47

Met het gevoel alsof ze in een boze droom rondloopt, gaat Nadine het huis weer in. De plastic draagtas neemt ze mee. Het is alsof ze de wereld door een caleidoscoop bekijkt, waarin voortdurend beelden uiteenvallen en iedere nieuwe gedachte een ander plaatje tevoorschijn tovert.

Haar hersenen werken op topsnelheid, haar bewegingen zijn gejaagd, haar ademhaling gaat snel.

Zo goed en zo kwaad als het gaat wist ze alle sporen van haar aanwezigheid uit. Al het vuilnis zit weer keurig in zakken in de container, laden en deuren zijn dicht. Nu alleen nog naar boven; ze heeft de doos met foto’s niet teruggezet.

Ergens in haar onderbewustzijn knippert een waarschuwingssignaal. Maar die doos onder het bed schuiven kost haar nog geen minuut, dat risico kan ze wel nemen.

Het is vreemd, haar benen weigeren dienst als ze de trap op wil. Zo zwaar, zo moeizaam als iedere stap gaat. Ze trekt zich op aan de leuning, moet op de overloop op adem komen.

De slaapkamer in, doos onder het bed, precies op dezelfde plek. Even het dekbed rechttrekken op de plaats waar ze heeft gezeten. Nu wegwezen.

In het voorbijgaan werpt ze een blik uit het raam, en staat dan abrupt stil. Er loopt iemand het tuinpad op.

Er verschijnen vlekken voor Nadines ogen, maar ze dwingt zichzelf rustig te blijven. Adem in, adem uit.

Ze houdt zich vast aan het gordijn en wacht. Er komt iemand achterom; ze hoort voetstappen in de steeg naast het huis. Als ze heel snel is, kan ze hier misschien nog ongezien wegkomen.

Razendsnel is ze de kamer uit, de trap af. Het plastic draagtasje staat in de gang. Ze grist het naar zich toe, haalt de sleutel uit haar jaszak, opent de voordeur.

In de tuin klinken voetstappen. Met al haar zelfbeheersing slaagt ze erin de voordeur heel zachtjes achter zich dicht te trekken. Ze rent het tuinpad af, maar haar spieren protesteren. Ze klapt dubbel, valt languit op het pad.

Met een stekende pijn in haar knieën en trillend van de zenuwen bereikt ze haar auto en drukt onnodig hard op de automatische ontgrendeling van de sleutel. Een ruk en het portier is open. Ze laat zich op de bestuurdersstoel vallen, trekt met een klap het portier dicht en start de motor.

In de tweede versnelling giert ze de straat uit. In het voorbijgaan registreren haar hersenen nog wel de witte Peugeot die een eindje verderop staat.

Gejaagd rijdt Nadine naar huis, de draagtas met schoenen op de achterbank. Onderweg belt ze Immink. Erg te spreken over haar vlucht is hij niet, maar Nadine onderbreekt zijn afgemeten preek al snel. Eerst doet ze verslag van Mariëlles opname op de intensive care en van haar verklaring. Vervolgens vertelt ze over haar speurtocht.

‘Waar zijn die schoenen nu?’ vraagt Immink.

‘Ik heb ze meegenomen,’ zegt Nadine. ‘Ik ga nu naar huis om wat spullen voor mijn dochter op te halen. Ik heb geen tijd om weer langs het bureau te gaan, ik moet terug naar het ziekenhuis. U kunt die schoenen bij mij thuis ophalen. Ik ben er niet direct weg.’

‘Dan laat ik ze zo ophalen. En nogmaals, het spijt me van uw dochter.’

‘Ze heeft blauwe plekken in haar hals,’ zegt Nadine opeens. ‘Dat zei de intensivist. Hij kon ze niet verklaren.’

‘Blauwe plekken?’

‘Ja, alsof iemand haar heeft aangevallen.’

Aan de andere kant van de lijn klinkt een vloek. ‘Ik zal ervoor zorgen dat uw dochter bewaking krijgt,’ zegt Immink dan.

‘Dank u.’ Met die twee woorden hangt Nadine op en rijdt snel door naar huis. De hele weg houdt ze via de achteruitkijkspiegel het achteropkomende verkeer in de gaten. Ze wordt gevolgd. Al enige tijd zit er een witte Peugeot achter haar aan, en zelfs nu ze de weg naar huis inslaat, rijdt hij nog achter haar. Denkt hij nou echt dat ze hem niet in de gaten heeft?

Zonder haar blik van de weg achter haar los te maken haalt ze haar voet van het gaspedaal. Haar auto mindert vaart en de wagen achter haar gaat eveneens langzamer rijden. Hij zit nu nog dichter achter haar, zo dicht dat ze de bestuurder kan zien.

Ze parkeert voor haar huis, en een blik in de spiegel vertelt haar dat de witte Peugeot een eindje achter haar hetzelfde doet.

Zo rustig mogelijk stapt ze uit en sluit de auto af. Met de tas in haar hand loopt ze het paadje van haar voortuin op. Het verbaast haar niets als het portier van de andere auto opengaat en er snelle voetstappen op straat klinken.

‘Nadine, wacht!’ Arnout komt achter haar aan.

Met tegenzin draait ze zich om. Ze verwacht dat hij zal vragen waar ze mee bezig is, maar hij verrast haar.

‘Was het Mariëlle?’

‘Ja,’ zegt Nadine. ‘Ze was bewusteloos en lag aan de beademing toen ik bij haar kwam, maar inmiddels is ze bijgekomen.’

‘Aan de beademing? Was het zo erg?’

‘Ze ligt op de intensive care, Arnout.’

Ze kijken elkaar aan.

‘Maar komt het wel weer goed? Hoe is dat ongeluk eigenlijk gebeurd? Ik heb begrepen dat ze is aangereden en de dader ervandoor gegaan is.’ Arnout haalt een hand door zijn blonde haar, zodat het rechtovereind staat.

‘Zo is het inderdaad gegaan. De politie onderzoekt de zaak.’ Nadine maakt aanstalten om door te lopen, maar Arnout legt zijn hand op haar arm.

‘Nadine, als je hulp nodig hebt…’

Ze bevrijdt zich van zijn hand door verder te lopen. ‘Ik ga even wat spullen inpakken voor Mariëlle,’ zegt ze met een verontschuldigend knikje naar de deur. ‘En dan ga ik weer naar het ziekenhuis. Ik red me wel, maar bedankt voor het aanbod.’

Arnout heeft niet meer dan een paar seconden nodig om over te schakelen op zijn oude collegiale houding.

‘Prima. Als je je bedenkt, hoor ik het wel.’ Met een armzwaai loopt hij weg.

Zonder nog iets te zeggen opent Nadine de voordeur. Voor ze hem achter zich sluit, ziet ze dat Arnout terugkeert naar zijn auto. Hij rijdt niet weg, maar gaat ertegenaan staan en kijkt naar de tas in Nadines hand.

Daar zou je graag even in gekeken hebben, denkt Nadine, en ze laat de deur met een bons in het slot vallen. Opgelucht leunt ze ertegenaan, maar meteen besluipt haar een vaag, onheilspellend gevoel. Er is iets niet in orde. Wat haar onderbewustzijn heeft opgevangen weet ze niet precies, een geur of een geluid, maar het resultaat is dat ze doodstil blijft staan. Waar ze die wetenschap vandaan haalt is onduidelijk, maar ze weet het zeker.

Ze is niet alleen in huis.