Deel 52
52
Toen ze Drefan vanaf de andere kant aan zag komen, zette
Kahlan de mand met schone zwachtels en lappen stof neer die ze
droeg. Hoewel Richard het hem alleen had opgedragen als deel
van zijn list om Tristan ervan te overtuigen dat zijn plan
werkte, droeg Drefan nog steeds een zwaard. Misschien was het niet
zo'n slecht idee. Sommige mensen begonnen een hekel te krijgen aan
genezers omdat die zich uitspraken tegen de drankjes en
geneesmiddelen die op straat werden verkocht.
Ze streek haar haar naar achteren. 'Hoe gaat het met
ze?'
Drefan zuchtte terwijl hij achterom de gang in keek. 'Een is
er vannacht gestorven. De meesten zijn er slechter aan toe dan
gisteren. We hebben vandaag zes nieuwe gevallen.'
`Goede geesten,' fluisterde ze, 'wat zal er met ons gebeuren?'
Drefan tilde haar kin op. 'We zullen volhouden.'
Kahlan knikte. 'Drefan, als zoveel leden van de staf ziek
worden en er al zoveel zijn gestorven, wat voor nut heeft die
afschuwelijke rook dan? Ik word er ziek van om die steeds in te
moeten ademen.'
`De rook heeft geen nut tegen de pest.'
Kahlan keek met knipperende ogen naar hem op. 'Waarom moeten
we het dan blijven doen?'
Drefan glimlachte droevig. 'De mensen denken dat het ervoor
zorgt dat de epidemie niet nog erger wordt. Ze voelen zich beter
als we iets doen, en als er hoop is. Als we ermee ophouden, zullen
ze denken dat er geen hoop meer is.'
`En is die er? Is er nog hoop?'
`Ik weet het niet,' fluisterde hij.
`Heb je het rapport van gisteravond al gehoord?'
Hij knikte. 'In de laatste week is het aantal doden blijven
stijgen. Gisteravond waren het er meer dan zeshonderd.'
Kahlan keek vertwijfeld de andere kant op. 'Ik wou dat we iets
konden doen.'
Shota had haar verteld dat er een manier zou komen. De geest
had haar verteld dat er een manier zou komen. Ze kon de gedachte
Richard te verliezen niet verdragen, maar de gedachte aan al die
mensen die stierven ook niet.
`Nou,' zei Drefan, 'ik ga mijn ronde door de stad
maken.'
Kahlan greep zijn onderarm. Hij kromp ineen. Dat was een
reactie waar ze, als Belijdster, aan gewend was. Ze trok haar hand
terug. 'Ik weet dat je niets kunt doen om er een eind aan te maken,
maar toch bedankt voor al je hulp. Alleen je woorden al helpen de
levenden om te blijven hopen.'
`De beste hulp die een genezer kan bieden, woorden. Meestal is
het alles wat we kunnen doen om te helpen. De meeste mensen denken
dat genezer zijn betekent dat je mensen geneest. Dat gebeurt
eigenlijk maar zelden. Ik heb lang geleden geleerd dat genezer zijn
betekent dat je met pijn en lijden leeft.'
`Hoe is het met Richard? Heb je hem al gezien
vanochtend?'
`Hij is in zijn kantoor. Hij zag er goed uit. Ik heb ervoor
gezorgd dat hij wat heeft geslapen.'
`Goed zo. Hij had rust nodig.'
Drefans blauwe ogen zochten de hare. 'Hij heeft gedaan wat hij
moest doen met die man die probeerde je te vermoorden, maar ik weet
dat het, ondanks zijn vastberaden voorkomen, vreselijk moeilijk
voor hem is geweest. Het doden van een mens, zelfs van een mens die
dat ruimschoots verdiend heeft, is niet iets dat Richard
gemakkelijk afgaat.'
`Dat weet ik,' zei Kahlan. 'Ik weet dat het ter dood
veroordelen van een mens hem zwaar valt. Ik heb zelf ook opdracht
moeten geven tot het doden van mensen. In vredestijd heb je de luxe
van vaste procedures, maar in oorlog moet je handelen. Aarzeling is
dood.'
`En heb je dat tegen Richard gezegd?'
Kahlan glimlachte. 'Natuurlijk. Hij weet dat hij heeft gedaan
wat hij moest doen, en dat degenen die hem na staan dat begrijpen.
Als ik hem was geweest, had ik hetzelfde gedaan, en dat heb ik hem
verteld.' `Ooit hoop ik een vrouw te hebben die half zo sterk is
als jij.' Drefan glimlachte. 'Om maar niet te spreken van je
schoonheid. Nou, ik moet gaan.' Kahlan keek hem na. Zijn broek was
nog steeds te strak. Ze bloosde bij de gedachte, en ging weer aan
het werk.
Nadine was in de ziekenzaal en verzorgde de mensen in twee
rijen bedden. Er stonden twintig bedden in de zaal, en ze waren
allemaal bezet, terwijl er ook nog mensen op dekens op de grond
lagen. In andere kamers lagen ook nog zieken.
`Bedankt,' zei Nadine, toen Kahlan de schone spullen neerzette
die ze had gebracht. Nadine verdeelde kruiden over potten om thee
te zetten. Andere vrouwen die de zieken verzorgden, verschoonden
lakens, maakten open zweren schoon en verbonden ze, of brachten
thee rond.
Nadine pakte een lap uit de mand, doopte die in een bak met
water, wrong hem uit en legde hem over het voorhoofd van een
kreunende vrouw. Nadine klopte de vrouw op de schouder.
`Zo, lieverd. Voelt dat wat beter?'
De vrouw slaagde er alleen in flauw te glimlachen en een
knikje te geven.
Kahlan deed hetzelfde bij nog een paar mensen, hun bezwete
gezicht deppen met een vochtige doek en een paar troostende woorden
spreken.
`Jij zou ook genezer kunnen zijn,' zei Nadine toen ze even
naast Kahlan bleef staan. 'Je hebt een zachte aanraking.'
`Dat is het enige dat ik heb. Ik zou niemand kunnen genezen.'
Nadine boog zich naar haar over. 'En dacht je dat ik dat wel
kon?'
Kahlan keek om zich heen in de zaal. 'Ik begrijp wat je
bedoelt. Maar jij hebt je leven in elk geval gewijd aan het helpen
van mensen. Mijn leven is gewijd aan mijn plicht. Aan
vechten.'
Wat bedoel je?'
`Uiteindelijk ben ik een krijger. Het is mijn plicht mensen
kwaad te doen om anderen te redden. Het wordt aan mensen als jij
overgelaten om de overblijvenden te genezen, als mensen als ik
klaar zijn met vechten.' Nadine stond dicht bij haar. 'Soms wou ik
dat ik een krijger was, en kon vechten om een eind aan het lijden
te maken, zodat er niet zoveel gewonden zouden zijn voor de
genezers om te verzorgen.'
Ten slotte moest Kahlan de zaal verlaten. Ze kon de stank niet
meer verdragen, en werd misselijk van de rook. Nadine wilde er ook
even uit en ging met haar mee. Ze lieten zich met hun rug tegen de
muur naar beneden glijden en gingen op de grond zitten.
`Ik voel me machteloos,' zei Nadine. 'Als er thuis iemand
hoofdpijn had, gaf ik hem iets en dan ging hij zich beter voelen.
Als een vrouw in verwachting was, gaf ik haar iets waardoor ze
minder misselijk werd, of ik hielp met het ter wereld brengen van
de baby als het zover was. Ik was eigenlijk altijd mensen aan het
helpen.
Maar dit is anders. Het enige dat ik doe, is mensen troosten
die gaan sterven, en me de hele tijd afvragen of ik morgen zelf in
zo'n bed zal liggen. Ik weet niet wat ik voor ze moet doen. Ik voel
me volkomen nutteloos. Ik wou dat ik hier was gekomen om deze
mensen te helpen, in plaats van toe te kijken hoe ze
doodgaan.'
`Ik weet het,' fluisterde Kahlan. 'Het moet een stuk
bevredigender zijn geweest om een vrouw te helpen met het ter
wereld brengen van een baby.'
Nadine staarde peinzend voor zich uit. 'Soms vertelde een
vrouw me dat het leek alsof het nooit zou gebeuren, dat het
onwerkelijk leek. Ze wachtte, in de wetenschap dat het zou
gebeuren, maar kon het niet echt geloven en zag erg op tegen de
dingen waarvan ze had gehoord dat ze heel zwaar waren. Zag op tegen
de pijn. Soms denken ze dat alles nog zal veranderen, dat ze
bijvoorbeeld op een dag wakker worden en niet meer in verwachting
zijn, of zoiets.
En dan kwam de baby. Plotseling was ze dan in paniek. Het was
zover. Ze schrok vreselijk dat het nu eindelijk echt ging gebeuren.
Soms gillen ze gewoon van die angst, de angst voor de pijn. Dan kan
ik ze helpen. Ik ben bij hen. Ik stel hen gerust dat alles goed
komt.
Sommigen geloven dan pas voor het eerst echt dat het gebeurt.
Waarschijnlijk is het natuurlijk om bang te zijn voor zo'n grote
verandering in je leven. Totdat het zover is, totdat de dag daar
is, zijn sommigen ziek van angst.'
Samen zaten ze in de stille gang uit te rusten en te luisteren
naar het gekreun uit de ziekenzaal.
`Nadine, je denkt nog steeds dat je uiteindelijk met Richard
zult trouwen, hè?'
Nadine keek even opzij en krabde aan haar sproeterige neus,
maar ze gaf geen antwoord.
`Ik vroeg dat niet om... om je aan te vallen, of zoiets. Ik
bedoelde gewoon, nou, wat je net zei, je zou in een van die bedden
terecht kunnen komen. Ik dacht alleen... dat zou met mij ook kunnen
gebeuren. Ik zou de pest kunnen krijgen, of zo.'
Nadine keek haar aan. 'Dat gebeurt niet. Dat moet je niet
zeggen. Je krijgt het niet.'
Kahlan ging met haar duimnagel langs een naad tussen de
vloerplanken. `Maar het zou kunnen. Ik dacht alleen dat als dat zou
gebeuren, of iets anders... wat moet Richard dan? Dan is hij
alleen.'
`Wat wil je daarmee zeggen?'
Kahlan keek in Nadines zachtbruine ogen. 'Als jij om een of
andere reden uiteindelijk degene zou zijn die met hem trouwde, en
ik niet, zou je toch wel goed voor hem zijn? Je zou toch altijd
goed voor hem zijn?' Nadine slikte. 'Natuurlijk.'
`Ik meen het, Nadine. Er gebeurt zoveel. Ik wil weten dat je
hem nooit zou kwetsen.'
`Ik zou Richard nooit kwetsen.'
`Je hebt hem al eens gekwetst.'
Nadine draaide zich van haar weg en krabde aan haar schouder.
'Dat was anders. Ik probeerde hem voor me te winnen. Ik zou
alles hebben gedaan om hem zover te krijgen dat hij mij koos. Dat
heb ik je al uitgelegd.'
`Dat weet ik.' Kahlan peuterde aan een steentje dat in de naad
tussen de vloerplanken vastzat. 'Maar als er iets zou gebeuren, en
jij zou uiteindelijk... degene zijn die met hem trouwt, wil ik
weten dat je hem nooit meer zoiets zou aandoen.
Ik wil het graag van jou horen, dat je nooit iets zou doen om
Richard te kwetsen. Niets.'
Nadine keek Kahlan even aan voordat ze haar blik
afwendde.
`Als ik ooit samen met Richard zou zijn, zou ik hem tot de
gelukkigste man ter wereld maken. Ik zou beter voor hem zorgen dan
enige vrouw ooit voor een man heeft gedaan. Ik zou meer van hem
houden dan... nou, ik zou mijn uiterste best doen om hem gelukkig
te maken.'
Kahlan voelde de bekende pijn in haar binnenste knagen. Ze
verdroeg hem. 'Zweer je dat dat de waarheid is?'
`Ja.'
Kahlan keek de andere kant op en veegde langs haar ogen.
'Bedankt, Nadine. Dat wilde ik weten.'
`Waarom vraag je me zoiets?'
Kahlan schraapte haar keel. 'Zoals ik al zei, ik ben bang dat
ik misschien ook de pest krijg. Als er iets gebeurt, zou ik dat
beter kunnen verdragen als ik wist dat er iemand was die voor
Richard zou zorgen.'
`Voor zover ik kan beoordelen, zorgt Richard wel voor
zichzelf. Weet je dat die man beter kan koken dan ik?'
Kahlan lachte. Nadine lachte mee.
`Je hebt gelijk,' zei Kahlan. 'Ik geloof dat een vrouw bij
Richard alleen kan hopen hem gezelschap te houden bij zijn
avonturen.'
`Meester Rahl
Richard draaide zich om en zag dat generaal Kerson hem riep.
Hij liet Kahlans hand los. Cara kwam glijdend tot stilstand achter
Kahlan.
`Ja, wat is er, generaal?'
De generaal bleef staan en zwaaide met een brief. Een
stoffige, vermoeid ogende soldaat liep achter hem, samen met de
gebruikelijke wacht van de generaal.
`Een boodschap van generaal Reibisch, die met zijn leger in
het zuiden is.' De generaal stak een duim op. `Grissom hier komt
net aanrijden.' Richard wierp een blik op de jonge soldaat, die nog
steeds buiten adem was. Hij rook naar paard. Richard dacht dat hij
veel liever naar paard zou ruiken en de hele dag buiten zou
rondrijden dan dag in dag uit in een kamertje te zitten en het
krankzinnige verslag van een rechtszaak en executie te
vertalen. Maar als zijn inspanningen hem iets zouden opleveren, zou
hij er misschien anders over gaan denken.
Hij verbrak het zegel en opende de brief. Toen hij hem had
gelezen, gaf hij de brief aan Kahlan.
`Kijk maar even.' Terwijl Kahlan de brief las, wendde Richard
zich tot de boodschapper. 'Hoe gaat het met ons leger in het
zuiden?'
`Prima toen ik bij ze wegging, Meester Rahl,' zei Grissom. 'De
Zusters van het Licht hebben ons ingehaald, zoals u hun had gezegd
te doen. Ze zijn allemaal bij onze manschappen. We wachten op
instructies.'
De brief zei ongeveer hetzelfde. Toen Kahlan klaar was met
lezen, nam Richard de brief en gaf hem aan generaal Kerson. De
generaal krabde gedachteloos in zijn grijzende haar terwijl hij de
brief las. Hij keek op toen hij hem uit had.
`Wat denkt u, Meester Rahl?'
`Het lijkt mij zinnig. Ik denk niet dat we al die mannen op
dit moment terug moeten laten komen naar het noorden. Zoals
generaal Reibisch zegt, zijn ze nu in een positie om het in de
gaten te hebben als de Orde ver de Nieuwe Wereld intrekt. Wat denkt
u ervan?' vroeg Richard, terwijl hij de brief aan Cara gaf.
De generaal hees zijn broek op. 'Ik ben het met Reibisch eens.
Ik zou hetzelfde willen doen als ik hem was. Hij is daar nu al, dus
waarom zou hij zich niet nuttig maken? Zoals hij zegt, is het het
beste om te weten wat de Orde uitvoert, en als de vijand naar het
noorden komt, is hij in de juiste positie om in hun kont te
bijten.' Hij schrok. 'Neemt u me niet kwalijk, Biechtmoeder.'
Kahlan glimlachte. 'Mijn vader was een krijgsman, generaal,
voordat hij koning werd. Het roept herinneringen op.' Ze zei niet
of het goede herinneringen waren. 'Ik ben het ook met u eens dat
het strategisch voordeel heeft om een leger op die plek te
hebben.'
Cara gaf de brief terug aan Richard. 'Hij heeft op nog een
ander punt gelijk. Als hij zijn positie verlaat en de Orde naar het
noordoosten zou gaan, zouden ze zonder tegenstand D'Hara kunnen
binnentrekken. We zouden er niet eens van weten. Dat deel van
D'Hara is dunbevolkt. De Orde zou naar het noorden kunnen komen en
we zouden het pas weten als ze naar het westen afsloegen, terug het
Middenland in.'
`Tenzij ze direct zouden optrekken naar het Volkspaleis,' zei
de generaal.
`Dat zou een fatale vergissing zijn, om het hart van D'Hara
aan te vallen,' zei Cara. 'Commandant-generaal Trimack van het
Eerste Rot van de Paleiswacht zou de vijand laten zien waarom geen
enkel leger het paleis ooit heeft aangevallen en ook maar één
enkele soldaat heeft overgehouden om het verhaal van hun bloedige
nederlaag na te vertellen. De cavalerie zou de Orde op de
Vlakten van Azrith aan mootjes hakken.' `Ze heeft gelijk,' zei de
generaal. 'Als de vijand daarheen gaat, zullen de gieren een
feestmaal hebben, daar zal Trimack wel voor zorgen. Als ze naar het
noordoosten D'Hara intrekken, is dat om ons in de flank aan te
vallen. Reibisch kan de toegangspoort maar beter bewaken.'
Richard had nog een reden om te willen dat het leger van
generaal Reibisch in het zuiden bleef.
`Meester Rahl,' vroeg de boodschapper, 'mag ik iets vragen?'
`Natuurlijk. Wat is het?'
Grissom frunnikte aan het gevest van zijn korte zwaard. 'Wat
is er aan de hand in de stad? Ik bedoel, ik zag mannen met karren
met dode mensen, en ik heb anderen door de straten zien lopen en
horen roepen dat de mensen hun doden buiten moesten brengen.'
Richard ademde diep in. 'Dat is de andere reden dat we willen
dat generaal Reibisch in het zuiden blijft. Er heerst pest in het
Middenland. Afgelopen nacht zijn er zevenhonderdvijftig mensen
gestorven.'
`De geesten behoeden ons.' Grissom veegde zijn handpalmen af
aan zijn heupen. 'Ik was al bang dat het zoiets was.'
`Ik wil dat je mijn antwoord overbrengt aan generaal Reibisch.
Je bent nu hier geweest, en ik wil niet dat je de pest ook naar hem
brengt. Als je terug bent, moet je mijn boodschap mondeling
overbrengen.
Kom niet te dicht bij zijn mannen, bij helemaal niemand, niet
dichter dan nodig is om te worden verstaan. Als je bij de
wachtposten komt, zeg hun dan dat ze de boodschap moeten doorgeven
aan de generaal. Zeg hem dat ik zijn redenering verstandig vind.
Het hele militaire gezag hier is het met hem eens. Zeg hem door te
gaan met zijn plannen en ons op de hoogte te houden.
Nu je hier bent geweest, kun je niet terug naar die mannen. Je
zult hier terug moeten komen als je de boodschap hebt overgebracht.
Ik wil dat je een flinke eenheid meeneemt om ervoor te zorgen dat
je instructies doorkomen, en dan komen jullie allemaal hier
terug.'
Grissom groette met een vuist tegen zijn hart. 'Zoals u
beveelt, Meester Rahl.'
`Ik wou dat ik je kon laten terugkeren naar je mannen,
soldaat, maar we proberen ervoor te zorgen dat de pest het leger
niet bereikt. We hebben de soldaten hier rond de stad verspreid,
zodat ze niet ziek worden. Vertel hun dat ook maar.'
Generaal Kerson krabde in zijn gezicht. 'Eh, Meester Rahl,
daar moet ik met u over praten. Ik heb het zelf net gehoord.'
Richard fronste zijn voorhoofd toen hij de generaal plotseling
zijn gezicht zag vertrekken. 'Wat is er?'
`Eh, de pest heeft onze mannen bereikt.'
Richard voelde zijn hart in zijn keel kloppen. 'Welke
groep?'
De generaal veegde met een hand over zijn mond. 'Allemaal,
Meester Rahl. Blijkbaar hebben de prostituees de kampementen
bezocht. De vrouwen dachten dat dat misschien veiliger was dan hun
vak uit te oefenen in de stad, met al die moorden. Ik heb geen idee
hoe de ziekte zich verspreidt, maar Drefan heeft me verteld dat het
op die manier gebeurd kan zijn.'
Richard pakte zijn slapen tussen zijn duim en middelvinger.
Hij wilde het opgeven. Hij wilde gewoon op de grond gaan zitten en
het opgeven. `Ik had Tristan Bashkar nooit ter dood moeten laten
brengen. Ik had hem al die vrouwen moeten laten vermoorden.
Uiteindelijk zou dat talloze levens hebben gered. Als ik dit had
geweten, had ik ze zelf allemaal gedood.'
Hij voelde dat Kahlan meelevend haar hand op zijn rug
legde.
`Goede geesten,' fluisterde hij. Hij kon niets anders bedenken
om te zeggen. 'Goede geesten, wat doen we onszelf aan? Die vrouwen
hebben onbewust een slag gewonnen voor Jagang.'
`Wilt u dat ze worden terechtgesteld, Meester Rahl?' vroeg
generaal Kerson.
`Nee,' zei Richard met rustige stem. 'Het is nu toch al
gebeurd. Dat zou geen nut meer hebben. Ze hebben het niet
opzettelijk gedaan, niet om kwaad te doen. Ze probeerden alleen
maar zelf veiliger te zijn.' Richard herinnerde zich wat een van de
leden van het tempelteam had gezegd voordat hij ter dood was
gebracht. Ik kan niet langer goedkeuren wat we met onze gave doen.
Wij zijn noch de Schepper, noch de Wachter. Zelfs een lastige
prostituee heeft er recht op haar leven te leiden.
`Grissom, verzamel een eenheid, en zodra je wat hebt gegeten
en bent uitgerust, breng je mijn boodschap terug naar generaal
Reibisch.' Grissom salueerde weer. 'Ja, Meester Rahl. Ik zal wat
voedsel en andere benodigdheden halen, en dan ga ik binnen het uur
op pad.'
Richard knikte. De boodschapper liep weg.
`Meester Rahl,' zei de generaal, 'als er verder niets is, kan
ik maar beter weer aan het werk gaan.'
`Ja, generaal, er is nog één ding. Haal de zieke soldaten uit
de kampementen. Isoleer ze in een apart kamp. Laten we proberen de
omvang van de uitbarsting te beperken. Wie weet, misschien kunnen
we er zelfs voor zorgen dat het zich niet verder verspreidt.
En ik wil geen prostituees in de legerkampen. Geen enkele.
Laat alle vrouwen waarschuwen dat ze uit de buurt blijven, op
straffe van de dood. Zet boogschutters bij de wachtposten. Als ze
blijven komen nadat ze gewaarschuwd zijn, laat de boogschutters hen
dan neerschieten.'
De generaal zuchtte. 'Begrepen, Meester Rahl. Ik zal ook de
mannen die bij die vrouwen zijn geweest van de rest scheiden en hen
voor de zieke soldaten laten zorgen.'
`Goed idee.'
Richard legde zijn arm om Kahlans middel terwijl hij de
generaal en zijn wacht nakeek, die haastig aan het werk gingen.
'Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Ik had de pest weg
kunnen houden van de soldaten als ik daar maar aan had
gedacht.'
Kahlan had geen antwoord.
`Meester Rahl,' zei Cara, 'ik ga naar de sliph om Berdine af
te lossen.' `Ik ga met je mee. Ik wil horen of Berdine nog iets te
weten is gekomen uit het dagboek. Bovendien moet ik hier even weg.
Wil je ook mee?' vroeg hij aan Kahlan.
De arm die ze om hem heen had, pakte hem steviger vast. 'Ja,
graag.'
Berdine zat over het dagboek gebogen te lezen. De sliph zag
Richard eerder dan Berdine.
`Wilt u reizen, Meester? Het zal u bevallen.'
`Nee,' zei Richard toen de echo van de spookachtige stem was
weggestorven. 'Dank je, sliph, maar nu niet.'
Berdine leunde achterover, gaapte en rekte zich uit. 'Blij om
je te zien, Cara. Ik kan mijn ogen niet meer openhouden.'
`Je ziet eruit alsof je wel wat slaap kunt gebruiken.'
Richard gebaarde naar het open dagboek dat voor haar op tafel
lag. `Nog iets nieuws?'
Berdine wierp een blik op de sliph terwijl ze opstond. Ze
pakte het dagboek op, draaide het om en gaf het hem aan. Ze boog
zich naar hem toe en dempte haar stem.
`Weet u nog dat u me hebt verteld wat die man zei voordat hij
ter dood werd gebracht. Wat hij zei over dat zelfs een lastige...
vrouw het recht op leven had?'
Richard wist waar Berdine het over had. 'Ja. Je bedoelt
tovenaar Ricker.'
`Ja, die. Nou, Kolo heeft het er even over.' Ze tikte op een
plek in het dagboek. 'Lees dit maar eens.'
Richard bestudeerde de zin een ogenblik, totdat hij die in
zijn hoofd had vertaald. `"Rickers lastige prostituee kijkt naar me
terwijl ik hier zit te overpeinzen wat voor schade het team heeft
aangericht. Ik heb vandaag gehoord dat we Lothain zijn verloren.
Ricker heeft zijn wraak." '
`Weet u wie die Lothain is?' vroeg Berdine.
`Hij was de leider van de aanklagers in het proces van de
Tempel der Winden. Hij is degene die naar de tempel is gegaan
om de schade ongedaan te maken die het team had aangericht.'
Richard keek op. De sliph keek naar hem. Hij liep naar haar
toe. Het was nooit eerder bij hem opgekomen. Waarom had hij daar
niet eerder aan gedacht?
`Sliph.'
`Ja, Meester? Wilt u reizen? Kom maar. Het zal u
bevallen.'
Richard stapte dichterbij. 'Nee, ik wil niet reizen, maar ik
zou wel met je willen praten. Herinner je je de tijd, lang geleden,
toen er een grote oorlog woedde?'
`Lang? Ik ben lang genoeg om te reizen. Zeg me maar waar u
heen wilt. Het zal u bevallen.'
`Nee, ik heb het niet over reizen. Herinner je je
namen?'
`Namen?'
`Namen. Herinner je je de naam Ricker?'
Het zilveren gezicht keek hem uitdrukkingsloos aan. 'Ik
verraad mijn klanten nooit.'
`Sliph, je bent toch ooit een mens geweest? Een mens zoals
ik?' De sliph glimlachte. 'Nee.'
Richard legde een hand op Kahlans schouder. 'Een mens zoals
zij?' De zilveren glimlach werd breder. 'Ja. Ik was een hoer, net
als zij.'
Kahlan schraapte haar keel. 'Ik denk dat Richard bedoelde te
vragen of je een vrouw was, sliph.'
`Ja, ik was ook een vrouw.'
`Hoe heette je?' vroeg Richard.
`Hoe ik heette?' De sliph fronste haar voorhoofd, alsof ze in
verwarring was gebracht. 'Ik ben de sliph.'
`Wie heeft je tot de sliph gemaakt?'
`Een paar van mijn klanten.'
`Waarom? Waarom hebben ze jou tot de sliph gemaakt?'
`Omdat ik mijn klanten nooit verraad.'
Sliph, zou je dat wat beter kunnen uitleggen?'
`Sommige tovenaars hier waren mijn klanten. De machtigsten van
hen. Ik was een zeer exclusieve hoer, en heel duur. Veel van de
tovenaars streden om de macht. Anderen probeerden me te gebruiken
om een paar van mijn klanten in diskrediet te brengen. Sommigen
wilden me gebruiken voor hun plezier, maar niet het soort plezier
dat ik bood. Ik verraad mijn klanten nooit.'
`Je bedoelt dat ze tevreden zouden zijn geweest als je hun de
namen had verteld van de tovenaars die je bezochten, en misschien
wat meer over die bezoekjes.'
`Ja. Mijn klanten waren bang dat die anderen me voor dat
plezier zouden gebruiken, en dus maakten ze me tot de sliph.'
Richard wendde zich af. Hij haalde zijn vingers door zijn
haar. Zelfs terwijl ze tegen de vijand vochten, vochten ze ook
onderling. Toen hij zich ten slotte weer had hersteld, wendde hij
zich weer tot het mooie zilveren gezicht.
`Sliph, die mannen zijn nu allemaal dood. Er is niemand meer
in leven die die mannen kent. Er zijn geen tovenaars meer die om de
macht strijden. Zou je me iets meer kunnen vertellen?'
`Ze hebben me gemaakt, en hebben me verteld dat ik niet in
staat zou zijn hun namen te zeggen zolang ze in leven waren. Ze
zeiden dat hun kracht dat verhinderde. Als het waar is dat hun
geesten deze wereld hebben verlaten, dan doet het er niet meer toe
en zal ik in staat zijn hun namen te zeggen.'
`Er was een man, Lothain, die een van je klanten was, hè? En
een andere tovenaar, Ricker, vond hem een hypocriet.'
`Lothain.' Het kwikzilveren gezicht werd zacht toen ze de naam
scheen uit te testen. 'Tovenaar Ricker kwam naar me toe, en zei dat
die man, Lothain, het hoofd van de aanklagers was, en dat hij een
verachtelijk beest was en zich tegen me zou keren. Hij wilde mijn
hulp om zich van Lothain te ontdoen. Ik weigerde de namen van mijn
klanten te noemen.' Richard sprak in de stilte. 'En Rickers woorden
werden waarheid. Lothain keerde zich tegen je, en maakte je tot de
sliph zodat je je niet tegen hem kon uitspreken.'
`Ja. Ik heb Lothain verteld dat ik mijn klanten niet verraad.
Ik heb hem verteld dat hij niet bang hoefde te zijn dat ik iets zou
zeggen. Hij zei dat dat er niet toe deed, dat ik toch maar een hoer
was en de wereld me niet zou missen. Hij draaide mijn arm om en
deed me pijn. Hij gebruikte me voor zijn genot zonder mijn
toestemming. Toen hij klaar was, lachte hij, en toen zag ik een
lichtflits in mijn geest.
Later is Ricker bij me gekomen, en heeft me gezegd dat hij een
eind aan Lothain en tovenaars zoals hij zou maken. Hij huilde aan
de rand van mijn put, en zei dat hij het heel erg vond, wat ze me
hadden aangedaan. Hij vertelde me dat hij een eind zou maken aan de
manier waarop magie mensen kapotmaakte.'
`Was je bedroefd?' vroeg Berdine. 'Was het droevig om tot de
sliph te worden gemaakt?'
`Ze hebben droefenis van me weggenomen toen ze me maakten.'
`Hebben ze het geluk ook weggenomen?' fluisterde Kahlan.
`Ze hebben me alleen plichtsbesef laten houden.'
Zelfs hierin hadden ze een vergissing gemaakt. Ze hadden iets
overgelaten van wie de sliph vroeger was geweest, zodat ze haar
konden gebruiken. Het deel dat ze hadden overgelaten, zou zich
geven aan iedereen die de vereiste prijs bezat: magie. Ze waren het
schip ingegaan door haar aard. Ze gebruikten haar, maar
moesten haar bewaken, anders zou ze zich aan iedereen aanbieden,
zelfs aan de vijand, als die maar de vereiste prijs had.
`Sliph; zei Richard, 'ik vind het heel erg dat wij tovenaars
je dit hebben aangedaan. Daar hadden ze het recht niet toe. Het
spijt me heel erg.' De sliph glimlachte. 'Tovenaar Ricker heeft me
gezegd dat als ooit een Meester die woorden tegen me sprak, ik hem
deze woorden moest overbrengen van hem: "Pareer links in. Pareer
rechts uit. Behoed je hart voor steen." '
Wat betekent dat?'
`Hij heeft de woorden niet aan me uitgelegd.'
Richard was misselijk. Zouden ze sterven vanwege een
drieduizend jaar oude machtsstrijd? Misschien had Jagang gelijk,
misschien was er geen plaats voor magie meer in de wereld.
Richard keerde zich naar de anderen.
`Berdine, jij moet gaan slapen. Raina moet vroeg op om Cara af
te lossen. Zij moet ook naar bed. Zorg voor bewaking van Kahlans
kamer, en dan gaan jullie allebei slapen. Ik heb ook genoeg van
deze dag.'
Richard was diep in slaap toen iemand hem wakker porde. Hij
ging zitten en wreef in zijn ogen, en probeerde in paniek bij zijn
positieven te komen.
Wat? Wat is er?' Zijn stem klonk hem in de oren alsof er grind
uit een emmer werd gegoten.
`Meester Rahl?' klonk een huilerige stem. 'Bent u
wakker?'
Richard keek knipperend op naar de gestalte, die een lamp
vasthield. Eerst kon hij niet zien wie het was.
`Berdine?' Hij had haar nog nooit in iets anders dan haar
leren uniform gezien. Ze stond in een witte nachtjapon in zijn
kamer. Haar haar was los. Hij had Berdine nooit gezien zonder haar
haar in die ene vlecht. Het was een verwarrend gezicht.
Richard zwaaide zijn benen over de rand van het bed en trok
haastig zijn lange broek aan. 'Berdine, wat is er? Wat is er aan de
hand?'
Ze veegde over de tranen op haar gezicht. 'Meester Rahl, kom
alstublieft mee.' Ze snikte. `Raina is ziek.'