Deel 46
46
'Meester Rahl, u hebt een zware tocht gehad,' zei Berdine. 'Ik
vind dat u moet uitrusten. We zouden terug moeten gaan. Zodat u
kunt rusten, bedoel ik.'
De zware borstwering lag in het zachte licht van de
laagstaande zon als een brede weg voor hen drieën uit. Hij wilde
voor het donker weg zijn uit de Burcht. Niet dat het daglicht hem
van gevaarlijke magie zou redden, maar op een of andere manier leek
het erger om na donker in de Tovenaarsburcht te zijn.
Raina boog zich langs hem heen om iets te zeggen. 'Het was
jouw idee, Berdine.'
`Mijn idee? Ik heb nooit zoiets geopperd!'
`Stil, jullie allebei,' mompelde Richard.
Hij taxeerde het gevoel van de magie tegen zijn huid. Ze waren
halverwege de lange borstwering naar het privéverblijf van de
Eerste Tovenaar toen de magie duidelijk langs zijn huid was
begonnen te strelen. Beide Mord-Sith waren teruggeschrokken voor
het tintelende gevoel.
Kahlan had hem over deze plek verteld, over de enclave van de
Eerste Tovenaar. Ze zei dat ze vaak naar deze borstwering kwam
omdat die een schitterend uitzicht over Aydindril bood, en dat was
waar, maar er was ook de magie van krachtige schilden. Die schilden
hielden iedereen buiten dit hoekje van de Tovenaarsburcht.
Kahlan had hem verteld dat er in haar leven nooit een tovenaar
was geweest die genoeg kracht had om langs deze schilden te komen.
Tovenaars hadden het geprobeerd, maar hadden gefaald. De tovenaars
die in de Burcht woonden en werkten toen Kahlan opgroeide, hadden
gewoon niet de vereiste magie om dit deel ervan binnen te gaan.
Zedd was de Eerste Tovenaar, en niemand was in de enclave van de
Eerste Tovenaar geweest sinds vóór de geboorte van Kahlan en
Richard, toen Zedd het Middenland had verlaten.
Kahlan had gezegd dat deze schilden meer magie gingen
uitstralen naarmate je er dichter bij kwam, dat ze ervoor zorgden
dat je haar rechtop ging staan en dat je moeite kreeg met
ademhalen. Ze had ook gezegd dat als iemand zelf niet voldoende
magie had, het al levensgevaarlijk was om te dicht bij de schilden
te komen. Richard twijfelde niet in het minst aan wat ze had
verteld, maar hij moest hier naar binnen.
Kahlan had ook gezegd dat je, om er binnen te komen, je hand
op de koude metalen plaat naast de deur moest leggen, iets waartoe
geen enkele tovenaar die ze had gekend in staat was geweest.
Richard was dit soort schilden tegengekomen in het Paleis van de
Profeten, schilden die je moest passeren door je hand op een
metalen plaat te leggen, maar voor zover hij wist waren die niet
levensgevaarlijk geweest. Hij was in staat geweest die schilden te
passeren, en andere in de Burcht die de magie vereisten die alleen
hij bezat, dus redeneerde hij dat hij deze ook wel zou kunnen
passeren. Hij moest gewoon naar binnen.
Berdine wreef over haar armen om het nare gevoel van de
tintelende magie te verdrijven. 'Weet u zeker dat u niet moe bent?
U hebt dat hele stuk gereden.'
`Het was niet zo'n zware rit,' zei Richard. 'Ik ben niet
moe.'
Hij was te ongerust om uit te rusten. Hij had gedacht dat
Kahlan nu wel terug zou zijn. Hij was er zeker van geweest dat hij
haar thuis zou vinden toen hij terugkwam van de Kymermosst-berg. Ze
had zo langzamerhand terug moeten zijn.
Maar dat was ze niet.
Hij zou tot morgenochtend wachten, langer niet.
`Toch vind ik niet dat we dit zouden moeten doen,' mompelde
Berdine. `Hoe is het met uw voet? Ik vind niet dat u erop zou
moeten staan.' Eindelijk keek Richard naar haar. Ze stond tegen
zijn linkerzij gedrukt. Raina stond tegen zijn rechterzij gedrukt.
Ze hadden allebei hun Agiel in hun vuist.
`Het gaat uitstekend met mijn voet, dank je.' Hij bewoog een
beetje om hen een stukje weg te duwen en ruimte te krijgen om adem
te halen. 'Ik heb maar een van jullie nodig. Je lijdt geen
gezichtsverlies als je hier wilt blijven Raina kan meegaan, als jij
niet mee wilt.'
Berdine keek kwaad naar hem op. 'Ik heb niet gezegd dat ik
niet meeging. Ik zei dat u dit niet zou moeten doen.'
`Ik moet wel. Het was nergens anders. Het moet hier zijn. Ik
heb gehoord dat belangrijke voorwerpen, die niet door iedereen
gezien mochten worden, in de enclave van de Eerste Tovenaar werden
bewaard.' Berdine rolde met haar schouders om de spanning in haar
spieren te verminderen. 'Als u erop staat te gaan, dan ga ik ook.
Ik laat u daar niet zonder mij naar binnen lopen.'
`Raina?' vroeg hij. 'Ik heb jullie niet allebei nodig. Wil jij
hier wachten?' Raina wierp hem ten antwoord een donkere
Mord-Sith-blik toe.
`Goed dan. Luister. Ik weet dat de schilden hier gevaarlijk
zijn, maar dat is alles wat ik over ze weet. Ze zijn misschien
anders dan de andere waar ik jullie mee doorheen heb genomen.
Ik moet die metalen plaat daar op de muur aanraken. Ik wil dat
jullie hier wachten terwijl ik ga kijken of ik de juiste magie heb
om de deur te openen. Als die opengaat, dan kunnen jullie naar me
toe komen.' `Dit is toch geen truc, hè?' vroeg Raina. 1.1 hebt ons
al een keer voor de gek gehouden om ons buiten te houden, zodat we
niet in de buurt van gevaar kwamen. Mord-Sith zijn niet bang voor
gevaar.'
De wind tilde zijn goudkleurige cape op. 'Nee, Raina, het is
geen truc. Dit is belangrijk, maar ik wil niet dat een van jullie
je leven nodeloos op het spel zet. Als ik de deur open kan maken,
beloof ik dat ik jullie allebei mee naar binnen zal nemen.
Tevreden?'
De twee vrouwen knikten. Richard gaf hen allebei een
waarderend kneepje in de schouder. Afwezig verschikte hij de
metalen banden om zijn polsen terwijl hij naar het hoog oprijzende
bastion keek dat aan het eind van de borstwering wachtte.
Een koude wind beukte op hem in toen hij aan de oversteek
begon. Hij voelde de druk van het schild, als het gewicht van het
water als je naar de bodem van een vijver zwom. Zijn nekhaartjes
gingen overeind staan naarmate hij verder kwam. De druk maakte het
moeilijk maar niet onmogelijk om adem te halen, zoals Kahlan had
gezegd dat ze had gemerkt. Zes immense zuilen van geschakeerde rode
steen stonden aan weerszijden van de met goud beklede deur en
ondersteunden een vooruitstekend entablement van donkere steen. De
architraaf was versierd met koperen platen. Toen Richard dichterbij
kwam, herkende hij een paar symbolen erop als de symbolen op zijn
polsbanden, riem en laarsspelden. Op de fries zaten ronde metalen
schijven met andere, meer cirkelvormige symbolen. De rechthoekiger
symbolen die hij droeg, waren ook in de steen van de kroonlijst
gegraveerd.
Het zien van de symbolen die hij kende, stelde hem gerust,
hoewel hij hun betekenis niet kende. Het was zowel zijn plicht als
zijn recht om deze voorwerpen te dragen, hij was ervoor
voorbestemd, zoveel wist hij wel. Waarom, dat wist hij niet. Zelfs
als hij zou willen dat het anders was, was het dat niet: hij was
een oorlogstovenaar.
Afgeleid door de onaangename druk en het getintel van de
schilden, bereikte hij de deur bijna voordat hij het in de gaten
had. De deur was minstens vier meter hoog en bijna anderhalve meter
breed, bekleed met goud en versierd met dezelfde symbolen.
In het midden was een van de opvallendste symbolen die hij
droeg, twee ruwe driehoeken met een kronkelende dubbele lijn
eromheen en erdoorheen, in reliëf aangebracht. Richard legde zijn
linkerhand op het gevest van zijn zwaard en betastte met zijn
andere hand het symbool, liet zijn vingers over de ovale, golvende
buitenrand gaan.
Door het aan te raken, het patroon te volgen, begreep hij het.
De geesten die het Zwaard van de Waarheid vóór hem hadden gebruikt,
gaven hun kennis aan hem door als hij het zwaard gebruikte, maar ze
gaven die kennis niet altijd in woorden door; in het heetst van de
strijd was daar niet altijd tijd voor.
Soms bereikte die hem in beelden, symbolen: deze
symbolen.
Dit symbool op de deur, dat ook op zijn polsbanden stond, was
een soort dans die gebruikt werd om tegen een overmacht te vechten.
Het bracht een indruk over van de bewegingen van de dans,
bewegingen zonder vorm.
De dans met de dood.
Het klopte. Hij droeg de kleding van een oorlogstovenaar.
Richard had in Kolo's dagboek gelezen dat de Eerste Tovenaar uit de
tijd van Kolo, die Baraccus heette, ook een oorlogstovenaar was
geweest, net als Richard. Deze symbolen betekenden iets voor een
oorlogstovenaar. Zoals een kleermaker een schaar op zijn raam
schilderde, er op het uithangbord van een taveerne een bierpul
stond, een smid hoefijzers aan de gevel hing en een wapenmaker
messen voor zijn raam legde, waren deze symbolen de tekenen van
zijn vak: het brengen van de dood.
Richard besefte dat zijn angst was verdwenen. Hij stond in de
Tovenaarsburcht, waar hij in het verleden altijd minstens heel
zenuwachtig van was geworden, hij stond nu voor de
ontoegankelijkste en strengst bewaakte plek in de Burcht, maar hij
was kalm.
Hij raakte een symbool van een explosie van sterren aan. Dit
symbool was een waarschuwing.
Zorg dat je blikveld alomvattend is, en zich nooit op één
enkel ding concentreert. Dat was de betekenis van de explosie van
sterren: kijk overal tegelijkertijd, zie niets waarmee je al het
andere buitensluit, sta de vijand niet toe te bepalen waar je naar
kijkt, of je zult zien wat hij wil dat je ziet. Dan zal hij je
aanvallen terwijl je in de war raakt, doordat je naar de verkeerde
plek kijkt, en je zult verliezen.
In plaats daarvan moet je blikveld openstaan voor alles wat er
is, en je blik mag zich nooit ergens op vestigen, zelfs niet als je
toeslaat. Ken de bewegingen van je vijand instinctief, niet door te
wachten totdat je ze ziet. Dansen met de dood betekende het zwaard
van de vijand en de snelheid ervan kennen zonder te wachten totdat
je die zag. Dansen met de dood betekende één zijn met de vijand,
zonder geconcentreerd te kijken, zodat je hem kon doden. Dansen met
de dood betekende dat je wilde
doden, met hart en ziel. Dansen met de dood betekende dat je
de verpersoonlijking van de dood was, de man met de zeis, gekomen
om de levenden weg te maaien.
De stem van Berdine dreef over de borstwering. 'Meester Rahl?'
Richard keek over zijn schouder. 'Wat? Wat is er?'
Berdine verplaatste haar gewicht naar haar andere voet. 'Is
alles goed met u? U staat daar al een hele tijd naar die deur te
staren. Is alles goed?' Richard streek met een hand over zijn
gezicht. 'Ja. Alles is prima. Ik stond alleen... naar de dingen te
kijken die op de deur zijn geschreven, dat is alles.'
Hij draaide zich om, en zonder na te denken sloeg hij zijn
hand tegen de koude metalen plaat in de glanzende grijze granieten
muur. Kahlan had hem verteld dat er werd gezegd dat het aanraken
van die metalen plaat was als het aanraken van het koude, dode hart
van de Wachter zelf.
De metalen plaat werd warm. De gouden deur zwaaide geluidloos
naar binnen open.
Er kwam een schemerig licht van de andere kant. Richard zette
een voorzichtige stap in de deuropening. Alsof het kousje van een
lamp langzaam omhoog werd gedraaid, werd het flauwe licht dat
vanbinnen kwam helderder. Hij nam nog een stap en het licht werd
nog feller.
Hij keek speurend de ruimte rond terwijl hij de twee wachtende
MordSith wenkte. De magie die mensen belette naderbij te komen, was
nu blijkbaar opgeheven: Berdine en Raina konden zonder probleem
naar hem toelopen.
`Dat viel mee,' zei Raina. 'Ik voelde niets.'
`Het begin is er,' zei Richard.
Binnen stonden glazen bollen, ongeveer de breedte van een hand
in diameter, op groen marmeren sokkels tegen de muren links en
rechts van hem. Richard had dit soort glazen bollen al eerder
gezien, in de onderste regionen van de Burcht. Net als die gaven
ook deze licht.
Het binnenste van de enclave van de Eerste Tovenaar was een
immense spelonk van sierlijk bewerkte steen. Vier zuilen van
glanzend zwart marmer, minstens drie meter in doorsnede, vormden
een vierkant waarop bogen rustten en stonden net buiten de
buitenrand van een centrale koepel met ramen hoog rondom. Tussen
elke twee zuilen splitste zich een vleugel af van het enorme
centrale vertrek. Hij zag dat het palmblad-patroon dat de gouden
kapitelen boven aan de marmeren zuilen sierde, in het steenwerk
steeds weer werd herhaald. Het marmer was zo glanzend dat het
beelden reflecteerde als glas.
In fijn bewerkte smeedijzeren muurkandelaars die met hetzelfde
palmbladpatroon waren versierd, stonden kaarsen. Vloeiend gevormd
ijzer vormde balustrades langs de rand van de uitgestrekte,
verzonken vloer van de centrale koepel.
Dit was niet het duistere hol dat Richard had verwacht. Dit
was een plek van pracht en praal die zich kon meten met de mooiste
plekken die Richard had gezien. Het was er zo mooi dat het hem met
ontzag vervulde.
De vleugel waarin zij drieën stonden, de entree, leek verreweg
de kleinste van de vier vleugels te zijn. Twee meter hoge marmeren
sokkels stonden in een dubbele rij langs het gangpad, dat bestond
uit een lange rode loper die over een goud gevlekte donkerbruine
marmeren vloer lag. Als Richard zijn armen om een van de sokkels
zou slaan, zouden zijn vingers elkaar niet raken. Het plafond, een
ribgewelf op tien meter boven hun hoofden, deed de brede sokkels
minuscuul lijken.
Op sommige sokkels lagen objecten die Richard herkende:
rijkelijk bewerkte messen, edelstenen die in broches of op het
uiteinde van bewerkte gouden kettingen waren gezet, een zilveren
kelk, filigrein schalen en fijn bewerkte kistjes. Sommige
voorwerpen lagen of stonden op lappen die waren afgezet met gouden
of zilveren borduurwerk, andere op standaards die uit hout zonder
knoesten waren gesneden.
Op andere sokkels stonden verwrongen voorwerpen die hem niets
zeiden. Hij zou gezworen hebben dat ze van vorm veranderden terwijl
hij ernaar keek. Hij besloot dat het het beste zou zijn om niet
rechtstreeks naar zulke magische objecten te kijken, en waarschuwde
de andere twee. De vleugel tegenover hen, aan de andere kant van de
enorme centrale koepel, eindigde in een raam met een ronde
bovenkant dat wel tien meter hoog moest zijn. Voor het raam stond
een reusachtige tafel, volgestapeld met een ratjetoe aan
voorwerpen: glazen potten, schalen en gedraaide buizen, een zware
maar eenvoudige ijzeren kandelaber met de was van eeuwen erover,
stapels perkamentrollen, enkele menselijke schedels, en een wirwar
van kleinere voorwerpen die Richard van zo'n afstand niet herkende.
De vloer om de tafel heen lag net zo vol, en er stonden spullen
tegen de tafel aan gestapeld.
De vleugel rechts van hen was donker. Richard voelde zich al
slecht op zijn gemak als hij alleen maar in die richting keek. Hij
negeerde de waarschuwing niet en keek naar links. In die vleugel
zag hij boeken. Duizenden boeken.
`Daar,' zei Richard terwijl hij naar links wees. 'Daar zijn we
voor gekomen. Denk aan wat ik jullie heb gezegd. Raak niets aan.'
Hij wierp een blik op hen beiden terwijl ze met grote ogen om zich
heen keken. `Ik meen het. Ik weet niet hoe ik jullie moet redden
als jullie in de problemen komen doordat jullie hier iets
aanraken.'
Alle vier de ogen keken hem aan.
`We denken eraan,' zei Berdine.
`We weten wel beter dan magie te tarten,' zei Raina. 'We
kijken alleen wat rond, dat is alles. We zullen niets
aanraken.'
`Goed. Maar ik stel voor dat jullie ook niet naar alles
kijken, alleen naar waar we naar moeten kijken. Voor zover ik weet,
kan gewoon naar iets kijken hier de magie ervan al
activeren.'
`Denkt u?' vroeg Raina verbaasd.
`Wat ik denk, is dat ik daar liever niet te laat achter wil
komen. Kom mee. Laten we doen waar we voor gekomen zijn, zodat we
hier weg kunnen.'
Het was vreemd, maar hoewel hij die woorden zei en wist dat ze
zinnig waren, had hij niet echt zin om weg te gaan. Hoe gevaarlijk
hij ook wist dat deze plek kon zijn, hij merkte dat de enclave van
de Eerste Tovenaar hem wel beviel.
Berdine grijnsde. 'Meester Rahl is net zo bang voor magie als
wij.' `Nee, Berdine. Ik weet er een beetje van.' Hij begon over de
rode loper te lopen. 'Ik ben er banger voor.'
Tien brede treden aan het eind leidden naar beneden de
centrale koepel in. Op de vloer lag roomkleurig marmer. Om de vloer
heen, langs de rand, liep een band van donkerder bruin marmer. Toen
Richard de onderste tree had bereikt en zijn voet de vloer raakte,
zoemde die en begon te gloeien. Hij trok zich snel terug op de rode
loper. De gloed verdween.
`Wat nu?' vroeg Raina.
Hij maakte haar vingers los van zijn arm. 'Heeft een van
jullie een voet op de vloer gezet?' Ze schudden allebei hun hoofd.
'Probeer het eens.' Terwijl Richard op de tree wachtte, probeerde
Berdine behoedzaam het marmer uit. Ze trok haar voet terug.
`Het gaat niet. Iets houdt mijn voet tegen voordat ik hem neer
kan zetten.
Richard stapte weer op het marmer. Opnieuw gloeide en zoemde
het. `Dan moet het een schild zijn. Hier, pak mijn hand en probeer
het nog eens.'
Als ze Richards hand vasthield, kon Berdine op het marmer
naast hem stappen. Raina pakte zijn andere hand en volgde
hen.
`Goed,' zei hij, 'aangezien het een of ander schild is, mogen
jullie mijn hand niet loslaten zolang we op dit gedeelte zijn. We
weten niet wat er zou gebeuren. Voor hetzelfde geld worden jullie
gebraden als spek op een bakplaat als jullie mijn hand
loslaten.'
Ze knepen harder in zijn handen. Toen ze de treden opstapten
naar de vleugel met de boeken, hield het gezoem op. Als
Richard er niet zou zijn om hun hand vast te houden op de
terugweg, zouden ze hier gevangen zitten, niet in staat om
terug te keren over de vloer van de centrale koepel.
De vleugel met de boeken was niet het soort bibliotheek dat
hij had verwacht. Er waren rijen planken, maar er heerste wanorde
en de boeken lagen er in alle richtingen opgestapeld. Grote stenen
deden dienst als boekensteunen voor de paar boeken die rechtop
stonden in de chaos. Hier en daar lagen boeken op hopen, alsof
iemand ze van de planken had getrokken en eenvoudigweg neer had
gegooid. De meeste waren gesloten, maar een aanzienlijk aantal lag
open, sommige met de rug naar beneden en andere met de rug naar
boven. Maar dat was niet de grootste verrassing.
Overal, leek het wel, waren boeken op de vloer opgestapeld.
Een paar stapels waren laag, ongeveer een meter hoog, maar veel
meer waren hoge pilaren van boeken. Sommige van de onregelmatige
stapels rezen vier tot vijf meter op. Ze zagen eruit alsof ze
alleen door een ademhaling al konden omvallen. De pilaren van
boeken stonden overal en creëerden een doolhof. Richard kon geen
reden bedenken waarom de boeken in zo'n wanorde zouden zijn
opgestapeld, maar de raadselachtigheid ervan alleen al deed het
zweet bij hem uitbreken.
Richard nam beide vrouwen bij de arm. 'Mijn grootvader heeft
me verteld dat er boeken in de Burcht waren die zeer gevaarlijk
waren. Kahlan heeft me verteld dat de gevaarlijkste voorwerpen hier
werden bewaard, waar niemand erbij kon komen, zelfs de tovenaars
die zij kende niet.' Berdine wierp hem een blik toe. 'Bedoelt u dat
u denkt dat de boeken zelf gevaarlijk zouden kunnen zijn? Niet
alleen de informatie die ze bevatten, maar de boeken zelf?'
Richard dacht aan de beschrijving van een boek dat Zuster
Amelia had gebruikt om de pestepidemie te starten. 'Ik weet het
niet zeker, maar we kunnen ze maar beter als zodanig behandelen.
Kijken, maar niet aanraken.'
Berdine fronste haar voorhoofd in een twijfelende blik.
'Meester Rahl, alleen hier zie ik al zeker duizenden boeken staan.
Verderop in de gangpaden staan er vast nog meer. Het zal ons weken
kosten om het boek te vinden dat we zoeken, als het hier al
is.'
Richard zuchtte diep. Berdine had gelijk. Hij had niet
verwacht dat hier zoveel boeken zouden zijn. Hij had gedacht dat de
meeste boeken in de bibliotheken stonden en er hier maar enkele
zouden zijn.
`Als u hier voor het donker weg wilt zijn, hebben we niet veel
tijd,' zei Raina. 'We kunnen net zo goed morgen terugkomen en vroeg
beginnen.' Richard begon geïntimideerd te raken door de taak die
voor hen lag. `We zullen gewoon tot na donker moeten blijven. Als
het moet, blijven we de hele nacht.'
Raina liet haar Agiel over haar vingers rollen. 'Als u het
zegt, Meester Rahl.'
De moed zonk Richard in de schoenen toen hij naar het woud van
boeken stond te staren. Hij had informatie nodig, geen zoektocht
naar een speld in een hooiberg. Kon hij maar magie gebruiken om die
speld te vinden.
Doelloos draaide hij aan de banden om zijn polsen. Onder zijn
vingers voelde hij op een ervan het patroon van de
sterrenexplosie.
Kijk zonder je blik ergens op te richten.
`Ik heb een idee,' zei hij. 'Wacht hier. Ik ben zo
terug.'
Richard ging terug naar de sokkels. Hij liep naar een sokkel
waar een craquelé glazen schaal op stond, op een grote zwarte
doek.
`Wat hebben we daaraan?' vroeg Raina toen hij terugkwam met de
lap stof.
`Er is te veel te zien. Ik ga deze als blinddoek gebruiken,
zodat ik niet al die dingen zie die ik niet wil zien.'
Berdines gezicht vertrok van ongeloof. 'Als u geblinddoekt
bent, hoe kunt u dan datgene zien wat we zoeken?'
`Met magie. Ik ga proberen of mijn gave me wil leiden. Soms
werkt het op die manier, door middel van behoefte. Al deze boeken
zijn te verwarrend. Als ik geblinddoekt ben, zie ik ze niet, en dan
kan ik degene voelen waarnaar ik zoek. Althans, dat hoop ik.'
Raina liet haar blik over al de boeken gaan. 'Nou, u bent de
Meester Rahl. U hebt magie. Als het ons een nacht hier kan
besparen, dan vind ik dat we het moeten proberen.'
Richard legde de zwarte stof over zijn ogen en knoopte de
uiteinden achter zijn hoofd vast. 'Jullie moeten me leiden en
ervoor zorgen dat ik niets aanraak. Denk erom dat jullie zelf ook
niets aanraken.'
`Maak u maar geen zorgen over ons, Meester Rahl,' zei Raina.
'Wij zijn niet van plan iets aan te raken.'
Toen hij klaar was met het vastknopen van de blinddoek,
draaide Richard zijn hoofd heen en weer om zich ervan te
vergewissen dat hij niets zag. Hij wreef met een vinger over de
sterrenexplosie op zijn polsband. Zijn wereld was pikdonker. Hij
zocht naar de innerlijke rust, de innerlijke kalmte, waar zijn gave
resideerde.
Als de pestepidemie begonnen was met behulp van magie uit de
Tempel der Winden, dan hadden ze misschien een kans om er een eind
aan te maken. Als hij niets deed, dan zouden er talloze duizenden
mensen sterven.
Hij had dat boek nodig.
Hij dacht aan het jongetje dat hij had zien sterven. Aan het
kleine meisje, Lily, dat hem vertelde over de Zuster van de
Duisternis die haar het boek had laten zien. Zo was de
pestepidemie begonnen. Dat wist hij zeker.
Dat lieve kind had de tekens gedragen. Richard had er niet
naar geïnformeerd, maar hij wist dat zij in elk geval inmiddels
dood zou zijn. Hij kon het niet opbrengen om ernaar te
vragen.
Hij had dat boek nodig.
Hij zette een voet naar voren. 'Waarschuw me met jullie handen
als ik ergens tegenop ga lopen. Probeer niet te praten, maar als
het nodig is, aarzel dan niet om iets te zeggen.'
Hij voelde hun vingers licht op zijn arm liggen terwijl hij
naar voren stapte. Ze leidden hem met die aanraking en zorgden
ervoor dat hij niet tegen de hoog oprijzende torens boeken opliep
toen hij dieper de doolhof in waadde.
Richard wist niet wat hij zou moeten voelen. Hij wist niet of
hij werd geleid door magie, intuïtie of zijn fantasie. Door de
manier waarop hij heen en weer leek te slingeren door de gangpaden
en tussen de stapels door, vreesde hij dat het slechts zijn
fantasie was. Hij probeerde de dingen die zijn gedachten van de hak
op de tak deden springen uit te bannen.
Hij probeerde zich te concentreren op het boek en zijn
noodzaak het te vinden.
Als hij aan de zieke kinderen dacht, kon hij zich beter
concentreren. Zij hadden hem nodig. Ze waren hulpeloos.
Richard voelde dat hij met een ruk bleef staan. Hij vroeg zich
af waarom. Hij draaide naar links terwijl hij verwachtte naar
rechts te gaan draaien. Het moest de gave zijn. Toen hij dat dacht,
gingen zijn gedachten weer alle kanten op. Hij concentreerde zich
opnieuw.
De twee Mord-Sith grepen zijn armen stevig beet om hem tegen
te houden. Hij begreep het. Nog één pas en hij zou tegen een stapel
op zijn gelopen.
Hij vroeg zich af in welke richting hij nu gedraaid zou
worden, maar merkte dat hij in plaats daarvan neerhurkte. Zijn arm
kwam omhoog en hij stak zijn hand uit.
`Voorzichtig,' fluisterde Berdine. 'Het is een grote,
onregelmatige stapel. Wees voorzichtig, anders duwt u hem
om.'
Richard knikte, want hij wilde zichzelf niet afleiden door met
woorden te antwoorden. Hij concentreerde zich op het voelen van het
voorwerp dat hij nodig had. Hij voelde dat het dichtbij was. Zijn
vingers streken licht langs de boeken, langs de stapel naar
beneden, waarbij hij van sommige de band en van andere de
bladzijden aanraakte, doordat ze gedraaid op de stapel lagen.
Zijn vingers stopten bij een band.
`Dit.' Hij tikte tegen de leren band. 'Dit. Wat staat
erop?'
Berdine steunde met een hand op zijn dij om zichzelf in
evenwicht te houden terwijl ze bukte. 'Het is Hoog-d'Haraans. Iets
over de Tempel der Winden: "Tagenricht ost fuer Mosst
Verlaschendreck nich Greschlechten." '
`Tempel der Winden Onderzoek en Proces,' vertaalde Richard
fluisterend. 'We hebben het gevonden.'