15

Hij is nu bij haar.

Rizzoli’s mes bewoog zich stuntelig op de snijplank en een deel van de gesneden uitjes viel van het aanrecht op de grond. In de kamer ernaast hadden haar vader en twee broers de televisie keihard aanstaan. De televisie stond in dit huis altijd keihard aan, en daarom moest iedereen erbovenuit schreeuwen. Als je niet schreeuwde in het huis van Frank Rizzoli, hoorde niemand je, en een normaal gesprek klonk altijd als ruzie. Ze schoof de uisnippers in een kom en begon aan de knoflook, met brandende ogen, haar geest nog gewikkeld rond het storende beeld van Moore en Catherine Cordell.

Na de sessie met dokter Polochek was Moore degene geweest die Cordell naar huis had gebracht. Rizzoli had hen samen naar de lift zien lopen, had gezien hoe zijn arm rond Cordells schouders was gegleden, een gebaar dat in haar ogen meer dan alleen maar beschermend was geweest. Ze had gezien hoe hij naar Cordell keek, de uitdrukking die over zijn gezicht was gegleden, de glans in zijn ogen. Hij was niet langer een politieman die een burger bewaakte; hij was een man die verliefd aan het worden was.

Rizzoli trok de teentjes knoflook uit elkaar, plette ze een voor een met de platte kant van haar mes en pelde de schil eraf. Haar mes kwam steeds met een klap op de snijplank terecht en haar moeder, die bij het fornuis stond, keek naar haar maar zei niets.

Hij is nu bij haar. In haar huis. Misschien in haar bed.

Ze gaf lucht aan haar frustratie door de teentjes knoflook woest aan stukken te hakken, beng-beng-beng. Ze wist niet waarom de gedachte aan Moore en Cordell haar zo dwarszat. Misschien kwam het doordat er zo weinig heiligen in de wereld waren, zo weinig mensen die zich nog aan de regels hielden en ze had gedacht dat Moore een van hen was. Hij had haar hoop geschonken dat niet het héle mensdom geschonden was en nu had hij haar teleurgesteld.

Misschien kwam het doordat ze dit als een gevaar voor het onderzoek beschouwde. Een man voor wie intens persoonlijke belangen op het spel stonden, kon niet nuchter nadenken.

Of misschien komt het doordat je jaloers op haar bent. Jaloers op een vrouw die een man met één blik het hoofd op hol kan jagen. Mannen vielen altijd voor vrouwen in nood.

In de kamer ernaast juichten haar vader en broers om iets op tv. Ze was het liefst teruggegaan naar haar eigen rustige flatje en begon smoesjes te verzinnen om er vroeg tussenuit te kunnen knijpen. Ze zou het diner moeten uitzitten, daar was geen ontkomen aan. Zoals haar moeder haar voortdurend voorhield, kwam Frank Jr. niet vaak thuis en het bestond gewoon niet dat Janie geen tijd met haar broer wilde doorbrengen. Ze zou een avondlang soldatenpraatjes moeten aanhoren. Hoe meelijwekkend de nieuwe rekruten dit jaar waren, hoe slap de Amerikaanse jeugd aan het worden was, en hoe hard hij moest schreeuwen om die papjongens over de hindernisbaan te krijgen. Mama en papa hingen dan aan zijn lippen. Waar Jane nog het meeste de pest over in had, was dat haar familie zo weinig belangstelling had voor haar werk. Tot nu toe had Frankie de macho marinier alleen maar oorlogje gespeeld, terwijl zij iedere dag strijd moest leveren tegen echte mensen, echte moordenaars.

Frankie kwam de keuken ingeslenterd en haalde een biertje uit de koelkast. ‘Zeg, hoe laat is het eten klaar?’ vroeg hij, terwijl hij het blikje opentrok. Alsof zij het dienstmeisje was.

‘Over een uur,’ zei hun moeder.

‘Jezus, mam. Het is al halfacht. Ik val om van de honger.’

‘Niet vloeken, Frankie.’

‘We zouden heel wat vroeger kunnen eten,’ zei Rizzoli, ‘als de mannen een handje zouden helpen.’

‘Ik kan wel wachten,’ zei Frankie en hij keerde terug naar de televisiekamer. Op de drempel bleef hij staan. ‘O, dat was ik bijna vergeten. Er heeft iemand voor je gebeld.’

‘Wat?’

‘Je mobieltje ging. Ene Frosty.’

‘Bedoel je Barry Frost?’

‘Ja, zo heet-ie. Hij zei dat je terug moest bellen.’

‘Wanneer heeft hij gebeld?’

‘Toen je buiten de auto’s aan het verzetten was.’

‘Godverdomme, Frankie! Dat was een uur geleden!’

‘Janie,’ zei hun moeder.

Rizzoli maakte haar schort los en gooide die op het aanrecht. ‘Dit is mijn werk, mam! Waarom heeft niemand daar respect voor?’ Ze greep de telefoon die in de keuken hing en drukte het telefoonnummer van Barry Frosts mobieltje in.

Hij nam op nadat de telefoon vijf keer was overgegaan.

‘Met mij,’ zei ze. ‘Ik heb nu pas je boodschap gekregen.’

‘Dan loop je de arrestatie mooi mis.’

‘Wat?’

‘We hebben een naam bij het DNA van Nina Peyton.’

‘Je bedoelt het sperma? Het DNA zit in CODIS?’

‘Het is van ene Karl Pacheco. Gearresteerd in 1997 op beschuldiging van verkrachting, maar vrijgesproken. Hij beweerde dat er wederzijdse instemming was geweest. De jury geloofde hem.’

‘En hij is degene die Nina Peyton heeft verkracht?’

‘We hebben het DNA als bewijs.’

Ze gaf een triomfantelijke stomp in de lucht. ‘Wat is het adres?’

‘4578 Columbus Ave. Het team moet er nu ongeveer zijn.’

‘Ik kom eraan.’

Ze was de deur al bijna uit toen haar moeder riep: ‘Janie! En het eten dan?’

‘Ik moet gaan, mam.’

‘Maar het is Frankies laatste avond!’

‘We gaan iemand arresteren.’

‘Kunnen ze dat niet zonder jou doen?’

Rizzoli bleef staan, haar hand op de deurknop, haar woede gevaarlijk dicht bij het kookpunt. En ze zag, schrikbarend duidelijk, dat wat ze ook zou bereiken of hoe roemrijk haar carrière ook mocht worden, dit ene moment altijd de werkelijkheid zou vertegenwoordigen: Janie, het onbelangrijke zusje. Het meisje.

Zonder een woord te zeggen liep ze naar buiten en gooide de deur achter zich dicht.

Columbus Avenue bevond zich in het noordelijke deel van Roxbury, midden tussen de jachtgronden van de Chirurg. Ten zuiden ervan lag Jamaica Plain, waar Nina Peyton had gewoond. Ten zuidoosten ervan had je het adres van Elena Ortiz. In het noordoosten lag Back Bay, waar Diana Sterling had gewoond en waar Catherine Cordell nog steeds woonde. Aan weerskanten van de met bomen omzoomde straat zag Rizzoli bakstenen rijtjeshuizen, een buurt die werd bevolkt door studenten en de docenten van de nabijgelegen Northeastern University. Veel meisjesstudenten.

Een goed jachtterrein.

Het verkeerslicht voor haar sprong op geel. Adrenaline joeg door haar aderen toen ze plankgas gaf en het kruispunt over schoot. De eer van deze arrestatie zou de hare moeten zijn. Wekenlang was Rizzoli met haar hele wezen op de Chirurg geconcentreerd geweest. Ze had zelfs van hem gedroomd. Hij was doorgedrongen tot ieder moment van haar leven, overdag en ‘s nachts. Niemand had harder gewerkt om hem te pakken te krijgen dan zij en nu was ze verwikkeld in een wedren om haar prijs op te eisen.

Een halve straat bij Karl Pacheco’s adres vandaan kwam ze met gillende banden tot stilstand achter een politiewagen. Nog vier patrouillewagens stonden kriskras in de straat geparkeerd.

Te laat, dacht ze, terwijl ze naar het gebouw holde. Ze zijn al naar binnen.

Binnen hoorde ze denderende voetstappen en het geschreeuw van mannen dat in het trappenhuis echode. Ze volgde het geluid naar de tweede verdieping en liep Karl Pacheco’s flat in.

Daar was het een chaos. De drempel was bedolven onder versplinterd hout van de deur. Stoelen waren omgegooid, een lamp kapotgeslagen, alsof wilde stieren door de kamer waren gedenderd en een spoor van vernieling hadden achtergelaten. De lucht was vergiftigd met testosteron – losgeslagen politiemannen die op jacht waren naar de man die een paar dagen geleden een van hun collega’s had afgeslacht.

Op de vloer lag een man, op zijn buik. Een neger – niet de Chirurg. Crowe had zijn hiel op de nek van de neger gezet en hield hem op een wrede manier tegen de vloer gedrukt.

‘Ik heb je een vraag gesteld, klootzak,’ brulde Crowe. ‘Waar is Pacheco?’

De man kermde en beging een grote fout toen hij probeerde zijn hoofd op te tillen. Crowe hief zijn voet op en liet zijn hiel opnieuw hard neerkomen. De kin van de gevangene smakte tegen de vloer. De man maakte een kokhalzend geluid en begon stuiptrekkend te bewegen.

‘Laat hem los!’ riep Rizzoli.

‘Hij wil niet stilzitten!’

‘Als je je poot van hem afhaalt, zal hij misschien iets zeggen!’ Rizzoli duwde Crowe opzij. De gevangene rolde zich om op zijn rug, naar adem happend als een gestrande vis.

‘Waar is Pacheco?’ brulde Crowe.

‘Weet – ik – niet.’

‘Je bent in zijn flat!’

‘Weg. Hij is weg –’

‘Sinds wanneer?’

De man begon te hoesten, een zware, scheurende hoest die klonk alsof zijn longen uiteen werden gereten. De andere agenten waren om hen heen komen staan en staarden met onverhulde haat naar de gevangene op de vloer. De vriend van een politiemoordenaar.

Vol walging liep Rizzoli de gang door naar de slaapkamer. De kastdeur stond open en de kleren waren van de hangertjes getrokken en op de grond gesmeten. De flat was op een grondige, onbehouwen manier doorzocht, iedere deur opengesmeten, iedere mogelijke schuilplaats bekeken. Ze trok handschoenen aan en begon de laden van de kasten te doorzoeken, stak haar vingers in broeken jaszakken, op zoek naar een agenda, een adresboek, iets waaruit ze konden opmaken waar Pacheco naartoe kon zijn gevlucht.

Ze keek op toen Moore de kamer inkwam. ‘Heb jij de verantwoordelijkheid voor deze rotzooi?’ vroeg ze.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Marquette heeft zijn toestemming gegeven. We hadden informatie dat Pacheco in het gebouw was.’

‘Waar is hij nu dan?’ Ze gooide de la dicht en liep naar het slaapkamerraam. Het zat dicht maar niet op slot. Er pal buiten was de brandladder. Ze deed het raam open en stak haar hoofd naar buiten. Een patrouillewagen stond beneden in de steeg geparkeerd, de politieradio braakte berichten uit, en ze zag een agent met een zaklantaarn in een vuilcontainer schijnen.

Ze wilde net haar hoofd terugtrekken toen ze een tik op haar achterhoofd voelde en het zwakke geratel van grind hoorde dat op de sporten van de trap afketste. Geschrokken keek ze op. De nachtelijke hemel werd verlicht door de lichten van de stad en de sterren waren nauwelijks te onderscheiden. Ze bleef naar boven kijken, zocht de rand van het dak af die afstak tegen die gitzwarte hemel, maar zag niets bewegen.

Ze klom uit het raam op de brandtrap en begon naar de derde verdieping te klimmen. Op de volgende overloop stopte ze en keek naar het raam van de flat boven die van Pacheco; de hor was vastgespijkerd en het raam was donker.

Ze keek weer op naar het dak. Hoewel ze niets zag, boven zich niets hoorde, kwamen de haartjes in haar nek overeind.

‘Rizzoli?’ riep Moore uit het raam. Ze gaf geen antwoord, maar wees naar het dak, met dat zwijgende signaal aangevend wat ze van plan was.

Ze veegde haar vochtige palmen af aan haar broek en klom geruisloos de ladder op naar het dak. Bij de laatste sport stopte ze, haalde diep adem en hief heel langzaam haar hoofd op om boven de rand uit te gluren.

Onder de maanloze hemel was het dak een bos van schaduwen. Ze zag het silhouet van een tafel en stoelen, een wirwar van gebogen takken. Een daktuin. Ze kroop over de rand, sprong lichtvoetig op de beteerde ondergrond en trok haar pistool. Ze had nog geen twee stappen gedaan, toen haar voet tegen een obstakel stootte, dat met veel lawaai wegrolde. Ze rook de indringende geur van geraniums. Besefte dat ze was omgeven door planten in aardewerken potten. Een hindernisbaan van bloempotten rond haar voeten.

Links van haar bewoog iets.

Ze tuurde in het donker en zag een menselijke gedaante in het oerwoud van schaduwen. Ze zag hem zitten, ineengedoken als een zwarte dwerg.

Ze richtte haar wapen en riep: ‘Verroer je niet!’

Ze kon niet zien wat hij in zijn hand had. Wat hij van plan was naar haar te gooien.

Een fractie van een seconde, vlak voordat het troffeltje haar gezicht raakte, voelde ze de lucht op zich af stormen, als een kwade windvlaag die vanuit de duisternis op haar af suisde. De troffel raakte de linkerkant van haar gezicht met zo’n kracht dat ze sterretjes zag.

Ze viel op haar knieën neer. Een golf van pijn schoot door haar synapsen, een pijn zo erg dat haar de adem werd benomen.

‘Rizzoli?’ Moore. Ze had niet eens gehoord dat hij op het dak was gesprongen.

‘Alles oké. Alles oké…’ Ze keek met half toegeknepen ogen naar de plek waar de gedaante had gezeten. Hij was verdwenen. ‘Hij is hier,’ fluisterde ze. ‘Ik wil die rotzak te grazen nemen.’

Moore sloop in de duisternis naar haar toe. Ze drukte haar hand tegen haar hoofd en wachtte tot de duizeligheid zou wegtrekken, terwijl ze haar eigen onvoorzichtigheid vervloekte. Vechtend tegen het duizelige gevoel, kwam ze wankelend overeind. Woede was een machtige brandstof; haar benen kregen weer kracht, haar handen sloten zich stevig om haar pistool.

Moore bevond zich nu een paar meter rechts van hem; ze kon zijn silhouet nog net onderscheiden, langzaam voortbewegend tussen de tafel en de stoelen.

Ze sloop naar links om het dak in de tegenovergestelde richting af te zoeken. Iedere steek in haar wang, iedere pijnscheut herinnerde haar eraan dat ze een fout had gemaakt. Dat zal me niet weer gebeuren. Haar blik gleed over de onduidelijke schaduwen van dwergbomen en struiken.

Ze draaide zich met een ruk om naar rechts toen ze iets hoorde neerkletteren. Ze hoorde hollende voetstappen, zag een schaduw over het dak schieten. Hij kwam recht op haar af.

Moore schreeuwde: ‘Halt! Politie!’

De man holde door, kwam op haar af.

Rizzoli zakte snel op één knie, haar pistool in de aanslag. Het gebonk in haar gezicht steeg tot explosies van pijn. Alle vernederingen die ze had moeten doorstaan, de dagelijkse onheuse bejegeningen, de beledigingen, de nimmer aflatende kwellingen door de Darren Crowe’s van deze wereld, leken ineen te krimpen tot één enkel brandpunt van razernij.

Nu ben je van mij, vuile schoft. Ook toen de man opeens vlak voor haar bleef staan, ook toen zijn armen de lucht in gingen, was het besluit onherroepelijk.

Ze haalde de trekker over.

De man schokte. Deinsde achteruit.

Ze vuurde een tweede keer, een derde, en iedere terugslag van het wapen was een welkome klap tegen haar hand.

‘Rizzoli! Hou op met schieten!’

Eindelijk drong Moore’s kreet tot haar door, boven het gebulder in haar oren uit. Ze bevroor, haar wapen nog gericht, haar armen pijnlijk strak voor zich uitgestrekt.

De verdachte lag op de grond en bewoog zich niet. Ze kwam overeind en liep langzaam naar de neergestorte figuur. Bij iedere stap steeg het afgrijzen over wat ze zojuist had gedaan.

Moore knielde al neer bij de man, zocht naar een hartslag. Hij keek naar haar op en alhoewel ze op dat donkere dak de uitdrukking op zijn gezicht niet kon zien, wist ze dat er een beschuldiging in zijn blik lag.

‘Hij is dood, Rizzoli.’

‘Hij had iets in zijn hand…’

‘Hij had niets in zijn hand.’

‘Ik heb het gezien. Ik weet het zeker!’

‘Hij had zijn handen opgestoken.’

‘Godverdomme, Moore. Ik heb goed geschoten! Je moet aan mijn kant blijven!’

Andere stemmen klonken op toen agenten over de rand van het dak klommen en naar hen toe kwamen. Moore en Rizzoli zeiden niets meer tegen elkaar.

Crowe liet het licht van zijn zaklantaarn op de man schijnen. Rizzoli ving een afgrijselijke glimp op van open ogen, een overhemd zwart van het bloed.

‘Hé, het is Pacheco!’ zei Crowe. ‘Wie heeft hem neergeschoten?’

Toonloos antwoordde Rizzoli: ‘Ik.’

Iemand gaf haar een mep op haar rug. ‘Bravo voor het politiemeisje!’

‘Hou je kop,’ zei Rizzoli. ‘Hou je kop!’ Ze beende weg, daalde de brandtrap af en trok zich half verdoofd terug in haar auto. Ze bleef ineengedoken achter het stuur zitten en voelde de pijn overgaan in onpasselijkheid. In gedachten bleef ze de scène op het dak herbeleven. Wat Pacheco had gedaan, wat zij had gedaan. Ze zag hem weer hollen, niet meer dan een schaduw die op haar afkwam. Ze zag hem stoppen. Ja, stoppen. Ze zag hem naar zich kijken.

Een wapen. Jezus, alstublieft, laat er een wapen zijn.

Maar ze had geen wapen gezien. In die fractie van een seconde voordat ze had geschoten, was het beeld in haar hersenen gebrand. Een man die doodstil stond. Een man met zijn handen opgeheven in een gebaar van overgave.

Iemand klopte op de ruit. Barry Frost. Ze draaide het raampje naar beneden.

‘Marquette wil je spreken,’ zei hij.

‘Goed.’

‘Is er iets? Rizzoli, voel je je niet goed?’

‘Ik voel me alsof er een vrachtwagen over mijn gezicht is gereden.’

Frost leunde naar voren en keek naar haar dikke wang. ‘Wauw. Die schoft had het echt verdiend, zeg.’

Dat wilde Rizzoli ook geloven: dat Pacheco het verdiend had te sterven. Ja, hij had dat verdiend, en ze kwelde zichzelf nodeloos. Was het bewijs niet op haar eigen gezicht te zien? Hij had haar aangevallen. Hij was een monster en door hem dood te schieten had ze snel en goedkoop het recht laten zegevieren. Elena Ortiz en Nina Peyton en Diana Sterling zouden applaudisseren. Niemand rouwt om ploerten.

Ze stapte uit de auto. Ze voelde zich door Frosts medeleven iets beter. Sterker. Ze liep naar het gebouw en zag Marquette bij de trap naar de ingang staan. Hij stond met Moore te praten.

Beide mannen draaiden zich naar haar om toen ze hen naderde. Het viel haar op dat Moore haar niet aankeek, maar zijn blik op iets anders gericht hield. Hij zag er beroerd uit.

Marquette zei: ‘Je moet me je wapen geven, Rizzoli.’

‘Het was zelfverdediging. De verdachte had me aangevallen.’

‘Dat begrijp ik. Maar je kent de regels.’

Ze keek naar Moore. Ik mocht je graag. Ik vertrouwde je. Ze deed haar holsterriem af en duwde hem Marquette in handen. ‘Wie is hier nu eigenlijk de vijand?’ zei ze. ‘Dat vraag ik me af.’ Ze draaide zich om en liep terug naar de auto.

Moore staarde naar Karl Pacheco’s klerenkast en dacht: dit is helemaal fout. Op de vloer van de kast stond een zestal schoenen, maat 44, extra breed. Op de plank lagen stoffige truien, een schoenendoos vol oude batterijtjes en kleingeld en een stapel tijdschriften. Penthouse, zag hij.

Hij hoorde een la opengaan en keek opzij naar Frost, die met handschoenen aan Pacheco’s sokkenla doorzocht.

Tets gevonden?’ vroeg Moore.

‘Geen scalpels, geen chloroform. Zelfs geen rol tape.’

‘Ting ting ting!’ riep Crowe vanuit de badkamer en hij kwam aangelopen met een Ziploc-zakje vol plastic ampullen die gevuld waren met een bruine vloeistof. ‘Uit zonnig Mexico, het land van de farmaceutische overvloed.’

‘Roofies?’ vroeg Frost.

Moore keek naar het Spaanstalige etiket. ‘Gamma hydroxybutyraat. Zelfde uitwerking.’

Crowe schudde het zakje. ‘Hierin zitten minstens honderd date rapes. Pacheco moet een erg actieve lul gehad hebben.’ Hij lachte.

Het geluid deed Moore rillen. Hij dacht aan die actieve lul en alle schade die hij had toegebracht, niet alleen de lichamelijke schade, maar ook de geestelijke vernietiging. De zielen die hij in tweeën had gehakt. Hij dacht terug aan wat Catherine hem had verteld: dat het leven van ieder verkrachtingsslachtoffer was verdeeld in voor en na. Een verkrachting verandert de wereld van een vrouw in een kaal, onherkenbaar landschap waarin iedere glimlach, ieder aangenaam moment wordt verpest door wanhoop. Tot een paar weken geleden was Crowes manier van lachen hem nooit opgevallen. Vanavond hoorde hij die maar al te goed en herkende hij het lelijke karakter ervan.

Hij liep naar de zitkamer, waar de neger werd ondervraagd door rechercheur Sleeper.

‘Hoe vaak moet ik nog zeggen dat we hier alleen maar gewoon zaten?’ zei de man.

‘Je zat hier gewoon met zeshonderd dollar in je zak?’

‘Ik heb graag wat geld bij me.’

‘Wat wilde je van hem kopen?’

‘Niks.’

‘Waar ken je Pacheco van?’

‘Nou, gewoon.’

‘O, dikke vrienden dus. Wat verkocht hij?’

GHB, dacht Moore. Een drug om argeloze vrouwen mee te bedwelmen. Daar was hij voor gekomen. Nóg een actieve lul.

Hij liep naar buiten, de nacht in, en voelde zich meteen gedesoriënteerd door de zwaailichten van de patrouillewagens. Rizzoli’s auto was verdwenen. Hij keek naar de lege plek en opeens drukte de last van wat hij had gedaan, van waartoe hij zich verplicht had gevoeld, zo zwaar op zijn schouders dat hij zich niet kon bewegen. Hij had in zijn hele carrière nog nooit voor zo’n moeilijke keus gestaan en hoewel hij in zijn hart wist dat hij het juiste besluit had genomen, werd hij erdoor gekweld. Hij probeerde zijn respect voor Rizzoli in overeenstemming te brengen met wat hij haar op het dak had zien doen. Het was nog niet te laat om wat hij tegen Marquette had gezegd, terug te nemen. Het was donker geweest op het dak, een verwarrende situatie. Misschien had Rizzoli echt gedacht dat Pacheco een wapen had. Misschien had ze een gebaar gezien, een beweging die Moore was ontgaan. Maar hoe hij ook zijn best deed, hij kon zich geen enkele herinnering voor de geest halen die haar daad kon rechtvaardigen. Hij kon datgene waar hij getuige van was geweest niet anders interpreteren dan als een koelbloedige executie.

Hij vond haar terug achter haar bureau, ineengedoken, met een ijszak tegen haar wang gedrukt. Het was na middernacht en hij had geen zin om te praten. Maar ze keek op toen hij langskwam en haar blik deed hem ter plekke bevriezen.

‘Wat heb je tegen Marquette gezegd?’ vroeg ze.

‘Wat hij wilde weten. Hoe Pacheco aan zijn eind was gekomen. Ik heb niet tegen hem gelogen.’

‘Schoft.’

‘Denk je dat ik hem de waarheid wilde vertellen?’

‘Je had de keus.’

‘Jij ook, daar op dat dak. Je hebt verkeerd gekozen.’

‘En dat doe jij nooit, hè? Jij maakt nooit een fout.’

‘Zo ja, dan geef ik dat eerlijk toe.’

‘Ja, ja. De heilige Thomas.’

Hij liep naar haar bureau en keek op haar neer. ‘Je bent een van de beste agenten die ik ooit heb gekend. Maar vanavond heb je een man in koelen bloede neergeschoten en dat heb ik gezien.’

‘Je had het niet hoeven zien.’

‘Maar ik heb het gezien.’

‘Wat hebben we daar precies gezien, Moore? Een hele hoop schaduwen, een hele hoop bewegingen. De scheidslijn tussen een juiste en een verkeerde keuze is zo smal.’ Ze stak twee vingers op die elkaar bijna raakten. ‘En die staan we onszelf toe. We gunnen elkaar het voordeel van de twijfel.’

‘Ik heb het geprobeerd.’

‘Je hebt niet genoeg je best gedaan.’

‘Ik weiger voor een collega te liegen. Zelfs als ze een vriendin van me is.’

‘Laten we niet vergeten wie godverdomme de misdadigers in deze situatie zijn. Wij niet.’

‘Als we gaan liegen, hoe kunnen we dan de lijn trekken tussen zij en wij? Waar houdt het op?’

Ze haalde de ijszak weg van haar gezicht en wees naar haar wang. Haar oog zat dicht en de hele linkerkant van haar gezicht was gezwollen, als een pokdalige ballon. Hij schrok hevig van hoe erg het eruitzag. ‘Dit heeft Pacheco mij aangedaan. Geen vriendschappelijk tikje, zou ik zeggen. Je hebt het over zij en wij. Aan welke kant stond hij? Ik heb de wereld een dienst bewezen door hem overhoop te schieten. Niemand zal de Chirurg missen.’

‘Karl Pacheco was de Chirurg niet. Je hebt de verkeerde doodgeschoten.’

Ze staarde hem aan, haar gewonde gezicht een lugubere Picasso, half grotesk, half normaal. ‘We hadden zijn DNA! Hij was het –’

‘Hij was degene die Nina Peyton heeft verkracht, ja. Maar niets aan hem komt overeen met het profiel van de Chirurg.’ Hij gooide een haar-en-vezelrapport op haar bureau.

‘Wat is dit?’

‘Het microscooponderzoek van Pacheco’s hoofdhaar. Andere kleur, andere krulling, andere dikte dan de haar uit Elena Ortiz’ wond. Geen spoor van bamboehaar.’

Ze bleef roerloos zitten, staarde naar het laboratoriumrapport. ‘Ik begrijp er niets van.’

‘Pacheco heeft Nina Peyton verkracht. Dat is het enige wat we met zekerheid over hem kunnen zeggen.’

‘Sterling en Ortiz zijn ook verkracht –’

‘We kunnen niet bewijzen dat Pacheco het heeft gedaan. En nu hij dood is, zullen we er ook nooit achter komen.’

Ze keek naar hem op en de ongeschonden helft van haar gezicht was verwrongen van woede. ‘Het moet hem zijn. Neem drie willekeurige vrouwen in deze stad; hoe groot is de kans dat ze alle drie zijn verkracht? De Chirurg is erin geslaagd drie van die vrouwen te vinden. De drie die hij heeft vermoord, waren alle drie verkracht. Als hij niet degene is die ze verkracht, hoe weet hij dan welke hij moet kiezen, welke hij moet afslachten? Als het Pacheco niet is, dan is het een vriend van hem, een partner. Een aasgier die het karkas schoonpikt dat Pacheco achterlaat.’ Ze gooide hem het labrapport toe. ‘Misschien is het niet de Chirurg die ik heb doodgeschoten. Maar de man die ik heb neergeschoten, was een vuile klootzak. Dat lijkt iedereen te vergeten. Pacheco was een vuile klootzak. Maar krijg ik een lintje?’ Ze stond op en knalde haar stoel tegen het bureau. ‘Nee, ik krijg administratief werk. Marquette heeft een pennenlikker van me gemaakt. Welbedankt.’

Hij keek haar zwijgend na toen ze wegliep en wist niets te zeggen, niets waarmee hij de breuk tussen hen kon helen.

Hij liep naar zijn eigen werkplek en liet zich op de stoel zakken. Ik ben een dinosaurus, dacht hij, ik loop met mijn lompe poten door een wereld waarin degenen die de waarheid vertellen, worden veracht. Hij kon nu niet aan Rizzoli denken. De zaak tegen Pacheco was uiteengevallen en ze stonden weer op Af in hun jacht op de naamloze moordenaar.

Drie verkrachte vrouwen. Daar kwam het op neer. Hoe wist de Chirurg hen te vinden? Alleen Nina Peyton had bij de politie melding gemaakt van haar verkrachting. Elena Ortiz en Diana Sterling niet. Hun trauma was privé gebleven; de enigen die ervan hadden geweten waren de verkrachters, hun slachtoffers en het medische personeel dat hen had behandeld. Maar de drie vrouwen hadden die medische hulp ieder op een andere plek gezocht: Sterling bij een gyneacoloog in Back Bay. Ortiz bij de eerstehulpafdeling van het Pilgrim Hospital. Nina Peyton bij de vrouwenkliniek van Forest Hill. Er was geen overlapping van personeel, geen arts of verpleegster of receptioniste die met meer dan één van deze vrouwen in contact was gekomen.

Op de een of andere manier wist de Chirurg dat deze vrouwen geschonden waren en werd hij aangetrokken door hun verdriet. Seksmoordenaars kiezen hun prooi uit de kwetsbaarste leden van de maatschappij. Ze kiezen vrouwen die ze kunnen overheersen, vrouwen die ze kunnen vernederen, vrouwen die geen bedreiging voor hen vormen. En wie is er kwetsbaarder dan een vrouw die is verkracht?

Toen hij wegliep, bleef hij even staan bij de muur waarop de foto’s van Sterling, Ortiz en Peyton waren vastgeprikt. Drie vrouwen, drie verkrachtingen.

En een vierde. Catherine was in Savannah verkracht.

Hij knipperde toen haar gezicht hem ineens voor ogen kwam en hij het onwillekeurig toevoegde aan het rijtje slachtoffers op het prikbord.

Op de een of andere manier grijpt het allemaal terug op wat er die avond in Savannah is gebeurd. Het grijpt allemaal terug op Andrew Capra.