij, en zij had hem verraden.
Van ergens in de verte, in de storm, hoorde Kahlan het geluid van lachen. Het boosaardige gegniffel bezorgde haar kippenvel.
Drefan kwam naast haar staan. Hij was alleen.
`Waar is Nadine?' vroeg Kahlan.
Drefan schraapte zijn keel. 'Toen de bliksem kwam, en ze zag dat ik het was, en niet Richard, gilde ze. Ze raakte buiten zinnen. Ze is over de rand van de berg gesprongen.'
Kahlan staarde naar hem op. Richard wist het. Hij had haar gezegd dat Nadine dood was. Richard was een tovenaar. Ook dat had ze in zijn ogen gezien, op het laatst, voordat hij oversprong. Ze had magie in zijn ogen gezien.
`Waar is Richard?'
Kahlan staarde naar de lege lucht, naar de zwarte muur van duisternis. `Weg.'
Op de weg naar de Tempel der Winden, in de spookachtige stilte, trok Richard zijn zwaard. Het onbekende gevoel ervan verraste hem even, totdat hij zich herinnerde wiens zwaard het was.
Hij was niet langer de Zoeker naar Waarheid. Hij had alle waarheid die hij kon verdragen, gevonden.
Het was hier nacht noch dag, maar er was wel licht. Het leek niet op zonlicht, meer op een bewolkte dag, zonder enige aanwijzing waar de zon precies stond. Maar hij wist dat er hier geen zon was. Dit was niet de wereld van het leven.
Dit was een deel van de onderwereld, een geïsoleerde, afgezonderde, obscure nis in de wereld van de doden. Het was alsof de tovenaars een afgelegen plekje hadden gevonden waar ze de Tempel der Winden konden verbergen. In de wereld van het leven had hij op dezelfde manier verborgen gelegen.
De donkere muren van de reusachtige Tempel der Winden rezen voor hem op, en de twee torens staken omhoog in de mistflarden. De hele wand van de Kymermosst-berg was hier, het hele deel dat in de wereld van het leven verdwenen was.
Richard wist waar hij heen ging. Hij wist meer dan hij ooit eerder had geweten. Kennis stroomde zijn hoofd binnen. Hij was een oorlogstovenaar. De Tempel der Winden had een sluis in zijn geest opengezet. Daardoor kwam alle kennis die hij nodig had tot hem, en meer.
Hij voelde zich alsof hij voor het eerst een bewustzijn had.
Een compensatie, voor het offer dat hij had gebracht.
`Meester Rahl!'
Cara kwam buiten adem aanrennen. Met haar Agiel in haar hand nam ze een verdedigingshouding aan. Haar Agiel zou hier nutteloos zijn. Dat zou hij trouwens in de wereld van het leven nu ook zijn.
Richard keerde zich naar de winden en liep verder. Het was niet ver. Helemaal niet ver. Hij kende de weg naar binnen.
`Cara, ga naar huis. Jij hoort hier niet.'
`Meester Rahl, wat is er gebeurd? Ik...'
`Ga naar huis.'
Ze keek hem lelijk aan terwijl ze langs hem liep om ervoor te zorgen dat hij buiten gevaar bleef. Ze had geen idee van de gevaren hier.
`Ik ben Mord-Sith. Ik ben hier om de Meester Rahl te beschermen.' `Ik ben de Meester Rahl niet meer,' fluisterde Richard.
Ze tuurde omhoog naar de enorme zwart stenen pilaren aan weerszijden van de ingang die voor hen lag. Naast hen stonden, tegen muren van inktzwarte steen die versierd waren met koperkleurige kappen, versteend in ravenzwart graniet, de skrin, de bewakers van de grens tussen werelden. Versteend waren ze alleen in Cara's ogen, niet in de zijne.
Cara stak een hand op om hem op een afstand te houden terwijl ze door de doorgang naar de diep gelegen ingang tuurde, om te controleren of er geen gevaar dreigde. Er lagen beenderen aan hun voeten.
`Meester Rahl, wat is dit voor een plek?'
`Jij kunt hier niet naar binnen, Cara.'
`Waarom niet?'
Richard draaide zich om en keek terug naar de weg die hij was gekomen, naar alles wat hij achterliet. Naar niets.
`Omdat dit de Hal van de Verradene is.'
Richard wierp een blik omhoog op de twee skrin, de bewakers die de beenderen van twee tovenaars hier op dit pad hadden achtergelaten, aan hun voeten.
Richard herinnerde zich nog goed de boodschap van tovenaar Ricker die de sliph hem had doorgegeven: Pareer links in. Richard wist nu wat dat betekende.
Hij stak zijn linkerarm op, met zijn vuist naar de skrin die rechts tegen de stenen muur stond. Pareer links vertelde hem welke arm hij moest gebruiken en naar welke skrin hij die moest opsteken. Als hij de verkeerde arm had gebruikt, zou hem de toegang tot dit gebouw in de wereld van de doden zijn ontzegd. Een van Rickers valstrikken voor de vijand. Zijn polsband werd warm. De leren bekleding beschermde zijn huid tegen de kracht die hij in die band concentreerde. Zijn vuist werd omgeven door een groene gloed. De skrin rechts, waarop hij zijn gezag bij geboorterecht richtte, ging onder de invloed van zijn vuist ook gloeien en was voorlopig onbeweeglijk gemaakt, zodat Richard naar binnen kon. Richard keek op naar de bewaker van zwart graniet aan zijn linkerkant. Richard riep zijn naam, een keelklank waar hij op reageerde. De zwarte steen barstte en verbrokkelde toen de skrin zich naar zijn meester keerde, in afwachting van instructies.
Richard maakte opnieuw het geluid van zijn naam. Hij wees naar Cara.
`Zij hoort hier niet. Breng haar terug naar de wereld van het leven. Doe haar geen kwaad. Keer daarna terug naar je post.'
De skrin sprong van de stenen muur en pakte Cara vast.
`Meester Rahl! Wanneer komt u thuis?'
Richard keek in haar blauwe ogen. 'Ik ben thuis.'
Er was een lichtflits en de stille donder deed de geluidloze wereld schudden toen de skrin met Cara verdween, op weg naar de wereld van het leven.
Richard draaide zich naar de winden. De vier winden en de ziener keken toe vanaf hun plek hoog tegen de muur. Richard bekeek de runen van massief goud die aan weerszijden van de ingang naar de hal van boven naar beneden op de muren waren aangebracht, en las de boodschappen en waarschuwingen die daar door tovenaars uit het verleden waren achtergelaten.
In deze wereld zonder wind bolde Richards cape toch achter hem op, en verraadde de draaikolken en stromingen van krachten, toen hij verder beende, de Hal van de Verradene in.
Kahlan sloeg een arm voor haar gezicht toen de bliksem plotseling voor haar kraakte. De weg naar de Tempel der Winden was een ogenblik lang verlicht. In de verte zag Kahlan Richards rug terwijl hij resoluut de doorgang inliep.
Cara tuimelde neer op de weg aan de rand van de klip, aan Kahlans voeten.
Met de dreun van de donder waren de tempel en Richard verdwenen. Cara kwam overeind. Furieus greep ze Kahlan bij haar schouders. `Wat hebt u gedaan?'
Kahlan was te verslagen om te kunnen praten. Ze staarde naar de grond. `Biechtmoeder, wat hebt u gedaan? Ik had het voor u geregeld. Wat hebt u hem aangedaan?'
Kahlan keek op. 'Wit had je gedaan?'
`Ik had het gezworen. We zijn zusters van de Agiel. Ik heb u gezworen dat als er ooit iets zou gebeuren, als er iets mis zou gaan, ik ervoor zou zorgen dat u het was, en niet Nadine, die met Richard zou zijn.' Kahlans mond viel open. 'Cara, wat heb je gedaan?'
Wat u wilde! Ik sprak de woorden van de winden, zoals ik ze zelf ontving, maar toen ik u en Nadine naar de gebouwen heb gebracht, heb ik jullie verwisseld. Ik heb Nadine naar Drefan gebracht, en u naar Meester Rahl.
Ik wilde dat u bij de man zou zijn van wie u echt hield. Ik heb u naar Richard gebracht! Geloofde u dan niet in me? Had u geen vertrouwen in me?'
Kahlan liet zich in Cara's armen vallen. '0, Cara, het spijt me. Ik had in je moeten geloven. Goede geesten, ik had op je moeten vertrouwen.' `Meester Rahl zei dat hij de Hal van de Verradene inging. Ik vroeg wanneer hij thuis zou komen. Hij zei dat hij thuis was. Hij komt niet meer terug! Wat hebt u gedaan!'
`De Hal van de Verradene...' Kahlan liet zich op de grond zakken. 'Ik heb de profetie in vervulling laten gaan. Ik heb Richard geholpen de Tempel der Winden binnen te komen. Ik heb hem geholpen een einde te maken aan de pest.
En daarmee heb ik hem vernietigd.
En daarmee heb ik mezelf vernietigd.'
`U hebt nog meer gedaan,' fluisterde Cara.
`Wat bedoel je?'
Cara stak haar Agiel in haar vuist omhoog. 'Mijn Agiel. Hij heeft zijn kracht verloren. De kracht van een Mord-Sith werkt alleen in aanwezigheid van de band met onze Meester Rahl. De kracht bestaat om de Meester Rahl te beschermen. Zonder Meester Rahl is er geen band. Ik ben mijn kracht kwijt.'
`Ik ben nu Meester Rahl,' zei Drefan, die achter Kahlan opdook.
Cara zei honend tegen hem: 'Jij bent geen Meester Rahl. Jij hebt de gave niet.'
Drefan beantwoordde haar dreigende blik. 'Ik ben de enige Meester Rahl die jullie nog hebben. Iemand moet het D'Haraanse rijk bijeenhouden.' Kahlan drukte Richards zwarte overhemd tegen haar borst. 'Ik ben de Biechtmoeder. Ik zal de alliantie bijeenhouden.'
lij, m'n lieveling, bent ook je kracht kwijt. Je bent geen Belijdster meer, laat staan Biechtmoeder.' Hij stak zijn hand uit en pakte Kahlan onder haar arm. Zijn sterke vingers grepen haar pijnlijk stevig vast toen hij haar omhoog hees. 'Jij bent nu mijn vrouw, en zal doen wat ik je zeg. Je hebt gezworen me te gehoorzamen.'
Cara maakte aanstalten om hem te dwingen Kahlan los te laten. Drefan sloeg haar met de rug van zijn hand tegen haar mond, zodat ze op de grond viel.
`En jij, Cara, bent nu een tandeloze slang. Als je hier rond wilt blijven hangen, dan zul je me moeten gehoorzamen. Doe je dat niet, dan kan ik je niet gebruiken. Voorlopig weten alleen wij dat je Agiel niet meer werkt. Laten we dat zo houden. Je zult me beschermen als elke andere Meester Rahl.'
Cara wierp hem een giftige blik toe terwijl ze het bloed van haar mond veegde. lij bent niet de Meester Rahl.'
`0 nee?' Hij tilde het Zwaard van de Waarheid, Richards zwaard, uit de schede en liet het er weer in vallen. 'Ik ben nu wel de Zoeker.'
lij bent de Zoeker ook niet,' gromde Kahlan. 'Richard is de Zoeker.' `Richard? Er is geen Richard meer. Ik ben nu Meester Rahl, en de Zoeker.' Drefan trok Kahlan tegen zich aan, en zijn Darken Rahl-ogen brandden in de hare. 'En jij bent mijn vrouw. Tenminste, dat zul je zijn als we het huwelijk hebben voltrokken. Maar dit is daar noch de tijd, noch de plaats voor. We moeten terug. Er is werk te doen.'
`Nooit. Als je me ooit aanraakt, snijd ik je je keel door.'
le hebt een gelofte afgelegd voor de geesten. Je zult doen wat je gezworen hebt.' Drefan glimlachte. `Je bent een hoer. Je zult ervan genieten. Ik wil dat je ervan geniet, dat je bevredigd wordt, dat wil ik echt.' `Hoe durf je me zo te noemen! Ik ben geen hoer, en al helemaal niet de jouwe!'
Zijn grijns werd breder. '0 nee? Hoe heb je Richard dan verraden? Waarom liep hij dan weg zonder zelfs maar om te kijken? Volgens mij heb je ervan genoten, terwijl je dacht dat ik het was. Volgens mij heeft Richard gezien wat een hoer je eigenlijk bent. Als ik het werkelijk ben, zul je er ook van genieten. Dat zal me plezier doen.'