HOOFDSTUK 8
Midden in een vergadering wordt ze gebeld op haar mobiel, die ze vergeten is uit te zetten.
Met een kleur noemt ze haar naam en zegt in één adem dat ze zo snel mogelijk terug zal bellen.
“Graag,” zegt de stem aan de andere kant. “U spreekt met Dick Vreeman, de mentor van Jolien, het is nogal dringend.”
Ze propt het mobieltje in haar tas. Wat in godsnaam kan er gebeurd zijn dat hij haar op haar werk belt?
Natuurlijk denkt ze meteen aan een ongeluk, wat onzin is want dan had hij zich heus niet laten afschepen.
Maar de gedachte laat zich niet verjagen. Waarom zou de dochter van iemand anders overreden worden en die van haarzelf niet?
Ze ziet Jolien roerloos liggen op het harde asfalt van een drukke straat, de steile blonde haren uitgespreid rondom een bebloed gezicht. Zo’n lul van een automobilist ernaast, die aan iets anders heeft zitten denken terwijl hij door een straat reed waar schoolkinderen fietsen.
Of zo’n jongen op een brommer, die stoer langs een groepje meisjes scheurde en niet genoeg afstand hield.
Ze weet hoe Jolien met haar vriendinnen fietst. Zo’n pluk meiden, vier naast elkaar, terwijl de weg te smal is voor twee, en maar kletsen met elkaar. Giechelen in plaats van opletten, en dan die auto op het moment dat de buitenste zo moet lachen dat ze nog meer naar links zwenkt, niet meer te vermijden, niet aan te ontkomen, nog met die lach om haar mond gelanceerd van haar zadel. De mond van haar dochter. De blonde haren van haar dochter. Ze weet toch hoe makkelijk zoiets kan gebeuren. Hoe snel zoiets gaat.
Ze ziet de vragende blik van Hiemstra en Max op zich gericht.
Er is iets tegen haar gezegd en ze heeft geen idee wat.
Ze staat op, zegt dat ze even weg moet en is al onderweg naar de deur, de gang, de wc, waar ze zich vasthoudt aan de wasbak en naar dat vreemde, verwilderde gezicht in de spiegel kijkt.
Op weg naar haar bureau wuift ze Atie weg, die met een dossier in haar hand naar haar toe loopt, en stokstijf blijft staan als ze Annes gezicht ziet.
Ze laat zich op haar bureaustoel neervallen en belt de school, waarna ze eindeloos lijkende minuten wacht totdat de conciërge Dick Vreeman te pakken heeft.
Zijn rustige stem stelt haar niet gerust, mensen in functie zijn altijd rustig, dat hoort bij hun vak. Het zou een mooie boel worden als hij net zo zou staan hijgen aan de telefoon als zij nu.
“Waar is ze? Jollen…wat is er gebeurd?” Ze heeft te weinig adem, ongerustheid zit als een klont in haar keel.
“Jolien is gisteren niet op school verschenen en vandaag weer niet, terwijl ze niet is afgemeld. Haar schoolprestaties zijn de laatste tijd ook al niet indrukwekkend. Het lijkt mij een goed idee als wij zo snel mogelijk een gesprek hebben.”
Het is moeilijk om gewoon te doen als ze aan tafel zitten.
Onopvallend bekijkt Anne haar dochter, die met duidelijke tegenzin kleine hapjes eet. Ze ziet er slecht uit. In de kerstvakantie leek ze een beetje op te knappen, maar de school was nog niet begonnen of de kleur verdween uit haar gezicht. Mager en bleekjes, je zou zweren dat ze anorexia heeft en god weet is dat ook zo, hoewel ze altijd dacht dat die meisjes helemaal niets aten of meteen na het eten gingen overgeven in de wc. En dat is niet zo, dat houdt ze in de gaten.
Toch is het een mogelijkheid. Meisjes van die leeftijd halen zich van alles in hun hoofd, er schijnen al basisschoolmeisjes te zijn die zichzelf te dik vinden en op een crash dieet overstappen.
En waar is ze vandaag geweest?
Ze heeft Jaap gebeld. Gevraagd of die Jolien toevallig heeft gezien. Het zou tenslotte kunnen dat ze gewoon naar huis is gegaan toen ze wist dat haar ouders er niet waren.
Jaap had het druk, ze hoorde aan zijn stem dat hij dit niet een bericht vond waarvan het de moeite waard was om hem mee lastig te vallen. Maar hij deed zijn best. Nam zelfs de tijd om op te scheppen hoe vaak hij vroeger gespijbeld had, en kijk eens wat er van hem terecht is gekomen. Alsof het erom gaat wat er later van Jolien terecht moet komen.
Ze heeft de telefoon neergelegd en de uren geteld die ze nog op de zaak moest doorbrengen. Ze kan het zich niet permitteren eerder weg te gaan, ze kan zich helemaal niets meer permitteren, de rek is eruit, de goodwill versleten. Het enige wat haar verbaast is dat ze nog niet bij Hiemstra op het matje is geroepen.
Achter haar bureau heeft ze geprobeerd zich in haar werk te verdiepen. Ergens zwerft haar dochter rond. Laat ze dan geen ongeluk hebben gekregen, dat neemt niet weg dat er genoeg ander onheil is dat haar kan overkomen. Aan de andere kant is Jolien een kind van haar tijd. Die weet heus wel dat je niet zomaar bij iemand in de auto moet stappen. Maar was het niet Ted Bundy die vrouwen in zijn auto lokte door zijn arm te spalken en te vragen of ze hem wilden helpen iets in te laden? Zielig doen, daar zijn meisjes gevoelig voor. Een zielige man krijgt als het erop aankomt misschien wel meer voor elkaar dan zo’n macho met tattoos op z’n bovenarm.
Ze dankte God toen ze het tuinpad op reed en de fiets van Jolien tegen de muur zag staan. Keurig weggezet, niet zomaar neergeslingerd zoals Cas altijd doet.
En Jolien zelf in haar kamer. Die trekt de laatste tijd haar jack uit en loopt meteen door naar boven, zonder een kwartiertje beneden rond te hangen om koektrommeltjes leeg te eten, hompen kaas af te snijden, een pak melk aan haar mond te zetten en dat zonder adem te halen half leeg te drinken zoals haar broer doet als hij thuiskomt.
Ze hangt haar jas op en raapt een stukje papier van de grond dat onder de kapstok ligt, een servetje. Ze loopt naar het gangraam om te lezen wat erop gedrukt staat.
Stationsrestauratie. Natuurlijk, daar kun je naartoe als je met weinig geld veel tijd moet doorbrengen. Het is er warm, je valt niet op en je kunt lang blijven zitten op een kop koffie. Wat een armoede om zo je dag door te brengen. Wat voor reden kun je hebben om liever tussen zwervers en junks te zitten dan op school?
Ze kan het niet laten, ze moet even haar dochter zien.
Ze klopt en steekt op hetzelfde moment haar hoofd om de hoek van de deur.
Jolien zit achter haar computer met weer die uitdrukking op haar gezicht. Verdriet, afgrijzen, angst…zo kijk je toch niet, als meisje van die leeftijd?
Ze wil vragen wat dat toch is met die computer, wat daar voor engs op te zien is, maar ze zegt: “Ik wilde alleen maar even dag zeggen.”
Jolien groet beleefd terug.
Als hartelijkheid van het menu is verdwenen is beleefdheid altijd nog een goeie tweede.
Aan tafel gaat alles eigenlijk heel gewoon. Behalve dan dat Anne uitgeteld is door de angst die ze die dag heeft doorstaan.
Echte fysieke uitputting, die voelt als te lang niet gegeten hebben. Een beetje duizelig is ze en onvast ter been.
Ze moet telkens naar haar dochter kijken, de glans van lamplicht op haar blonde haren, het bleke stille gezichtje.
Niet op school geweest vandaag en niet thuis. Net zoals gisteren.
Maar waar heeft ze dan de dag doorgebracht? Toch niet alleen maar in de stationsrestauratie?
Misschien nog een uurtje in een snackbar. Het park.
God mag weten waar spijbelende kinderen uithangen. En wat de lol is van in je eentje rondzwerven terwijl je vriendinnen op school zijn.
“Blijf nog even,” zegt ze tegen haar dochter, als die na het eten meteen naar boven wil verdwijnen. Met haar hand op de deurknop draait Jolien zich om.
“Waarom?”
“Omdat je vader en ik even met je willen praten.”
De hand glijdt van de deurknop.
“Waarover?”
“Ga even zitten,” zegt Jaap.
Hij was dan wel niet onder de indruk toen Anne vertelde dat Jolien gespijbeld had, maar dat de mentor een gesprek wil, veranderde de zaak. Zeker toen Anne vertelde dat ongeoorloofd afwezig zijn tegenwoordig heel zwaar wordt opgenomen. Voor je het weet is de leerplichtambtenaar erbij betrokken en sta je voor de rechter.
“Wel ja,” heeft hij gezegd, “we worden daar nog kind aan huis!”
Maar in elk geval wil hij erbij zijn als er met Jolien gepraat wordt. Ze zitten ongemakkelijk bij de open haard.
Jaap en Anne op de bank, Jolien tegenover hen, op het puntje van de stoel, alsof er niet veel voor nodig is haar weer op te laten staan.
Als het tot Anne doordringt dat ze van Jaap niets hoeft te verwachten, schraapt ze haar keel. Als ze eerlijk is moet ze toegeven dat ze geen idee heeft hoe ze dit gesprek moet aanpakken.
Een kind met wie al maanden niet te praten valt—wat kan ze verwachten? Een doorbraak, zoals ze in interviews in vrouwenbladen leest? De dochter dolblij dat ze eindelijk haar zorgen bij haar moeder kan leggen, de moeder dankbaar voor het herstelde vertrouwen, allebei in tranen, nog even knokken met een psycholoog erbij en ze leefden nog lang en gelukkig?
“Waar was je gisteren en vandaag, Jolien?”
Ze haalt haar schouders op. Kijkt langs haar ouders heen naar een punt ergens achter hen in de kamer. Haar mond een streep die een te volwassen uitdrukking aan haar gezicht geeft.
Nog geen jaar geleden was ze een lief rond meisje, dat bij het televisiekijken tegen haar moeder aan kroop en als het griezelig werd haar gezicht tegen Annes arm drukte.
“Is het al over, mam?”
“Ja schatje, die engerd is verdwenen.”
Nu moeten er strenge dingen worden gezegd, waarbij gedachten aan hoe het kort geleden was, alleen maar hinderlijk zijn.
“Ik wil graag antwoord, Jolien. Ik ben door jouw mentor opgebeld omdat je spijbelt. En je vader en ik willen graag weten wat er met je aan de hand is. Waarom je liever op straat rondzwerft dan naar school te gaan!”
“En als je het niet aan ons uitlegt, kun je het binnenkort voor de rechter doen, want zo gaat dat tegenwoordig, knoop dat maar in je oren!”
Jaap werpt na het uiten van deze woorden een zelfvoldane blik op Anne voordat hij tevreden achteroverleunt. Dat heeft hij toch maar mooi even gezegd.
En dat is het dan, ze wist het al terwijl Jaap de woorden uitsprak, ze zag het aan Joliens gezicht, het gesprek is doodgelopen voordat het begonnen is.
Ze protesteren geen van beiden als hun dochter opstaat en de kamer uit loopt.
Ze heeft de volgende ochtend vrijgenomen. Geen handige zet wat haar werk betreft, maar er is geen alternatief. Niet met een man die zegt dat hij geen uur van zijn tijd kan missen—kom nou Anne, ik ben met dat faillissement bezig en m’n andere werk gaat ook gewoon door.
Op een dag gaat ze een gillende rel maken over dit onderwerp. Ze voelt het aankomen. Deze houding van Jaap komt erop neer dat hij haar werk wel serieus neemt, maar toch van minder belang vindt dan het zijne. Hij zal het nooit zo formuleren en zeker niet toegeven, maar zijn houding zegt genoeg.
Het maakt trouwens in dit geval niet uit, ze zou hoe dan ook naar Vreeman zijn gegaan. Ze wil weten wat er aan de hand is met haar dochter. Waarom er tussen het begin van het schooljaar en nu zo’n omslag in haar houding heeft plaatsgevonden. Waarom een lief, gezellig meisje in een paar maanden veranderd is in een afstandelijk wezen in wie ze nauwelijks meer haar eigen kind herkent.
Ze hoopt dat Jolien haar niet de school binnen ziet komen. Aan de andere kant, haar dochter weet dat Vreeman contact met haar ouders heeft gehad, dus erg verbaasd kan ze niet zijn als ze haar moeder in de schoolgang ontdekt.
Ze kijkt naar Dick Vreeman, die tegenover haar zit in een kleine kamer met felgekleurde tekeningen aan de muur. Er is duidelijk geprobeerd de ruimte gezellig te maken, ook al wordt een deel van de muur in beslag genomen door metalen archiefkasten en met punaises vastgeprikte roosters.
De koffie die hij aanbiedt zit in een witte aardewerk beker.
Ze kent hem van ouderavonden, een aardige man, die de indruk maakt dat het hem iets kan schelen.
“U heeft niets aan haar gemerkt?” vraagt Vreeman.
Er trilt een zoemer door het gebouw en bijna tegelijkertijd hoort ze deuren opengaan en stemmen en voetstappen in de gang.
Natuurlijk heeft ze iets gemerkt. Waarschijnlijk hetzelfde als hij.
Ze legt uit dat het keer op keer niet gelukt is om met Jolien te praten, dat ze zich natuurlijk zorgen maken, zij en haar man, dat ze verbijsterd zijn over de laatste ontwikkeling, het spijbelen.
Terwijl ze met haar verhaal bezig is, vraagt ze zich af wat hij denkt.
In haar eigen oren klinkt het als een vertoon van machteloosheid. Vader en moeder druk met hun carrière, een dochter die de vernieling in gaat, de onmacht van de ouders om het tij te keren en dan met grote hondenogen naar de school kijken en hopen dat daar in godsnaam iets bedacht wordt wat de zaak nog een beetje kan redden.
“Heeft u enig idee wanneer Jolien veranderde? Wanneer het u begon op te vallen?”
Ze kijkt hem verbaasd aan.
“Even denken…in het najaar, eind oktober…zoiets…ik weet het niet meer precies, er is toen iets gebeurd waardoor ik erg in de war was.”
“Was het misschien omstreeks de tijd dat Kirsten Kooyman verongelukte?” vraagt hij.
Ze weten het.
De docenten, de leerlingen, hun ouders, iedereen in de wijde omgeving weet wat er gebeurd is die avond in oktober.
Het is dus geen verbeelding dat sommige mensen haar aanstaarden, haar nakeken, zacht over haar praatten als ze dachten dat ze het niet hoorde. Ze dacht dat ze paranoïde aan het worden was, dingen merkte die er niet waren, maar ze heeft vanaf het begin gelijk gehad.
En op de een of andere manier is Jolien er de dupe van.
Hoe dat precies kan is haar een raadsel, onlogisch ook, Cas zit op dezelfde school en met hem is niets aan de hand, anders zou ze dat zeker gemerkt hebben.
Vreeman kon er verder ook niets zinnigs over zeggen.
Hij heeft de afgelopen tijd een paar keer met Jolien gepraat. Haar gevraagd of alles oké was. Maar toen had ze nog niet gespijbeld, haar cijfers waren wel minder geworden, maar ze haalde nog steeds voldoendes. Het was op dat moment meer een gevoel dat er iets met haar aan de hand was, dan dat er feiten waren die erop wezen.
Nu is dat gevoel zekerheid geworden.
“Ik denk dat het een goed idee is als Jolien eens gaat praten met de maatschappelijk werkster van de school, nu het met u en uw man niet lukt,” zegt Vreeman.
Ze is een keer in de tuin op een hark gestapt, de klassieke grap, die totaal niet leuk is als je zelf de steel met een onwaarschijnlijke klap tegen je hoofd krijgt.
Zo ongeveer komt het aan wat Vreeman zegt.
“Een maatschappelijk werkster van de school?”
Jaap is oprecht verbaasd.
“Daar moest je vroeger eens om komen! Strafwerk kon je krijgen als je spijbelde. Met een papierprikker de rotzooi in de straten rond de school opruimen, en dat een week achter elkaar. Toen wisten ze nog hoe ze kinderen aan moesten pakken. Maatschappelijk werk…Watjes maken ze van de jeugd.”
Anne voelt het bloed naar haar hoofd stijgen, samen met alle opgekropte woede, alle frustratie van de afgelopen tijd.
Heeft hij ooit weleens aandachtig naar zijn dochter gekeken, wil ze weten, nu al buiten adem terwijl dit nog maar het begin is van alles wat ze kwijt wil. Is het niet in hem opgekomen dat er weleens iets serieus met zijn dochter aan de hand zou kunnen zijn? Nooit gehoord dat er behoorlijk wat pubers zelfmoord plegen? Heeft hij nog niet door dat ze gezakt zijn voor hun examen ouderschap? Niks hebben ze ervan terechtgebracht. Zij niet, maar hij ook niet. Hij moest zijn ogen uit z’n hoofd schamen dat het zover met hen is gekomen dat een buitenstaander de problemen met hun dochter op moet lossen. Zij schaamt zich in elk geval wel de ogen uit haar hoofd.
Halverwege de tirade is ze gaan huilen, ze hoort hoe haar stem jankend overslaat, haar zinnen waarschijnlijk allang niet meer te volgen zijn.
Jaap staat als aan de grond genageld. Verlamd door het ongewone schouwspel. In hun huwelijk heeft hartstocht nooit een grote rol gespeeld, niet in bed en niet erbuiten. Stemverheffingen zijn zeldzaam in dit huis en als ze voorkomen, zijn ze meestal van hem afkomstig.
De vrouw die nu met doorgelopen make–up en rode vlekken in haar hals buiten zinnen tegen hem staat te schreeuwen, is hem onbekend en angstaanjagend.
Hij heeft geen idee wat hij moet doen, een probleem dat wordt opgelost doordat ze de kamer uit rent.
Boven aan de trap staan Jolien en Cas met wit weggetrokken gezichten. Ze stormt langs hen heen de slaapkamer in.
In elk geval doet Jolien nu niet meer alsof ze naar school gaat om de rest van de dag te zoeken naar plekken waar het warm is en goedkoop, en dat is rustgevend.
Ze blijft demonstratief in haar kamer, terwijl Casper in de keuken een paar boterhammen wegspoelt met hete thee en probeert te doen alsof er niets aan de hand is. Casper, aan wie toch echt meer aandacht besteed moet worden, hij krijgt van die eenzame schouders en hij kan soms met een vaag verwonderde blik in zijn ogen naar zijn ouders en zusje kijken, alsof hij niet goed begrijpt hoe hij in dit gezelschap terecht is gekomen. Desondanks blijft hij toch maar doen alsof alles normaal is, alsof niet alles in een tijdsbestek van één dag als met een reuzenhand ondersteboven is gekeerd.
Anne is voordat ze naar beneden ging bij Jolien naar binnen gelopen.
Ze ligt op haar rug, het dekbed dat door twee kleine handjes wordt vastgehouden, hoog opgetrokken. Alleen haar ogen en een gedeelte van haar blonde haren zijn zichtbaar.
“Waarom sta je niet op, Jolien?”
“Ik ga niet meer naar school.”
“Wat bedoel je precies?”
“Nooit meer.”
Dat kan ze dan voor kennisgeving aannemen.
Een kleuter kun je oppakken, onder de douche zetten, aankleden en daarheen brengen waar je hem wilt hebben. Een meisje van dertien niet. Als die wil blijven waar ze is, is vervoer net zo ingewikkeld als dat van een stuk beton.
Trek er maar eens aan. Duw er maar eens tegen. Zie maar eens dat je dit deel van jezelf, dat ineens zo’n vastberadenheid tentoonspreidt, weer onder controle krijgt.
Ze gaat naar beneden, ziet aan de vragende ogen dat er een verklaring van haar wordt verwacht en schenkt zwijgend sinaasappelsap in de glazen.
Jaap is volkomen onthand, ziet ze met enige voldoening.
Door Annes uitbarsting is hij ervan doordrongen dat hij alles fout doet waar het Jolien betreft. Dus houdt hij zich in en stormt niet de trap op om een scène, gelardeerd met de nodige krachteloze dreigementen, in haar slaapkamer te maken, zoals hij anders zou hebben gedaan. Maar zoals het nu gaat, zit hem ook niet lekker.
Hij kiest voor de oplossing die hem altijd uit huiselijke noodsituaties redt, mompelt een groet en vertrekt naar zijn kantoor.
Aan zo’n man heb je wat, godallemachtig, je kunt net zo goed in je eentje zijn, denkt Anne woedend. Ze had hem willen vragen om af en toe een beetje aandacht aan Jolien te besteden. Nu moet ze maar hopen dat hij zelf op het idee komt.
Ze moet ook dringend de deur uit, wil ze op tijd op haar werk komen. Het is verschrikkelijk om Jolien alleen achter te laten, maar ze weet zo snel geen andere oplossing.
Ze ziet Casper langs het raam fietsen terwijl ze haar schoudertas pakt, zijn donkerblauwe rugzak als een vreemd gevormde bult op zijn rug. Hij zwaait zonder naar binnen te kijken, maar ze zwaait evengoed terug, het geeft een gevoel van verbondenheid, langzamerhand een zeldzaam goed in haar gezin.
Ze gaat nog wel even bij Jolien langs, die aandachtig de zoldering ligt te bestuderen en doet alsof ze haar moeder niet binnen hoort komen.
“Kan ik nog iets voor je doen?”
“Nóg iets…?”
Het cynisme druipt eraf.
Dus laat ze haar dochter alleen achter.
Ze is op de rand van tranen als ze de weg op rijdt, langs de drie eiken waar bij het monumentje zo te zien verse bloemen liggen.
Ze heeft niets aan de mensen om zich heen, sterker nog, ze maken haar het leven alleen maar moeilijker.
Binnenkort zal ze voor de rechter staan, er is geen twijfel aan dat ze veroordeeld zal worden.
Ze denkt aan haar dochter, die haar magere lijfje de laatste tijd verbergt onder wijde truien.
Wat gaat er in haar om, wat is er met haar aan de hand?
Het parkeerterrein bij Hiemstra, Maas, de Jong is bijna vol.
De plek die ze met moeite vindt is eigenlijk te smal en ze schampt de auto naast haar. Vlekken in haar hals.
Ze noteert het nummer, stormt de hal in, als ze opschiet kan ze misschien nog net de vergadering halen.
In het voorbijrennen, op weg naar haar bureau om de gegevens voor de vergadering te pakken, legt ze het briefje met het kenteken op het bureau van Atie.
“Zoek even uit van wie die auto is, wil je, ik heb ‘m beschadigd.”
Aties bezorgde blik is langzamerhand een constante geworden. Als die van een moeder die constateert dat haar kind minder goed kan lopen dan je op die leeftijd mag verwachten.
“Ze zijn al begonnen met de vergadering, Max neemt het van jou over, hij vraagt of jij hem dan bij zijn afspraak van tien uur wilt vervangen.”
Ze knikt.
Om tien uur komen de hoofden van dienst bij elkaar. De vergadering die ze nu mist is met de raad van commissarissen.
Ze maakt er een potje van, ze ziet het in de ogen van Atie, maar zonder dat zou ze het ook weten.
Hoe dan ook, het geeft haar een onverwachte adempauze.
Ze gaat achter haar bureau zitten en neemt dankbaar de beker koffie die Atie voor haar neerzet, tussen haar twee handen.
Zou Jolien nog steeds in bed liggen?
Sommige belangrijke gebeurtenissen in je leven kondigen zich luid, duidelijk en ruimschoots van tevoren aan, maar er zijn er ook die zich openbaren alsof ze er altijd al zijn geweest, alleen wist je dat zelf niet.
Anne staat op en pakt haar tas.
Bij het bureau van Atie staat ze even stil.
“Ik ga nu naar huis. Wil je alsjeblieft een afspraak met Hiemstra maken voor me? Als het kan morgenochtend.”
De rotzooi in de keuken is nog precies zoals ze die heeft achtergelaten toen ze de deur uit rende.
Ze ruimt de tafel leeg, vult de vaatwasser en brengt haar tempo terug als ze merkt hoe gejaagd haar handelingen zijn.
Ze heeft immers alle tijd.
Het is stil in huis, waarschijnlijk is Jolien in slaap gevallen, ze zal straks gaan kijken.
Ze zet koffie en kijkt uit het raam. Het is lente in de tuin, de hortensia’s moeten nodig gesnoeid worden, gek dat ze daar niet meer tot het weekend mee hoeft te wachten. Ze kan het bij wijze van spreken nu gaan doen.
Een zacht geluid achter haar.
In de deuropening staat Jolien, in haar tricot Mickey Mouse-pyjama, een verbaasde uitdrukking op haar bleke gezichtje.
“Waarom ben je weer thuis, mam?”
“Ik wilde thuis zijn.”
Jolien knikt.
Ze verschuift haar gewicht van de ene blote voet naar de ander, de tegelvloer is veel te koud, naast haar bed staan haar bontbeertjes waarmee je in een poolwinter nog warme voeten houdt.
“Pas op kind, als de kou optrekt heb je zo een blaas-ontsteking”—ze hoort het haar moeder zeggen.
“Als jij je nou eens gaat aankleden, Jolien, dan ga ik thee zetten. Je hebt vast nog niet behoorlijk ontbeten.”
Jolien doet haar mond open alsof ze iets wil zeggen, sluit ‘m weer en draait zich om.
Ze zit tegenover Hiemstra, het kolossale bureau tussen hen in.
Hij leunt achterover in z’n Eames-stoel, z’n vingertoppen tegen elkaar, z’n wenkbrauwen licht gefronst.
Ze heeft niet veel tekst. Niet meer dan dat ze ontslag neemt omdat ze niet meer goed kan functioneren.
Hij wacht duidelijk op toelichting, maar ze zou werkelijk niet weten wat ze eraan toe zou moeten voegen.
Een lichte zucht aan de overkant van het bureau, Eames breng hem in een soepele beweging rechtop.
“Geen verklaring…niets…hier moet ik het mee doen? Een paar maanden geleden word je hoofd Human Resources en vanaf dag één is het downhill gegaan. Dat je vanaf dat moment niet meer gefunctioneerd hebt, is het laatste wat je mij hoeft te vertellen. Ik was erbij, weet je wel? Ik zou alleen verdomd graag van je willen horen wat er aan de hand is.”
Ze glimlacht, ze kan er niets aan doen, de gelijkenis tussen dit gesprek en dat van Jaap en haar met Jolien, een paar dagen geleden, is te opvallend. Maar hij heeft gelijk. Het was beter geweest als ze meteen na het ongeluk met hem gepraat zou hebben. Door te kiezen voor zwijgen is haar veranderde houding voor de mensen met wie ze werkt volstrekt onbegrijpelijk geworden.
“Het is diezelfde dag gebeurd,” zegt ze. “Ik was op wegnaar huis…”
“Ontslag…?”
Jaap kijkt haar aan alsof hij water ziet branden.
“Op jouw eigen verzoek? Die baan betekende zoveel voor je.”
Hij gaat zitten, wrijft met z’n hand over zijn voorhoofd, hij ziet er de laatste tijd moe uit, het maakt hem oud.
“Voor Jollen?”
Ze knikt.
“Jezus Anne…Ik vroeg me al af hoe het hier verder moest. Ik bedoel, Jolien hier alleen thuis, al die gesprekken met de school…Ik kan zelf geen kant uit, want zo is het toch, ik heb mensen in dienst, afspraken, maar ik heb me wel zorgen gemaakt…God Anne…Dit…Ik vind het groot van je!”
Hij staat op en legt zijn handen op haar schouders.
Ze maakt een onwillekeurige beweging, alsof ze die grote handen van zich af wil schudden. Hij reageert er meteen op en trekt ze terug, maar blijft aarzelend voor haar staan. Ze ziet op ooghoogte een losse knoop aan zijn colbert.
Ze heeft het gevoel dat hij iets wil zeggen, maar hij loopt zwijgend de kamer uit.
Zelf blijft ze nog even zitten, niet omdat ze moe is, maar om de ongekende luxe tot zich door te laten dringen dat er niet meteen actie van haar wordt verwacht.
Atie huilde toen ze wat persoonlijke dingen uit haar bureau haalde.
Ze spraken af dat ze de rest thuis gestuurd zou krijgen.
Max zag ze nergens. Ze zou hem eigenlijk moeten bedanken, als het niet zo absurd zou zijn. Door hem kon ze meteen naar huis. Hij had de zaken voor een deel al van haar overgenomen en zou weinig moeite hebben met de rest.
Nieuw blad perste zich uit de knoppen van de rij oude beuken bij het parkeerterrein.
Wat een opluchting om daar voor de laatste keer weg te rijden.
Ze zitten nu in de officiële molen, en het geeft een veilig gevoel dat een aantal mensen zich beroepsmatig met Jolien bezighoudt.
Zelfs Jaap ervaart het zo.
Hij is opvallend mak geworden sinds het gesprek dat ze met Jolien erbij met de leerplichtambtenaar hebben gehad. Die wond er geen doekjes om dat schoolverlaten op Joliens leeftijd als een zeer serieuze zaak wordt gezien, en absoluut onacceptabel is.
Hun eergevoel als ouders sterft een stille dood als ze moeten toegeven dat ze werkelijk niet weten hoe ze een dertienjarige moeten dwingen iets te doen wat ze niet wil.
Een winstpunt is dat Jolien na het gesprek doordrongen is van de ernst van de situatie. Nooit meer naar school gaan is uitgesloten, de wet laat daar geen enkele onduidelijkheid over bestaan. Maar daar gaat het haar ook niet om, heeft Jolien met een hoogrode kleur en op de rand van tranen geantwoord. Ze wil alleen niet meer naar dié school. Nooit meer.
Het is nu zaak te voorkomen dat Jolien te veel achter raakt met haar schoolwerk, en ze moet zich er maar op in stellen dat ze zeer binnenkort, waar dan ook, weer over haar schoolboeken gebogen zit.
Over de reden waarom ze weigert ooit nog één voet in haar oude school te zetten, de man drong erop aan dat ze het vertelde, is Jolien halsstarrig blijven zwijgen, en Anne voelde een zekere bewondering voor haar dochter, omdat het voor een kind toch niet meevalt om tegenover al die volwassenen stand te houden.
Een paar dagen na het gesprek stapt Jolien zonder al te veel tegenwerpingen op de fiets voor haar eerste gesprek met Ingeborg Wely, de schoolmaatschappelijk werkster.
Anton Dijkstra belt om te vertellen dat Anne in haar handen mag wrijven over het rapport dat de reclassering over haar heeft geschreven.
“Met dit rapport maak je een serieuze kans er met een niet al te zware straf af te komen, het advies aan de rechter kan werkelijk niet gunstiger. Ik stuur het je op, dan kun je het op je gemak bekijken.”
“Doe maar niet,” zegt Anne, “ik wil het echt liever niet lezen.”
“Zoals je wilt.”
Het enthousiasme is op slag uit zijn stem verdwenen, hij mompelt een groet en legt neer voordat ze nog iets kan zeggen.
Anne heeft geen idee hoe het eerste gesprek met Ingeborg Wely is verlopen, maar dat het voor Jolien niet makkelijk is geweest ziet ze aan haar gezicht als ze thuiskomt.
Ernaar informeren heeft geen enkele zin, Jolien is zo gesloten als een oester. Het enige wat Anne weet, is dat er op korte termijn meer gesprekken zullen volgen, en die informatie krijgt ze van Vreeman.
Dat Jolien iedere ochtend aangekleed naar beneden komt als Jaap en Cas verdwenen zijn, om samen met Anne te ontbijten is winst, al klinkt het gezelliger dan het is.
Jolien knabbelt zwijgend aan haar geroosterde boterham en Anne probeert los te komen van het gevoel van stress dat haar zoveel jaren om deze tijd van de dag heeft beheerst.
Het voelt bijna decadent dat ze zich ‘s-ochtends niet hoeft te haasten en zich af kan vragen wat ze met haar dag zal gaan doen.
Ze bedenkt nuttige maar op zich volstrekt onbenullige bezigheden. Ramen lappen terwijl bij Hiemstra, Maas, de Jong de maandagochtendvergadering aan de gang is, om maar iets te noemen.
Het verbaast haar dat ze haar werk niet mist. Iets wat zo lang zo belangrijk is geweest in haar leven, is van de ene dag op de andere weggevallen, en het beroert haar nauwelijks. Hoe dat kan is iets waarin ze zich niet verdiept, maar het zal er wel mee te maken hebben dat vergeleken bij de problemen die ze op dit moment het hoofd moet bieden, het verlies van haar werk van ondergeschikt belang is.
Maar op Jaap heeft wel degelijk uitwerking.
Met de paar dingen die hij in het huishouden deed, is hij meteen na haar gesprek met Hiemstra gestopt.
Een verklaring vindt hij niet nodig.