45

In haar haast om zo snel mogelijk bij Mariëlle te komen gedraagt ze zich onbeleefder dan ze normaal gesproken is. Op het nippertje ontwijkt ze een vrouw in een rolstoel, en ze dringt voor als de lift er aankomt. Op weg naar afdeling J4 trommelt ze onrustig met haar vingers op de wand van de lift en negeert de geïrriteerde gezichten van de andere liftgebruikers.

Er is iets met Mariëlle. Dat kan niet anders. God, als ze maar op tijd komt!

Op de afdeling aangekomen perst ze zich door de deur voor hij helemaal open is en haast zich naar het ontvangstgedeelte van de ic. Lydia ziet haar aankomen en drukt op de knop die de deur opent.

‘Fijn dat u zo snel kon komen.’

‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Nadine buiten adem.

‘Ze is bijgekomen. U moet niet schrikken als u haar ziet, hoor. Ze is goed wakker maar nog wel een beetje in de war.’

‘Bijgekomen? Dus… dat is een goed teken?’

‘Hoe eerder ze bijkomt, hoe beter, natuurlijk. Al moet ze nog uitgebreid onderzocht worden voor we kunnen zeggen of ze blijvende schade aan het ongeluk heeft overgehouden. Er was trouwens net familie die haar wilde bezoeken, maar dat hebben we niet toegestaan.’

‘Familie? Ik heb nog helemaal niemand op de hoogte gesteld,’ zegt Nadine verbaasd terwijl ze naar de zaal lopen waar Mariëlle ligt.

‘Het is onze gewoonte om de bezoekafspraken te coördineren met de contactpersoon, u dus. We laten niemand toe zonder uw toestemming,’ stelt Lydia haar gerust.

‘Wie was het dan?’

‘Dat weet ik niet. Mijn collega heeft dat afgehandeld.’

Wie kan er geweest zijn om Mariëlle te bezoeken? Haar ouders in ieder geval niet. Ze had bij Mariëlle moeten blijven. Dan was ze ook bij haar geweest toen ze bijkwam.

Geladen van frustratie loopt Nadine de zaal in, maar dan valt alles van haar af. Daar ligt haar kind, of eigenlijk zit ze half, en ze kijkt haar aan, doet zelfs een poging om te glimlachen. Ze leeft en ze kan lachen.

Met tranen in haar ogen gaat Nadine naar haar toe, laat zich voorzichtig op het randje van Mariëlles bed zakken en pakt haar hand.

‘Hé,’ zegt ze zacht. ‘Dag lieverd. Hoe is het nu met je?’

De beademingsslang is verdwenen, ziet ze. Dat is een goed teken. Maar meer dan een zwak lachje kan er bij Mariëlle nog niet vanaf. Ze begint te hoesten, houdt een kartonnen bakje onder haar mond en braakt slijm en bloed uit.

Verschrikt klopt Nadine op haar rug, neemt het vieze bakje van haar over en wrijft nog even over haar schouderbladen.

‘Dat komt natuurlijk door die beademingsslang. Heb je er veel last van? Keelpijn?’

Mariëlle knikt. Haar ogen schieten rusteloos heen en weer en haar hand omklemt die van Nadine alsof ze boven een afgrond hangt.

‘Ik ben zo blij dat je nog leeft,’ zegt Nadine zacht. ‘Zo verschrikkelijk blij.’

Er klinken voetstappen en dokter Broekmans komt aanlopen. ‘Goedemiddag,’ zegt hij opgewekt. ‘De schone slaapster is ontwaakt. Dat is goed nieuws, nietwaar?’

‘Hoe is het met haar?’ vraagt Nadine, nog niet in staat om op dezelfde luchthartige toon over te schakelen.

De intensivist bekijkt aandachtig Mariëlles staat. De rimpel van concentratie boven zijn wenkbrauwen verraadt dat zijn nonchalante houding eerder een manier van doen is dan een afspiegeling van zijn gevoelens.

‘Is er iets mis? Ze houdt er toch niets aan over?’ vraagt Nadine.

‘Dat denk ik niet,’ stelt Broekmans haar gerust. ‘De beademingsslang heeft haar keel geïrriteerd, maar dat is binnen een paar dagen wel over. Het enige wat ik niet kan verklaren zijn die blauwe plekken bij haar keel. Het lijkt wel alsof ze eerst is aangevallen en vervolgens aangereden.’

Nadines ogen vliegen naar haar dochters hals. Donkere plekken slingeren zich er als een ketting omheen. Geschokt houdt ze haar adem in. Zie je wel, het was geen ongeluk. Ze wist het wel.

‘Ze heeft een paar zware kneuzingen en een hersenschudding, maar verder niets zorgwekkends,’ gaat Broekmans door.

‘Goddank.’ Nadine sluit een moment haar ogen. Als ze ze weer opent, kijkt ze naar Mariëlle en zegt, alsof ze een klein kind is: ‘Hoor je dat? Het komt weer allemaal goed.’

Bij wijze van antwoord komt Mariëlle naar voren en begint te braken. Nadine is net op tijd bij haar met het spuugbakje. Ze slaat een arm om haar dochter heen, houdt het bakje onder haar kin en doet haar best om haar medelijden niet in tranen over te laten gaan.

‘Pijn,’ zegt Mariëlle, met vreemd schorre stem.

‘Praat maar niet,’ adviseert Nadine.

Broekmans knikt bevestigend. ‘Dat lijkt me inderdaad verstandig. Je moet je keel een beetje ontzien, Mariëlle.’

Vermoeid zakt Mariëlle terug in het kussen. Dokter Broekmans neemt afscheid van hen en dan zijn moeder en dochter alleen.

‘Hoe kon dat nou gebeuren?’ vraagt Nadine. ‘Je zou naar Renate gaan. Ik wist niet beter dan dat je bij haar was. Wat is er precies gebeurd, Mariëlle? Nee, zeg maar niets. Ik stel je wel vragen, dan hoef je alleen te knikken of je hoofd te schudden. Je was op weg naar Renate en toen werd je aangereden.’

Mariëlle knikt aarzelend.

‘Waarom aarzel je? Is het zo niet gegaan? Je bent toch aangereden?’

Met twee vingers beeldt Mariëlle een fietser uit die met hoge snelheid voortrijdt. Eigenlijk beeldt ze iemand uit die hardloopt, maar Nadine begrijpt wat ze bedoelt.

‘Je fietste heel hard.’

Een knikje. Haar andere hand komt erbij, en maakt duidelijk dat iemand haar in een nog hoger tempo achtervolgde. De achtervolging beeldt ze uit door met haar hand verschillende bochten te beschrijven en de ene hand de andere steeds dichter te laten naderen.

‘Je werd achtervolgd,’ zegt Nadine gespannen. ‘Is dat wat je wilt zeggen? Dat het niet zomaar een ongeluk was?’

Er verschijnen tranen in de ogen van Mariëlle. ‘Was zo bang,’ brengt ze met grote moeite uit.

Nadine grijpt haar handen, die rusteloos aan de deken friemelen. ‘Wie was het, Mariël? Heb je dat kunnen zien?’ Haar tong voelt zwaar aan door het gewicht van die vraag.

Het moet iemand zijn die ze kennen. Ook al heeft ze een vermoeden, die naam zal inslaan als een bom. Een fragmentatiebom, die haar hart zal versplinteren.

En dat is ook zo.

De naam die Mariëlle haar toefluistert, zuigt de zuurstof uit haar hoofd en doet haar hart uiteenvallen in scherven van pijn.