EPILOOG

Croydon, mei 1947

DE SCHOOL STOND IN EEN RUSTIGE VILLAWIJK MET LOMMERRIJKE straten. Barbara liep erheen in het lentezonnetje, een aktetas met de papieren voor de werkbespreking van die middag over haar schouder. Zelfs in deze buitenwijk waren nog littekens zichtbaar: met gras en onkruid overwoekerde bomkraters.

Ze hoorde de school al voordat ze het gebouw zag, een kakofonie van jongensstemmen. Ze liep langs een hoge stenen muur totdat ze bij de poort was, met een groot bord erboven waarop in zwarte letters, onder een wapenschild, de naam van de school stond: HAVERSTOCK SCHOOL. Op het schoolplein voor het indrukwekkende victoriaanse gebouw speelden tientallen rumoerige jongens. Ze droegen zwart met wit gestreepte blazers en petjes met het wapen van de school. Zo’n wapen van een school was alleen maar voor de sier, had Bernie haar eens verteld, alleen aristocraten mochten een wapen voeren.

De jongens negeerden haar volkomen toen ze tussen hen door naar de voordeur laveerde. Ze riepen naar elkaar met het bekakte accent van de sociale elite. Barbara vroeg zich af hoe het zou zijn om deze kinderen les te geven.

Ze kwam binnen in een statige hal met een balken plafond en een podium tegen een van de muren. Wat een verschil met de gemeenteschool waar ze zelf op had gezeten, hoewel de vage geur van desinfectans hetzelfde was. Aan een kant van het podium hing een nieuwe koperen gedenkplaat voor de gevallenen uit de laatste oorlog. De lijst namen was korter dan die op de gedenkplaat aan de andere kant, voor de slachtoffers uit 1914-1918, maar lang genoeg.

Harry had in zijn brief beschreven waar zijn lokaal was, en ze liep erheen door een lange, verlaten gang; kennelijk was iedereen buiten in de zon. Door het raampje in de deur zag ze hem zitten, achter zijn bureau. Ze klopte en ging naar binnen.

Hij stond glimlachend op. ‘Barbara, wat fijn om je te zien.’ Hij droeg een tweed jasje met elleboogstukken, als een typische schoolmeester, en was kilo’s aangekomen, hij had zelfs een onderkin. Er liepen grijze strepen door zijn zwarte haar; net als zij was hij bijna veertig nu.

Ze gaf hem een hand. ‘Hallo, Harry. Jeetje, wat is het lang geleden.’

‘Bijna een jaar,’ beaamde hij. ‘Te lang.’

Ze keek om zich heen in het lokaal. Er hing een poster van de Eiffeltoren, en een kaart met Franse onregelmatige werkwoorden. ‘Dus hier werk je.’

‘Ja, dit is het domein van de leraar Frans. Ik ben niet erg populair, vrees ik,’ voegde hij eraan toe. ‘Kom, laten we gaan lunchen. Er is een gezellige pub hier niet ver vandaan.’

Ze verlieten het schoolgebouw en liepen naar de pub. De Japanse sierkers stond in bloei. Een warm briesje blies een wolk van lichtroze blaadjes door de straat, en Barbara moest aan de sneeuw in Spanje denken.

‘Geef je ook Spaans?’ vroeg ze.

‘Nee, alleen Frans. Er is geen vraag naar Spaans.’ Hij gebaarde naar de aktetas over haar schouder. ‘Jij bent tegenwoordig de Spaanse expert. Wat is het precies voor ontmoeting op vliegveld Croydon?’

‘O, een stel Argentijnse zakenlieden. Ze reizen mee in het kielzog van Eva Peróns Europese handelsmissie en ze willen hier contacten leggen. Ingeblikte vleesproducten, niet bepaald interessant.’

Na hun terugkeer naar Engeland in 1940 had Barbara werk gevonden als tolk en vertaler Spaans. Het geld was hard nodig geweest tijdens Bernies lange herstelperiode. De artsen hadden gezegd dat hij nooit meer normaal zou kunnen lopen, maar met zijn ijzeren doorzettingsvermogen had hij bewezen dat die diagnose niet klopte. Toen ze eind 1941 waren getrouwd, was hij zonder krukken door het middenpad gelopen, zelfs zonder te hinken, ondanks de kogel in het bot van zijn dijbeen. Dat verzachtte haar schuldgevoel, want ze wist dat als zij niet naar hem had geroepen, daar op dat besneeuwde veld, Maestre nooit de kans had gehad om een wapen te trekken.

‘Werk je nog steeds met vluchtelingen?’ vroeg Harry.

‘Ja. Tegenwoordig zijn het bijna alleen nog maar intellectuelen, het verzet is vrijwel gebroken. Op dit moment geef ik een schrijver uit Madrid Engelse les.’ Ze zweeg even. ‘Heb je nog iets van Enrique en Paco gehoord?’

‘Verleden maand kreeg ik een brief van Enrique,’ zei Harry met een glimlach. ‘Ik hoor tegenwoordig niet meer zo vaak van ze. Paco werkt inmiddels als landarbeider voor een plaatselijke boer.’

‘Hoe oud is hij nu?’

‘Zestien. Ik had nooit gedacht dat hij het zou redden, maar gelukkig gaat het goed. Enrique schreef dat hij nog steeds weinig praat, maar hij geniet van zijn werk.’

‘Enrique is zijn redding geweest.’

‘Ja.’

Na het bloedbad waren Barbara, Bernie en Harry op het eerste het beste vliegtuig naar Engeland gezet. Zodra ze terug waren in Engeland had Harry Enrique geschreven; hij wist zelfs niet of Sofia’s broer te horen had gekregen wat er met haar was gebeurd. Een paar weken later kreeg hij een brief uit Asturias, in het noorden van Spanje. Nadat de guardias bij hem thuis waren gekomen om te vertellen dat Sofia dood was, had Enrique nog diezelfde nacht zijn koffers gepakt en was hij met Paco naar het station gegaan om de trein naar het noorden te nemen. Daar had hij een beroep gedaan op familie, met een kleine boerderij in de buurt van Palencia. Zij hadden hem en Paco liefdevol opgevangen, en ze waren er gebleven. Harry stuurde hun regelmatig geld. Ze leefden er van de hand in de tand, maar Enrique schreef dat de rust op het platteland Paco goed deed. Dankzij Enrique was Paco niet in een weeshuis beland, zoals Carmela Mera. Carmela moest nu tegen de twintig zijn, bedacht Barbara. Als ze tenminste nog leefde. Het was een van de dingen waar ze liever niet aan dacht.

‘Het is zonde om je Spaans vaarwel te zeggen,’ zei ze tegen Harry.

‘Ik vind het eigenlijk wel best om alleen Frans te geven,’ bekende hij. ‘Toen ze me niet terug wilden in Cambridge heb ik me bij veel dingen neer moeten leggen.’

‘Dat was zo oneerlijk.’

‘Hoares wraak,’ concludeerde hij bitter. ‘Destijds zaten ze te springen om docenten.’

‘Helemaal waar. En ze hebben Bernie op alle mogelijke manieren tegengewerkt toen hij de waarheid over de Spaanse werkkampen boven tafel probeerde te krijgen.’

‘Dat was naïef van hem. Hij had kunnen weten dat ze daar van hogerhand een stokje voor zouden steken.’

‘Heb je overwogen het zelf een keer te proberen? Het is nu bijna zeven jaar geleden.’ Ze aarzelde. ‘Ik krijg de indruk dat ik niet langer in de gaten word gehouden.’ Tot vele jaren na haar terugkeer had ze haar post geopend aangetroffen, opengescheurd en weer dichtgeplakt, en soms had ze vreemde geluiden gehoord als ze aan de telefoon was.

‘Volgens Will kom je er nooit meer van af als je eenmaal op de zwarte lijst staat.’ Hij zweeg even. ‘Bovendien ben ik helemaal niet ongelukkig op Haverstock.’

‘Weet je wat ik me soms afvraag?’

‘Nou?’

‘Ik moest eraan denken door de nieuwe gedenkplaat op jouw school. Ik vraag me af of Bernies naam op de gedenkplaat in Rookwood staat.’

Bernie was opgeroepen in 1943, nadat hij medisch gezond was verklaard. Met al zijn verwondingen uit het verleden had hij waarschijnlijk vrijstelling kunnen krijgen, maar hij had het niet geprobeerd, hij wilde weer tegen het fascisme vechten. Hij was op D-day gesneuveld, 6 juni 1944, neergeschoten op het strand van Juno. In de auto onderweg naar Madrid had hij tegen Barbara gezegd dat hij nooit meer bij haar weg zou gaan, maar hij had geen woord gehouden. Nu zag ze in dat een man zoals hij, in dat tumultueuze tijdsgewricht, altijd ten strijde zou trekken. Toch verlangde ze nog steeds naar hem, en naar het kind dat ze nooit hadden gehad.

‘Heb je gezien dat Hoare zijn memoires heeft gepubliceerd?’ vroeg Harry.

‘Echt waar?’

‘Graaf Templewood,’ schamperde Harry, ‘speciaal gezant in Spanje. Hij beweert dat hij persoonlijk heeft voorkomen dat Franco bij de oorlog betrokken is geraakt. Hillgarth wordt uiteraard niet genoemd. Memoires van een roze rat.’

Ze waren bij de pub, die vol zat met zakenmensen. Harry knikte naar een paar mensen bij de bar toen hij Barbara meenam naar een tafeltje.

‘Het eten is niet slecht,’ zei hij. ‘Hoe laat moet je op het vliegveld zijn?’

‘Om vier uur pas. Zeeën van tijd.’

Ze bestelden steak and kidney pudding, die veel te gaar en te vet was. Harry leek het niet erg te vinden.

‘Houdt het werk je een beetje bezig?’

‘Ja, mijn werk en de vluchtelingen.’

‘Wat doe jij tegenwoordig, afgezien van lesgeven?’ Ze zag dat hij zich lelijk had gesneden bij het scheren. ‘Je had toch verkering met een docente?’

‘Ach, dat is niets geworden,’ antwoordde hij schouderophalend. ‘Ik werk, en verder is mijn leven gewoon heel saai.’

‘Mijn leven draait ook om werk. En de vluchtelingen. Misschien ga ik proberen om mijn doctoraal Spaans te halen.’

‘Goed plan,’ zei Harry enthousiast. ‘Voor jou is het waarschijnlijk een fluitje van een cent.’

‘Ik zal mijn werk met de vluchtelingen dan wel moeten beperken. Weet je,’ vervolgde ze lachend, ‘ik ben toch zo’n vrijgezelle wereldverbeteraar geworden, als ik vroeger altijd dacht.’

‘We hebben in elk geval herinneringen,’ zei Harry, maar met een sombere blik in zijn ogen. ‘Ik overweeg mijn kamer op te zeggen en in te gaan wonen op de school. Wills zoon, Ronnie, zit nu op Haverstock. Uiteindelijk konden ze Rookwood niet betalen. Het is een slim joch, lijkt op zijn vader.’

‘Zitten Will en Muriel nog steeds in Italië?’

‘Ja. Ik mis Will, vooral sinds de dood van mijn oom,’ bekende hij. ‘Muriel vindt het er vreselijk, te heet en te stoffig. Ze zou veel liever in Parijs willen wonen.’

Barbara prikte lusteloos in het smerige eten. ‘Als je op de school gaat wonen, raak je dan niet... een beetje afgesneden van de wereld?’

‘Wat is er zo geweldig aan de wereld? Ik werk op die school, dus dan kan ik er net zo goed ook gaan wonen. Lesgeven is soms een beetje saai, maar ik ben het gewend. En af en toe kun je een jongen helpen, dat maakt het de moeite waard.’

‘Bernie zei altijd dat particuliere scholen een gesloten wereld zijn. Een bevoorrechte wereld.’

‘Ik weet het. Sofia zou er ook geen goed woord voor over hebben gehad.’

‘Dat is waar, maar dat bedoelde ik niet. Je was boos toen we terugkwamen uit Spanje, je wilde dingen dóén. Nu ben je... hoe zal ik het zeggen... in jezelf gekeerd.’

‘Wat valt er nou te doen?’ Weer dat bittere glimlachje. ‘Wat hebben jij en ik kunnen doen?’

‘Ik help in elk geval vluchtelingen. Toen ik net terug was, heb ik overwogen om politiek actief te worden naar aanleiding van... van iets wat Bernie in de auto tegen me zei.’ In gedachten hoorde ze opnieuw zijn woorden, en ze slaakte een zucht. ‘Hij had zijn lidmaatschap van de Communistische Partij opgezegd. Hij was gedesillusioneerd geraakt, maar zijn principes bleven hetzelfde. Jammer genoeg kunnen we niets veranderen aan de situatie in Spanje. Maar hier gaat het tenminste iets beter nu Labour in de regering zit.’

Harry trok een gezicht. ‘Is dat zo? Wie bezat alles voor de oorlog? De mensen die naar scholen als Haverstock gingen. En wie bezit nu alles? Er is niets veranderd.’

‘Waarom blijf je er dan?’ Opeens was ze boos op hem, zoals hij daar stoïcijns het weerzinwekkende eten naar binnen werkte, nu al een stoffige oude vrijgezel.

‘Omdat je niets werkelijk kunt veranderen,’ zei hij vermoeid. ‘Ze zijn te sterk, uiteindelijk verslaan ze je.’

‘Dat weiger ik te geloven. Je moet vechten.’

‘Ik heb verloren,’ zei hij alleen maar.

Ze praatten weinig gedurende de rest van de lunch. Harry verontschuldigde zich omdat hij haar niet naar de bus kon brengen – hij moest lesgeven. Ze gaven elkaar een hand en beloofden elkaar nog een keer te zien, maar op de een of andere manier wist Barbara dat het niet zou gebeuren, dat dit de laatste keer was geweest. Waarschijnlijk praatten ze allebei alleen maar over Bernie en Sofia als ze elkaar zagen, en dat deed met het verstrijken van de jaren meer pijn, niet minder. In de bus voelde ze tranen prikken in haar ogen, maar die knipperde ze weg. Ze opende haar tas en probeerde zich te concentreren op de gegevens over de mensen die ze ging ontmoeten, hun namen en de bedrijven die ze vertegenwoordigden. Señor Gomes, señor Barrancas, señor Grazziani. Veel Argentijnen hadden Italiaanse namen; immigranten, nam ze aan.

Op het vliegveld werd ze opgewacht door een vertegenwoordiger van de Londense Kamer van Koophandel, een lange, hoffelijke man met een stropdas van de Guards, die zich voorstelde als Gore-Brown. Hij was in gezelschap van minstens zes zakenlieden.

‘Jeetje,’ zei ze, ‘ik wist niet dat uw groep zo groot zou zijn. En er zijn vier Argentijnen. Ik kan niet voor iedereen tegelijk tolken.’

‘Ik heb begrepen dat een of twee van de Argentijnen Engels spreken.’

‘Nou, we zien wel hoe het gaat,’ zei ze opgewekt. Met mannen zoals deze probeerde ze altijd zo zelfverzekerd mogelijk over te komen. Ze hoopte dat ze geen problemen zou hebben met het moeilijke, lispelende Argentijnse accent.

‘Het toestel gaat zo landen,’ zei Gore-Brown. ‘We zouden naar boven kunnen gaan om te kijken.’

‘Goed plan,’ zei een van de zakenmannen. ‘Ik heb nog nooit een vliegtuig zien landen.’

‘Dan hebt u duidelijk niet bij de RAF gezeten,’ merkte een man met een enorme walrussnor op.

‘Vijf jaar op de slagschepen, ouwe jongen. Ik heb er een paar neergeschoten, maar ik heb er nooit een zien landen.’

Lachend beklom de groep de trap naar de vertrekhal, waar ze door een groot raam uitzicht hadden op de start- en landingsbanen.

‘Daar komt het vliegtuig aan,’ zei de marineman, en Barbara zag een klein tweemotorig vliegtuigje landen.

‘Er zit een zekere Barrancas in die groep,’ zei Gore-Brown tegen Barbara. ‘Zorg alstublieft dat ik straks naast hem zit. Ik verwacht dat ik goede zaken met hem kan doen. Vlees is hier nog steeds schaars.’

Het vliegtuigje was naar het hoofdgebouw getaxied en tot stilstand gekomen. Een paar mannen in overalls reden een trap naar de deur. Even later kwam een klein groepje mannen uit het toestel naar buiten. Ze hadden allemaal zongebruinde gezichten, en ze droegen hoeden en dikke overjassen. Engeland was waarschijnlijk erg koud voor hen, bedacht Barbara.

Ze kneep haar ogen halfdicht, en ze schoof haar bril omhoog. De laatste man van de groep kwam haar vaag bekend voor. Hij bleef een eindje achter, keek om zich heen alsof hij zijn omgeving fascinerend vond. Ze liep naar het raam en tuurde naar buiten.

Gore-Brown kwam naast haar staan. ‘Die laatste man, dat is Barrancas. Ze hebben me een foto gestuurd. Hij schijnt Engels te spreken.’

In werkelijkheid heette hij helemaal geen Barrancas, wist Barbara. Ze herkende dat stevige postuur, dikker nu, de schouders een beetje gebogen, het harde gezicht, het Clark Gable-snorretje. Ze zag Sandy Forsyth hun kant op komen, glimlachend als een nieuwsgierige schooljongen toen hij zijn gezicht optilde naar het Engelse lentezonnetje.