35

Norris hoorde de plons helemaal vanaf Lechmere Point. Hij kon niet zien wat er in het water was gevallen, maar zag het rijtuig dat midden op de brug stilstond. En hij hoorde een hond luid janken.

Toen hij dichterbij kwam, zag hij een jongen roerloos naast het voorwiel van de koets op de grond liggen. Een zwarte hond lag ernaast, zijn tanden dreigend ontbloot naar de vrouw en de man die bij de jongen probeerden te komen. Dat is de hond van Billy.

‘We konden niet op tijd stoppen!’ riep de vrouw. ‘Het was een ongeluk! De jongen holde opeens voor de koets langs en…’ Ze zweeg en staarde met open mond naar Norris toen die van de sjees sprong. ‘Meneer Marshall!’

Norris trok het portier van de koets open, maar zag Rose niet. Hij zag wel een reep stof op de vloer en raapte hem op. Stof van een petticoat.

Hij draaide zich om naar Eliza die met stomheid geslagen naar hem bleef staren. ‘Waar is Rose?’ vroeg hij. Hij keek naar Schele Jack, die achteruitliep, gereed om ervandoor te gaan.

Die plons. Ze hadden iets in het water gegooid.

Norris holde naar de leuning en keek naar de rivier. Het rimpelende water zag er zilverkleurig uit in het maanlicht. Opeens werden de rimpels verstoord, alsof iets naar de oppervlakte steeg en meteen weer zonk.

Rose.

Hij klom over de leuning. Hij was al eens eerder in de Charles River gesprongen. De eerste keer had hij zijn lot gedwee overgelaten aan de grillen van de Voorzienigheid. Nu zou hij dat niet doen. Toen hij van de brug dook strekte hij zijn armen alsof hij zijn laatste kans op geluk wilde grijpen. Het water was zo koud dat het hem de adem benam. Hijgend kwam hij boven en haalde een paar keer diep adem om zijn longen geheel te vullen.

Toen dook hij weer.

In het donker tastte hij blindelings om zich heen, hopend dat hij een arm, een rok, een lok haar zou voelen. Maar hij voelde alleen maar water. Buiten adem kwam hij weer boven en hoorde op de brug een man die riep: ‘Er ligt iemand in het water!’

‘Ik zie hem. Waarschuw de nachtwacht!’

Driemaal haalde hij adem, toen dook hij weer. In zijn paniek lette hij niet op de kou noch op het geschreeuw van de mensen op de brug. Met iedere seconde die er verstreek, werd het risico dat hij Rose niet op tijd zou vinden groter. Klauwend maaide hij met zijn armen door het water, als een wanhopige drenkeling. Ze kon vlak bij hem zijn, terwijl hij haar niet kon zien!

We redden het niet.

Ademnood noopte hem weer naar boven te zwemmen. Er waren nu lichtjes op de brug, en meer stemmen. Nutteloze getuigen van zijn wanhoop.

Ik verdrink liever dan je hier te moeten achterlaten.

Nogmaals dook hij. Het schijnsel van lantaarns drong zwak door in het donkere water, als bewegende linten van licht. Hij zag de schimmige bewegingen van zijn eigen armen en wolken van modder. En vlak onder zich zag hij iets anders. Iets bleeks, opbollend als een laken in de wind. Hij dook ernaartoe en greep het vast.

Het slappe lichaam van Rose dreef naar hem toe, haar haar als een waaier uitgespreid.

Als een razende zwom hij naar boven, haar met zich meetrekkend. Maar toen hij boven water kwam en naar adem hapte, bleef ze zo slap en levenloos als een lappenpop op het water drijven. Te laat. Hijgend en snikkend zwom hij met haar naar de oever, verwoed met zijn benen trappend tot ze zo moe werden dat ze hem bijna niet meer gehoorzaamden. Toen hij eindelijk de bodem voelde, weigerden zijn benen dienst. Half kruipend, half struikelend sleepte hij zichzelf en Rose op het droge.

Haar polsen en enkels waren vastgebonden en ze ademde niet.

Hij draaide haar op haar buik. Vooruit, Rose! Blijf leven! Voor mij! Hij legde zijn handen plat op haar rug en drukte. Het water dat uit haar longen werd geperst, stroomde uit haar mond. Weer drukte hij en hij ging ermee door tot haar longen leeg waren, maar ze bleef roerloos liggen.

Gejaagd rukte hij de repen stof van haar polsen en draaide haar op haar rug. Haar gezicht zat onder de modder en haar ogen staarden wezenloos in het niets. Hij legde zijn handen op haar borst en drukte erop om de laatste druppels water uit haar longen te krijgen. Weer drukte hij, en nog een keer, en nog een keer terwijl zijn tranen en het rivierwater op haar gezicht drupten.

‘Rose, kom terug! Kom bij me terug! Alsjeblieft, lieveling. Kom terug.’

De eerste trilling was zo zwak dat hij dacht dat hij het zich had verbeeld. Toen schokte haar lichaam en begon ze te hoesten. De benauwde, rochelende hoest was het mooiste geluid dat hij ooit had gehoord. Lachend en huilend tegelijk draaide hij haar op haar zij en streek het natte haar uit haar gezicht. Hij hoorde het geluid van naderende voetstappen, maar keek niet op. Hij hield zijn blik op Rose gericht en toen ze haar ogen opende, was zijn gezicht het eerste wat ze zag.

‘Ben ik dood?’ fluisterde ze.

‘Nee.’ Hij sloeg zijn armen om haar bevende lichaam. ‘Je bent hier bij mij. En je zult altijd bij me blijven.’

Een steentje rolde over de oever naar beneden en voetstappen kwamen vlak bij hen tot stilstand. Norris keek op en zag Eliza Lackaway. Haar cape bolde op in de wind. Als vleugels. Als de vleugels van een grote vogel. Haar pistool was op hem gericht.

‘U hebt publiek,’ zei Norris met een blik naar de mensen op de brug. ‘Ze zullen er allemaal getuige van zijn.’

‘Ze zullen er getuige van zijn hoe ik de Ripper van West End doodschiet.’ Eliza riep naar boven: ‘Meneer Pratt! Het is Norris Marshall!’

De mensen op de brug slaakten opgewonden kreten.

‘Hoor je dat?’

‘Het is de Ripper van West End!’

Rose greep Norris’ arm om rechtop te gaan zitten. ‘Maar ik weet alles,’ zei ze. ‘Ik weet wat u hebt gedaan. U kunt ons niet allebei doodschieten.’

Eliza’s arm zakte iets. Ze had maar één kogel. Ook toen Pratt en twee mannen van de nachtwacht behoedzaam de steile oever afdaalden, bleef ze besluiteloos staan, met het wapen beurtelings op Norris en Rose gericht.

‘Mama!’

Eliza verstarde. Ze keek op naar de brug, waar haar zoon nu naast Wendell stond.

‘Niet doen, mama!’ smeekte Charles.

‘Uw zoon heeft ons alles verteld,’ zei Norris. ‘Hij weet wat u hebt gedaan, mevrouw Lackaway. Wendell Holmes weet het ook. U kunt mij vermoorden, maar de waarheid is al bekend. Of ik hier nu sterf of niet, over uw toekomst is al beslist.’

Langzaam zakte haar arm. ‘Ik heb geen toekomst,’ zei ze zachtjes. ‘Of het hier eindigt of op het schavot, het is voorbij. Het enige wat ik nu nog kan doen, is mijn zoon sparen.’ Ze hief het pistool op, ditmaal niet op Norris gericht, maar op haar eigen hoofd.

Norris sprong op haar af, greep haar pols en probeerde het pistool uit haar hand te wringen, maar Eliza vocht terug, zo fel als een gewond dier. Pas toen Norris haar arm op haar rug draaide, verslapte haar greep op het pistool. Brullend zakte ze op haar knieën. Norris bleef open en bloot op de oever van de rivier staan, met het pistool in zijn hand. Voordat zijn hart een nieuwe slag had gemaakt, begreep hij al wat er zou gebeuren. Hij zag wachter Pratt zijn wapen richten. Hij hoorde Rose angstig ‘Nee!’ schreeuwen.

De inslag van de kogel was zo hard dat hij naar adem hapte.

Het pistool viel uit zijn hand. Hij wankelde en viel toen achterwaarts op de modderige grond. Het was opeens eigenaardig stil. Hij keek naar de hemel maar hoorde geen stemmen, geen naderende voetstappen, zelfs niet het ruisen van het water langs de oever. Alles was kalm en vredig. Hij zag sterren, want de lucht werd weer helder nu de rook begon op te trekken. Hij had geen pijn, voelde geen angst, was alleen verbaasd dat al zijn inspanningen, al zijn dromen, hier aan de waterkant onder de sterrenhemel moesten eindigen.

Toen, als van heel ver, hoorde hij een lieve, bekende stem en zag hij Rose, haar hoofd omlijst door de sterren, alsof ze vanuit de hemel op hem neerkeek.

‘Kunnen jullie niets voor hem doen?’ riep ze. ‘Wendell, red hem!’

Nu drong de stem van Wendell tot hem door en hoorde hij hoe zijn overhemd werd opengescheurd. ‘Kom hier met die lamp! Ik moet de wond zien!’

Het licht stroomde over hem heen als water van goud en toen de wond zichtbaar werd, zag Norris de uitdrukking op Wendells gezicht en de waarheid in diens ogen.

‘Rose?’ fluisterde Norris.

‘Hier ben ik. Hier, vlak bij je.’ Ze pakte zijn hand, boog zich naar hem toe en streek zijn haar naar achteren. ‘Alles komt in orde, lieveling. Ze zullen je beter maken en dan zullen we samen gelukkig zijn. Heel erg gelukkig.’

Hij zuchtte en sloot zijn ogen. Hij zag hoe Rose bij hem vandaan dreef, hoe ze zo snel door de wind werd meegenomen dat hij haar nooit zou kunnen bereiken. ‘Wacht op me,’ fluisterde hij. Hij hoorde iets wat klonk als een donderklap, een knal die echode in de duisternis die hem omsloot.

Wacht op me.

Jack Burke trok de vloerplank in de slaapkamer omhoog en graaide haastig het geld eruit dat hij daar had verborgen. Al zijn spaargeld, bijna tweeduizend dollar, gleed rinkelend in zijn zadeltas.

‘Hé, je mag niet alles meenemen! Ben je helemaal bedonderd?’ zei Fanny.

‘Ik moet ervandoor.’

‘Maar je mag niet alles meenemen. De helft is van mij!’

‘Boven jouw hoofd hangt geen strop.’ Opeens keek hij met een ruk op en bleef toen doodstil zitten.

Beneden bonkte iemand op de voordeur. ‘Meneer Burke! Jack Burke, dit is de nachtwacht. Doe open!’

Fanny liep de trap af.

‘Nee!’ zei Jack. ‘Laat ze niet binnen!’

Ze keek hem aan met half toegeknepen ogen. ‘Wat heb je gedaan, Jack? Waarom komen ze je halen?’

Beneden riep de stem: ‘Als u de deur niet opendoet, trappen we hem in!’

‘Jack?’

‘Zij heeft het gedaan!’ zei Jack. ‘Zij heeft de jongen vermoord. Niet ik!’

‘Welke jongen?’

‘Domme Billy.’

‘Laten ze haar dan opknopen.’

‘Ze is dood. Ze heeft het pistool opgeraapt en zichzelf doodgeschoten, terwijl iedereen ernaar stond te kijken.’ Hij kwam overeind en hing de zware zadeltas over zijn schouder. ‘En nu zal ik er de schuld van krijgen. Van alles wat ik van haar moest doen.’ Hij liep naar de trap. Ik neem de achterdeur, dacht hij. Ik kan snel het paard zadelen en wegwezen. Als ik een paar minuten voorsprong kan krijgen, schud ik ze in het donker wel van me af. Morgenochtend ben ik ver weg.

De voordeur vloog open. Jack stond onder aan de trap toen er drie mannen binnenkwamen.

Een van hen deed een stap naar voren en zei: ‘We nemen u in hechtenis, meneer Burke. Wegens moord op Billy Piggott en poging tot moord op Rose Connolly.’

‘Maar ik heb het niet gedaan! Mevrouw Lackaway heeft het gedaan!’

‘Heren, neem hem mee.’

Jack werd zo ruw naar voren getrokken dat hij struikelde en de zadeltas liet vallen. Fanny schoot naar voren en greep de tas. Met de schat tegen haar borst gedrukt liep ze langzaam achteruit. Toen de wachters haar man overeind sleurden, deed ze geen poging hem te helpen noch zei ze iets om hem te verdedigen. Dat was het laatste wat hij van haar zag: hoe ze met een uitgestreken gezicht zijn spaargeld inhalig tegen zich aan drukte, terwijl hij werd meegenomen.

Toen hij in de wagen zat, wist Jack precies hoe het zou gaan. Niet alleen het proces, niet alleen de opknoping, maar ook wat daarna nog kwam. Hij wist waar de lijken van geëxecuteerde gevangenen naartoe gingen. Hij dacht aan het geld dat hij zo zuinig had gespaard voor zijn loden doodkist, de metalen kooi en de grafzitter, alle dingen waarmee hij zich had willen beschermen tegen grafschenners als hijzelf. Lang geleden had hij zichzelf beloofd dat geen anatoom ooit zijn buik zou opensnijden om in zijn vlees te wroeten.

Hij keek naar zijn borst en snikte. Hij kon het mes al bijna voelen.

Het huis was ondergedompeld in rouw en schande.

Wendell Holmes wist dat hij inbreuk pleegde op het persoonlijke leed van de familie Grenville, maar maakte evengoed geen aanstalten om te vertrekken en niemand verzocht hem te gaan. Dokter Grenville leek er niet eens erg in te hebben dat hij er was, dat hij stilletjes in een hoekje van de kamer zat. Wendell was vanaf het begin betrokken geweest bij de tragedie die zich had voltrokken en het was niet meer dan passend dat hij ook het einde ervan zou meemaken. Wat hij zag, in het flakkerende licht van het haardvuur, was een gebroken Aldous Grenville, diep weggedoken in een fauteuil, zijn hoofd gebogen van verdriet. Brigadier Lyons zat tegenover hem.

De huishoudster, mevrouw Furbush, kwam bedeesd de zitkamer binnen met een dienblad waarop een fles cognac en glazen stonden. Ze zette het neer op een bijzettafel. ‘Meneer,’ zei ze zachtjes, ‘ik heb de jonge meneer Lackaway een dosis van de morfine gegeven, zoals u had gezegd. Hij slaapt nu.’

Grenville knikte, maar zei niets.

Brigadier Lyons vroeg: ‘En juffrouw Connolly?’

‘Die weigert het stoffelijk overschot van de jongeheer te verlaten, meneer. Ik heb geprobeerd haar mee te krijgen, maar ze wil per se bij de kist blijven zitten. Ik weet niet wat we met haar moeten als ze hem morgen komen halen.’

‘Laat haar maar. Ze heeft alle redenen om te rouwen.’

Mevrouw Furbush verliet de kamer en Grenville zei zachtjes: ‘Net als wij allemaal.’

Lyons schonk een glas cognac in en gaf het aan zijn vriend. ‘Aldous, je mag jezelf niet de schuld geven van wat Eliza heeft gedaan.’

‘Maar dat doe ik wel. Ik wilde het niet weten, maar ik had het kunnen weten.’ Grenville zuchtte en dronk de cognac in één teug op. ‘Ik wist dat ze voor Charles tot alles bereid was. Maar mensen vermoorden?’

‘We weten niet of ze het allemaal zelf heeft gedaan. Jack Burke zweert dat hij niet de Ripper van West End is, maar hij was er misschien bij betrokken.’

‘Ze was in ieder geval de drijfveer.’ Grenville staarde naar zijn lege glas en zei zachtjes: ‘Eliza wilde altijd de baas spelen, al toen we nog klein waren.’

‘Maar in hoeverre kan een vrouw ooit echt de baas spelen, Aldous?’

Grenville boog zijn hoofd en zei zachtjes: ‘De arme Aurnia kon dat in ieder geval niet. Er is geen excuus voor wat ik heb gedaan. Behalve dat ze zo lieftallig was, zo lieftallig. En dat ik een eenzame oude man ben.’

‘Je hebt geprobeerd het goed te maken. Daar kun je troost uit putten. Je hebt meneer Wilson in de arm genomen om het kind te zoeken en was bereid voor haar onderhoud te zorgen.’

‘Maar daarmee heb ik niets goedgemaakt.’ Grenville schudde zijn hoofd. ‘Ik had het maanden geleden aan Aurnia moeten goedmaken, in plaats van haar een mooi kettinkje te geven en mijn handen in onschuld te wassen.’ Hij keek op met een gekwelde blik in zijn ogen. ‘Ik zweer dat ik niet wist dat ze in verwachting was. Ik hoorde het pas toen ik haar opengesneden op de ontleedtafel zag liggen. Toen Erastus aan de klas uitlegde dat ze onlangs was bevallen, besefte ik opeens dat ik een kind had.’

‘En dat heb je niet aan Eliza verteld?’

‘Aan niemand, behalve aan meneer Wilson. Ik was serieus van plan de kosten van het levensonderhoud van het kind op me te nemen, maar ik wist dat Eliza zich bedreigd zou voelen. Wijlen haar man had veel tegenslag gehad met zijn zaken en Eliza leefde op mijn kosten.’

En het nieuwe kind zou alles opeisen, dacht Wendell. Hij dacht aan alle verdachtmakingen tegen de Ieren die hij uit de mond van de gezusters Welliver en de moeder van Edward Kingston had gehoord, en uit de mond van vrijwel alle vrouwen van stand in de voorname huizen van Boston. Het moest voor Eliza de laatste druppel zijn geweest dat de toekomst van haar zoon, haar oogappel, die geen enkel talent had waarmee hij zijn brood kon verdienen, op de tocht was komen te staan.

Toch was een Iers meisje haar uiteindelijk te slim af geweest. Rose Connolly had het kind in leven weten te houden; Wendell kon zich goed voorstellen hoe woedend Eliza moest zijn geweest toen het meisje er keer op keer in slaagde aan haar te ontkomen. Toen hij dacht aan de barbaarse wonden die ze Agnes Poole had toegebracht, de marteling waaraan ze Mary Robinson had onderworpen, was hem duidelijk dat Rose en alle meisjes als zij, alle armoedige immigranten in de straten van Boston, het eigenlijke doelwit van Eliza’s woede waren geweest.

Lyons pakte Grenvilles glas, schonk het weer vol en reikte het hem aan. ‘Het spijt me, Aldous, dat ik niet eerder de leiding over het onderzoek op me heb genomen. Tegen de tijd dat ik me ermee ging bemoeien, had die idiote Pratt het volk al opgezweept tot een soort bloedwraak.’ Lyons schudde zijn hoofd. ‘En helaas is de jonge meneer Marshall het ongelukkige slachtoffer van die hysterie geworden.’ ‘Daar zal Pratt nog voor moeten boeten.’

‘Dat zal hij ook. Daar zal ik persoonlijk op toezien. Tegen de tijd dat ik met hem klaar ben, zal zijn reputatie geen cent meer waard zijn. Ik zal niet rusten tot hij uit Boston is verjaagd.’

‘Niet dat het nu nog iets uitmaakt,’ zei Grenville zachtjes. ‘Norris is dood.’

‘Dat biedt trouwens mogelijkheden. Om de schade binnen de perken te houden.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Voor meneer Marshall kunnen we niets meer doen en niemand kan hém nog iets doen. Zijn lijden is voorbij. We zouden dit schandaal een stille dood kunnen laten sterven.’

‘In plaats van zijn naam te zuiveren?’

‘Dat zou ten koste van jou en je familie gaan.’

Wendell had tot nu toe niets gezegd, maar was nu zo verontwaardigd dat hij zich niet kon inhouden. ‘Wilt u Norris echt laten begraven als de Ripper van West End? Terwijl u weet dat hij onschuldig is?’

Brigadier Lyons keek naar hem. ‘We moeten aan nog meer onschuldige slachtoffers denken, meneer Holmes. De jonge Charles bijvoorbeeld. Het is voor hem al erg genoeg dat zijn moeder heeft verkozen een einde aan haar leven te maken, en nog wel in het openbaar. Wilt u hem ook nog dwingen te leven met het stigma dat zijn moeder een moordenares is?’

‘Maar dat ís ze.’

‘We zijn deze waarheid niet aan het volk verschuldigd.’

‘Maar wel aan Norris. Aan zijn nagedachtenis.’

‘Hij is er niet meer en kan dus geen vruchten plukken van een dergelijke rechtzetting. We zullen geen beschuldigingen aan zijn adres uiten. We zullen er het zwijgen toe doen en het volk in de gelegenheid stellen zelf conclusies te trekken.’

‘Ook als het tot de verkeerde conclusies komt?’

‘Wie zouden we daar kwaad mee doen? Niemand die nog in leven is.’ Lyons zuchtte. ‘Er komt trouwens nog een proces. Meneer Jack Burke zal vrijwel zeker tot de strop veroordeeld worden voor de moord op Billy Piggott. Als de waarheid dan aan het licht komt, zullen we het niet kunnen tegenhouden. Maar we hoeven er niet mee te leuren.’

Wendell keek naar dokter Grenville, die helemaal niets had gezegd. ‘Dokter Grenville, staat u toe dat Norris dit onrecht wordt aangedaan? Hij verdient beter.’

Grenville zei zachtjes: ‘Dat weet ik.’

‘Er is iets ernstig mis met het eergevoel van uw familie als het u dwingt de nagedachtenis van een onschuldige man te bekladden.’

‘Ik moet aan Charles denken.’

‘Is alleen hij voor u belangrijk?’

‘Hij is mijn neef!’

Een andere stem kwam abrupt tussenbeide: ‘En uw zoon dan, dokter Grenville?’

Onthutst keek Wendell om naar Rose, die in de deuropening stond. Verdriet had haar gezicht van alle kleur beroofd en de persoon die hij zag leek in geen enkel opzicht meer op het levenslustige jonge meisje dat ze was geweest. In haar plaats stond hier nu een vreemdeling, niet langer een meisje maar een vrouw met een hard gezicht en een kaarsrechte, bikkelharde houding. Ze hield haar blik op Grenville gericht.

‘U moet geweten hebben dat u nog een kind had verwekt,’ zei ze. ‘Hij was uw zoon.’

Grenville kreunde gekweld en liet zijn hoofd tussen zijn handen zakken.

‘Hij heeft het nooit geweten,’ zei ze. ‘Maar ik wel. En u moet het ook geweten hebben, dokter Grenville. De eerste keer dat u hem zag. Van hoeveel andere vrouwen hebt u misbruik gemaakt? Hoeveel buitenechtelijke kinderen hebt u verwekt, kinderen van wiens bestaan u niet eens op de hoogte bent? Kinderen die iedere dag een gevecht moeten leveren om in leven te blijven?’

‘Geen. Er zijn geen andere kinderen.’

‘Hoe weet u dat?’

‘Dat weet ik!’ Hij keek op. ‘Wat er tussen Sophia en mij is voorgevallen, is lang geleden en we hadden er allebei spijt van.

We hebben mijn lieve vrouw bedrogen. Dat heb ik daarna nooit meer gedaan, niet zolang Abigail nog leefde.’

‘U hebt uw eigen zoon de rug toegekeerd.’

‘Sophia heeft me nooit verteld dat hij mijn zoon was! Al die jaren dat hij opgroeide in Belmont, heb ik dat niet geweten. Tot hij naar de universiteit kwam en ik hem zag. Toen wist ik het meteen…’

Wendells blik flitste heen en weer tussen Rose en Grenville. ‘Jullie hebben het toch niet over Norris?’

Rose bleef naar Grenville kijken. ‘Terwijl u in dit prachtige huis woonde, dokter, terwijl u in uw mooie koets naar uw zomerhuis in Weston reed, moest hij akkers ploegen en varkens slachten.’

‘Maar ik wist het niet! Sophia heeft het me nooit verteld.’

‘En als ze dat wel had gedaan, zou u hem dan erkend hebben? Ik denk het niet. En de arme Sophia had geen andere keus dan te trouwen met de eerste de beste man die haar hebben wilde.’

‘Ik zou de jongen geholpen hebben. Ik zou ervoor gezorgd hebben dat hij niets tekortkwam.’

‘Maar dat hebt u niet gedaan. Hij heeft alles op eigen kracht gedaan, alles wat hij heeft bereikt. Bent u er niet trots op dat u de vader bent van zo’n fantastische zoon? Dat hij in zijn korte leven zo ver boven zijn stand is uitgegroeid?’

‘Daar ben ik zeker trots op,’ zei Grenville zachtjes. ‘Ik wou alleen dat Sophia eerder bij me was gekomen.’

‘Ze heeft het geprobeerd.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Vraag maar aan Charles. Die heeft gehoord wat zijn moeder zei. Mevrouw Lackaway heeft tegen hem gezegd dat ze niet wilde dat er nog meer onechte kinderen van u zouden komen opdagen. Ze zei dat ze tien jaar geleden al gedwongen was geweest uw rotzooi op te ruimen.’

‘Tien jaar geleden?’ zei Wendell. ‘Maar dat is…’

‘Het tijdstip waarop Norris’ moeder is verdwenen,’ zei Rose. Ze haalde diep adem en dreigende tranen deden haar stem trillen. ‘Ik wou dat Norris dat had geweten. Het zou zo veel voor hem betekend hebben als hij had geweten dat zijn moeder van hem hield. Dat ze hem niet in de steek had gelaten, maar was vermoord.’

‘Ik kan niets te mijner verdediging aanvoeren, Rose,’ zei Grenville. ‘Ik kan alleen proberen mijn zonden goed te maken.’ Hij keek Rose recht in de ogen. ‘Om te beginnen is er ergens een klein meisje dat onderdak nodig heeft. Ik zweer dat ik haar alles zal geven wat ze nodig heeft, alle hulp, alle steun.’

‘Daar zal ik u aan houden,’ zei Rose.

‘Waar is ze? Ben je bereid me naar mijn dochter te brengen?’

Rose hield zijn blik vast. ‘Wanneer de tijd rijp is.’

Het vuur in de haard was gedoofd. Het eerste licht van de nieuwe dag kleurde de hemel.

Brigadier Lyons stond op. ‘Ik ga nu maar, Aldous. Wat Eliza betreft, dit is jouw familie en je mag zelf beslissen hoeveel je verkiest te erkennen. Voorlopig houdt Jack Burke de aandacht van het publiek nog wel even vast. Hij is hun nieuwe monster. Maar binnenkort zal het volk zijn aandacht ongetwijfeld weer op een ander richten. Want dit heb ik inmiddels geleerd: mensen bezitten een onverzadigbare honger naar monsters.’ Hij knikte ten afscheid en verliet het huis.

Even later stond Wendell ook op. Hij had zich lang genoeg aan de familie opgedrongen en was nogal bot voor zijn mening uitgekomen. Het was dan ook op een wat verontschuldigende toon dat hij afscheid nam van dokter Grenville, die zich echter niet eens verroerde en naar de as in de haard bleef staren.

Rose liep met Wendell mee naar de hal. ‘Je bent een ware vriend geweest,’ zei ze. ‘Dank je voor alles wat je hebt gedaan.’

Ze omhelsden elkaar zonder enige schroom, ondanks hun enorme klassenverschil. Norris Marshall had hen tot elkaar gebracht; nu zou het verdriet om zijn dood hen eeuwig aan elkaar binden. Wendell wilde al naar buiten gaan toen hij opeens bleef staan en naar haar omkeek.

‘Hoe wist je het?’ vroeg hij. ‘Als Norris het zelf niet eens wist?’

‘Dat dokter Grenville zijn vader is?’

‘Ja.’

Ze pakte zijn hand. ‘Kom even mee.’

Ze nam hem mee naar de eerste verdieping. In de schemerige gang stopte ze om een lamp aan te steken en liep daarmee naar een van de portretten aan de muur. ‘Kijk,’ zei ze. ‘Hierdoor wist ik het.’

Hij staarde naar het schilderij van een donkerharige jongeman die naast een bureau stond met zijn hand op een menselijke schedel. Zijn bruine ogen keken Wendell aan, alsof hij hem ergens toe uitdaagde.

‘Dit is een portret van Aldous Grenville toen hij negentien jaar was,’ zei Rose. ‘Dat heeft mevrouw Furbush me verteld.’

Wendell kon zijn blik niet van het schilderij losmaken. ‘Het was me tot nu toe niet opgevallen.’

‘Ik zag het meteen. En ik twijfelde geen moment.’ Rose keek naar het portret van de jongeman en haar mond vertrok tot een bedroefde glimlach. ‘Je herkent degene van wie je houdt altijd en overal.’