– 46 –
HARRY WERD DIE OCHTEND VROEG WAKKER. VOOR HET EERST IN weken was het gonzen terug in zijn oren, maar het zakte vrij snel weer weg. Toen hij de gordijnen opende zag hij dat de straat wit was, en hij hield zijn adem in. Verdorie, dacht hij, verse sneeuw. Hij knipperde met zijn ogen en toen kwam het besef dat het alleen rijp was, een dikke laag die de stoep en de straat bedekte. Opgelucht liet hij zijn adem ontsnappen.
Sofia kwam om negen uur, zoals afgesproken. Hij maakte ontbijt voor haar. Ze waren allebei ingetogen nu het moment was aangebroken.
‘Heb je lekker geslapen?’ vroeg ze.
‘Niet echt. Ik heb de auto, een oude Ford. Hij staat buiten. Jij?’
‘Gaat wel.’
‘Geen problemen thuis?’
‘Enrique heeft de pest in dat hij thuis moet blijven bij Paco. Ik heb gezegd dat we een dagje uitgaan, en hij wilde dat ik hem meenam.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik vind het vreselijk om tegen hem te liegen.’
Hij kneep in haar hand. ‘Geen leugens meer na vandaag. Kom, we moeten iets eten.’ Hij bracht de borden met roerei naar de salón.
‘Hoe is het met Barbara?’ vroeg ze onder het eten.
‘Goed.’ De vorige avond had Harry de auto opgehaald bij de ambassade en was hij naar Barbara’s huis gereden. Hij had haar verteld dat Franco nu zelf wist dat de goudmijn een verzinsel was, en het dus waarschijnlijk leek dat de autoriteiten jacht zouden maken op Sandy.
Er klonken voetstappen op de trap en ze keken allebei naar de deur. ‘Dat zal Barbara zijn,’ zei Harry.
Barbara droeg een grote rugzak, en haar gezicht was bleek en gespannen. ‘Sorry dat ik laat ben,’ zei ze ademloos. ‘Er waren vanochtend om zes uur een paar civiles en iemand van de regering aan de deur. Ik lag nog in bed. Ik was als de dood dat ze iets wisten van ons plan, maar ze kwamen voor Sandy. Ik heb me van de domme gehouden, gezegd dat ik nergens iets van afweet.’ Ze ging zitten en stak een sigaret op. ‘Ze geloofden me op mijn woord. In hun ogen zijn alle vrouwen onnozel. Ik heb ze verteld dat hij een paar dagen geleden de benen heeft genomen. Ze hebben alles weggehaald uit zijn werkkamer, zelfs zijn verzameling fossielen. Ik had bijna medelijden met hem.’
‘Het is allemaal zijn eigen schuld, Barbara,’ zei Harry. Hij voelde niets meer voor Sandy. Sandy liet hem koud.
‘Ja,’ gaf Barbara toe, ‘dat is waar.’
‘We kunnen beter zo snel mogelijk gaan.’ Sofia stond op en ze haalde een zwaar Duits pistool uit haar jaszak, een Mauser, en dat gaf ze aan Harry. ‘Neem jij het maar.’
‘Goed.’ Hij bekeek het grondig. Het was schoongemaakt, geolied en geladen. Hij stak het in zijn zak. Barbara huiverde en keek naar Sofia, maar die gaf geen krimp.
Harry ging staan. ‘Laten we controleren of we alles hebben, en dan gaan we.’
Het was zo koud buiten dat het pijn deed om adem te halen. Ze moesten het ijs van de ruit van de Ford krabben. Harry was bang dat de motor niet zou starten, maar die kwam meteen tot leven; de Britse ambassade onderhield zijn auto’s goed. Barbara en Sofia gingen op de achterbank zitten, en Harry reed weg. Het was stil in de auto, alsof de kwestie van het pistool hen allemaal dwarszat.
‘Ik heb bedacht wat we kunnen zeggen als iemand vraagt waarom we naar een afgelegen stad als Cuenca zijn gekomen,’ zei Sofia na een tijdje. ‘We zeggen dat ik op zoek ben naar mijn oom, en dat jullie met me mee zijn gekomen. Dat is ook een goede reden om naar de kathedraal te gaan, om de lijst van priesters die in de oorlog zijn vermoord te bekijken.’
‘Denk je dat zijn naam erop staat?’ vroeg Barbara.
‘Als hij is vermoord wel.’ Sofia draaide haar hoofd opzij, en in de achteruitkijkspiegel zag Harry dat ze tranen wegknipperde. Hij kreeg een brok in zijn keel, zo veel liefde en bewondering voelde hij voor haar.
Ze reden de hele ochtend door het droge hart van Castilië. De weg was hier en daar heel erg slecht, zodat ze niet echt opschoten. Aan het begin van de middag werd het landschap heuvelachtig, met bevroren rivieren die als grillige witte strepen langs de bruine hellingen omlaag liepen.
Tegen drie uur zagen ze lage bergen met ronde toppen aan de horizon, en er verschenen velden in het landschap. In de verte kwam een grote stad in zicht, grijs-witte huizen tegen een helling die zo steil was dat de huizen boven op elkaar leken te zijn gebouwd, tot aan de hemel. Een bord langs de kant van de weg gaf aan dat ze Cuenca binnenreden, en Barbara boog zich naar voren en raakte Harry’s arm aan. Ze wees op een pad dat naar een verwaarloosd veld leidde, met bomen erlangs die de auto aan het zicht zouden onttrekken.
‘Dat moet het zijn.’
Harry sloeg af, en de auto hobbelde over het onverharde pad. Hij stopte achter de bomen. ‘Wat denk je?’ vroeg hij aan Barbara.
‘Het is een eind lopen, maar Luis heeft gezegd dat het de dichtstbijzijnde plek is waar de auto niet opvalt.’
‘We moeten maar op zijn advies afgaan.’
Ze stapten uit, en in een bitter koude wind liepen ze terug naar de weg. Harry droeg de rugzak met kleren en voedsel. Eenmaal bij de weg bleef Sofia staan om naar de stad te kijken.
‘Ik zie de kathedraal niet,’ merkte Harry op.
‘Die ligt helemaal op de top van de heuvel, met de kloof erachter.’
‘En de Tierra Muerta ligt aan de andere kant van de kloof?’ vroeg Barbara.
Sofia knikte, ze begon meteen te lopen. De andere twee volgden haar over de lange, verlaten weg.
Alleen een paar ezelkarren en één auto reden langs voordat ze bij een brug over een kolkende grijs-groene rivier kwamen. De winterzon stond laag aan de hemel toen ze de armoedige huizen van de nieuwe stad bereikten. Er waren maar weinig mensen op straat en niemand besteedde veel aandacht aan hen. Ze kwamen geen civiles tegen, alleen een paar schurftige honden die naar hen blaften maar wegrenden toen ze dichterbij kwamen. Harry vond het een geruststellende gedachte dat hij een wapen op zak had.
Via smalle straatjes met uitgesleten kinderhoofdjes liepen ze in de vallende schemering omhoog, tussen eeuwenoude huizen door. Rook kringelde omhoog uit de schoorstenen, en er hing een geur van brandend hout en gedroogde mest, sterker dan in Madrid. De meeste luiken waren gesloten, maar af en toe vingen ze een glimp van een gezicht op achter een raam, dat dan snel weer verdween.
‘Hoe oud zijn deze huizen?’ vroeg Harry aan Sofia.
‘Vijf-, zeshonderd jaar. Niemand weet wie de hangende huizen heeft gebouwd.’
Op een pleintje halverwege de heuvel bleven ze staan om op adem te komen.
‘Ik herinner me alles,’ zei Sofia. ‘Ik was bang dat ik het vergeten zou zijn.’
‘Ik vind het maar een sombere stad,’ zei Barbara rillend van de kou.
‘Niet voor een kind,’ zei Sofia. ‘Ik vond het spannend, al die steile straatjes.’ Ze gaf Harry een arm en ze vervolgden de klim.
Het oude Plaza Mayor kroonde de top van de heuvel, met aan twee kanten gemeentelijke gebouwen. Langs de derde zijde liep een balustrade langs een steile rotswand, met een straat eronder. De vierde zijde werd geheel in beslag genomen door de kathedraal, met een indrukwekkende gotische façade. Een brede trap voerde naar het diepe portaal met immens hoge deuren, waar bedelaars dicht bij elkaar zaten. Afgezien van de bedelaars was er niemand op het plein. De bar naast de kathedraal was gesloten.
Ze keken om zich heen naar alle gesloten luiken. Een oude vrouw met een enorme bundel kleren op haar hoofd stak het plein over, en haar wegstervende voetstappen weergalmden door de ijzige schemering.
‘Waarom is het hier zo stil?’ vroeg Harry zich hardop af.
‘Het is altijd een rustige stad geweest. Op een dag als deze zit iedereen binnen, daar is het warm.’ Sofia keek naar de lucht en ze zag dat er wolken aan kwamen drijven vanuit het noorden.
‘Ik denk dat we beter naar binnen kunnen gaan,’ zei Barbara, ‘dan zijn we tenminste uit het zicht.’
Sofia knikte. ‘Je hebt gelijk. Laten we op zoek gaan naar de koster.’ Ze liep voor de andere twee de trap op, haar schouders gebogen, haar handen diep weggestopt in de zakken van haar oude jas, langs de bedelaars, die hun handen uitstaken. Ze duwde tegen de enorme deur, en die ging langzaam open.
De kathedraal was heel groot en compleet verlaten. Door de glas-inloodramen viel een gelig licht naar binnen. ‘Er is hier niemand,’ fluisterde Barbara, en haar adem vormde witte wolkjes in de koude lucht.
Sofia liep langzaam tussen de torenhoge pilaren door in de richting van de kansel, met achter een hoog hek een altaarscherm dat rijkelijk met goud was versierd. Voor het hek bleef ze staan, klein en nietig in haar zwarte jas. Harry liep naar haar toe.
‘Zoveel goud,’ zei ze zacht. ‘De kerk heeft nooit gebrek gehad aan goud.’
‘Waar is de koster?’ vroeg Barbara.
‘Laten we hem gaan zoeken.’ Sofia maakte zich los uit Harry’s omhelzing en ze liep verder het schip door, met Barbara en Harry achter zich aan. De banden van de zware rugzak sneden in Harry’s schouders.
Naarmate ze verder in de kathedraal kwamen, was er steeds minder licht. Harry schrok hevig toen er in een zijkapel opeens een staande figuur opdook.
Barbara greep zijn arm beet. ‘Wat is het?’
Toen Harry beter keek, zag hij dat het een levensgroot tableau van het Laatste Avondmaal was, met een verbijsterend realistische Judas die van tafel opstond. Zijn gezicht was opzij gedraaid naar de man die hij zou gaan verraden en hij had een kille, berekenende uitdrukking, de mond halfopen in een huiveringwekkende grijns. Naast hem zat Christus in een wit gewaad.
Intussen was Sofia doorgelopen, en ze keek om naar Harry. ‘Daar zit hij,’ zei ze zacht.
Een man zat op een bankje naast een beeld van de Heilige Maagd, nauwelijks zichtbaar in het donker. Ze liepen langzaam naar hem toe. Opeens bleef Sofia staan en ze hield haar adem in, kijkend naar een gedenkplaat aan de muur. Aan weerszijden ervan brandden kaarsen in nissen en eronder lag een boeket rozen. Boven de lijst met namen stond de tekst: GEVALLEN VOOR DE KERK.
‘Hij staat erbij,’ zei ze. ‘Mijn oom.’ Haar schouders zakten omlaag, en Harry sloeg een arm om haar heen. Ze voelde zo klein en broos.
Ze liepen verder, en de man stond op van het bankje. Hij was oud, klein en gezet, gekleed in een oud pak en een versleten overhemd. Met priemende blauwe ogen keek hij hen aan, een wantrouwende en vijandige uitdrukking op zijn gezicht.
‘U komt van Luis, de broer van Augustín?’ vroeg hij.
‘Ja,’ antwoordde Barbara. ‘U bent Francisco?’
‘Er zou alleen een Engelse vrouw komen. Waarom zijn jullie met zijn drieën?’
‘Het leek ons beter. Luis weet ervan.’
Weifelend keek hij van de een naar de ander.
‘Ik heb geld voor u,’ stelde Harry hem gerust. ‘Is het veilig om hier te wachten en onze vriend hierheen brengen?’
‘Ik verwacht geen problemen. Er is vanavond geen mis. Het is koud, dus er is vanmiddag niemand geweest, behalve de zus van pater Belmonte.’ Hij gebaarde naar de gedenkplaat. ‘Met bloemen. Hij is een van de martelaren, uit de tijd dat de rooien priesters vermoordden en nonnen verkrachtten.’
Dus hij is een nationalist, dacht Harry bij zichzelf. ‘Ik heb driehonderd peseta’s voor u.’
‘Geef me het geld,’ beval de oude man met uitgestoken hand.
‘Als onze vriend eenmaal hier is,’ zei Harry op afgemeten, autoritaire toon. ‘Dat was de afspraak.’ Hij pakte zijn portefeuille en liet de man het geld zien, waarbij hij ver genoeg vooroverboog om hem ook een glimp van het pistool te laten opvangen.
‘Sí. Sí.’
Harry keek op zijn horloge. ‘We zijn vroeg. We zullen nog een tijdje moeten wachten.’
‘Ga uw gang.’ De man schuifelde terug naar zijn bankje, en daar bleef hij naar hen zitten kijken.
‘Kunnen we hem vertrouwen?’ vroeg Barbara op gedempte toon. ‘Hij is zo vijandig.’
‘Logisch,’ antwoordde Sofia scherp. ‘Denk je nou echt dat de Kerk republikeinen in dienst neemt?’
‘Kennelijk vertrouwt de broer van Luis hem,’ zei Harry. ‘En hij kan de kogel krijgen als het misgaat.’
Ze gingen op een bankje zitten waar vandaan ze zowel de koster als de deur konden zien. ‘Het is tien over zes,’ zei Harry. ‘Sofia, hoe ver is het lopen naar de brug?’
‘Een minuut of vijftien. Het lijkt me het beste om nog een kwartier te wachten. Ik breng je wel. We lopen naar de achterkant van de kathedraal, en dan zijn we bij de brug.’
Barbara haalde diep adem. ‘Laat mij daar maar achter, Sofia, en ga zelf terug. Hij rekent erop dat ik alleen ben.’
‘Ik weet het.’ Sofia boog zich opzij en ze gaf Barbara een kneepje in haar hand. ‘Het gaat allemaal goed, heus.’
Het onverwachte gebaar leek Barbara van haar stuk te brengen. ‘Het spijt me van je oom, Sofia,’ hakkelde ze.
In gedachten zag Harry een oude priester, die tegen de muur werd gezet en doodgeschoten. Hij vroeg zich af of er bij Sofia dezelfde beelden opkwamen, en hij sloeg opnieuw een arm om haar heen.
‘Sofia,’ zei Barbara zacht, ‘ik wilde nog zeggen... ik ben je zo dankbaar dat je mee bent gegaan. Jullie hadden het allebei niet hoeven doen.’
‘Ik wel,’ zei Harry. ‘Voor Bernie.’
‘Ik wilde dat ik meer kon doen,’ zei Sofia met onverwachte heftigheid. ‘Ik wilde dat er weer barricades waren, en dit keer zou ik wel een wapen meenemen. Ze hadden nooit mogen winnen. Mijn oom zou nu nog leven als zij niet met de oorlog waren begonnen.’ Ze keek naar Barbara. ‘Vind jij me hard?’
Barbara zuchtte. ‘Nee. Voor iemand zoals ik is het soms moeilijk te bevatten wat jullie allemaal hebben meegemaakt.’
‘Je doet je best om hard te zijn,’ zei Harry, ‘maar in feite ben je het niet.’
‘Ik heb geen keus.’
‘In Engeland wordt het allemaal anders.’
Een tijdje zaten ze zwijgend naast elkaar. Toen schoof Sofia Harry’s mouw omhoog om op zijn horloge te kijken. ‘Halfzeven,’ zei ze. ‘We moeten gaan. Hou die man alsjeblieft goed in de gaten, Harry.’
Met tegenzin gaf Harry de rugzak aan Barbara. ‘We zouden met zijn allen moeten gaan.’
‘Nee. Een van ons moet hier blijven.’
Ze gingen alle drie staan, en met zijn rug naar de hulpkoster toe haalde Harry het pistool uit zijn zak.
‘Ik vind dat jullie het mee moeten nemen, voor het geval er problemen zijn. Niet om ermee te schieten, alleen om te dreigen.’ Hij hield het pistool aan de loop vast en stak het naar voren, maar nu leek Sofia opeens te aarzelen.
‘Ik neem het wel.’ Barbara pakte het pistool voorzichtig van hem aan en ze stak het in haar zak. ‘Grappig,’ zei ze met een wrang glimlachje, ‘het geeft je inderdaad een gevoel van veiligheid. Kom, Sofia, we gaan.’
De twee vrouwen liepen naar de deur, die krakend openging en met een zachte klap achter hen dichtviel. Harry voelde een fysieke pijn nu hij van Sofia gescheiden was. Hij keek naar de oude man en hij kon zijn vijandige blik haast voelen.