8

Lulu

Ze stuurden me met de taxi terug naar huis. Meneer Sachs stopte me tien dollar toe, wat veel te veel was. Niet dat het voor hem iets uitmaakte. Hij had waarschijnlijk ook zo honderd dollar kunnen weggeven.

Ik was om zes uur weer terug op Duffy. Ik had geen behoefte om wie dan ook te zien. Toen ik naar de kelder ging met de bedoeling me te verstoppen in de primitieve bibliotheek die door niemand werd gebruikt, trof ik Kelli aan, die samen met haar handlangers stiekem stond te roken in de badkamer.

‘O, kijk eens aan wie er weer thuis is!’ zei Kelli. ‘En, moest je van je geleerde vriendinnetje soms corpsballen pijpen?’

‘Hou je mond, Kelli.’

Kelli ging voor me staan zodat ik niet naar binnen kon. ‘Dat maak ik zelf wel uit. Of ga je me soms met die boekjes van je slaan?’ Ze keek om zich heen of de anderen wel moesten lachen. Slome April grijnsde breeduit; haar zwartomrande ogen zonken helemaal weg in haar vadsige wangen. Maureen lachte meesmuilend, haar lippen op elkaar geperst. Hun weerzinwekkende mascotte Reetha stond op de achtergrond te dralen.

‘Aan de kant, Kelli.’

Kelli zwaaide met haar vinger voor mijn borst. ‘Ga je tegenwoordig zonder bh door het leven? Ben je soms fe-mi-nis-te geworden?’

Kelli had er lol in dat ik nauwelijks borsten had. Ze was dan ook buitengewoon trots op haar walgelijk dikke, slappe tieten. ‘Rot op,’ zei ik en ik mepte haar vinger opzij.

April wees naar me. ‘Ik wil wedden dat ze nog niet eens een A-cup weet te vullen.’

‘Héb je eigenlijk wel een bh?’ vroeg Maureen. Haar puistenkop was dichtgeplamuurd met make-up.

‘Heb jij eigenlijk wel hersens?’ vroeg ik.

‘Misschien moet je je vader maar eens vragen of hij je een bh wil sturen vanuit de gevangenis. Is dat geen goed idee?’ April bracht haar gezicht vlak bij het mijne. Ik moest bijna kokhalzen van de geur die ze afscheidde: een overdosis Jean Naté gemixt met de zure worstenlucht die ze uitademde.

‘Nou, hoe zit het ermee, moordenaarskindje? Heb je tieten of niet?’ Kelli leunde tegen de wc-deur. ‘Misschien moet Maureen dat even controleren.’

Reetha kwam dichterbij. ‘En daarna pakken we je zusje.’

‘Als je nog één keer aan mijn zusje durft te komen, dan vermoord ik je, jij vies, vuil, strontwezen.’ Ik keek dreigend; Reetha deinsde terug.

‘Toe maar. Er is toch niemand die het kan horen. Iedereen zit boven tv te kijken.’ Kelli duwde Maureen dichter naar me toe.

Maureen greep de kraag van mijn bloes en trok die naar beneden, zo ver dat de rand van mijn witte bh te zien was; twee knopen schoten los. Ik trapte van me af en raakte daarbij haar scheenbeen.

‘Vuile trut,’ zei Maureen, terwijl ik me los probeerde te worstelen.

‘Ze heeft vast haar maagden-bh’tje aan.’ April lachte als een ezel, met balkende uithalen.

‘Ja, dit moordenaarskindje is vast en zeker nog maagd,’ zei Kelli. ‘Wie wil er nou iemand met zulke tietjes als zij?’

‘Blijven trekken, Maureen.’ April klonk opgewonden. ‘Trek hem helemaal naar beneden.’

‘Gore lesbo.’ Ik gaf een hoge trap, maar Maureen dook weg en greep me van achteren beet. April probeerde mijn bloes vast te grijpen.

‘Opgerot, Maureen, of ik vermoord je.’ Ik haalde uit met mijn elleboog en raakte haar schouder, want ze was bijna tien centimeter kleiner dan ik.

‘Shit!’ schreeuwde Maureen. ‘Hou haar vast.’

Kelli haalde een kleine maar gevaarlijk uitziende stiletto uit de zak van haar spijkerbroek en floepte het mes tevoorschijn. Ze zette het kleine moordwapen tegen mijn hals en drukte de punt in mijn huid. ‘Niet bewegen.’

‘Jij gaat eraan,’ bracht ik met een lage grom uit. Ik draaide weg van de punt van het mes, weg van Maureens handen, weg van Kelli’s nattige ogen.

De koude spichtige vingers van Maureen kronkelden zich als slangen rond mijn armen. Ik zag alles opeens ontzettend scherp en helder. De afgebladderde beige verf. De bruine afvoerbuizen. De overvolle vuilnisemmer. Het stomme schoolbord dat was opgehangen om graffiti tegen te gaan. Vuile trut, verdomme ik haat je, ik haat je, ik haat jullie allemaal.

Het scherpe mes prikte in het zachte vlees van mijn hals. Ik tilde mijn been op, mijn voet, en haalde vol uit naar haar sletterige buik. Ze viel achterover. Ik sprong boven op Kelli en zette mijn handen op haar keel, begon te drukken, voelde de aderen opzwellen onder mijn vingers. Ik plantte mijn knie tegen haar ribbenkast en duwde met mijn volle gewicht.

‘Ga van d’r af, bitch,’ schreeuwde Maureen terwijl ze tegen mijn rug schopte.

April riep: ‘Gebruik je mes, Kelli!’

‘Sta op, Lulu,’ zei Maureen, ‘of ik maak je af.’

Kelli gorgelde; tranen stroomden over haar wangen.

‘Hou op!’ schreeuwde April. Ze klauwde naar me.

De deur werd met een ruk opengegooid. Er klonk een doffe bons. Mevrouw Cohen, de sociaal werkster die in het weekend altijd kwam, kwam binnen. ‘Lulu, ga van Kelli af, nu meteen.’ Mevrouw Cohen hield me bij mijn schouder vast. Kelli lag hoestend op de vloer. April en Maureen keken zo onschuldig mogelijk.

‘Probeer maar niet het mes te verstoppen, Kelli. Ik heb het toch al gezien.’ Mevrouw Cohen keek naar mij, en leek te zien dat mijn bloes gescheurd was.

‘Ze probeerde me te wurgen.’ Kelli voelde aan haar nek, waar zich een rode ketting van vingerafdrukken vormde. Ze ging onhandig rechtop zitten.

‘Gaat het?’ Mevrouw Cohen vroeg het niet op een erg sympathieke toon.

Kelli keek haar met een kwade blik aan maar zei niks.

‘Het was maar een geintje,’ verzekerde April haar.

Reetha stond miezerig in een hoekje.

‘Ja, het zag er inderdaad erg lollig uit.’ Mevrouw Cohen keek me doordringend aan. ‘Lulu, wat is er precies gebeurd?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Zoals April al zei, het was maar een geintje.’

Mevrouw Cohen ontspande haar greep en liet me toen los. Hoofdschuddend sloeg ze haar armen over elkaar. De andere sociaal werksters waren jonger dan mevrouw Cohen; zij leek meer op die rijke dames die kleren en boeken kwamen doneren.

‘Jullie liegen allemaal. Kelli, Maureen, April, wacht op me in de vergaderzaal.’ Mevrouw Cohen keek iedereen dreigend aan. ‘Jij ook, Reetha.’

De vergaderzaal, dat was de beschaafde naam voor een vies, klein strafkamertje met kale muren zonder ramen. Er hingen geen lampen en er lag geen tapijt op de vloer; er stonden alleen een bank met scheve kussens en drie versleten plastic stoelen.

Mevrouw Cohen wachtte tot ze weg waren en keek me toen met een scherpe blik aan.

Ik wist niet of ze nu boos was of geschokt.

‘Waarom neem je ze in bescherming?’ vroeg ze.

‘Omdat ik hier moet wonen.’

‘Ze hadden je pijn kunnen doen.’

‘Ik had hen ook pijn kunnen doen. Eentje in ieder geval.’

‘Dat vind ik minstens zo erg. Misschien nog wel erger.’

Moest ik nu soms mijn ziel blootleggen, hier in de wc’s in de kelder?

‘Ik maak me zorgen om je, Lulu. Je kunt het je niet veroorloven om te verliezen wat je hebt.’

‘Wat heb ik dan?’

Mevrouw Cohen streek met haar hand over mijn voorhoofd.

‘Mogelijkheden.’

Dat woord klonk in mijn oren meer als een eis dan als een compliment. Ze keek nu veel minder streng. Ik kreeg het gevoel alsof ik een soort prijs was. Ik zag dat ze me wilde redden. ‘Ik maak me zorgen om mijn zusje,’ zei ik. ‘Ik ben bang dat ze zelfmoord gaat plegen.’

Images

‘Niet vergeten,’ zei ik een paar dagen later tegen Merry, ‘je moet vandaag extra je best doen. Dat schattige wat je altijd doet, dat is heel goed.’

‘Dat schattige? Wat bedoel je daarmee?’ Ik fatsoeneerde haar bloes, maar ze liet het niet toe. ‘Hou op, ik ben geen baby meer. Ik word deze maand negen.’

Ik rolde met mijn ogen. ‘Je hoeft alleen maar jezelf te zijn.’

‘Waarom gaat mevrouw Cohen iets leuks met ons doen?’

Ik wist niet of ik haar wel alles moest vertellen. Alles wat mijn zusje dacht, borrelde als vanzelf naar de oppervlakte en dan flapte ze het eruit. Wie weet wat ze aan anderen zou doorvertellen. ‘Omdat ze mij superslim vindt en jou superschattig.’

‘Echt?’ Merry hield haar hoofd een beetje scheef, als om te bewijzen hoe superschattig ze kon zijn. Wist ze het? Wist mijn zusje dat ze de hele wereld kon betoveren alleen maar door haar gezichtje te laten zien?

‘Ik heb ervoor gezorgd dat ze iets leuks met ons gaat doen.’ Ik was niet van plan om Merry alles te vertellen over de trieste gesprekjes die ik met mevrouw Cohen had gevoerd over Merry’s depressie. Over hoe bang ik was dat Merry zelfmoord zou plegen. Over het feit dat ik op sommige dagen niks kon eten omdat mijn keel dichtgesnoerd zat. Ik had mevrouw Cohen zoveel onzin gevoerd dat ik me afvroeg waar ik de woorden in godsnaam vandaan haalde. ‘Misschien kan zij wel een pleeggezin voor ons vinden.’

‘Nee!’ riep Merry. ‘Daar heeft Crystal over verteld. Zij heeft in een pleeggezin gezeten en ze zei dat dat dat nog veel erger was, veel erger dan hier. Ze gebruikten haar als een soort slaaf.’ Merry schopte naar me. ‘Ik ga niet. Je kunt me niet dwingen.’

‘Als ík het zeg, dan ga je gewoon,’ zei ik. Voordat ze weer een hysterische bui kreeg, zei ik snel: ‘Mevrouw Cohen neemt ons mee naar een ijssalon, naar Jahn’s.’

Merry hield meteen op met krijsen. Toetjes waren hier een zeldzame traktatie en bij Jahn’s serveerden ze ijs in reuzenporties. Oma had ons daar eens mee naartoe genomen, op Merry’s achtste verjaardag, afgelopen december.

‘Maar als ze ons nou naar twee verschillende gezinnen sturen?’ vroeg Merry.

Een paar geniepige seconden lang dacht ik eraan hoe mijn leven er dan uit zou zien, zonder dat mijn zusje de hele tijd op me leunde, zonder altijd maar verantwoordelijkheid te moeten dragen voor haar hele wezen; maar voordat ik het echt serieus ging overwegen, wiste ik de gedachten snel weer uit mijn hoofd.

We zaten hier omdat ik mijn vader had binnengelaten. Merry had een litteken omdat ik de deur had opengedaan. Dat was de reden dat we hier op Duffy zaten. Beelden van het dode lichaam van mijn moeder flitsten door mijn hoofd; beelden die ik heel diep weggestopt had. Ik had mijn vader binnengelaten. Het was mijn schuld dat hij iedereen zoveel pijn had kunnen doen.

‘Dat zou mevrouw Cohen nooit laten gebeuren. Ik zal dat nooit laten gebeuren. We blijven altijd samen,’ zei ik.

‘Beloofd?’

Merry dacht geloof ik dat ik oppermachtig was. ‘Ik beloof het, maar je moet vandaag alles perfect doen. Perféct. Mevrouw Cohen moet ons aardig vinden, ontzettend aardig. Zij is misschien wel degene die ons hier weg kan krijgen, uit Duffy. Voordat er iets verschrikkelijks gebeurt.’

‘Zoals wat?’ Merry keek angstig. Heel goed. Als dat was wat nodig was.

‘Dat ze mij heel veel pijn doen bijvoorbeeld, of jou. Of dat ze ons uit elkaar halen.’

‘Maar je hebt het beloofd,’ zei ze met een fluisterstemmetje.

‘Ik weet het, maar jij moet me helpen om me aan die belofte te houden. Door te zorgen dat mevrouw Cohen jou aardig vindt. Zorg dat ze je ontzettend aardig vindt.’

Images

Jahn’s IJssalon was net zo koel en glad als het ijs dat ze serveerden. Alles was gemaakt van glanzend marmer en van hout dat in de loop der tijd spiegelglad was geworden. Het rook er zoet, naar suiker.

‘Zijn er ook mensen die dát bestellen?’ Merry wees naar een plaatje van een enorme ijscoupe met drie bolletjes ijs: chocola, aardbeien en vanille met banaan erop en slagroom.

‘Misschien oudere jongens,’ zei mevrouw Cohen. ‘Ik denk dat een Kitchen Sink iets te groot is voor jou.’

Merry sperde haar ogen wijder open. ‘Ik wilde die heus niet bestellen hoor, mevrouw Cohen.’

‘Dat dacht ik ook niet, liefje.’ Mevrouw Cohen sloeg een arm om Merry heen en drukte haar even tegen zich aan. ‘Kies maar waar je zin in hebt.’

Merry keek omhoog met een brede glimlach op haar gezicht. ‘Heel, heel erg bedankt. Mag u ons wel zomaar hier mee naartoe nemen?’

‘We zijn er nu toch?’ Bang dat dat nogal zuur had geklonken, glimlachte ik snel, maar ik wist dat ik er nooit zo lief uit zou zien als Merry. ‘We waarderen dit zeer, mevrouw Cohen.’

‘Jullie hoeven me niet te bedanken hoor,’ zei ze. Ze dirigeerde ons naar een tafeltje bij het raam waar Merry en ik bijna kwijlend de kaart bekeken.

De jongen van de bediening kwam al snel nadat we onze bestelling hadden doorgegeven weer terug. Hij zette drie zilveren schaaltjes voor ons neer: een kleine portie koffie-ijs voor mevrouw Cohen, een vanille en butterscotch sundae-ijsje voor Merry met daarop gesmolten marshmallow in plaats van slagroom, en twee bolletjes chocolade-ijs met gekleurde spikkeltjes voor mij.

In mijn lepel zag ik de weerkaatsing van alle spiegels die om ons heen hingen. Ik nam een heel klein hapje van het machtige ijs; ik wilde dat dit moment eeuwig zou duren. Eén keer per maand kregen we op Duffy een spumoni, een piepklein brokje nepijs, zo hard als baksteen, groen van kleur en verpakt in wasachtig papier; het smaakte naar muffe ijskristallen en blik.

‘Lekker?’ vroeg mevrouw Cohen.

‘Heerlijk.’ Ik legde mijn lepel in het schaaltje. ‘Mevrouw Cohen, mag ik u iets vragen?’

‘Natuurlijk, liefje, wat is er?’

‘Wat is Chanoeka? Wat horen Joodse mensen dan eigenlijk te doen?’

Merry was bezig haar sundae-ijsje tot een soep te roeren, maar keek opeens op. ‘Oma zegt …’

Ik schopte tegen haar been. ‘Ik weet het, Merry, ik weet het. Oma zegt dat we ons daar niet druk over moeten maken. Dat komt omdat ze verdrietig is.’

Ik keek oplettend naar de bezorgde blik in mevrouw Cohens ogen om haar reactie te peilen. Ze droeg vandaag niet de vormeloze jurk die ze normaal aan had, maar een zwart-witte trui en een zwarte broek. Ze had haar grijzende bruine haar in een knotje bij elkaar gebonden; ze zag er jonger uit, minder plomp.

‘Je bent niet bekend met Chanoeka?’ vroeg mevrouw Cohen.

‘Als het op school over Chanoeka gaat, dan heb ik echt geen idee waar ze het over hebben.’ Ik liet een diepe, droeve zucht horen. ‘Oma heeft geen geld voor cadeautjes met Kerstmis of Chanoeka, zelfs niet voor onze verjaardag. We proberen haar geen vragen te stellen waar ze overstuur van raakt.’

Merry keek me aan alsof ik gek geworden was. Hou je mond dicht, Merry, probeerde ik naar haar te seinen door mijn ogen heel eventjes wijd open te doen.

‘Ik geloof dat we bijna de enige Joodse kinderen zijn op Duffy. Dat hoeft natuurlijk niks uit te maken, maar er is nu niemand aan wie ik dingen kan vragen over mijn Joodse achtergrond, mijn culturele erfgoed.’ Ik likte het laatste restje ijs van mijn lepel. ‘Is dat de goede term daarvoor, “cultureel erfgoed”? Ik kan het wel opzoeken als we straks weer terug zijn.’

‘Dat is de goede term, liefje.’ Mevrouw Cohen keek ontroerd, bijna alsof ze moest huilen. ‘Chanoeka is het feest van het licht. Het staat voor de overwinning meer dan tweeduizend jaar geleden van het Joodse volk, als het zijn tempel heroverd heeft. Chanoeka betekent letterlijk “toewijding”. We vieren het door speciale kaarsen aan te steken, elke dag, als de zon ondergaat.’

‘En met cadeautjes, toch?’ Merry klonk enthousiast.

‘Ja, ook met cadeautjes.’ Mevrouw Cohen glimlachte en woelde even met haar vingers door Merry’s krullen. ‘Mijn kinderen waren dol op Chanoeka toen ze jouw leeftijd hadden. We hebben ze geloof ik wel een beetje te veel verwend, om op te boksen tegen Kerstmis. Kerstmis is niet makkelijk voor Joodse kinderen.’

‘We moeten speciale kleren aan met Kerstmis, als die vrouwen komen,’ zei Merry.

Ik knikte, om mevrouw Cohen goed duidelijk te maken hoe zwaar dat was om als Joods kind crinoline te moeten dragen en ‘Ave Maria’ te zingen voor de rijke dames die de extraatjes op Duffy sponsorden, zoals legpuzzels voor de oudere meisjes en plakplaatjes voor de kleintjes. Soms kregen we ook Prell-shampoo zodat we ons haar niet hoefden te wassen met zo’n hard blok bruine zeep. Ja ja, die rijke vrouwen maakten ons leventje een stuk aangenamer.

‘Het is niet erg hoor,’ zei ik om de boel nog wat extra aan te zetten, hopelijk niet al te overdreven. ‘We krijgen dan ook een plakje vruchtencake.’

‘Vruchtencake.’ Mevrouw Cohen rolde met haar ogen. ‘Jullie tweetjes zouden eens aardappellatkes moeten proeven en rugelach.’

‘Wat zijn latkes?’ vroeg ik; ik gaf Merry nog een schop onder tafel. Vertel haar niet over oma’s latkes.

‘Dat is de druppel. Jullie komen straks fijn bij mij thuis Chanoeka vieren.’