30

1830

Het onsmakelijke voorwerp zat al twee dagen in de alcohol en Rose begreep aanvankelijk niet wat het was. Ze zag alleen maar een plak rauw vlees in een glazen pot die was gevuld met lichtbruine vloeistof. Toen draaide meneer Pratt de pot om en hield hem vlak voor haar neus, opdat ze het ding van dichtbij zou bekijken.

‘Weet je wie dit is?’ vroeg hij.

Ze tuurde door het glas en plotseling kwam het voorwerp in het onsmakelijke bad van sterkedrank en oud bloed tegen de binnenkant van het glas aan te zitten, waardoor de details ervan werden vergroot. Rose deinsde achteruit van afgrijzen.

‘Je zult dit gezicht wel herkennen,’ zei Pratt. ‘Het is van een lijk gesneden dat twee dagen geleden is gevonden in een steeg in West End. Een lijk met twee grote wonden die samen de vorm van een kruis hebben. Het lijk van je zwager, Eben Tate.’ Hij zette de pot op dokter Grenvilles tafel.

Rose draaide zich om naar Grenville, die er net zo geschrokken uitzag als zij om het bewijsmateriaal dat in zijn zitkamer werd uitgestald. ‘Die pot stond helemaal niet bij Norris op zijn kamer!’ zei ze. ‘Hij zou niet gezegd hebben dat ik hierheen moest komen, als hij niet in u geloofde, dokter Grenville. Dan moet u hém ook geloven!’

Pratt reageerde met een onverstoorbare glimlach. ‘Het lijkt me duidelijk, dokter, dat uw student, meneer Marshall, u om de tuin heeft geleid. Hij is de Ripper van West End. Het is slechts een kwestie van tijd voordat we hem te pakken krijgen.’

‘Als hij niet al verdronken is,’ zei Grenville.

‘Nee, we weten dat hij nog leeft. Vanochtend hebben we bij de werf schoenafdrukken in de modder gevonden van iemand die uit het water was gekomen. We zullen hem arresteren en gerechtigheid laten geschieden. Deze pot is meer dan voldoende bewijsmateriaal.’

‘Het enige wat u hebt, is een pot met een gezicht op sterk water.’

‘En een met bloedspatten bedekt masker. Een wit masker, dat er precies zo uitziet als bepaalde getuigen’ – hij keek naar Rose – ‘het hebben beschreven.’

Rose zei: ‘Hij is onschuldig! Ik kan getuigen!’

‘Waarover wil je precies getuigen, Rose?’ Pratt snoof minachtend.

‘U hebt die pot op zijn kamer gezet.’

Pratt kwam op haar af met een gezicht dat zo’n razernij uitdrukte dat ze achteruitdeinsde. ‘Slet!’

‘Meneer Pratt!’ zei Grenville.

Pratt bleef naar Rose kijken. ‘Denk je dat jouw getuigenis ook maar íéts zal betekenen? Ik weet dat je bij Norris Marshall hokt. Dat hij je zelfs heeft meegenomen naar de boerderij om je voor te stellen aan zijn vader. Je bent eerst bij hem in bed gekropen, en nu ben je bereid voor hem te liegen. Heeft hij Eben Tate vermoord om jou een plezier te doen? Heeft hij je lastige zwager voor je uit de weg geruimd?’ Hij zette de pot terug in de met lappen beklede doos. ‘Ha, alsof een jury jouw getuigenis ooit zou geloven!’

Rose wendde zich weer tot Grenville. ‘Die pot stond niet in zijn kamer. Ik zweer het.’

‘Wie heeft opdracht gegeven de kamer van meneer Marshall te doorzoeken?’ vroeg Grenville. ‘Hoe is de nachtwacht op het idee gekomen daar te gaan zoeken?’

Pratt keek opeens een beetje nerveus. ‘Ik heb alleen mijn werk gedaan. Wanneer er informatie binnenkomt – ‘

‘Over welke informatie hebt u het?’

‘Een brief waarin stond dat we op zijn kamer interessante dingen zouden vinden.’

‘Van wie was die brief afkomstig?’

‘Dat is geheim.’

Grenville lachte minachtend. ‘Een anonieme brief dus.’

‘We hebben het bewijsmateriaal anders mooi gevonden.’

‘Wilt u het leven van die man op het spel zetten vanwege deze pot? En een masker?’

‘Past u maar op, meneer, dat u vanwege deze man uw reputatie niet op het spel zet. Het moet u inmiddels toch wel duidelijk zijn dat u, en iedereen, de jongeman totaal verkeerd hebt beoordeeld.’ Hij tilde de doos op en voegde er op een tevreden toon aan toe: ‘Iedereen behalve ik.’ Hij knikte kort. ‘Goedenavond dokter. Ik kom er wel uit.’

Ze hoorden Pratt door de hal lopen en de voordeur achter hem dichtvallen. Even later kwam dokter Grenvilles zuster, Eliza, de zitkamer in.

‘Is die afschuwelijke man eindelijk weg?’ vroeg ze.

‘Ik vrees dat het er niet goed uitziet voor Norris.’ Grenville zuchtte en ging in een fauteuil bij de haard zitten.

‘Kun je hem niet helpen?’ vroeg Eliza.

‘Dit gaat zelfs mijn macht te boven.’

‘Hij rekent op u, dokter Grenville!’ zei Rose. ‘Als u en meneer Holmes hem verdedigen, moeten ze wel luisteren.’

‘Is Wendell bereid te getuigen?’ vroeg Eliza.

‘Hij kent zijn kamer, hij is er geweest. Hij weet dat die pot daar nooit heeft gestaan. En dat het masker ook niet van Norris is.’ Ze keek naar Grenville. ‘Het is mijn schuld. Het heeft allemaal te maken met mij, met Meggie. De mensen die haar willen hebben, zijn tot alles in staat.’

‘Zouden ze zelfs bereid zijn een onschuldige man te laten opknopen?’ vroeg Eliza.

‘Dat is nog niks.’ Rose liep naar Grenville met haar handen smekend gespreid. ‘Op de avond dat Meggie is geboren, waren er twee verpleegsters en een arts in de verloskamer. Die zijn nu allemaal dood, omdat ze achter het geheim van mijn zuster zijn gekomen. Omdat ze gehoord hebben wie Meggies vader is.’

‘En jij hebt dat niet gehoord?’ vroeg Grenville.

‘Ik was er niet bij. De baby huilde zo dat ze zeiden dat ik haar moest meenemen naar de zaal. Later heeft Agnes Poole geprobeerd me over te halen haar op te geven, maar dat heb ik geweigerd.’ Rose slikte en zei zachtjes: ‘Sindsdien jagen die mensen op me.’

‘Het gaat dus allemaal om het kind?’ vroeg Eliza. Ze keek naar haar broer. ‘Dan moet ze beschermd worden.’

Grenville knikte. ‘Waar is ze, Rose?’

‘Op een veilige plek.’

‘Ze zouden haar kunnen opsporen,’ zei hij.

‘Ik ben de enige die weet waar ze is.’ Ze keek hem in de ogen en zei kalm: ‘En niemand zal me ooit kunnen dwingen te vertellen waar dat is.’

Hij keek haar aan, taxeerde haar. ‘Daar twijfel ik geen moment aan. Je hebt haar tot nu toe goed beschermd. Jij weet beter dan wie ook wat voor haar het beste is.’ Hij stond abrupt op. ‘Ik moet gaan.’

‘Waar naartoe?’ vroeg Eliza.

‘Ik moet met wat mensen overleg plegen over deze zaak.’

‘Denk je voor het avondeten terug te zijn?’

‘Dat weet ik niet.’ Hij liep naar de hal en trok zijn jas aan.

Rose liep achter hem aan. ‘Dokter Grenville, wat moet ik doen? Hoe kan ik helpen?’

‘Door hier te blijven.’ Hij keek naar zijn zuster. ‘Eliza, zorg voor haar. Zolang ze onder ons dak verblijft, mag haar niets overkomen.’ Toen hij de deur opendeed, woei een ijskoude wind naar binnen die in Rose’ ogen prikte. Ze knipperde met haar ogen tegen de tranen.

‘Jij kunt nergens naartoe, hè?’

Rose draaide zich om naar Eliza. ‘Nee, mevrouw.’

‘Mevrouw Furbush kan in de keuken een bed voor je neerzetten.’ Eliza keek naar haar oude jurk. ‘En je hebt ook schone kleren nodig.’

‘Dank u.’ Rose schraapte haar keel. ‘Dank u voor alles.’

‘Je moet mijn broer bedanken,’ zei Eliza. ‘Ik hoop alleen dat deze zaak hem niet kapot zal maken.’

Het was het mooiste huis waar Rose ooit was geweest, en zeker het mooiste huis waar ze ooit had geslapen. In de keuken was het heerlijk warm; de gloeiende kolen in de kachel verspreidden nog steeds warmte. Ze lag onder een deken van dikke wol in plaats van gewikkeld in haar oude, versleten cape die ze zo veel koude nachten strak om zich heen had getrokken, het vieze vod dat stonk naar alle logementen en alle bergen stro waarop ze ooit had geslapen. De kordate, efficiënte mevrouw Furbush had onmiddellijk besloten om die cape, samen met de rest van haar haveloze kleding, in de haard te mikken. Ook had mevrouw Furbush haar een stuk zeep gegeven en een heleboel warm water laten aanrukken, omdat dokter Grenville van mening was dat een rein huishouden een gezond huishouden was. Nu lag Rose gebaad en wel in een schone nachtjapon op een ongewoon gerieflijk vouwbed dicht bij de kachel. En ze wist dat Meggie vanavond ook veilig en warm kon slapen.

Maar hoe zat het met Norris? Waar sliep hij? Had hij het koud? Had hij honger? Waarom had ze niets van hem gehoord?

Dokter Grenville was niet thuisgekomen voor het avondeten. Rose had de hele avond met gespitste oren gewacht maar zijn stem noch zijn voetstappen gehoord. ‘Risico van het vak, meisje,’ had mevrouw Furbush gezegd. ‘Van een arts kun je niet verwachten dat hij netjes op tijd thuiskomt. Hij wordt vaak ‘s nachts bij patiënten geroepen en soms komt hij dan pas tegen de ochtend weer opdagen.’

Nu was iedereen naar bed, maar dokter Grenville was nog steeds niet teruggekomen. Rose lag wakker. De kolen in de kachel hadden hun gloed verloren en verpulverden langzaam tot as. Door het keukenraam zag ze het silhouet van een boom in het maanlicht en hoorde ze de wind in de takken loeien.

En opeens hoorde ze nog iets anders: de treden van de bediendentrap kraakten onder de voeten van iemand die naar beneden kwam.

Ze bleef stil liggen luisteren. Er kwam iemand de keuken in. Misschien een van de dienstmeisjes, om het vuur op te stoken. Ze zag een schimmige gedaante in de duisternis. Toen viel er een stoel om en zei iemand op een gedempte toon: ‘Potverdorie!’

Een man.

Rose rolde uit bed, kroop naar de kachel en zocht in het donker naar een kaars. Toen het vlammetje ging branden, zag ze dat de indringer een jongeman in een nachthemd was, met blond haar dat in de war zat. Hij bleef stokstijf staan, blijkbaar net zo geschrokken van haar als zij van hem.

Het is de jongeheer, dacht ze. De neef van dokter Grenville. Men had haar verteld dat hij het bed moest houden. De stomp van zijn linkerarm zat in dik verband en hij stond op zijn benen te zwaaien. Ze zette de kaars neer, snelde naar voren en kon hem nog net opvangen toen hij dreigde te vallen.

‘Het gaat wel,’ zei hij.

‘U zou niet moeten rondlopen, meneer Lackaway.’ Ze zette de omgevallen stoel overeind en liet hem erop plaatsnemen. ‘Ik zal uw moeder roepen.’

‘Nee, niet doen! Alsjeblieft niet.’

Ze bleef staan toen hij haar zo wanhopig smeekte.

‘Dan gaat ze me weer betuttelen,’ zei hij. ‘En daar heb ik zo genoeg van. Ze wil dat ik de hele tijd op mijn kamer blijf omdat ze bang is dat ik anders kou zal vatten.’ Hij keek met smekende ogen naar haar op. ‘Maak haar niet wakker. Ik wil hier alleen maar een poosje zitten. Zo dadelijk ga ik weer naar bed.’

Ze zuchtte. ‘Zoals u wilt. Maar u kunt beter niet in uw eentje hier zitten.’

‘Ik ben toch niet alleen?’ Hij glimlachte zwakjes. ‘Jij bent er toch?’

Ze voelde dat hij haar met zijn ogen volgde toen ze naar de kachel liep, de sintels oprakelde en er nog wat hout op legde.

Vlammen schoten op en verspreidden hun welkome warmte door het vertrek.

‘Jij bent het meisje over wie alle dienstmeisjes het vandaag hadden,’ zei hij.

Ze draaide zich naar hem om. In het licht van het oplaaiende vuur zag ze fijnbesneden gelaatstrekken, een edel voorhoofd en lippen die een bijna meisjesachtig vorm hadden. Vanwege zijn ziekte was hij erg bleek, maar het was een knap, gevoelig gezicht, meer jongen dan man.

‘Je bent de vriendin van Norris,’ zei hij.

Ze knikte. ‘Dat klopt, meneer Lackaway. Ik heet Rose.’

‘Ik ben ook een vriend van Norris en zo te horen kan hij op het moment veel vrienden gebruiken.’

De ernst van wat Norris te wachten stond, drukte opeens zo zwaar op haar dat ze op een stoel aan de tafel ging zitten. ‘Ik maak me zo veel zorgen om hem,’ fluisterde ze.

‘Mijn oom kent veel mensen. Belangrijke mensen.’

‘Zelfs uw oom koestert nu twijfels.’

‘Maar jij niet?’

‘Absoluut niet.’

‘Hoe kun je daar zo zeker van zijn?’

Ze keek Charles recht in de ogen. ‘Ik ken zijn hart.’

‘Denk je?’

‘U denkt dat ik alleen maar verliefd ben.’

‘Er worden zo veel gedichten geschreven over toewijding, terwijl men het in het dagelijkse leven vrijwel nooit meemaakt.’

‘Ik zou mijn toewijding nooit verkwisten aan een man in wie ik niet geloof.’

‘Nou, Rose, als ik ooit met ophanging zou worden bedreigd, zou ik mezelf gelukkig prijzen met een vriendin zoals jij.’

Er trok een rilling door haar heen toen hij zo openlijk over de galg sprak. Ze draaide zich om en staarde naar de kachel, waar de vlammen de houtblokken in snel tempo verslonden.

‘Het spijt me. Dat had ik niet moeten zeggen. Ze geven me zo veel morfine dat ik soms niet weet wat ik uitkraam.’ Hij keek naar zijn verbonden arm. ‘Ik ben de laatste tijd niks waard. Ik kan niet eens op eigen kracht door het huis lopen.’

‘Het is midden in de nacht, meneer Lackaway. U zou weer naar bed moeten gaan.’

‘Ik wilde alleen maar een glaasje cognac.’ Hij keek haar hoopvol aan. ‘Zou je de fles voor me willen pakken? Hij staat in dat kastje.’ Hij wees ernaar. Ze vermoedde dat dit niet de eerste keer was dat hij midden in de nacht aan de cognac zat.

Ze schonk een bodempje in, dat hij in één teug achteroversloeg. Hoewel hij duidelijk méér verwachtte, zette ze de fles terug in het kastje en zei ferm: ‘Ik zal u even de trap op helpen.’

Bij het licht van haar kaars ondersteunde ze hem de trap op naar de eerste verdieping. Ze was nog niet boven geweest en toen ze met hem door de gang liep, keek ze haar ogen uit om al het moois dat in het kaarslicht zichtbaar werd. Vloerbedekking met een prachtig patroon, een glanzende haltafel en aan de muur een reeks portretten van voorname heren en mevrouwen die zo levensecht waren afgebeeld dat het leek alsof ze haar met hun ogen volgden toen ze Charles naar zijn kamer bracht. Tegen de tijd dat ze zijn bed bereikten, kon hij bijna niet meer lopen, alsof dat drupje cognac, samen met alle morfine, hem stomdronken had gemaakt. Met een zucht viel hij op zijn bed neer.

‘Dank je, Rose.’

‘Welterusten, meneer Lackaway.’

‘Norris boft dat hij een meisje heeft dat zo veel van hem houdt. Dit is de liefde waar dichters over schrijven.’

‘Ik weet niets van gedichten.’

‘Geeft niks.’ Hij sloot zijn ogen en zuchtte. ‘Jij weet wat liefde is.’

Ze bleef naar hem staan kijken tot hij in slaap viel en regelmatig ademde. Ja, ik weet wat liefde is. En nu dreig ik die te verliezen.

Met de kaars opgeheven verliet ze zijn kamer en liep terug door de gang. Opeens bleef ze stokstijf staan, starend naar een gezicht dat naar haar keek. In de donkere gang, met het schijnsel van de kaars als enige lichtbron, leek het portret zo verbluffend levensecht dat ze aan de grond genageld bleef staan, overdonderd door de bekende trekken die ze hier nooit had verwacht. Ze zag een man met een dikke bos haar en donkere ogen waaruit een levendige intelligentie sprak. Hij keek alsof hij vanaf het doek een gesprek met haar wilde aanknopen. Ze ging er iets dichterbij staan om iedere schaduw, iedere trek van zijn gezicht te kunnen bekijken. Ze ging zo op in wat ze zag dat ze geen erg had in de voetstappen, tot die haar tot op een paar meter waren genaderd. Toen er een plank kraakte, draaide ze zich met een ruk om, zo geschrokken dat ze de kaars bijna liet vallen.

‘Rose?’ zei dokter Grenville met gefronste wenkbrauwen. ‘Zou je me willen vertellen waarom je midden in de nacht door het huis zwerft?’

Ze hoorde de achterdochtige klank van zijn stem en kreeg een kleur. Hij denkt meteen het ergste; omdat ze van Ieren altijd het ergste denken. ‘Vanwege meneer Lackaway, dokter Grenville.’

‘Wat was er dan met hem?’

‘Hij was naar de keuken gekomen en ik zag dat hij erg wankel op zijn benen stond, dus heb ik hem naar boven geholpen.’ Ze wees naar de deur van Charles’ slaapkamer, die ze open had laten staan.

Dokter Grenville keek om het hoekje van de deur naar zijn neef, die boven op de dekens lag te snurken.

‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik zou niet boven zijn gekomen als hij niet – ‘

‘Nee, ik ben degene die zich moet verontschuldigen.’ Hij zuchtte. ‘Het is een zware dag geweest en ik ben moe. Welterusten.’ Hij draaide zich om en liep weg.

‘Dokter Grenville?’ zei ze. ‘Is er nog nieuws over Norris?’

Hij stopte en draaide zich met tegenzin weer naar haar om. ‘Ik vrees dat er weinig reden is voor optimisme. Ze hebben nogal belastend bewijsmateriaal.’

‘Maar het bewijsmateriaal is vervalst.’

‘Daar moet het gerechtshof over oordelen. Helaas wordt schuld of onschuld in de rechtszaal bepaald door volslagen vreemden die niets over hem weten. Wat ze weten, is wat ze in de krant lezen of in de taveerne horen. Dat Norris Marshall in de wijk woont waar de vier moorden zijn gepleegd. Dat men hem over het lijk van Mary Robinson gebogen heeft zien zitten. Dat het afgesneden gezicht van Eben Tate op zijn kamer is aangetroffen. Dat hij een vaardige ontleedkundige is, en gewend is dieren te slachten. Als je al deze dingen afzonderlijk in beschouwing neemt, kun je er nog wel verweer tegen geven. Maar als ze bij een rechtszaak samen naar voren worden gebracht, zal zijn schuld onweerlegbaar lijken.’

Ze keek hem wanhopig aan. ‘Kunnen we hem op geen enkele manier verdedigen?’

‘Er zijn mannen opgehangen voor veel minder zware vergrijpen.’

Vertwijfeld greep ze zijn mouw. ‘Ik wil niet dat ze hem opknopen!’

‘Alle hoop is nog niet verloren, Rose. Er is misschien een manier om hem te redden.’ Hij pakte haar hand en hield die vast terwijl hij haar in de ogen keek. ‘Maar daarvoor heb ik jouw hulp nodig.’