Deel 51

 

51
In de verte blafte een hond terwijl Richard hen voorging door de met keien bestrate steeg. Hij bracht zijn gezelschap tot stilstand buiten de kleine binnenplaats achter het huis van de familie Anderson. De bin-
nenplaats was nog steeds vol met restjes van afgezaagde planken, houtafval en -krullen, timmerhout met plakkers erop en de twee werkbanken.
Richard hoorde noch het geluid van hout dat bewerkt werd, noch stemmen. Hij duwde het hek open en baande zich een weg door de rommel. Het bleef stil in de werkplaats. Op kloppen werd niet gereageerd. Richard duwde een van de dubbele deuren open en riep. Er kwam geen antwoord.
`Clive!' riep Richard opnieuw. `Darby! Erling! Is er iemand thuis?' Aan haken aan de stoffige muren hingen nog steeds stoelen en mallen, en de spinnenwebben hingen nog steeds in alle hoeken. Boven hing, in plaats
van de geur van vleespasteitjes en kokende rapen, zoals de vorige keer dat Richard bij de Andersons was geweest, de zware stank van de dood. In een van de stoelen die hij had gemaakt, zat Clive Anderson. Hij was dood. In zijn armen hield hij het verstijfde lijk van zijn vrouw.
Richard bleef stokstijf staan bij de aanblik. Achter zich hoorde hij Kahlan een droevige kreet slaken.
Drefan ging naar de slaapkamers. Na even te hebben rondgekeken, kwam hij terug en schudde zijn hoofd.
Richard stond naar het dode echtpaar te staren. Hij probeerde zich Clives verdriet voor te stellen toen hij daar had gezeten, ziek van de pest en met zijn dode vrouw in zijn armen, zijn hoop en dromen dood in zijn armen.
Drefan stak een hand onder Richards arm en trok hem weg.
`Richard, er valt niets te doen. We kunnen maar beter gaan en een dodenkar sturen.'
Kahlan drukte huilend haar gezicht tegen zijn schouder. Hij zag de verslagen blik op de gezichten van Berdine en Raina. Hij zag dat hun vingers elkaar vonden en zich verstrengelden, een steelse troostende aanraking. Nadine keek weg van de anderen. Richard had plotseling medelijden met haar: zij was alleen temidden van hen. Gelukkig legde Drefan troostend een hand op haar schouder. Een pijnlijke stilte gonsde door de kamer.
Richard hield Kahlan tegen zich aan terwijl ze de trap afgingen. De anderen volgden hen. Toen ze de werkplaats hadden bereikt, ademde hij eindelijk weer in. De stank boven had hem bijna doen kokhalzen.
Op dat moment liep Erling, de grootvader, door de deur naar binnen. Hij schrok toen hij de zes mensen in zijn werkplaats zag staan.
`Het spijt me, Erling,' zei Richard. 'We wilden niet bij je binnendringen. We kwamen om te kijken hoe het ging. We kwamen...'
Erling knikte afwezig. 'Mijn zoon is dood. Hattie ook. Ik moest... even weg. Ik kon hen niet zelf dragen.'
`We zullen direct een kar sturen. Er zijn soldaten in de volgende straat. Ik zal ze meteen hierheen sturen om je te helpen.'
Erling knikte weer. 'Dat is heel vriendelijk van u.'
`En... de rest? Zijn ze...'
Erling sloeg zijn bloeddoorlopen ogen naar hen op. 'Mijn vrouw, mijn dochter, mijn zoon, zijn vrouw, Darby en de kleine Lily... allemaal dood.' Zijn mond bewoog en zijn ogen werden vochtig. `Beth is hersteld. Ze is weer beter geworden. Ik kon niet voor haar zorgen. Ik heb haar net naar Hatties zus gebracht. Bij hen thuis is tot nu toe alles nog goed.'
Richard legde zacht een hand op Erlings arm. 'Ik vind het vreselijk voor je. Goede geesten, wat vind ik het erg.'
Erling knikte. 'Dank u.' Hij schraapte zijn keel. 'Ik heb zo lang geleefd dat je zou denken dat ik het zou zijn, niet de jonge mensen. De geesten zijn niet rechtvaardig geweest. Helemaal niet rechtvaardig.'
`Ik weet het,' zei Richard. 'Ze zijn nu op een vredige plek. Vroeg of laat gaan we er allemaal heen. Je zult hen weerzien.'
Nadat ze zich ervan hadden vergewist dat Erling verder niets nodig had, bleven ze buiten in de steeg staan om bij te komen.
`Raina; zei Richard, 'ren jij even naar de volgende straat, waar we die soldaten gezien hebben. Laat ze meteen hierheen komen. Zeg hen dat ze die lichamen direct weghalen voor Erling.'
`Natuurlijk,' zei ze voordat ze wegstormde. Haar donkere vlecht wipte op en neer terwijl ze holde.
`Ik weet niet wat ik moet doen,' fluisterde Richard. 'Wat kun je doen voor iemand die zojuist zijn hele familie heeft verloren? Iedereen van wie hij hield? Ik voelde me een idioot. Ik wist niet wat ik moest zeggen.'
Drefan gaf Richard een kneepje in zijn schouder. 'Je hebt de juiste dingen gezegd, Richard. Heus waar.'
`Je woorden hebben hem getroost, Richard,' zei Nadine. 'Dat was het enige dat je kon doen.'
`Het enige dat ik kan doen,' herhaalde Richard terwijl hij in de verte staarde.
Kahlan kneep in zijn hand. Berdines hand raakte de zijne aan. Hij pakte hem vast. Zo stonden ze met zijn drieën verbonden in gedeeld verdriet.
Richard ijsbeerde heen en weer terwijl hij wachtte tot Raina terugkwam. De zon was bijna onder. Het zou donker zijn voordat ze terug waren bij het paleis. Het minste dat hij kon doen was wachten totdat Erling hulp had om zijn dode zoon en schoondochter uit het huis te halen.
Kahlan en Berdine stonden dicht bij elkaar tegen de muur naast de binnenplaats van de Andersons geleund. Drefan liep met zijn handen op zijn rug ineengeslagen, diep in gedachten verzonken, een eindje terug in de steeg heen en weer te wandelen. Nadine liep naar de andere kant van de steeg, alleen, en leunde tegen de houten muur.
Richard ijsbeerde en dacht aan de Tempel der Winden en de magie die door de orde van Jagang was gestolen. Richard kon geen manier bedenken om een eind te maken aan deze slachtpartij. Als hij aan de blik van Tristan Bashkar op Kahlan dacht, kookte zijn bloed.
Richard bleef staan. Hij keek op. Nadine was achter hem. Hij kreeg een heel vreemd gevoel.
Zijn nekhaartjes gingen overeind staan.
Richard hoorde een gegier door de lucht terwijl hij zich omdraaide.
De wereld ging langzamer draaien. Het geluid werd slepend. Hij bewoog zwevend. De lucht voelde 20 dik als modder aan. Iedereen zag er in zijn ogen uit als een standbeeld.
De tijd was van hem.
Zijn arm strekte zich uit terwijl hij verder zweefde. Hij beschikte over de dikte van de lucht. In de spookachtige stilte kon hij veren horen suizen. Hij kon het gefluit van een snijblad horen.
De tijd was van hem.
De geschrokken knippering van Nadines ogen duurde een eeuwigheid. Hij sloot zijn vuist.
Met een dreun knalde de wereld terug in een woeste maalstroom. In zijn vuist hield Richard een schicht van een kruisboog.
De punt bevond zich op nog geen zeven centimeter van Nadines wijd open ogen.
Een fractie van een seconde later en ze was dood geweest. Die fractie van een seconde had hem een uur toegeschenen.
`Richard,' zei Nadine hijgend, 'hoe heb je die pijl gevangen? Ik hoop dat je begrijpt dat ik er kippenvel van krijg. Niet dat ik erover klaag,' voegde ze er snel aan toe.
Drefan was bij hen, en zijn mond hing open. 'Hoe deed je dat?' fluisterde hij.
`Ik ben een tovenaar, weet je nog wel?' zei Richard terwijl hij zich omdraaide en in de richting keek van waaruit de pijl was gekomen. Hij dacht dat hij een beweging zag.
Kahlan greep een trillende Nadine vast. 'Is alles goed met je?'
Nadine knikte en gaf een verlate, bange kreet toen Kahlan haar geruststellend tegen zich aan trok.
Richards blik vestigde zich op een beweging terwijl hij met zijn vuist de pijl in tweeën brak. Hij stormde weg. Berdine stoof achter hem aan. Richard keek al rennend om. 'Zoek wat soldaten! Ik wil dat dit hele gebied wordt afgesloten! Ik wil dat hij gepakt wordt!'
Berdine sloeg een straat in, op zoek naar soldaten. Richard rende als een wervelwind. Hij was door woede overmand. Iemand had geprobeerd Nadine te doden.
Op dat ogenblik was Nadine niet een vrouw die door Shota was gestuurd om met hem te trouwen, een vrouw die problemen veroorzaakte. Op dat ogenblik was ze gewoon een oude vriendin van thuis. De volle razernij van de magie overweldigde hem.
Gebouwen flitsten voorbij. Honden blaften toen hij langsstormde. Mensen in de steeg slaakten kreten en doken opzij. Een vrouw gilde en drukte zich plat tegen een klein vervallen pakhuis.
Richard sprong over het lage hekje van planken heen naar de plek waar hij de beweging had gezien. Midden in zijn sprong trok hij zijn zwaard. Het kenmerkende geluid van staal schalde door de lucht.
Hij maakte een koprol toen hij neerkwam, en kwam overeind met het zwaard in beide handen. Hij bleek tegenover een witte geit te staan. Er was verder niemand. Er lag een kruisboog op de grond, tussen het hek en een laag geitenhok in.
Richard keek in alle richtingen om zich heen. Aan waslijnen hingen lakens en overhemden. Een vrouw, met haar haar in een blauwe sjaal gewikkeld, stond op een balkon boven de wapperende was.
Richard stak zijn zwaard terug in de schede en zette zijn handen om zijn mond. 'Hebt u hier een man gezien?' riep hij naar boven, naar de vrouw. Ze stak haar arm uit en wees naar rechts. 'Ik heb iemand die kant op zien rennen,' riep ze uit de verte.
Richard stoof in de richting waarin de vrouw had gewezen. De steeg werd smaller. Voorbij de tunnel van gebouwen kwam de steeg op een straat uit. Hij keek naar links en naar rechts.
Hij greep een jonge vrouw bij de arm. 'Er is hier een man doorheen gekomen. Welke kant is hij opgegaan?'
Angstig probeerde ze zich los te trekken, tegelijkertijd met haar andere hand haar hoed vastklemmend 'Er zijn hier overal mensen. Welke man?' Richard liet haar arm los. Links in de straat zag hij een man een omgevallen handkar vol verse groenten rechtzetten. De man keek op toen Richard hijgend voor hem tot stilstand kwam.
`Hoe zag hij eruit? De man die hier langs is gerend, hoe zag hij eruit?' De man zette zijn breedgerande hoed recht. 'Weet ik niet.' Hij wees. 'Ik was op zoek naar een goed plekje. Ik hoorde dat mijn kar omviel. Ik heb een donkere gestalte gezien, die die kant op rende.'
Richard rende verder. Het oude deel van de stad vertakte zich in een wirwar van stegen, straatjes en bochtige doorgangetjes. Alleen door de gouden gloed aan de westerse hemel in de gaten te houden, kon hij zijn richting bepalen. Maar dat betekende niet dat de man die hij achtervolgde in een bepaalde richting was gerend. Waarschijnlijk rende hij in het wilde weg, gewoon om weg te komen.
Richard kwam een patrouille van een stuk of tien soldaten tegen. Voordat ze de tijd hadden om hem te groeten, praatte hij al.
`Er is hier ergens een man langs komen rennen. Hebben jullie hem gezien?'
`We hebben niemand zien rennen. Hoe zag hij eruit?'
`Dat weet ik niet. Hij heeft ons aangevallen met een kruisboog en is er toen vandoor gegaan. Ik wil dat hij gevonden wordt. Verspreid jullie en ga zoeken.'
Voordat ze op weg konden gaan, kwam Raina met ruim vijftig man door de straat aanrennen.
`Hebt u gezien waar hij heen is gegaan?' vroeg ze hijgend.
`Nee. Ik ben hem hier ergens kwijtgeraakt. Ik wil dat jullie je allemaal verspreiden en hem vinden.'
Een van de soldaten, een sergeant, nam het woord. 'Meester Rahl, een man die wil ontsnappen, zou alleen maar opvallen als hij zou rennen. Als hij een beetje slim was, zou hij gewoon een hoek omslaan en wegwandelen.'
De sergeant gebaarde achter zich naar de straat om te laten zien wat hij bedoelde. Overal liepen mensen die met hun eigen zaken bezig waren, hoewel er ook heel wat naar alle opwinding in hun straat stonden te kijken. Een flink aantal van hen zou de man kunnen zijn die hij achtervolgde.
`Enig idee hoe die sluipschutter eruitziet?'
Richard schudde gefrustreerd zijn hoofd. 'Ik heb hem helemaal niet gezien.' Hij haalde een hand door zijn haar terwijl hij op adem kwam.
`Verspreid jullie. De helft gaat terug in de richting van waaruit we gekomen zijn. Ondervraag iedereen die jullie kunnen vinden om erachter te komen of iemand hem heeft gezien, een rennende man. Hij kan nu wel gewoon lopen, maar tot omstreeks hier heeft hij gerend.'
Raina nam, met haar Agiel in haar hand, een verdedigende positie vlak naast hem in.
`De andere helft komt met mij mee,' zei Richard. 'We gaan nog wat meer mannen ophalen. Ik wil blijven zoeken. Misschien komen we iemand tegen die gewoon loopt, maar in paniek raakt en weer probeert weg te rennen. Als hij dat doet, wil ik hem hebben. Levend.'
Het was laat in de avond tegen de tijd dat ze terugkeerden naar het Paleis van de Belijdsters. De soldaten daar waren al in toestand van opperste paraatheid. Er stonden mannen met hun zwaarden en strijdbijlen in de hand, de pijlen op de boog gezet en de speren geheven. Anderen patrouilleerden over het uitgestrekte terrein. Zelfs een muis zou niet aan hun waakzaamheid zijn ontsnapt.
Toen hij met Kahlan, Berdine, Raina, Drefan en Nadine de hal inliep, zag Richard Tristan Bashkar ijsberen, met zijn handen op zijn rug. Hij bleef staan en keek op toen hij hen hoorde aankomen.
Richard kwam langzaam tot stilstand toen de boetvaardig kijkende ambassadeur naderbij kwam. Richards metgezellen bleven in een groepje achter hem staan, behalve Kahlan, die dicht naast hem stond. Met een hand in de lucht begroette Tristan hen.
`Meester Rahl, kan ik u alstublieft even spreken?'
Richard liet zijn blik over de man gaan en het viel hem op dat hij zijn hand niet in zijn zij zette om zijn mes te laten zien.
Richard stak een vinger op. 'Een ogenblik, alstublieft.'
Richard keerde zich een stukje om naar de anderen. 'Het is al laat. We hebben veel te doen, dus ik wil dat jullie goed uitrusten. Berdine, ik wil dat jij naar de Burcht gaat en vannacht samen met Cara de wacht houdt.' Berdine fronste haar wenkbrauwen. 'Met zijn tweeën?'
Richard keek haar dreigend aan. 'Dat zei ik toch? Ja, met zijn tweeën. Met deze problemen wil ik geen enkel risico nemen.'
`Dan zal ik de kamer van de Biechtmoeder bewaken,' zei Raina.
`Nee.' Richard stak een duim op. 'Ik wil dat jij Nadines kamer bewaakt. Zij is degene die is aangevallen.'
`Ja, Meester Rahl,' stamelde Raina. 'Dan zal ik ervoor zorgen dat er een wacht van soldaten voor de kamer van de Biechtmoeder staat.'
`Als ik soldaten voor Kahlans kamer wilde, had ik je dat wel gezegd, denk je niet?' Raina werd rood. 'Ik wil dat alle soldaten hun taak vervullen bij het patrouilleren bij de ingangen, het paleisterrein, en een strook om het terrein heen. Allemaal! Het gevaar komt daarvandaan, niet vanbinnen. Kahlan is volkomen veilig in het paleis. Ik wil niet dat mannen die buiten wacht zouden moeten lopen in plaats daarvan op hun kont zitten om Kahlans kamer heen. Dat wil ik niet hebben, hoor je me?' `Maar, Meester Rahl...'
`Spreek me niet tegen. Daar ben ik niet voor in de stemming.'
Kahlan raakte zijn arm aan. 'Richard,' fluisterde ze, 'weet je zeker dat...' `Iemand heeft geprobeerd Nadine te vermoorden. Hij is daar bijna in geslaagd. Of is het tot sommigen van jullie niet doorgedrongen hoe ernstig dat is? Ik zal geen risico meer nemen. Ik wil dat ze beschermd wordt, en ik wil geen tegenspraak meer horen. Drefan, ik wil dat jij onmiddellijk een zwaard gaat dragen. Genezers zijn een doelwit.'
Iedereen staarde zwijgend naar de vloer.
`Goed.' Richard richtte zijn duistere blik op Tristan. 'Wat is er?' Tristan spreidde zijn handen. 'Meester Rahl, ik wilde alleen zeggen dat het me spijt. Ik besef dat ik gevoelloos leek, maar ik maakte me zorgen over de mensen hier die ziek zijn en sterven. Daar was ik nerveus van geworden. Het was niet mijn bedoeling om vijandigheid tussen ons te veroorzaken. Ik hoop dat u mijn verontschuldigingen wilt aanvaarden.' Richard keek Tristan aandachtig in de ogen. 'Ja, natuurlijk. Ik aanvaard uw verontschuldigingen, en het spijt me dat ik mijn kalmte verloor. Ik ben de laatste tijd ook niet helemaal mezelf.' Richard legde een hand op Nadines schouder. 'Iemand heeft geprobeerd een van mijn genezers te vermoorden, een vrouw die zich wijdt aan het helpen van anderen. De mensen beginnen het genezers kwalijk te nemen dat de pest zich blijft verspreiden. Ik kan niet toestaan dat mensen die alleen maar hun best doen om te helpen, iets overkomt.'
`Nee, natuurlijk niet. Het is heel vriendelijk van u dat u mijn verontschuldigingen aanvaardt. Dank u, Meester Rahl.'
`Maar vergeet niet, ambassadeur, dat uw tijd morgen om is.'
Tristan boog. 'Dat ben ik me bewust, en u zult mijn standpunt morgen weten, Meester Rahl. Dat beloof ik u. Goedenacht, dan maar.' Richard draaide zich om naar de anderen. 'We hebben morgen veel te doen. Het is heel laat. Zoals Drefan me voortdurend voorhoudt, hebben we slaap nodig. Jullie hebben allemaal jullie bevelen. Zijn er nog vragen?'
Elk van hen antwoordde met een zwijgend hoofdschudden.
Twee uur nadat ze waren teruggekomen in het paleis en Richard hen allemaal naar bed had gestuurd, dacht Kahlan dat ze iets zag bewegen in haar kamer.
De lamp aan de andere kant van de kamer brandde laag. De maan ging schuil achter de wolken, dus er kwam geen licht naar binnen door de glazen deuren naar het balkon. De dikke tapijten dempten het geluid van voetstappen, als die er waren. De zwakke vlam van de lamp was het enige dat de gedaante verraadde die ze dacht te zien.
Weer was er iets aan de andere kant van de kamer, een spoor van een beweging in de schaduwen. Ze had niemand haar kamer binnen zien komen; het moest wel verbeelding zijn. Ze was nog gespannen van de gebeurtenissen van de dag.
Bij de volgende geruisloze stap was er geen twijfel meer: er was iemand in haar kamer. Iemand sloop steeds dichter naar haar bed toe. De bewegingen waren zo steels dat het opmerkelijk was dat hij die afstand zo snel had overbrugd.
Kahlan verroerde geen vin toen ze het mes zag glinsteren in het flauwe lamplicht. Ze hield haar adem in.
Een sterke arm stak het mes kwaadaardig in haar bed. De arm ging op en neer, in snel opeenvolgende stoten.
Met een vinger duwde Richard tegen de balkondeur. Die zwaaide op geluidloze scharnieren open. Berdine sloop de kamer door op het moment dat Richard haar met zijn hand het signaal gaf. Toen ze op haar plek was, tikte hij eenmaal tegen het glas. Berdine draaide het kousje van de lamp omhoog.
Tristan Bashkar richtte zich op naast Kahlans bed, met zijn mes in de hand en hijgend van inspanning.
`Laat dat mes vallen, ambassadeur,' zei Richard op kalme toon. Tristan liet het mes in zijn vingers ronddraaien en pakte het lemmet als voorbereiding om het te gaan werpen.
Toen Berdines Agiel in zijn nek werd gedrukt, viel hij onmiddellijk op de grond. Ze duwde de Agiel tegen zijn schouder om zichzelf in evenwicht te houden toen ze bukte en het mes oppakte. Tristan brulde van pijn.
Berdine richtte zich op en had drie messen in haar hand.
`Je had gelijk, Richard,' zei Drefan van achter hen.
`Ik kan het nauwelijks geloven,' zei Nadine terwijl ze in het lamplicht stapte.
`Geloof het maar wel,' zei generaal Kerson terwijl ook hij binnenstapte vanaf het balkon. 'Ik zou zeggen dat Tristan Bashkar zijn onschendbaarheid als diplomaat heeft verspeeld.'
Richard stak twee vingers in zijn mond en floot. Raina stormde door de deur aan het hoofd van een grote groep D'Haraanse soldaten met hun wapens in de aanslag. Twee van hen staken nog een paar lampen aan. Richard haakte zijn duimen achter zijn riem terwijl hij naast Kahlan stond, een hoog oprijzende zwarte gestalte met gouden randen aan zijn tuniek en zilveren sieraden, gespen en polsbanden, die toekeek hoe de soldaten Tristan overeind sleurden.
le had gelijk, Richard,' zei ze. 'Hij heeft Nadine aangevallen om de bewaking bij mij weg te krijgen. Het was hem al die tijd om mij te doen.' Ze had even gedacht dat hij zijn verstand had verloren. Zijn optreden had iedereen overtuigd, inclusief Tristan.
`Bedankt dat je me geloofde,' fluisterde Richard.
Toen hij haar had verteld wat hij van plan was, had Kahlan vermoed dat Richard Tristan beschuldigde vanwege het eerdere incident. Kahlan had dat niet hardop gezegd, maar ze had zich afgevraagd of Richard niet gewoon uit jaloezie handelde.
Sinds ze hem had verteld wat Shota had gezegd, had hij nu tweemaal blijk gegeven van jaloezie, iets dat ze nooit eerder bij hem had gezien. Hij had geen reden om jaloers te zijn, maar Shota's woorden werkten in op zijn geest en zaaiden twijfels.
Elke keer dat Kahlan naar Nadine keek, begreep ze zijn gevoelens. Als ze Nadine maar dicht bij hem zag staan, voelde Kahlan de hete klauwen van jaloezie al door haar ingewanden schrapen.
Ze wist dat Shota en de geest haar de waarheid hadden verteld. Ze wist dat Richard niet de hare zou zijn. Haar verstand probeerde er rationeel over na te denken, haar voor te houden dat alles goed zou komen, dat ze samen zouden zijn, maar haar hart wist beter. Richard zou met Nadine trouwen. Kahlan zou met een andere man trouwen.
Richard weigerde het te geloven. Althans, hij zei dat hij weigerde het te geloven. Ze vroeg zich af of dat waar was.
Voor haar geestesoog zag Kahlan Clive Anderson die dood in zijn stoel zat, met zijn dode vrouw in zijn armen. Wat voor prijs was een ongelukkig huwelijk, in vergelijking met de tragedie die de familie Anderson en zovele anderen was overkomen? Als het een eind zou maken aan het afschuwelijke lijden en de dood, zou dat dan die prijs niet waard zijn? Nadine kwam aan de andere kant van Richard staan. 'Of je nu wel of niet de bewaking van Kahlan had teruggetrokken, ik zou dood zijn geweest. Dank je, Richard. Zoals jij die speer vlak voor mijn gezicht ving, zoiets heb ik nog nooit gezien.'
Richard omhelsde haar snel even met één arm. 'Nadine, je hebt me al genoeg bedankt. Je zou hetzelfde voor mij hebben gedaan.'
Kahlan voelde die hete klauwen weer. Ze onderdrukte het gevoel. Zoals Shota had gezegd, als ze van hem hield, zou ze hem in elk geval de magere troost gunnen dat het iemand was die hij kende.
`Maar als hij me had gedood? Ik bedoel, als hij alleen de bewaking bij Kahlan weg wilde krijgen, wat zou er dan gebeurd zijn als hij me had gedood? Wat zou hem dat hebben opgeleverd?'
`Hij weet dat ik de gave heb, en rekende erop dat dit zou gebeuren. Als hij je per ongeluk toch had gedood, had het nog steeds kunnen werken, of hij had net zo'n trucje kunnen uithalen met Drefan, om ons te sterken in de overtuiging dat genezers het doelwit waren en niet Kahlan.'
`Waarom schoot hij niet simpelweg op Kahlan met de pijl?'
Richard keek naar de eenzijdige worsteling aan de andere kant van Kahlans bed. 'Omdat hij het fijn vindt om dat mes van hem te gebruiken. Hij wilde het voelen als hij haar doodde.'
Zijn woorden deden de rillingen over Kahlans rug lopen. Ze kende Tristan; Richard zou gelijk kunnen hebben. Tristan zou er plezier aan hebben beleefd.
De soldaten dwongen Tristans armen achter zijn rug terwijl ze hem omhoog sleurden. Hij verzette zich nog hevig, maar kon niet tegen de overmacht op. Er werden meer lampen aangestoken en de kamer vulde zich met soldaten.
Kahlan voelde zich opgelaten met al die mensen in haar slaapkamer. Ze vermoedde dat dat kwam doordat de vertrekken van de Biechtmoeder altijd een toevluchtsoord waren geweest. Een veilige plek.
Een man was dat toevluchtsoord binnengevallen. Een man die haar dood wilde steken.
`Wat is dit allemaal?' schreeuwde Tristan.
`Och, het leek ons leuk om naar een man te komen kijken die op een nachtjapon gevuld met vlas insteekt,' zei Richard.
Generaal Kerson fouilleerde de gevangene om zich ervan te vergewissen dat Berdine al zijn wapens had gevonden. Toen hij tevreden was, wendde hij zich tot Richard.
`Wat wilt u dat we met hem doen, Meester Rahl?'
`Onthoofd hem.'
Kahlan draaide zich geschokt om. 'Richard, dat kun je niet doen.' `Je hebt hem gezien. Hij dacht dat hij je vermoordde.'
`Maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft alleen in mijn lege bed gestoken. De geesten maken onderscheid tussen bedoeling en daad.'
`Hij heeft ook geprobeerd Nadine te vermoorden.'
`Dat is niet waar!' schreeuwde Tristan. 'Dat was ik niet. Ik ben vanavond niet eens het paleis uit geweest!'
Richard keek Tristan koel en dreigend aan. 'Je hebt witte haren aan je knieën. Witte geitenharen. Je hebt naast dat hekje op je knieën gezeten toen je met de kruisboog richtte, en geitenharen aan je broek gekregen.' Kahlan keek naar beneden en zag dat Richard gelijk had.
`IJ bent gek! Dat heb ik niet gedaan!'
`Richard,' zei Kahlan, 'hij heeft Nadine ook niet vermoord. Hij heeft het misschien geprobeerd, maar hij heeft het niet gedaan. Je kunt hem niet executeren voor de bedoeling.'
Richard sloot zijn vuist om de amulet op zijn borst, die de dans met de dood symboliseerde. Geen genade.
De blik van de generaal ging van Kahlan terug naar Richard. 'Meester Rahl?'
`Richard,' hield Kahlan vol, 'dat kun je niet doen.'
Richard keek kwaad naar Tristan. 'Hij heeft die vrouwen vermoord. Hij heeft ze met zijn opzichtige mes aan stukken gesneden. Je vindt het fijn om mensen in mootjes te hakken, hè, Tristan?'
`Waar hebt u het over? Ik heb nog nooit iemand gedood... behalve in tijden van oorlog!'
`Nee,' zei Richard, 'en je hebt niet geprobeerd om Kahlan te vermoorden, en je hebt niet geprobeerd om Nadine te vermoorden, en er zitten geen witte geitenharen aan je broek.'
Tristan richtte zijn paniekerige blik op Kahlan. 'Biechtmoeder, ik heb u niet vermoord, ik heb haar niet vermoord. U hebt het zelf gezegd, de geesten maken onderscheid tussen bedoeling en daad. Ik heb niemand vermoord. U kunt hem dit niet laten doen!'
Kahlan herinnerde zich de geruchten over Tristan, de geruchten dat hij in de strijd zijn mes trok in plaats van zijn zwaard, en dat hij er een sadistisch genoegen in schepte om mensen te snijden.
Die vrouwen waren uit sadistisch genoegen vermoord.
`Wat heb je me ook weer gezegd, Tristan? Dat je vaak je toevlucht moest nemen tot de charmes van geld om het gezelschap van een vrouw te verkrijgen? En dat als je onze regels brak, je verwachtte onderworpen te worden aan de straf van onze keuze?'
`Krijg ik dan geen proces? Ik heb niemand vermoord! De bedoeling is niet hetzelfde als de daad!'
`En wat was je bedoeling, Tristan?' vroeg Richard. 'Waarom was je van plan Kahlan te doden?'
`Niet omdat ik dat wilde. Niet om het genoegen, zoals jullie denken. Het was om levens te redden.'
Richard trok een wenkbrauw op. 'Doden om levens te redden?'
`IJ hebt mensen gedood. Dat doet u niet om het genoegen van het doden, maar om de levens van onschuldigen te redden. Dat is het enige waaraan ik schuldig ben: proberen levens van onschuldigen te redden. De Imperiale Orde heeft afgevaardigden gestuurd naar het koninklijk paleis in Sandilar. Die hebben ons voor de keuze gesteld om ons bij hen aan te sluiten of te sterven. Javas Kedar, onze sterrengids, heeft me verteld dat ik naar de hemel moest kijken voor een teken.
Toen de rode manen kwamen en de pest uitbrak, wist ik wat dat betekende. Ik zou de Biechtmoeder doden om te proberen in een goed blaadje te komen bij de Orde, zodat ze de pest niet ook naar ons zouden sturen. Ik probeerde alleen maar mijn volk te redden.'
Richard keek naar Kahlan. 'Hoe ver weg is Sandilar?'
`Een maand reizen om heen en weer terug te komen. Misschien een paar dagen minder.'
Richard keek de generaal aan. 'Verzamel wat officieren om de Jaraanse strijdkrachten en de hoofdstad in te nemen. Laat hen Tristans hoofd naar de koninklijke familie brengen en hun zeggen dat hij is geëxecuteerd wegens poging tot moord op de Biechtmoeder.
De officieren moeten Jara overgave aan D'Hara aanbieden onder de vreedzame voorwaarden die eerder zijn gesteld. Het kost een maand om heen en terug te reizen. De koning zelf moet terugkomen met de papieren van overgave. Ik verwacht hem en de D'Haraanse wacht die met hem mee zal worden gestuurd hier terug binnen een maand vanaf morgen.
Zeg tegen de koning dat als ze zich niet overgeven en onze mannen niet veilig terugkeren, ik persoonlijk naar Sandilar zal komen aan het hoofd van een leger en ik ieder lid van de koninklijke familie zal onthoofden. Dan zullen we Jara veroveren en de hoofdstad bezetten. De bezetting zal niet vriendelijk zijn.'
Generaal Kerson sloeg een vuist tegen de maliënkolder over zijn hart. `Zoals u wilt, Meester Rahl.'
`Richard,' fluisterde Kahlan, 'en als hij nou de waarheid spreekt, als hij die vrouwen niet heeft vermoord? Ik zou hem met mijn Belijdsterskracht kunnen aanraken, dan zouden we het zeker weten.'
`Nee! Ik wil niet dat je hem aanraakt en de dingen aanhoort die hij met die vrouwen heeft gedaan. Hij is een monster. Ik wil niet dat je hem aan moet raken.'
`Maar als hij de waarheid spreekt? Als hij die vrouwen niet heeft vermoord?'
Richard greep de amulet op zijn borst in zijn vuist. 'Ik laat hem niet ter dood brengen voor de moord op die vrouwen. Hij heeft geprobeerd jou te doden. Dat heb ik gezien. Wat mij betreft is de bedoeling hetzelfde als de daad. Hij zal boeten voor de bedoeling, net zoals hij voor de daad geboet zou hebben.'
Richard wendde een koude, donkere blik naar de soldaten. 'Alleen al afgelopen nacht zijn er driehonderd mensen gestorven aan de pest. Hij zou zich hebben aangesloten bij de moordenaars die de epidemie hebben veroorzaakt. Ik wil dat de mannen morgenochtend vroeg op weg gaan naar Jara, en ik wil dat ze zijn hoofd meenemen. Jullie hebben jullie orders. Neem hem mee.'