1
Lulu
juli 1971
Het verbaasde me niet dat mama me vroeg haar leven te redden. Al tijdens mijn eerste week op de kleuterschool begreep ik dat ze niet het type moeder was dat zelfgeknutselde macaronikettingen droeg. Mama beschouwde me in feite als een miniatuurbediende:
Geef me een Pepsi, Lulu.
Haal de melk voor de cornflakes van je zusje.
Ga naar de winkel en koop een pakje Winston voor me.
Maar op een dag eiste ze dingen die van een heel andere orde waren:
Laat papa niet binnen in ons huis.
In juli, de maand waarin ons gezin uit elkaar viel, was mijn zusje vijf, bijna zes, en ik werd tien, wat in de ogen van mijn moeder stokoud was. Aan papa had je nooit zoveel, ook niet toen hij nog bij ons thuis woonde. Hij had zo zijn eigen problemen. Mijn vader wilde dingen die hij niet kon krijgen en mijn moeder stond helemaal boven aan zijn lijstje. Mijn vader groeide op in de schaduw van Coney Island, de fantasiewereld van Brooklyn, en dat verklaarde misschien waarom hij een zwak had voor de pin-upfaçade van mijn moeder, maar ik heb nooit begrepen dat hij niet doorhad wat er achter die façade schuilging. Haar suikerzoete uiterlijk moet hem verblind hebben, want hij had niet in de gaten dat ze een hartgrondige hekel had aan die momenten waarop ze niet in het middelpunt van de belangstelling stond.
De ruzies tussen mama en papa vormden de hartslag van ons huis. En toch, tot op de dag dat mijn moeder hem eruit schopte, was mijn vader het perfecte voorbeeld van iemand die blijft hopen tegen beter weten in. Elke avond als hij thuiskwam uit zijn werk verwachtte hij zijn avondeten, een welkomstkus en een koud biertje. Mama beschouwde zijn thuiskomst als het signaal om te gaan klagen over haar leven.
‘Hoeveel uur per dag denk je dat ik met ze alleen kan zijn, Joey?’ had mama gevraagd, slechts een paar dagen voor hij vertrok. Ze wees naar mijn zusje Merry en naar mij die het spelletje Slangen en Ladders speelden aan het piepkleine formicatafeltje in een hoek van onze te krappe keuken. We waren de meest voorbeeldige kinderen van Brooklyn, meisjes die wisten dat als je niet deed wat mama zei, je meteen een draai om je oren kreeg en vervolgens uren naar je tenen zou moeten staren.
‘Alleen?’ Er schuimde bier op papa’s lippen. ‘In godsnaam zeg. De halve dag ben je aan het kakelen met Teenie en de rest van de dag je nagels aan het lakken. Je weet toch nog wel dat we een fornuis hebben? Met knoppen en al?’
Teenie, mama’s vriendin, woonde beneden op de begane grond met vijf zoons en een gemene echtgenoot die een reusachtig hoofd als een aambeeld had. Het appartement van Teenie rook naar bleek en naar vers gestreken katoen. Strijken was Teenies valium. De uitbarstingen van haar man maakten haar zo zenuwachtig dat ze mama smeekte om ons gekreukte wasgoed. Dankzij de man van Teenie sliepen we altijd op knisperende lakens en satijnzachte kussenslopen.
Ik fantaseerde erover verlost te worden van die zogenaamde familie van mij; ik was ervan overtuigd dat ik stiekem het kind was van onze knappe burgermeester, John V. Lindsay, die me zo slim leek, en zijn lieve, beschaafde vrouw, van wie ik zeker wist dat ze het soort moeder was dat boeken voor me zou kopen in plaats van tweederangs nepbarbies bij Woolworth uit de bak met afgeprijsd speelgoed. Meneer en mevrouw Lindsay hadden me in dit lelijke appartement met afbladderende verf en derderangs ouders gestopt om me op de proef te stellen en ik zou ze niet teleurstellen. Zelfs als mama me recht in het gezicht schreeuwde, bleef ik rustig praten, op een toon die bedoeld was om het mevrouw Lindsay naar de zin te maken.
Mama had die middag tegen ons gezegd dat we een dutje moesten doen. De kleine doodskist die de slaapkamer van Merry en mij moest voorstellen, was dampend heet, heet, heet. Alleen een washandje gedrenkt in alcohol en water waarmee mama onze plakkerige armen en ons bovenlijf afveegde, bracht nog enige verlichting.
In de hitte van die middag lag ik op mijn bed; ik kon niet wachten tot het morgen was, want dan was ik jarig, en ik hoopte vurig dat mama de scheikundedoos had gekocht waar ik al de hele maand op had gezinspeeld. Vorig jaar had ik gevraagd om de complete Encyclopedia Britannica en in plaats daarvan een Tiny Tears-pop gekregen. Ik wilde helemaal geen pop, en zelfs als dat wel zo was, wie wilde er nou een pop die je onderplaste?
Mama was de laatste tijd in een wat betere stemming en ik hoopte maar dat dat in mijn voordeel zou uitpakken. Sinds ze papa eruit gegooid had, schreeuwde mama bijna nooit meer tegen ons. Ze had nauwelijks in de gaten dat we überhaupt bestonden. Als ik haar eraan herinnerde dat het tijd was voor het avondeten keek ze even op van haar filmtijdschrift en zei: ‘Pak maar wat geld uit mijn tas en ga naar Harry’s.’
We liepen dan drie straten verder naar Harry’s Coffee Shop en bestelden tonijnsandwiches en een milkshake – vanille voor Merry en chocola voor mij. Ik had alles meestal als eerste op en vouwde dan mijn benen om de koude chromen stang onder de leren kruk en draaide ongeduldig rondjes terwijl ik wachtte. Merry nam kleine slokjes van haar milkshake en knabbelde als een muisje aan haar sandwich. Ik schreeuwde dat ze op moest schieten, op de manier van oma Zelda, papa’s moeder: ‘Schiet op prinses Poeha. Denk je soms dat je de koningin van Engeland bent?’
Misschien dacht ze dat inderdaad wel. Misschien was de geheime moeder van Merry wel koningin Elizabeth.
Toen papa eenmaal het huis uit was, stelde mama onbegrijpelijke nieuwe regels op. Doe nooit de deur open voor je vader. Als je hem ziet bij oma Zelda, praat dan met geen woord over mij. Die ouwe zak gebruikt je alleen maar om informatie los te peuteren. En vertel niks aan niemand over mijn vrienden.
Er kwamen regelmatig mannenvrienden bij mama op bezoek. Ik wist niet zo goed hoe ik kon vermijden iets over hen te zeggen. Niet over mama praten hield in dat ik heel bot moest zijn en ongehoorzaam, want vrijwel onmiddellijk nadat papa ons had begroet met een kus begon hij al vragen af te vuren:
Hoe gaat het met je moeder?
Wie komen er allemaal bij jullie thuis langs?
Heeft ze nieuwe kleren? Nieuwe platen? Een nieuwe haarkleur?
Zelfs een kind kon begrijpen dat papa hongerig was naar mamanieuws.
Ik voelde me een beetje schuldig dat ik zo opgelucht was nu papa niet meer bij ons woonde. Voordat hij wegging, op die momenten dat hij niet mama’s aandacht opeiste, of later zelfs smeekte om haar aandacht, staarde hij haar vaak met zo’n dromerige blik in de ogen aan.
Ik vroeg me soms af waarom mama eigenlijk met papa getrouwd was. Omdat ik nog te jong was om het rekensommetje te maken, te bedenken hoeveel tijd er zat tussen hun bruiloft en mijn geboorte, was het nooit in me opgekomen dat ikzelf de reden was; en mama was niet echt het type dat het leuk vond om lange moeder-dochter-gesprekken te voeren. Mama deed sowieso niet graag aan zelfreflectie. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat ze zo close was met Teenie. Teenie verdiepte zich nooit in de zin van het leven. Urenlang kon ze zich bezighouden met mama’s nagellak, waarbij ze dan net lang genoeg opkeek van haar strijkwerk om de kleur te kiezen die het best stond bij mama’s bleke huid, terwijl mijn moeder ondertussen de ene nagel na de andere lakte.
Ik sloeg een bladzij om van The Scarlet Slipper Mystery; het zweet drupte van mijn armen. Omdat ik per keer maar zes boeken uit de bibliotheek kon meenemen moest ik alles goed plannen, anders had ik op zondag niks anders te doen dan de vijf Reader’s Digest Condensed Books te herlezen die bij ons op een roodgelakte boekenplank in de woonkamer stonden. Groene bronzen beeldjes van woest uitziende Chinese draken met lange puntige staarten hielden de boeken in bedwang. Gelukssymbolen, volgens mama.
Zwarte onyx kistjes in verschillende soorten en maten, ingelegd met parelmoer, sierden de rest van de planken in de woonkamer. Ze waren glad en voelden koel aan. Mama’s vader had ze meegebracht toen hij terugkwam uit de oorlog in Japan. Mama’s moeder, die we Mimi Rubee noemden, had mama de kistjes gegeven nadat onze opa was overleden, omdat mama er zo ontzettend om zat te zeuren dat Mimi Rubee er gek van werd.
Mama was gewend altijd haar zin te krijgen.
De zon kroop over de muren die onze sombere binnenplaats omsloten en scheen fel onze slaapkamer binnen. Ik keerde mijn kussen om en draaide het een slag, perste het in een semicomfortabele bult, en zocht naar een koel stukje katoen om mijn hoofd op te leggen. Merry, die in kleermakerszit op haar bed zat, verschoof haar papieren poppetjes tot verschillende formaties. Ze zette ze rechtop tegen de muur, vouwde de flapjes van hun kleertjes om en probeerde vervolgens een ander kledingsetje uit. Daarbij bewoog ze zachtjes haar lippen ter begeleiding van het geluidloze theater dat de figuurtjes voor haar alleen opvoerden.
Merry moest eigenlijk een dutje doen, en ik moest er eigenlijk op toezien dat ze dat ook daadwerkelijk deed. Merry zag er trots en blij uit in haar appelgroene zomerpakje, het pakje dat bovenaan met gele lintjes vastgemaakt moest worden. Ik had er een hekel aan, want ik was altijd degene die haar moest helpen om het ding helemaal uit te doen en dan weer dicht te strikken als ze naar de wc moest. Merry was er dol op omdat ze het van papa had gekregen. Eigenlijk had oma Zelda het uitgezocht, en niet papa zelf, maar ik zei maar niks. Ik wilde Merry’s plezier niet bederven.
Merry was opvallend schattig en ik zag er opvallend saai uit. Elke dag waren er wel mensen die even bukten om zich te verbazen over Merry’s zwarte krullen of haar Tootsie Pop-ogen – van die chocoladebruine – of om haar roze wangetjes te aaien alsof haar huid was gemaakt van een stof waar je maar moeilijk af kon blijven. Ik had het gevoel alsof ik de prinses van Brooklyn op sleeptouw had.
Papa was dol op Merry. Dat had tante Cilla eens gezegd terwijl ze toekeek hoe papa M&M’s in Merry’s mond stopte, een voor een. ‘Word je daar nou nooit jaloers van?’ had ze mijn moeder gevraagd. Tante Cilla, de zus van mama, zag eruit als een pafferige kogelvisversie van mijn moeder.
‘Ja, nou, wat een held is het toch, vooral onder vijfjarigen,’ had mama tegen tante Cilla gezegd, maar eigenlijk vooral zo dat papa het zou horen.
Merry maakte papa blij. Ik nooit. Als hij bijvoorbeeld een grapje maakte, dan keek ik hem aan met van die samengeknepen ogen, me ondertussen afvragend of het raadseltje of de ‘klop-klop-wie-is-daar’-grap eigenlijk wel een lachje waard was. Dan werd hij boos en zei: ‘Jezus, Lulu, moet je nu echt alles wat iemand zegt eerst gaan zitten analyseren?’
Ik ging verzitten op het bed, leunde over de vensterbank met mijn ellebogen half over de rand, in een poging een koel briesje op te vangen. De muziek uit de stereo van mevrouw Schwartz schetterde over de binnenplaats. Er had vast iemand tegen haar gezegd dat ze de muziek uit moest zetten, want dan draaide ze de volumeknop juist helemaal open. ‘Raindrops Keep Falling on My Head’ klonk zo luid dat ik de eerste zachte klopjes op onze voordeur helemaal niet had opgemerkt.
‘Er klopt iemand op de deur,’ kondigde Merry aan en ze wipte van haar bed.
‘Ho.’ Ik slingerde mijn benen over de rand van het bed. ‘Ben je gek geworden? Wil je soms dat mama ons vermoordt? Laat mij maar. Jij hoort te slapen.’
Merry sprong weer terug op haar bed en landde met haar voeten onder haar billen gevouwen. Ze was dun en klein voor haar leeftijd. In haar groene zomerpakje zag ze eruit als een springerige sprinkhaan.
Ik liep op mijn tenen naar de deur. Als wij een dutje moesten doen deed mama zelf ook een middagdutje, haar schoonheidsslaapje noemde ze dat, en ze had er een hekel aan om tussentijds wakker gemaakt te worden. Ik hield een vinger tegen mijn lippen, zodat Merry wist dat ze stil moest zijn. Ze deed haar ogen wijd open, haar Tootsie Pop-ogen, die vroegen:denk je soms dat ik achterlijk ben?
Onze slaapkamerdeur en de buitendeur raakten elkaar bijna. Ik deed de deur van onze slaapkamer open, heel voorzichtig, en probeerde geen geluid te maken. Er werd nu harder aangeklopt. ‘Wie is daar?’ prevelde ik, waarbij ik mijn lippen bijna tegen de deur gedrukt hield.
Ik hoorde mijn vader ademhalen.
‘Kom op, Lu. Doe nu open.’
‘Ik mag je niet binnenlaten,’ fluisterde ik. Ik hoopte maar dat mama het niet zou horen.
‘Maak je niet druk, Cocoa Puff. Mama wordt niet boos. Dat beloof ik.’
Ik kreeg bijna tranen in mijn ogen toen ik mijn koosnaampje hoorde. Toen alles nog goed was, was ik ‘Cocoa Puff’ en Merry ‘Sugar Pop’. Mama noemde hij ‘Sugar Smack Pie’, omdat dat volgens hem het allerzoetste was wat er bestond. Daarna smakte hij dan meestal met zijn lippen waarop mijn moeder hem bekogelde met wat ze op dat moment maar in haar handen had.
Maar ze moest toch ook glimlachen.
‘Ik weet dat je bang bent voor mama, maar je moet me binnenlaten. Ik ben je vader.’ Papa sprak nu op lage, samenzweerderige toon. ‘Mijn naam staat op het huurcontract.’
Ik wist niet wat een huurcontract was, maar misschien had hij wel gelijk. Ik deed de deur op een kiertje open, liet de gehavende ketting erop zitten, en zag een smal reepje van mijn vader.
Hij kwam heel dichtbij staan en glimlachte. Zijn tanden zagen er smerig uit, alsof hij crackers had gegeten of zoiets, zonder daarna te poetsen. Hij rook naar sigaretten, bier en nog iets. Iets engs. Iets wat ik nog nooit eerder had geroken.
Hij duwde met zijn hand tegen de deur en leunde naar voren. De ketting ging strak staan. ‘Haal het slot eraf, Lulu.’
Ik stapte iets naar achteren. Ik vroeg me af of ik mama moest gaan halen. Ik voelde dat Merry achter me stond. Ik wist niet of papa haar kon zien. Ik dacht van niet. Dan had hij wel hallo gezegd.
‘Ik haal mama,’ zei ik.
‘Je hebt je mama niet nodig. Doe verdomme gewoon de deur open. Ik heb iets voor haar.’
‘Ik haal haar wel even voor je.’
‘Wees niet zo koppig. Laat me er nu in!’
Hij rammelde aan de deurknop; mijn hart fladderde in mijn borstkas.
‘Ga terug naar bed,’ fluisterde ik tegen Merry. Toen ze verdwenen was, strekte ik mijn hand uit naar het kettingslot. Mijn vader ging iets naar achteren zodat ik wat speling had om de ketting eraf te halen.
‘Dank je, Lu.’ Hij raakte de mezoeza even aan die aan de deurpost was gespijkerd en kuste vervolgens zijn vingers. Hij noemde dat Joods geluk, de enige vorm van geluk die ons Joden gegund is, zei hij altijd. Toen gaf hij een tikje tegen mijn kin. Ik deinsde terug, zijn handen roken scherp naar tabak; ik kreeg de neiging mijn gezicht te wassen.
‘Je bent mijn lieve kleine appeltje.’ Papa liep de korte gang door en sloeg linksaf bij de kleine alkoof waar hij een bureautje in had weten te persen voor mij.
Ik hield een beetje afstand, treuzelde, en bleef halverwege de gang staan voordat ik de badkamer binnenglipte, met de deur op een kier zodat ik alles kon horen, hoewel ik niks kon zien.
‘Jezus Joey, ik schrik me dood!’ Mijn moeder klonk nerveus. Ik stelde me voor dat ze het dunne laken dat ze gebruikte voor haar zomerdutjes iets omhooghield.
‘Heb je me gemist, schat?’ vroeg mijn vader.
‘Louisa, kom hier, nu,’ riep mama.
Ik verroerde me niet. Ik zei niks.
‘We moeten praten.’ Hij zei het met slepende stem.
‘Ga weg, je bent dronken. Ik heb je niets te zeggen.’ Ik hoorde haar opstaan en mijn vader achter haar aan stampen. De deur van de koelkast ging met een zuigend geluid open. Er werd een blikje opengetrokken. Ze stonden in de keuken.
‘Je had anders genoeg te zeggen toen je bij mijn baas om mijn loon kwam vragen, of niet soms, Miss Amerika?’ Papa schreeuwde. ‘Heb je erg met je kont moeten draaien?’
Ik hoorde een bons in mijn kamer. Merry holde de gang door; haar blote voeten maakten een zacht plakkerig geluid op de linoleumvloer. Ik wilde mijn arm naar buiten steken en haar de badkamer in trekken.
Ik hoorde dat ze bij de bank bleef staan; de springveren piepten toen ze erop sprong. Ik zag precies voor me hoe ze daar ineengedoken zat, met haar armen om haar knieën, trillend. Vanaf de bank kon je alles in de keuken goed zien.
‘Iemand moet de kinderen te eten geven. Wat moet ik dan? Zelf geld laten drukken?’ vroeg mama.
‘Ik moet dat geld terughebben, Celeste. En wel nu.’
Mijn moeder mompelde iets, zo zacht dat ik het niet kon verstaan. Ik deed de badkamerdeur wat verder open.
‘Ik meen het. Geef het me, Celeste. Geef het me.’
Papa’s lage stem klonk dreunend, als een machine. Geef het me. Geef het me. Geef het me.
‘Ga weg, anders bel ik de politie.’
Er schuurde iets over de vloer.
‘Ga weg!’
‘Ik heb het nodig. Ik heb dat geld nodig verdomme!’
Er werd iets met een knal dichtgeslagen.
Mijn zusje huilde zachtjes. Was ze de keuken binnengegaan? Ik zou haar daar eigenlijk moeten weghalen.
‘Ssst, stil maar, Sugar Pop. Niks aan de hand.’ De woorden van mijn vader liepen in elkaar over tot één grote brij. Hij boog zich nu vast voorover om Merry een kus boven op haar kruin te geven, zoals hij altijd deed, en een van haar krullen om zijn vinger te wikkelen, die hij dan vervolgens liet opspringen.
‘Ga naar mama’s kamer, Merry,’ zei mama bevelend.
‘Ja, ga naar mama’s kamer,’ herhaalde mijn vader. Er kletterde iets, alsof er een hele hoop spullen op de grond viel. ‘Whisky, Celeste? Je koopt dus drank voor ze, van mijn geld?’
Het klonk alsof hij huilde. Ik drukte me plat tegen de muur en schuifelde voorzichtig hun kant op.
‘Ga toch naar je moeder.’ Mama klonk nu meer boos dan bang. ‘En slaap eerst je roes uit.’
‘Denk je soms dat ik je geld geef om drank van te kopen voor die vriendjes van je?’
De stem van papa klonk nu weer anders. De huilerige stem was verdwenen. Nu klonk hij groot. Als een wolf. Een beer. Ik hoorde plotseling luid gebonk. Ik zag voor me hoe hij tegen de keukenkastjes aan beukte en beukte en beukte. Ik hoorde ijzer knarsen, buigen, alsof de scharnieren werden ontwricht.
GEEF HEM HET GELD, MAMA!
‘Lulu!’ schreeuwde mama. ‘Hij heeft een mes. Hij gaat me vermoorden. Haal Teenie!’
Wat als Teenie niet thuis was?
Nee, Teenie ging nooit de deur uit.
Wat moest ik zeggen?
Ik bleef als bevroren in de gang staan, het voelde alsof ik daar al een leven lang stond te luisteren naar het geschreeuw tussen mama en papa. Toen rende ik de gebutste trappen af naar Teenies appartement. Ik bonsde met mijn vuisten op haar deur om boven het geluid van de tv uit te komen. Ik bonsde zo hard dat ik verwachtte dat het hele gebouw zou instorten. Eindelijk deed haar jongste zoon de deur open. Ik vloog naar binnen. Teenie was in de woonkamer – ze keek naar Let’s Make a Deal en stond de boxershorts van haar man te strijken.
‘Mijn vader heeft een mes,’ zei ik.
‘Let op de jongens,’ riep Teenie tegen haar oudste zoon terwijl ze de stekker van het strijkijzer uit het stopcontact trok zonder het eerst uit te zetten.
Terwijl we het appartement uit renden, schreeuwde Teenie: ‘Hier blijven, jongens. Verroer je niet!’
We stoven de trap op. Ik vroeg me af of er niet nóg iemand mee moest met Teenie en mij. Meneer Ford misschien. Hij woonde alleen. Hij was vrijgezel. Oud. Maar hij was een man, hoewel mijn vader hem een mietje noemde.
Nee, we hadden niemand anders nodig. Mijn vader vond Teenie aardig. Naar haar zou hij wel luisteren. Zij zou hem wel kalmeren.
We renden ons appartement binnen, ik vlak achter Teenie aan die de woonkamer door schoot en toen de keuken in. In de wijdopen keukenkastjes die mijn vader een paar keer open en dicht had geslagen zag ik ons turkoois met witte servies staan. Een kapot deurtje slingerde heen en weer in de stevige, vochtige bries die de gordijnen deed opbollen.
Mama lag op de grond. Er druppelde bloed op het groen met bruine linoleum. Teenie viel op haar knieën, greep een punt van haar wijde katoenen schort en hield die tegen de plek op mijn moeders bovenlijf waar het meeste bloed uit gutste.
Teenie keek omhoog naar mij. ‘Bel de telefoniste.’ Haar stem brak. ‘Zeg dat ze een ambulance moeten sturen. Politie.’
Ik staarde naar de grond, naar mama. Niet doodgaan.
‘Nu, Lulu!’
Ik rende mama’s kamer binnen. De telefoon stond naast het bed. Roze. Een prinsessentelefoon. Merry lag boven op mama’s roze met grijze beddensprei. Mama zou vast heel erg kwaad worden als ze zag dat alles zo onder het bloed kwam te zitten. Het schattige groene zomerpakje waardoor Merry zo op een sprinkhaan leek was doormidden gereten, maar de perfect ronde strikken die ik zo graag maakte met de gele linten waren nog helemaal intact.
Mijn vader zat naast Merry. Er lekte bloed uit zijn polsen.
‘Heb je gebeld?’ riep Teenie vanuit de keuken.
Ik pakte de telefoon van het nachtkastje en paste goed op dat ik mama’s bed niet kreukte, want ik wist dat ze dat vervelend zou vinden.