19
Hij liep een blokje om en ditmaal had hij nauwelijks erg in de hitte, zo verkild voelde hij zich door de beelden op de video. Het was een opluchting om even weg te zijn uit de vergaderkamer, die voor hem nu puur afgrijzen vertegenwoordigde. Ook Savannah zelf, met die stroperige lucht en dat groenige licht, bezorgde hem een onaangenaam gevoel. Boston had harde randen en schelle stemmen; je zag ieder gebouw, ieder fronsend gezicht haarscherp. In Boston wist je dat je leefde, al was het maar omdat je je constant ergerde. Hier leek niets scherp afgebeeld te zijn. Hij zag Savannah als door een nevel, een stad van vriendelijke glimlachjes en lome stemmen en hij vroeg zich af welke duistere praktijken er allemaal aan het oog onttrokken bleven.
Toen hij terugkeerde naar de rechercheurskamer zat Singer op een laptop te tikken. ‘Momentje,’ zei Singer en hij drukte op de spellingcontrole. God verhoede dat er in zijn rapporten een tikfoutje bleef zitten. Toen hij tevreden was, keek hij op naar Moore. ‘Ja?’
‘Hebben jullie indertijd Capra’s adresboek gevonden?’
‘Welk adresboek?’
‘De meeste mensen hebben een adresboekje bij hun telefoontoestel liggen. Ik heb op de videofilm van zijn woning niets gezien en er staat ook niets over op jullie lijst van zijn bezittingen.’
‘De zaak is twee jaar oud. Als er geen adresboek op onze lijst staat, had hij er geen.’
‘Of het is uit zijn woning weggehaald voordat jullie daar aankwamen.’
‘Waar ben je eigenlijk naar op zoek? Ik dacht dat je was gekomen om Capra’s techniek te bestuderen, niet om de zaak nog een keer op te lossen.’
‘Ik ben geïnteresseerd in Capra’s vrienden. In iedereen die hem goed heeft gekend.’
‘Niemand kende hem goed. We hebben de artsen en verpleegsters met wie hij werkte, allemaal ondervraagd. Evenals zijn hospita en de buren. Ik ben zelf naar Atlanta gegaan om met zijn tante te praten. De enige familie die hij had.’
‘Ja, ik heb de rapporten over die vraaggesprekken gelezen.’
‘Dan weet je dat hij iedereen zand in de ogen heeft gestrooid. Ik kreeg steeds hetzelfde te horen: “Zo’n toegewijde arts! En zo’n beleefde jongeman!”‘ Singer snoof.
‘Ze hadden geen idee wie Capra in werkelijkheid was.’
Singer zwenkte terug naar zijn laptop. ‘Niemand weet ooit wie de monsters zijn.’
Het was tijd om de laatste videofilm te bekijken. Moore had deze tot het laatst bewaard omdat hij zich doodgewoon niet in staat voelde naar de beelden te kijken. Hij was erin geslaagd de andere banden afstandelijk te bekijken, aantekeningen te maken over de slaapkamers van Lisa Fox, Jennifer Torregrossa en Ruth Voorhees. Hij had het patroon van de bloedspatten uitgebreid bestudeerd, evenals de knopen in het nylonkoord rond de polsen van de slachtoffers, de glazige blik van de dood in hun ogen. Hij had met een minimum aan emoties naar die films kunnen kijken omdat hij deze vrouwen niet had gekend en geen echo van hun stemmen in zijn geheugen had. Hij had zich niet op de slachtoffers geconcentreerd, maar op de kwaadaardige geest die door hun kamers was getrokken. Nu haalde hij de film van de slaapkamer van Voorhees uit de recorder en legde hem op de tafel. Met tegenzin pakte hij de laatste videocassette. Op het etiket stonden de datum, het nummer van de zaak en de woorden: ‘Woning van Catherine Cordell’.
Hij overwoog het uit te stellen, tot morgenochtend te wachten, tot hij weer fris zou zijn. Het was negen uur en hij had de hele dag in deze kamer gezeten. Hij hield de film in zijn hand terwijl hij afwoog wat hij zou dóen.
Het duurde even voor het tot hem doordrong dat Singer in de deuropening stond en naar hem keek.
‘God, ben je er nog steeds?’ vroeg Singer nu.
‘Ik heb veel te lezen.’
‘Heb je alle films bekeken?’
‘Op deze na.’
Singer keek naar het etiket. ‘Cordell.’
‘Ja.’
‘Nou, toe dan, stop hem er maar in. Misschien kan ik er nog wat bij vertellen.’
Moore deed de film in de sleuf en drukte op Play.
Ze keken naar de voorkant van Catherines huis. Het was avond. De veranda was verlicht en alle buitenlampen waren aan. Op de geluidsband van de film hoorde hij de cameraman de datum en het tijdstip inspreken – twee uur ‘s nachts – en zijn naam. Het was wederom Spiro Pataki, die ieders favoriete cameraman scheen te zijn. Moore hoorde veel achtergrondgeluiden – stemmen, het afnemende gejank van een sirene. Zoals gebruikelijk nam Pataki eerst de omgeving op en Moore zag een groepje somber kijkende buren achter het gele lint, hun gezichten verlicht door de lampen van de politiewagens die in de straat geparkeerd stonden. Dat verbaasde hem, gezien het uur van de nacht. Er moest een hoop kabaal zijn gemaakt om zoveel buren wakker te krijgen.
Pataki richtte de camera op het huis en liep naar de voordeur.
‘Schoten,’ zei Singer. ‘Dat was de eerste melding die bij ons binnenkwam. De vrouw aan de overkant had een schot gehoord, toen een lange stilte en toen nog een schot. Toen heeft ze de politie gebeld. De eerste agent was hier binnen zeven minuten. Twee minuten later heeft hij om een ambulance gebeld.’
Moore herinnerde zich de vrouw aan de overkant die vanachter haar raam naar hem had staan kijken.
‘Ik heb de verklaring van de buurvrouw gelezen,’ zei Moore. ‘Ze zei dat ze niemand de voordeur uit had zien komen.’
‘Dat klopt. Ze heeft alleen de twee schoten gehoord. Ze is na het eerste schot uit bed gestapt en heeft uit het raam gekeken. Ongeveer vijf minuten later hoorde ze het tweede schot.’
Vijf minuten, dacht Moore. Wat was er in de tussentijd gebeurd?
Op het scherm ging de camera via de voordeur naar binnen en was nu in het huis. Moore zag een kast en toen de deur ervan openging zag hij een paar jassen aan hangertjes, een paraplu, een stofzuiger. Het beeld verschoof om de woonkamer te laten zien. Op de lage tafel bij de bank stonden twee hoge glazen met in één daarvan iets wat op een restantje bier leek.
‘Cordell had hem uitgenodigd binnen te komen,’ zei Singer. ‘Ze hebben wat gedronken. Ze is naar de wc gegaan, teruggekomen, heeft het restje van haar bier opgedronken. Binnen een uur begon de Rohypnol te werken.’
De bank was perzikkleurig met een subtiel bloemetjespatroon in de stof geweven. Moore had zich Catherine niet voorgesteld als een vrouw van bloemetjespatroontjes, maar dat bleek ze dus wel te zijn. Bloemen op de gordijnen, op de kussens in de fauteuil. Kleur. In Savannah had ze veel kleuren om zich heen gehad. Hij beeldde zich in hoe ze met Andrew Capra op die bank had gezeten, meelevend had geluisterd naar zijn zorgen over zijn werk, terwijl de Rohypnol langzaam vanuit haar maag in haar bloedsomloop terecht was gekomen. Terwijl de moleculen van het verdovende middel hun weg hadden gezocht naar haar hersenen. Terwijl Capra’s stem steeds vager was geworden.
De camera ging nu op weg naar de keuken, zwenkte naar links en rechts, nam alle kamers op zoals die er op die zaterdagnacht om twee uur hadden uitgezien. In de keuken stond een glas in de gootsteen.
Moore leunde naar voren. ‘Dat glas – heb je een DNA-analyse van het speeksel?’
‘Nee, waarom zouden we?’
‘Je weet niet wie eruit heeft gedronken?’
‘Er waren maar twee mensen in het huis toen de eerste agent op de melding reageerde. Capra en Cordell.’
‘Er stonden twee glazen op de salontafel. Wie heeft uit dit derde glas gedronken?’
‘Jezus, man, het kan de hele dag in die gootsteen hebben gestaan. Het had niets te maken met de situatie die we hebben aangetroffen.’
De cameraman had inmiddels de hele keuken gefilmd en draaide zich weer om naar de gang.
Moore greep de afstandsbediening en drukte op Rewind. Hij spoelde de film terug tot het begin van de keukenscène.
‘Wat is er?’ vroeg Singer.
Moore gaf geen antwoord. Hij leunde naar voren en keek naar de beelden die nogmaals op het scherm verschenen. De koelkast met de gekleurde fruitmagneten. De bussen met bloem en suiker op het aanrecht. De gootsteen met daarin dat glas. De camera zwenkte langs de keukendeur terug naar de gang.
Moore drukte weer op Rewind.
‘Wat zoek je?’ vroeg Singer.
Op de film was het glas weer te zien. De camera begon weg te draaien naar de gang. Moore drukte op Pause. ‘Dit,’ zei hij. ‘De keukendeur. Waar leidt die naartoe?’
‘Eh – de achtertuin. Een klein gazon.’
‘En wat ligt er achter de tuin?’
‘Nog een tuin. Nog een rij huizen.’
‘Hebben jullie met de eigenaar van de aangrenzende tuin gesproken? Heeft hij of zij de schoten gehoord?’
‘Wat maakt dat uit?’
Moore stond op en liep naar het televisietoestel. ‘De keukendeur,’ zei hij terwijl hij op het scherm tikte, ‘heeft een ketting. Maar die zit er niet op.’
Singer antwoordde: ‘Maar de deur zit op slot. Kijk maar naar de knop.’
‘Het is het soort knop dat je gebruikt wanneer je naar buiten gaat, om de deur achter je op slot te doen.’
‘En wat wil je daarmee zeggen?’
‘Waarom zou ze op die knop drukken, maar niet de ketting erop doen? Mensen die hun huis afsluiten wanneer ze gaan slapen, doen dat tegelijkertijd. Ze drukken op de knop en schuiven de ketting erop. Ze heeft die tweede stap overgeslagen.’
‘Misschien heeft ze het gewoon vergeten.’
‘Er waren in Savannah al drie vrouwen vermoord. Ze was zo ongerust dat ze een pistool onder haar bed had neergelegd. Ik geloof niet dat ze zoiets zou vergeten.’ Hij keek naar Singer. ‘Misschien is iemand via die keukendeur naar buiten gegaan.’
‘Er waren maar twee mensen in dat huis. Cordell en Capra.’
Moore dacht na over wat hij nu moest zeggen. Of hij er meer mee zou winnen of juist verliezen als hij openhartig was.
Singer had inmiddels door waar hij naartoe wilde. ‘Jij denkt dat Capra een partner had.’
‘Ja.’
‘Het is nogal wat om zoiets te concluderen uit het feit dat iemand niet de ketting op de deur heeft gedaan.’
Moore haalde diep adem. ‘Er is meer. In de nacht dat Catherine Cordell is verkracht, heeft ze een tweede stem in haar huis gehoord. Een man die met Capra sprak.’
‘Dat heeft ze mij nooit verteld.’
‘Het is naar boven gekomen tijdens een forensische hypnosesessie.’
Singer barstte in lachen uit. ‘Heb je een medium om die theorie te ondersteunen? Want dan ben ik pas echt overtuigd.’
‘Het verklaart waarom de Chirurg zoveel over Capra’s techniek weet. De twee mannen waren partners. En de Chirurg zet de traditie niet alleen voort, maar is bovendien bezig het enige slachtoffer dat het heeft overleefd, te terroriseren.’
‘De wereld zit vol vrouwen. Waarom zou hij zich juist op haar concentreren?’
‘Omdat zij een onafgemaakte zaak is.’
‘Ja, nou, ik heb een betere theorie.’ Singer kwam overeind. ‘Cordell heeft vergeten de ketting op de deur te doen. Jullie jongen in Boston kopieert wat hij in de kranten heeft gelezen. En jouw forensische hypnotiseur heeft een foutieve herinnering naar boven gehaald.’ Hoofdschuddend liep hij naar de deur. Hij wierp Moore nog een laatste sarcastische opmerking toe: ‘Laat het me even weten wanneer je de ware moordenaar te pakken hebt.’
Moore zette het gesprek snel van zich af. Hij wist dat Singer zijn eigen werk aan de zaak verdedigde en hij kon het hem niet kwalijk nemen dat hij sceptisch was. Hij begon echter vraagtekens te zetten bij zijn eigen instincten. Hij was naar Savannah gekomen om naar bewijzen te zoeken dat de partnertheorie juist of onjuist was en tot nu toe had hij niets ontdekt wat zijn theorie ondersteunde.
Hij richtte zijn aandacht weer op het televisiescherm en drukte op Play.
De cameraman verliet de keuken en liep de gang door. Keek in de badkamer – roze handdoeken, een douchegordijn met kleurige vissen. Het zweet stond Moore in de handen. Hij wilde niet zien wat er nu zou komen, maar kon zijn ogen niet van het scherm halen. De camera zwenkte de badkamer uit en vervolgde zijn weg door de gang, langs een ingelijste aquarel van roze pioenen. Op de houten vloer waren bloederige schoenafdrukken te zien, uitgesmeerd door de agenten die als eersten op de plaats van het misdrijf waren aangekomen, en later ook nog eens door het gejaagde ambulancepersoneel. Het gevolg was een verwarrend abstract in rood. Verderop was een deur te zien en nu beefde het beeld in een onvaste hand.
De camera ging de slaapkamer binnen.
Moore voelde zijn maag omdraaien, maar niet omdat datgene waar hij nu naar keek meer shockerend was dan de beelden van de andere kamers waar vrouwen waren vermoord. Nee, zijn afgrijzen zat zo diep omdat hij de vrouw die hier had geleden, kende en omdat hij veel om haar gaf. Hij had foto’s van deze kamer bestudeerd, maar die haalden het niet bij het lugubere karakter van de film. Hoewel Catherine niet te zien was – tegen de tijd dat de film was gemaakt, was ze al naar het ziekenhuis vervoerd – schreeuwden de bewijzen van haar lijden hem toe vanaf het televisiescherm. Hij zag het nylonkoord waarmee haar polsen en enkels vastgebonden hadden gezeten en dat nog aan de vier spijlen van het bed hing. Hij zag de chirurgische instrumenten – een scalpel en retractors – op het nachtkastje. Hij zag dat allemaal en de beelden kwamen zo hard aan dat hij letterlijk achteruitdeinsde in zijn stoel, alsof hij door een vuist was getroffen.
Toen de camera tot slot naar het op de grond liggende lichaam van Andrew Capra gleed, voelde hij amper een zweem van emotie; hij was te verdoofd door wat hij allemaal had gezien. Capra’s buikwond had hevig gebloed, zodat zich een grote plas bloed onder zijn lichaam had gevormd. De tweede kogel, in zijn oog, had hem gedood. Hij dacht aan de vijf minuten die waren verstreken tussen het eerste en het tweede schot. Wat hij op het scherm zag, benadrukte dat tijdschema. Aan de grootte van de plas bloed te zien, had Capra minstens een paar minuten levend op de grond liggen bloeden.
En daarmee was de film afgelopen.
Hij staarde nog een poosje naar het blanco scherm, maakte zich toen los uit zijn verdoving en zette de video uit. Hij voelde zich zo leeg dat hij geen kracht had om op te staan. En toen hij uiteindelijk toch overeind kwam, deed hij dat alleen om aan deze kamer te kunnen ontsnappen. Hij pakte de doos met de documenten over het onderzoek dat in Atlanta was gedaan. Aangezien dat geen originelen waren, maar kopieën, kon hij ze elders lezen.
Terug in zijn hotel ging hij eerst onder de douche en at toen een hamburger met patat die hij via roomservice bestelde. Hij gunde zichzelf een uur om tot rust te komen, maar terwijl hij zat te zappen, jeukte zijn hand om Catherine te bellen. De video van de laatste misdaad had eens te meer duidelijk gemaakt wat voor monster op haar loerde en hij had geen rust.
Tweemaal pakte hij de telefoon, maar legde hem weer neer. Hij pakte hem nogmaals en ditmaal bewogen zijn vingers als uit eigen beweging, toetsten het nummer in dat hij zo goed kende. Vier keer ging de telefoon over, toen kreeg hij Catherines antwoordapparaat.
Hij hing op zonder een bericht achter te laten.
Hij staarde naar de telefoon, beschaamd dat zijn vastberadenheid zo snel verkruimelde. Hij had zichzelf beloofd vol te houden, had ingestemd met Marquettes eis dat hij tot het eind van het onderzoek bij Catherine uit de buurt zou blijven. Zodra dit voorbij is, zal ik alles goedmaken tussen ons.
Hij keek naar de doos met documenten over het Atlanta-onderzoek die hij op het bureautje had neergezet. Het was elf uur en hij was nog niet eens begonnen. Met een zucht deed hij de eerste map open.
De documentatie over Dora Ciccone, Andrew Capra’s eerste slachtoffer, was geen prettig leesvoer. Hij kende de algemene details; die waren samengevat in Singers eindrapport. Maar hij had de rapporten nog niet gelezen en nu keerde hij terug in de tijd, naar het vroege werk van Andrew Capra. Daar was het allemaal begonnen. In Atlanta.
Hij las eerst het misdaadrapport en daarna de uitgetypte vraaggesprekken. Hij las verklaringen van Ciccones buren, van de barman van het café waar ze voor het laatst in leven was gezien, en van de vriendin die haar lichaam had gevonden. Er zat een map in het dossier met een lijst van verdachten en hun foto’s; Capra zat daar niet bij.
Dora Ciccone was tweeëntwintig jaar oud geweest en had op Emory gestudeerd. Op de avond van haar dood was ze voor het laatst rond middernacht gezien, toen ze in La Cantina een margarita had gedronken. Veertig uur later was haar lijk in haar huis aangetroffen, naakt en met nylonkoord aan het bed vastgebonden. Haar baarmoeder was verwijderd en haar hals doorgesneden.
Hij keek naar het tijdschema dat de politie had gemaakt. Het was slechts een ruwe schets in een moeilijk leesbaar handschrift, alsof de rechercheur hem alleen maar had gemaakt om aan een interne checklist te voldoen. Hij kon het falen bijna ruiken aan deze pagina’s, las het in de neergaande lijn van het handschrift van de rechercheur. Hij kende dat drukkende gevoel dat zich in je borst ophoopt wanneer je eerst de vierentwintiguurslijn passeert, dan een week, dan een maand, en nog steeds niets hebt, geen enkel tastbaar bewijs. Dat was wat de rechercheur in Atlanta had gehad: niets. De moordenaar van Dora Ciccone bleef een onbekende.
Hij sloeg het autopsierapport op.
Dora Ciccone was lang niet zo snel en behendig afgeslacht als Capra’s latere slachtoffers. De wondranden lieten zien dat het Capra toen nog aan voldoende zelfvertrouwen had ontbroken om de buik in één haal open te leggen. Hij had geaarzeld, zijn scalpel had af en toe gestokt waardoor er zijdelingse wondjes in het vlees waren gemaakt. Toen hij eenmaal door de huidlaag heen was, was de operatie gedegenereerd tot een amateuristisch gehak waarbij het mes in de jacht op de hoofdprijs diep in de blaas en darmen was doorgedrongen. Bij zijn eerste slachtoffer had hij geen hechtdraad gebruikt om aderen af te binden. De wonden hadden hevig gebloed en Capra moest blindelings te werk zijn gegaan, zijn anatomische bakens ondergedompeld in een steeds dieper wordende poel van rood.
Alleen de coup de grâce was vrij behendig uitgevoerd, met één haal, van links naar rechts, alsof hij, nu zijn honger was gestild en de druk gezakt, eindelijk zijn zelfbeheersing terug had en het werk met kille nauwgezetheid had kunnen afmaken.
Moore legde het lijkschouwingsrapport opzij en keek naar het restant van zijn avondmaal op het blad naast hem. Een beetje misselijk liep hij met het blad naar de deur en zette het buiten op de gang. Toen keerde hij terug naar het bureau en deed de volgende map open, waarin de rapporten zaten van het forensisch laboratorium.
De aantekening op het eerste vel papier was zeer beknopt: Spermatozoïden gevonden in uitstrijkje uit vagina van slachtoffer.
Hij wist dat de DNA-analyse van dit sperma later had bevestigd dat het van Capra was. Capra had Dora Ciccone eerst verkracht en toen vermoord.
Moore sloeg een pagina om en vond een aantal bevindingen van de afdeling Haar en Weefsel. Het schaamhaar van het slachtoffer was gekamd en de haren onderzocht. Tussen de losse haren had een roodbruine gezeten die overeenkwam met Capra’s haar. Hij bladerde verder in het rapport van Haar en Weefsel over diverse losse haren die op de plaats van het misdrijf waren gevonden. De meeste daarvan waren afkomstig van het slachtoffer zelf, hoofd- en schaamharen. Er was ook een korte, blonde haar uit de deken gehaald die later geïdentificeerd was als niet-menselijk, gebaseerd op het ingewikkelde structurele patroon van het merg ervan. Met de hand was aan het rapport toegevoegd: ‘Moeder van slachtoffer heeft golden retriever. Gelijksoortige haren aangetroffen op de achterbank van de auto van het slachtoffer.’
Hij sloeg de laatste pagina op en stopte. Het was de analyse van nóg een haar, ditmaal een menselijke, die niet was geïdentificeerd. Hij was gevonden op het kussen. In ieder willekeurig huis kon je altijd een verscheidenheid aan haren vinden. Mensen verloren per dag tientallen haren en afhankelijk van hoe vaak je schoonmaakte, hoe vaak je stofzuigde, bleef op dekens, tapijten en meubels een microscopisch verslag achter van iedere bezoeker die enige tijd in je huis had doorgebracht. Deze haar, die op het kussen was gevonden, kon afkomstig zijn van een minnaar, een logé, een familielid. Hij was in ieder geval niet afkomstig van Andrew Capra.
Menselijke haar, lichtbruin, A0 (gebogen), lengte: 5 centimeter. Telogeenfase. Bijzonderheid: trichorrhexis invaginata. Origine onbekend.’
Trichorrhexis invaginata. Bamboehaar.
De Chirurg was daar geweest.
Hij leunde verbluft achterover. Eerder op de dag had hij de laboratoriumrapporten over Fox, Voorhees, Torregrossa en Cordell gelezen. Bij geen van hen was een haar met trichorrhexis invaginata gevonden.
Maar Capra’s partner was erbij geweest. Hij bleef onzichtbaar, liet geen sperma achter, geen DNA. Het enige bewijs van zijn aanwezigheid was deze haar en Catherines diep begraven herinnering aan zijn stem.
Ze waren bij de eerste moord al partners geweest. In Atlanta.