Goed. Bedenk iets onorthodox. Misschien kan ik het naar huis dragen. Zover is het niet.
Ik strek mijn armen zo ver mogelijk uit en slaag erin mijn handen om beide kanten van het kastje te krijgen. Langzaam til ik het van de grond, doe een stap - en laat het meteen weer zak-ken. God, wat is dat zwaar. Ik heb een spier verrekt, geloof ik.
Oké, dan draag ik het dus toch maar niet. Maar desondanks kan ik het makkelijk thuis krijgen. Als ik nu gewoon één paar poten enkele centimeters naar voren kan schuiven... en dan de andere...
Ja. Zo moet het zeker lukken. Het gaat wel een ietsiepietsie traag, maar als ik gewoon door blijf gaan... als ik het ritme te pakken krijg...
Linkerkant vooruit... rechterkant vooruit...
De truc is, dat ik me niet druk moet maken over hoever ik in één keer vooruitkom, als het maar gestaag gaat. Dan ben ik waarschijnlijk in een mum van tijd thuis.
Twee tienermeisjes in doorgestikte jassen lopen giechelend langs me heen, maar ik ben té ingespannen bezig om erop te reageren.
Linkerkant vooruit... rechterkant vooruit...
'Neem me niet kwalijk,' klinkt een felle, geïrriteerde stem. 'Wilt u alstublieft het trottoir niet blokkeren?' Ik draai me om - en zie tot mijn afschuw een vrouw met een honkbalpet en sport-schoenen naderbij komen, met ongeveer tien honden aan de lijn, allemaal verschillende soorten en maten.
O, god. Dat snap ik nou niet. Waarom laten mensen hun eigen hond niet uit. Ik bedoel maar, als je geen zin hebt om te lopen, neem dan een kat. Of een aquarium met tropische vissen.
Daar heb je ze al. Allemaal keffen, blaffen en kronkelen in hun riemen... En, o nee toch! Een poedel tilt zijn poot op tegen mijn prachtige cocktailkabinet!
'Hou daarmee op!' gil ik. 'Haal die hond weg!'
'Kom, Flo,' zegt de vrouw met een onheilspellende blik naar mij, terwijl ze de honden meetrekt.
O, dit is hopeloos. Moet je kijken hoe ver ik gekomen ben. Ik ben nog niet eens voorbij de zijkant van de etalage van Arthurs antiekwinkel, en nu al doodop.
'Tja,' hoor ik een droge stem achter me. 'Misschien laat u hem liever toch bezorgen?'
Ik kijk om en zie Arthur Graham, de eigenaar van Arthur's
Antiques, in zijn keurige jasje en stropdas tegen de deurpost van zijn winkel geleund staan.
'Dat weet ik nog niet.' Ik leun tegen het cocktailkabinet en trek een onbezorgd gezicht, alsof ik volop andere opties heb, zoals gewoon een tijdje hier op de stoep blijven staan. 'Misschien.'
'Voor $75 overal in Manhattan.'
Maar ik zit niet overal in Manhattan! Ik kan wel janken. Ik woon vlak om de hoek!
Arthur glimlacht genadeloos. Hij heeft het gewonnen en hij weet het.
'Oké,' zwicht ik ten slotte. 'Dat lijkt me beter.'
Ik kijk toe wanneer Arthur een man in jeans laat komen, die tot mijn ergernis het kabinet optilt alsof het van karton is. Ik loop achter hen aan de warme, volle winkel binnen. Ik merk dat ik alweer rond sta te kijken, ook al was ik hier tien minuten geleden nog. Ik vind deze zaak gewoon geweldig. Waar je ook kijkt, er is wel iets dat je zou willen hebben. Zoals die fantasti-sche stoel met houtsnijwerk, dat handgeverfde, fluwelen kleed-je... en moet je die prachtige staande klok zien! Elke dag heb-ben ze hier weer nieuwe dingen.
Niet dat ik hier elke dag kom.
Ik... eh, je weet wel. Ik denk dat gewoon.
'U heeft echt een uitstekende aankoop gedaan,' zegt Arthur, naar het cocktailkabinet gebarend. 'U heeft er duidelijk oog voor.' Hij glimlacht naar me en schrijft iets op een kaartje.
'Och, dat zou ik niet weten,' antwoord ik met een bescheiden schouderophalen.
Hoewel ik vermoed dat ik er wel degelijk een tamelijk goed oog voor heb. Mam en ik keken op zondag altijd naar een pro-gramma over kunst en kitsch, dus zal er wel enige deskundig-heid zijn blijven hangen.
'Dat is een mooi stuk,' zeg ik met kennis van zaken, knikkend naar een grote spiegel met vergulde lijst.
'O, ja,' zegt Arthur. 'Wel modern uiteraard...'
'Uiteraard,' zeg ik snel.
Natuurlijk zag ik ook wel dat het modern was, maar ik bedoelde alleen dat het een mooi stuk was afgezien van het feit dat het modern was.
'Hebt u belangstelling voor bar-accessoires uit de jaren dertig, als aanvulling op uw kabinet?' Arthur kijkt op. 'Longdrinkgla-zen... karaffen... we krijgen een paar prachtige spullen binnen.'
'O, jaa!' zeg ik stralend. 'Zonder meer!'
Longdrinkglazen uit de jaren dertig! Ik bedoel maar, wie wil er nu uit die waardeloze moderne glazen drinken als je antieke kunt krijgen?
Arthur opent zijn grote, in leer gebonden boek waar 'Verza-melaars' op staat en ik voel me licht gloeien van trots. Ik ben een verzamelaar. Ik ben een volwassene!
'Mejuffrouw R. Bloomwood... bar-accessoires uit de jaren dertig. Ik heb uw nummer, dus zodra we iets binnenkrijgen, bel ik u op.' Arthur neemt de pagina door. 'Ik zie hier staan dat u ook belangstelling hebt voor vazen van Venetiaans glas?'
'O! Eh... jazeker.'
Op een of andere manier was ik vergeten dat ik Venetiaanse vazen verzamel. Ik weet trouwens niet eens waar die eerste gebleven is.
'Tevens horlogekettingen uit de negentiende eeuw...' Hij gaat met zijn vinger de lijst langs. 'Strooivaatjes... kussens met naald-kant...' Hij kijkt op. 'Heeft u hier nog steeds belangstelling voor?'
'Tja...' ik schraap mijn keel. 'Eerlijk gezegd doe ik niet meer zoveel aan horlogekettingen. En de strooivaatjes ook niet meer.'
'Juist. En de Victoriaanse jamlepeltjes?'
Jamlepeltjes? Waarom wilde ik in vredesnaam een lading oude jamlepeltjes hebben?
'Weet u wat?' zeg ik nadenkend. 'Ik denk dat ik het vanaf nu gewoon bij bar-accessoires uit de jaren dertig houd en een echt mooie verzameling ga opbouwen.'
'Dat is heel verstandig van u.' Hij glimlacht naar me en begint dingen van de lijst te schrappen. 'Tot ziens maar weer.'
Als ik de winkel uitga is het bitter koud op straat en er dwar-relen wat losse sneeuwvlokjes uit de hemel. Maar ik gloei hele-maal van voldoening. Ik bedoel maar, wat een fantastische investering. Een écht cocktailkabinet uit de jaren dertig - en weldra een verzameling bijbehorende barspulletjes! Ik ben zo tevreden over mezelf.
Waarom was ik ook alweer de deur uitgegaan?
O, ja. Twee cappuccino's.
We wonen nu een jaar samen in New York en ons appartement is in West 11th Street, in het aardige, sfeervolle, lommerrijke gedeelte. Alle huizen hebben sierlijke balkonnetjes en een ste-nen stoep naar de voordeur. Langs het trottoir staan bomen. Recht tegenover ons woont iemand die jazz op de piano speelt en op zomeravonden gaan we naar het dakterras dat we delen met de buren, waar we op kussens zitten en wijn drinken en luis-teren. (Dat hebben we tenminste een keer gedaan.)
Wanneer ik het huis binnen ga ligt er een stapel post voor ons in de hal. Ik neem het snel door.
Saai...
Saai...
De Engelse Vogue! Ha!
Saai...
O, de rekening van mijn klantenkaart van Saks op Fifth Ave-nue.