– 33 –
HET WEER IN DE TIERRA MUERTA WERD STEEDS SLECHTER. OP EEN ochtend lag het hele kamp onder een dikke laag sneeuw, zelfs de steile daken van de wachttorens. De gevangenen sjokten door de sneeuw naar de steengroeve en kregen natte voeten in hun kapotte schoenen. Bernie moest aan zijn moeder denken. Toen hij klein was waarschuwde ze hem altijd dat hij in de winter geen natte voeten moest krijgen omdat hij dan kou zou vatten. Ze moest eens weten. Hij lachte, kort en cynisch, en Pablo draaide zich om en keek hem merkwaardig aan.
Op de gebruikelijke plek mochten de mannen uitrusten. Bij helder weer was daarvandaan de stad Cuenca zichtbaar, maar die dag kon je alleen een glimp opvangen van de bruine rotswand aan de rand van de kloof.
‘Kom op, luie kloothommels!’ schreeuwde de bewaker. De mannen stampten met hun voeten om de bloedsomloop weer op gang te brengen en ze hervatten de tocht over het bergpad.
Vicente lag op sterven. De kampleiding had genoeg sterfgevallen meegemaakt om te weten wanneer iemand zijn einde naderde en er werd niet langer geprobeerd om hem aan het werk te houden. De laatste paar dagen lag hij op zijn brits in de barak en verloor hij regelmatig het bewustzijn. Telkens als hij wakker werd klaagde hij dat zijn hoofd en keel in brand stonden en smeekte hij om water.
Die nacht kwam er harde wind opzetten vanuit het westen, die gepaard ging met zware regenval. De volgende ochtend regende het nog steeds, en de wind joeg het hemelwater in verticale vlagen over de binnenplaats. De mannen kregen te horen dat ze die dag niet hoefden te werken, ongetwijfeld, dacht Bernie, omdat de bewakers geen zin hadden om in dit hondenweer buiten te zijn. Het slechte weer hield aan, en de mannen bleven in de barakken om te kaarten of kleding te verstellen. Sommigen lazen katholieke traktaten of oude exemplaren van de Arriba, de enige lectuur die was toegestaan.
Bernie wist dat de communistische groep een paar dagen daarvoor bijeen was geweest om over hem te praten. Sindsdien hadden ze hem gemeden, zelfs Pablo, maar niemand wilde zeggen wat er was besloten. Bernie vermoedde dat ze wachtten totdat Vicente dood was, zodat hij een paar dagen respijt had.
De advocaat sliep het grootste deel van de ochtend maar werd tegen het middaguur wakker. Hij maakte een kreunend geluid. Bernie stond op van zijn brits en boog zich over hem heen. Vicente was sterk vermagerd, en zijn ogen waren diep weggezakt in de oogkassen. ‘Water,’ kraakte hij.
‘Ik ga water halen, ik ben zo terug.’ Toen Bernie zijn oude legerjas had aangetrokken, liep hij naar buiten, rillend in de ijzige regen die in zijn gezicht sloeg. Er was geen stromend water in de barakken, en de vorige avond had hij zijn pisemmer zorgvuldig schoongemaakt en buiten gezet om regenwater op te vangen. De emmer was bijna vol. Hij droeg de emmer naar binnen en hij schepte wat water in een emaillen beker. Voorzichtig tilde hij Vicentes hoofd op om hem te laten drinken.
Establo lachte schor op zijn brits aan de andere kant. ‘Ay, inglés, laat je die arme kerel jouw pis drinken?’
Vicente ging weer liggen; zelfs drinken putte hem uit. ‘Dank je wel.’
‘Hoe voel je je?’
‘Ik heb zo’n pijn. Ik wilde dat het voorbij was. Geen werk meer, geen mis op zondag. Ik ben zo moe. Klaar voor de eindeloze stilte.’ Hij glimlachte flauw. ‘Ik droomde daarnet van de dag dat we hier aankwamen. Weet je nog, die oude vrachtwagen? Het hotsen?’
‘Ja, ik weet het nog.’
Nadat Bernie gevangen was genomen had hij maandenlang in de San Pedro de Cardena-gevangenis gezeten. Tegen die tijd waren de meeste Engelse gevangen via diplomatieke kanalen naar hun vaderland teruggekeerd, maar hij niet. Hij vroeg zich af of zijn partijlidmaatschap misschien de reden was dat de ambassade geen verzoek tot zijn vrijlating indiende; zijn moeder zou zeker haar best hebben gedaan om hem vrij te krijgen als ze wist dat hij gevangenzat. Eind 1937 was hij overgeplaatst naar het Tierra Muerta-kamp, samen met een aantal Spaanse en buitenlandse gevangenen die als politiek gevaarlijk werden beschouwd.
Ze werden erheen gebracht in oude legertrucks, en Vicente zat naast hem vastgeketend op de bank. Hij vroeg Bernie waar hij vandaan kwam, en binnen de kortste keren voerden ze een felle discussie over het communisme. Bernie was gecharmeerd van Vicentes ironische humor, en hij had altijd een zwak gehad voor bourgeois intellectuelen.
Een paar dagen na hun komst in het kamp kwam Vicente naar Bernie toe. De advocaat was aangewezen om de administratie te helpen met de bergen formulieren die ingevuld moesten worden om de nieuwe gevangenen in te schrijven. Bernie zat op een bankje op de binnenplaats en Vicente kwam naast hem zitten.
‘Je hebt me verteld dat de andere Engelse gevangenen naar huis zijn gestuurd, en dat de ambassade misschien niet om jouw vrijlating heeft gevraagd omdat je lid was van de communistische partij. Weet je nog?’
‘Ja.’
‘Dat is niet de reden. Ik heb vandaag je dossier bekeken. De Engelsen denken dat je dood bent.’
‘Wat?’ vroeg Bernie verbijsterd.
‘Je bent bij de Jarama gevangengenomen. Hoe is dat precies gegaan?’ Bernie fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik ben een tijd bewusteloos geweest. Toen ben ik ingerekend door een fascistische patrouille.’
‘En hebben ze je de gebruikelijke vragen gesteld? Naam, nationaliteit, politieke achtergrond?’
‘Ja, de sergeant die me gevangennam maakte aantekeningen. Het was een klootzak. Hij wilde me doodschieten maar zijn korporaal hield hem tegen. Hij zei dat het problemen zou kunnen geven omdat ik een buitenlander was.’
Vicente knikte langzaam. ‘Ik denk dat het een grotere klootzak was dan jij besefte. Als er in een oorlog buitenlanders gevangen worden genomen, moet hun ambassade daarvan op de hoogte worden gesteld. Maar volgens je dossier was je een Spanjaard. Je bent door een militaire rechtbank onder een Spaanse naam tot vijfentwintig jaar veroordeeld. De autoriteiten hebben de fout pas later ontdekt en ze besloten de dingen te laten zoals ze waren.’
‘Dus mijn ouders denken dat ik dood ben?’ concludeerde Bernie na een lange stilte.
‘Je bent door je eigen kant waarschijnlijk opgegeven als vermist en vermoedelijk overleden. Ik denk dat de bewuste sergeant opzettelijk verkeerde informatie heeft doorgegeven om te voorkomen dat je ambassade zou worden ingelicht. Uit pure kwaadaardigheid.’
‘Waarom is het nooit rechtgezet?’
Vicente spreidde zijn handen. ‘Waarschijnlijk vonden ze het te ingewikkeld. Hoe langer het duurde voordat de ambassade werd ingelicht, des te groter de rel. Het was te lastig, vermoed ik, dus hebben ze je hier weggestopt.’
‘En als ik er nu iets van zeg?’
‘Dat lijkt me niet verstandig,’ antwoordde Vicente ernstig. ‘Ze zouden je kunnen fusilleren om van je af te zijn. We hebben hier geen rechten, we bestaan niet eens.’
Vicente sliep de rest van de dag, werd alleen af en toe wakker als hij dorst had. Die avond kwam pater Eduardo. Bernie zag hem door de regen de binnenplaats oversteken, een dikke zwarte cape dicht om zich heen geslagen. Hij kwam de barak binnen, en water droop van zijn kleren op de kale planken vloer.
Pater Jaime zou direct naar het bed van de zieke zijn gelopen, zonder acht te slaan op de anderen, maar pater Eduardo probeerde altijd contact te maken met de gevangenen. ‘Wat een weer,’ zei hij met een nerveus glimlachje. Sommige mannen staarden hem kil aan, anderen bogen zich weer over hun lectuur of naaiwerk. Toen de priester naar Vicentes brits wilde lopen, versperde Bernie hem de weg.
‘Hij wil u niet spreken, padre,’ zei hij zacht.
‘Ik moet met hem praten. Het is mijn plicht. Luister, Piper,’ vervolgde hij op gedempte toon, ‘pater Jaime wilde komen, maar ik heb gezegd dat ik me verantwoordelijk voel voor deze man. Heb je liever dat ik hem erbij haal? Ik wil het niet, maar als jij verhindert dat ik mijn plicht doe, moet ik het melden.’
Zwijgend deed Bernie een stap opzij. Hij vroeg zich af of het beter zou zijn als pater Jaime kwam, omdat het voor Vicente makkelijker zou zijn om de hardvochtige priester te weerstaan.
De advocaat werd wakker van de stemmen, en hij staarde omhoog toen de priester zich over hem heen boog. Waterdruppels vielen van Eduardo’s cape op de stromatras.
‘Is dat gewijd water, pater?’
‘Hoe gaat het met u?’
‘Ik ben nog niet dood. Bernardo, amigo, heb je een beetje water voor me?’
Bernie schepte water uit de emmer en hij gaf de beker aan Vicente. Hij dronk gretig.
De priester keek met een vies gezicht naar de pisemmer. ‘U bent ernstig ziek, señor,’ zei hij. ‘U zou moeten biechten.’
Het was muisstil in de barak. Alle gevangenen luisterden en keken toe, hun gezichten vage witte cirkels in het zwakke kaarslicht. Iedereen wist dat Vicente een hekel had aan de priesters.
‘Nee.’ Het lukte Vicente om zich een eindje op te richten. Het licht scheen over de grijze stoppels op zijn ingevallen wangen, en zijn ogen glinsterden van boosheid. ‘Nee.’
‘Als u sterft zonder te biechten, gaat uw ziel naar de hel.’ Ongemakkelijk frunnikte pater Eduardo aan een knoop van zijn soutane.
Vicente ging met zijn tong over zijn droge lippen. ‘Geen hel,’ hijgde hij. ‘Alleen... stilte.’ Hij hoestte rochelend, waarna hij uitgeput weer ging liggen.
Pater Eduardo zuchtte, en hij draaide zich om naar Bernie. ‘Hij heeft nog maar een dag of twee te leven. Ik kom morgen terug,’ fluisterde hij. ‘Zeg, heb je alleen die pisemmer om hem te drinken te geven?’
‘Ik heb hem goed schoongemaakt.’
‘Maar toch. En hoe kom je aan water?’
‘Het is regenwater.’
‘Het blijft niet eeuwig regenen. Ik heb een kraan in mijn barak, en een emmer. Kom morgen maar langs, dan geef ik je water.’
‘Denk maar niet dat u zoete broodjes kunt bakken.’
‘Ik wil gewoon niet dat hij erger lijdt dan nodig is!’ viel hij met plotselinge boosheid uit. ‘Je hoeft niet te komen, maar er is water als je wilt.’ Hij draaide zich om en marcheerde de barak uit.
‘Hij is weg,’ zei Bernie tegen Vicente.
De advocaat glimlachte bitter. ‘Ik ben sterk geweest, Bernardo, ja toch?’
‘Heel sterk. Het spijt me dat ik hem niet tegen kon houden.’
‘Je hebt je best gedaan.’ Vicente snakte naar adem. ‘Ik heb geprobeerd om genoeg speeksel te verzamelen om op hem te spugen. Als hij nog een keer komt, doe ik het.’
Die nacht draaide de wind naar het oosten en begon het weer te sneeuwen. De volgende ochtend was het bitter koud. De wind was gaan liggen, maar er lag een dik pak sneeuw en de geluiden in het kamp klonken gedempt. Rillend verzamelden de mannen zich voor het appel. Aranda had een hekel aan de kou, en hij droeg een bivakmuts die vreemd afstak bij zijn onberispelijke uniform.
Het was zondag, dus werd er niet gewerkt. Een aantal gevangenen moest de binnenplaats sneeuwvrij maken, en de sneeuw werd in hoge wallen tegen de barakken geveegd. Vicente verging van de dorst toen hij wakker werd.
Bernie had de emmer de vorige avond buitengezet, maar het zou eeuwen duren voordat de sneeuw was gesmolten in de ijskoude barak. De oude wonden in zijn schouder en dij deden pijn toen hij bibberend van de kou naar de barak keek die als kerk dienstdeed. Na even geaarzeld te hebben, liep hij er toch heen.
Aranda stond in de deuropening van zijn hut naar het sneeuwruimen te kijken, en hij volgde Bernie met zijn blik. Bernie liep door de kerk naar de achterkant en hij klopte op de deur van het kantoor. Er brandde een grote kachel en de warmte was als een balsem. Pater Jaime stond ernaast, zijn handen uitgestrekt naar de warmte, en pater Eduardo zat achter het bureau.
De oudste priester keek Bernie wantrouwig aan. ‘Wat kom je doen?’
‘Deze gevangene en ik voeren gesprekken met elkaar,’ legde zijn collega uit.
‘Met hem? Hij is een communist! Heeft hij gebiecht?’
‘Nog niet.’
Pater Jaime trok zijn neus op. ‘Ik ga mijn missaal halen. Het ruikt hier niet meer zo fris.’
Bernie keek met opgetrokken wenkbrauwen naar pater Eduardo. ‘Is het geen zonde om te liegen tegen een meerdere?’
‘Ik lieg niet. We hebben toch met elkaar gepraat?’ Hij zuchtte. ‘Je bent onverzoenlijk, Piper.’
‘Ik kom het water halen.’
‘Daar.’ De priester gebaarde naar een kraan in een hoek van de kamer, met een schone emmer eronder.
Toen de emmer gevuld was, liep Bernie terug naar de deur. ‘Ik hoop dat u er niet stiekem een druppel gewijd water in heeft gedaan. Adíos.’
De binnenplaats was nu bijna sneeuwvrij, en de mannen zetten hun scheppen tegen de muur van een van de barakken. Halverwege de binnenplaats hoorde Bernie een luide stem.
‘Jij daar! ¡Inglés!’
Aranda kwam de trap van zijn hut af en liep naar hem toe. Bernie zette de emmer neer en sprong in de houding.
‘Wat zit er in die emmer?’ blafte de commandant.
‘Water, señor comandante. Een van de mannen in mijn barak is ziek. Pater Eduardo heeft me water voor hem gegeven.’
‘Die stomme priester is niet goed wijs. Hoe eerder die abogado doodgaat, des te beter.’ Aranda schopte de emmer omver, en hij keek Bernie uitdagend aan. ‘Breng de emmer terug. Ik zal het er met pater Jaime over hebben. Schiet op!’
Zwijgend raapte Bernie de emmer op en hij liep langzaam terug naar de kerkbarak. Hij was boos, maar voelde ook opluchting omdat hij geen straf had gekregen. Aranda verveelde zich. Hij was duidelijk op het oorlogspad.
‘Aranda gaat het melden bij pater Jaime,’ vertelde Bernie de priester nadat hij had uitgelegd waarom hij was teruggekomen.
‘Het is een harde man,’ zei Eduardo laconiek.
Bernie draaide zich om naar de deur. ‘Wacht,’ zei de priester, die uit het raam naar buiten keek. ‘Hij gaat weer naar binnen. Waarschijnlijk heeft hij het koud en gaat hij nu bij de kachel zitten. Die staat achter in zijn hut. Vul de emmer nog een keer en ga snel terug, dan ziet hij je niet.’
‘Waarom doet u dit?’ vroeg Bernie argwanend.
‘Uw vriend snakt naar water en ik wil graag helpen. Dat is alles.’
‘Laat hem dan met rust. Maak zijn laatste uren niet onnodig moeilijk, alleen maar omdat u hoopt dat hij zich zal bekeren.’
De priester gaf geen antwoord. Bernie liet de emmer nogmaals vollopen en hij verliet zonder nog een woord te zeggen het kantoor. Met bonzend hart stak hij de binnenplaats over. Als Aranda merkte dat hij en de priester zijn bevel negeerden zou hij razend worden.
Veilig bereikte hij de barak, en hij liep naar Vicentes brits. ‘Water, amigo,’ zei hij. ‘Welwillend ter beschikking gesteld door de kerk.’
Die middag kwam de priester terug. De mannen verveelden zich stierlijk, en degenen die fit genoeg waren speelden een lusteloos spelletje voetbal op de binnenplaats. Vicente ijlde, scheen te denken dat hij op zijn vroegere kantoor in Madrid was, en hij bleef vragen om dossiers en of iemand het raam open wilde zette omdat hij het zo warm had. Hij baadde in het zweet, ondanks de ijzige kou in de barak. Bernie zat naast hem op zijn brits en af en toe veegde hij met een punt van het laken zijn voorhoofd af. Establo lag op de brits ertegenover te roken. Hij ging nooit naar buiten als het niet nodig was.
Bernie hoorde geritsel bij zijn elleboog en keek om. Pater Eduardo stond achter hem; kennelijk was hij stilletjes binnengekomen.
‘Hij droomt, padre,’ fluisterde Bernie. ‘Laat hem met rust. Hij is hier ver vandaan.’
De priester zette een kistje op het bed, vermoedelijk met het gewijde oliesel. Bernies hart begon te bonzen; het uur van de waarheid was gekomen. Pater Eduardo boog zich naar voren en raakte Vicentes voorhoofd aan. De advocaat schrok zichtbaar. Langzaam opende hij zijn ogen. Hij haalde diep en rochelend adem.
‘Mierda. Jij weer.’
‘Ik denk dat uw laatste uur heeft geslagen,’ zei Eduardo zacht. ‘Het is nog niet te laat, señor Vicente. Toon berouw, en God zal uw ziel genadig zijn.’
‘Luister niet naar hem,’ zei Bernie.
Vicentes gezicht vertrok tot een afgrijselijke grimas. ‘Wees maar niet bang, amigo. Geef me wat water.’
Bernie hielp Vicente half overeind. Hij dronk met lange, trage teugen, waarbij hij de priester onafgebroken bleef aankijken. Toen viel hij terug op zijn brits.
‘Alstublieft,’ smeekte pater Eduardo. ‘U maakt nog kans op het eeuwige leven. Vergooi die kans niet.’
Vicente maakte een gorgelend keelgeluid.
‘Dit is uw laatste kans,’ drong de priester aan. ‘Anders gaat u naar de hel.’
Vicente gorgelde en proestte. Bernie wist wat hij probeerde te doen. De priester boog zich naar voren en Vicente haalde diep adem, maar het speeksel dat hij had verzameld gleed terug in zijn keel. Hij hoestte, verslikte zich, snakte wanhopig naar lucht en ging in hevige ademnood zitten, zijn gezicht rood van inspanning. Bernie gaf een klap op zijn rug. Vicentes ogen puilden uit terwijl hij kokhalsde. Toen ging er een stuiptrekking door zijn uitgeteerde lichaam en viel hij terug op de brits. Een lange, gorgelende zucht ontsnapte aan zijn keel, en Bernie zag het leven wegtrekken uit zijn ogen. Hij was dood. De priester knielde en begon te bidden.
Bernie zat nog steeds op de brits. Zijn benen trilden. Na een minuut kwam pater Eduardo overeind en sloeg hij een kruis. Bernie keek hem ijzig aan.
‘Hij probeerde naar u te spugen, padre. Beseft u dat?’
Eduardo schudde zijn hoofd.
‘U dreigde hem met de hel en hij probeerde naar u te spugen en is erin gestikt. U hebt zijn dood veroorzaakt.’
De priester keek naar Vicentes lichaam. Hoofdschuddend liep hij naar de deur.
‘Hij is niet in de hel, padre,’ schreeuwde Bernie hem achterna, ‘hij is er juist uit verlost!’
Vicente werd de volgende dag begraven. Aangezien hij de laatste sacramenten niet had ontvangen, was er geen kerkdienst. Vicente kon tevreden zijn. Bernie sjokte door de sneeuw in de voetsporen van de grafdelvers die het lichaam naar de heuvel buiten het kamp droegen, ingenaaid in een oud laken. Hij keek toe terwijl het werd neergelaten in een ondiep graf dat die ochtend was gegraven. ‘Adiós, amigo,’ mompelde hij zacht. Hij voelde zich heel erg alleen.
De bewaker die was meegestuurd sloeg een kruis en hij gebaarde met zijn geweer dat Bernie terug moest naar het kamp. De ploeg gevangenen schepte aarde in het graf, worstelend met de bevroren grond. Het begon weer te sneeuwen, met grote, dikke vlokken. Pater Eduardo denkt dat je eeuwig zult branden, dacht Bernie, maar in werkelijkheid lig je in het ijs. Vicente zou er de ironie van hebben ingezien.
Die middag stond Bernie geleund tegen de muur van de barak een sigaret te roken die een van de grafdelvers hem uit vriendelijkheid had gegeven. Pablo kwam naar hem toe, duidelijk slecht op zijn gemak.
‘Ik ben aangewezen om uit naam van onze cel met je te praten,’ kondigde hij aan.
Omdat je mijn vriend was, dacht Bernie, om mij te laten zien dat Establo iedereen onder de duim heeft.
‘Je bent schuldig bevonden aan onverbeterlijk bourgeois individualisme en verzet tegen het gezag,’ dreunde Pablo uitdrukkingsloos op. ‘Je wordt uit de partij gezet, en als je pogingen onderneemt om onze cel te saboteren, volgen er maatregelen.’
Bernie wist wat dat betekende: een messteek in het donker. Er waren wel vaker op die manier gevangenen om het leven gebracht.
‘Ik ben een loyale communist, en dat ben ik altijd geweest,’ zei hij. ‘Ik aanvaard Establo niet als onze leider. Op een dag zal ik mijn zaak voorleggen aan het centraal comité.’
Pablo liet zijn stem dalen. ‘Waarom maak je problemen? Waarom ben je zo koppig, Bernardo? Sommige mensen zeggen dat je alleen maar bevriend was met de advocaat om ons te ergeren.’
Bernie lachte schamper. ‘Vicente was een eerlijk mens. Ik bewonderde hem.’
‘Wat had het voor zin om het die priester zo moeilijk te maken? Daar krijgen we alleen maar problemen mee. Establo heeft gelijk, we moeten de zwartjurken gewoon hun gang laten gaan.’
‘En domweg niets doen? Lijdzaam afwachten?’
‘We moeten sterk blijven, verenigd. Op een dag valt het fascisme.’ Pablo krabde aan zijn pols. Misschien had hij ook schurft; dat was het risico als je te veel in Establo’s nabijheid was.
‘O, nog één ding. Establo wil je weg hebben uit onze barak. Je moet overplaatsing aanvragen. Zeg maar dat je een andere omgeving wilt nu je vriend dood is.’
Bernie haalde zijn schouders op. ‘Dat staan ze heus niet toe.’
‘Establo zegt dat het moet.’
‘Ik zal het vragen, compañero,’ zei Bernie met bittere nadruk op het laatste woord.
Pablo draaide zich om, en Bernie keek hem na. Het lukt me nooit om overplaatsing te krijgen, dacht hij, en dan gaat Establo me het leven nog zuurder maken. Hij keek door het prikkeldraad naar de heuvel waar Vicente was begraven, zag de bruine streep in de sneeuw. Hij bedacht dat hij het niet erg zou vinden om daar naast hem te liggen. Toen rechtte hij zijn schouders. Zo lang hij leefde zou hij vechten. Hij was niet voor niets een echte communist.