14

Einar Rönn steunde met zijn ellebogen op de tafel en met zijn kin op zijn handen terwijl hij las. Hij was zo moe dat letters en woorden en hele zinnen voortdurend samenvloeiden of rondkronkelden of uit de regels sprongen, soms omhoog, soms omlaag, precies zoals dat altijd op zijn oeroude Remington ging, als hij er echt voor ging zitten om iets heel mooi en zonder fouten te typen. Hij gaapte, knipperde met zijn ogen en poetste zijn bril schoon en begon weer van voren af aan.

De tekst voor hem was met de hand geschreven op een oude bruine kruidenierszak en ondanks spelfouten en het beverige handschrift van de auteur maakte het geheel de indruk geduldig en moeizaam te zijn samengesteld.

Meneer de Justitie Ombudsman in Stockholm.

Ik was dronken op twee Februari van dit jaar ik had mijn loon gekregen en een kwart liter drank gekocht. Ik herinner me dat het zo was dat ik zat te zingen bij het Djurgårdsveer en toen kwam er een politiewagen en drie Agenten maar jonge kerels waar ik de Vader van had kennen zijn al wil ik niet zulke Zwijnen maar mensen als kinderen als ik ze had kwamen en namen mijn fles af en er zat nog een beetje in en trokken Mij mee naar een grijze Volkswagenbus en daar stond een andere Politie met een streep op zijn arm en hij pakte Mij bij mijn haar en toen de anderen Mij in de wagen hadden gegooid toen sloeg hij Mijn hoofd een paar keer tegen de grond en het bloeide al voelde ik toen nog niets. Toen zat ik in een cel met tralies en toen kwam er een grote vent en keek naar me door de deur en hij lachte om mijn ellende en zei tegen een andere agent dat de deur open moest en toen deed hij zijn jas uit die een brede streep op zijn mouw had en rolde zijn mouwen op en toen kwam hij de cel in en brulde dat ik in de houding moest gaan staan en dat ik de Polities voor vuile fasies had uitgescholden en dat heb ik misschien ook en ik weet niet of hij nou geloofde dat ze Fasisten of Farkens waren en ik was toen bijna nuchter en hij stompte me in Mijn maag en op een plek die ik niet wil opschrijven en ik viel toen en toen trapte hij Mij in mijn buik en op andere plekken en daarna ging hij weg en eerst zei hij dat ik nou wist hoe het ging als ik met de Politie wilde sollen. Daarna werd ik ‘s morgens losgelaten en toen vroeg ik wie die Politieman was met de streep die schopte en schreeuwde en sloeg maar zij zeiden dat ik daar geen barst mee te maken had en dat het maar beter was als ik wegging voordat ze zich kwaad zouden maken en Mij een Echte Aframmeling zouden geven. Maar een andere die Vilford heette en uit de stad Göteborg kwam zei dat die man die schopte en schreeuwde en sloeg Hoofdinspecteur Nyman heette en dat ik het verstandigste mijn bek kon houden. Ik heb daar nou een paar dagen over gedacht en gedacht dat ik een gewone arbeider ben en dat ik niets slechters heb gedaan als zingen en onder de invloed van Sterke Drank zijn maar dat ik mijn Recht wil want Personen die een dronken stakker schoppen en slaan die zijn hele leven lang heeft gewerkt hij moet geen Politie zijn want hij is niet geschikt. Op mijn erewoord is dit waar. Hoogachtend John Bertilsson, arbeider. Een vriend op mijn werk die de professor heet zei dat ik dit moest schrijven en dat ik mijn recht kon krijgen Op Deze Tegenwoordig normale manier.

Dienstaantekening: De in de aangifte genoemde beambte is hoofdinspecteur Stig Oscar Nyman. Hij weet niets van het geval af. Chef surveillance afd. hoofdag. Harald Hult getuigt de aanhouding van de klager Bertilsson, welke een berucht ruziezoeker is en een zware drinker. Er werd geen geweld gebruikt bij de aanhouding van Bertilsson en evenmin later in de cel. Hoofdinspecteur Nyman had niet eens dienst tijdens dit geval. Drie dienstagenten getuigen dat er geen geweld werd gebruikt tegen Bertilsson. Deze is alcoholist en een bekende van de politie en heeft tot gewoonte ongegronde beschuldigingen te uiten tegen politiemannen, die gedwongen worden tegen hem in te grijpen.

Een rood stempel besloot het document: geen maatregelen.

Rönn zuchtte somber en schreef de naam van de klager in zijn aantekenboekje. De vrouwelijke ambtenaar die de pech had dit extra werk op zaterdag te moeten doen, smeet demonstratief met de archiefbladen.

Ze had tot nu toe zeven aangiften gevonden, die Nyman op een of andere wijze betroffen.

Een was dus afgewerkt en er resteerden nog zes andere. Rönn las ze op volgorde verder.

Het volgende schrijven was correct geadresseerd en netjes getypt op dik geschept papier. De tekst luidde:

Zaterdagmiddag de veertiende bevond ik mij samen met mijn vijfjarig dochtertje voor de deur van Pontonjärgatan 15.

Wij wachtten op mijn vrouw, die op ziekenbezoek was op dit adres. Om de tijd te verdrijven, speelden wij krijgertje op het trottoir. Er bevonden zich, voorzover ik mij kan herinneren, geen andere mensen in de straat. Het was zoals gezegd zaterdagmiddag en de winkels waren gesloten. Ik heb daardoor geen getuigen van wat zich afspeelde.

Ik had mijn dochter gepakt, haar in de lucht getild en zette haar juist weer op straat toen ik ontdekte dat er een politieauto voor het trottoir was gestopt. Twee agenten stapten uit de auto en kwamen op me toe. De ene vatte me direct bij de arm en riep: “Wat doe je met dat meisje, gore viezerik.” (Ter wille van de rechtvaardigheid moet hieraan misschien worden toegevoegd dat ik op dat moment sportief gekleed was, namelijk in kakibroek en windjack, en een pet droeg, vanzelfsprekend heel en schoon, doch ik maakte daardoor misschien toch een sjofele indruk op de politieman in kwestie.) Ik was zo overrompeld dat ik niet onmiddellijk kon antwoorden. De andere agent nam mijn dochtertje op en zei tegen haar dat ze naar haar moeder moest gaan. Ik verklaarde dat ik haar vader was. De ene agent draaide mijn arm op mijn rug, wat verschrikkelijk pijn deed, en duwde me met geweld op de achterbank. Op weg naar het politiebureau gaf de ene mij vuistslagen op mijn borst, in mijn zij en in mijn maag, terwijl hij me de hele tijd ‘viezerik’, ‘smeerlap’, enz. noemde.

Op het bureau sloten ze mij in een cel op. Na een tijdje werd de deur geopend en hoofdinspecteur Stig Nyman (dat hij het was wist ik toen niet, dit ben ik later te weten gekomen) kwam mijn cel binnen. “Jaag jij op kleine meisjes? Dat zal ik wel eens even uit je slaan”, zei hij en sloeg mij zo hard in de maag dat ik dubbelklapte. Zodra ik weer adem kon krijgen, vertelde ik dat ik de vader van het meisje was en kreeg hierop een stoot met zijn knie in het onderlichaam. Hij bleef mij slaan totdat er iemand kwam die zei dat mijn vrouw en dochtertje er waren. Zodra het de hoofdinspecteur duidelijk was geworden dat ik de waarheid had gesproken, zei hij mij te gaan, zonder zich te verontschuldigen of zelfs maar te trachten zijn gedrag te verklaren.

Ik wil hiermede uw aandacht op het gebeurde vestigen en u verzoeken hoofdinspecteur Nyman en de beide politieagenten ter verantwoording te roepen voor deze mishandeling van een totaal onschuldig staatsburger.

Sture Magnusson

Ingenieur

Dienstaantekening: Hoofdinspecteur Nyman kan zich de klager absoluut niet herinneren. Ag. Ström en Rosenkvist beweren dat zij tegen de kl. hebben ingegrepen daar hij eigenaardig en dreigend tegen het kind optrad. Er is niet meer geweld gebruikt dan nodig was om Magnusson in en uit de auto te krijgen. Niemand van de vijf agenten die zich tijdens dit geval in het wachtlokaal bevonden, verklaart getuige te zijn geweest van enige mishandeling van de aangehoudene. Evenmin hebben zij geobserveerd dat hoofdinspecteur Nyman in de arrestantenafdeling is geweest en menen te kunnen zeggen dat dit niet het geval was. Geen maatregelen.

Rönn legde het papier opzij, schreef in zijn aantekenboekje en ging over tot de volgende aangifte.

De Justitie-ombudsman

Stockholm

De afgelopen vrijdag, 18 okt., was ik op een feestje bij een goede vriend die in Östermalmsgatan woont. Rond tien uur belden een andere vriend en ik een taxi en verlieten het feestje om naar mijn huis te gaan. We stonden in het portiek op de wagen te wachten toen twee politieagenten aan de overkant kwamen aanlopen. Ze staken over, kwamen naar ons toe en vroegen of wij in dit huis woonden. Wij antwoordden dat we daar niet woonden. “Sta hier dan niet rond te hangen”, zeiden de agenten. Wij zeiden dat we op een taxi wachtten en bleven staan. De agenten pakten ons toen tamelijk ruw beet en trokken ons uit het portiek terwijl ze zeiden dat we moesten doorlopen. Wij wilden echter onze bestelde taxi hebben, wat wij ook zeiden. De beide agenten trachtten ons eerst tot lopen te dwingen door ons hardhandig voor zich uit te duwen en toen wij protesteerden, pakte de ene zijn gummiknuppel en begon mijn vriend daarmee te slaan. Ik probeerde mijn vriend te beschermen en kreeg eveneens enkele klappen. Beide agenten hadden nu hun gummiknuppel in de hand en sloegen erop los zo hard ze konden. Ik hoopte de hele tijd dat de taxi zou komen zodat we zouden kunnen wegkomen, maar die kwam niet en ten slotte riep mijn kameraad dat ‘ze ons in elkaar slaan, we moeten er vandoor’. We renden weg naar Karlavägen waar we een bus naar mijn huis namen. We waren allebei helemaal bont en blauw geslagen en thuisgekomen begon mijn rechterpols op te zwellen. Deze was helemaal blauw. We besloten de zaak aan te geven bij het politiebureau, waar we dachten dat de beide agenten vandaan kwamen en namen daar een taxi heen. De beide agenten waren niet aanwezig, maar we kregen een inspecteur te spreken, die Nyman heette. We kregen toestemming op het bureau te wachten tot de agenten kwamen, wat om één uur het geval was. Daarna moesten wij alle vier, de agenten en wij tweeën, bij inspecteur Nyman komen en wij vertelden opnieuw wat er gebeurd was. Nyman vroeg de agenten of het waar was en zij ontkenden dit. De inspecteur geloofde hen vanzelfsprekend en zei tegen ons dat we vooral niet moesten proberen eerlijk werkende politiemannen door de modder te halen en dat ze zich kwaad zouden maken als we het nog eens deden. Daarna stuurde hij ons weg.

Nu vraag ik mij af of inspecteur Nyman juist heeft gehandeld. Wat ik heb verteld is volledig waar en kan door mijn vriend worden bevestigd. Wij waren niet dronken. Op maandag liet ik mijn hand onderzoeken door onze bedrijfsarts, die de bijgevoegde verklaring schreef. Hoe de beide agenten heten, zijn we nooit te weten gekomen, maar we kunnen hen herkennen.

Hoogachtend,

Olaf Johansson.

<u66->

Rönn begreep niet alle termen in de doktersverklaring, maar het was duidelijk dat de hand en de pols waren opgezwollen ten gevolge van vochtophoping, dat de zwelling moest worden doorgeprikt als deze niet vanzelf verdween en dat de man, die typograaf was, niet kon werken voordat dit was gebeurd.

Daarna las hij de dienstaantekening door.

Hoofdinspecteur Stig O. Nyman herinnert zich het gebeurde. Hij meent geen aanleiding te hebben de verklaring van Ag. Bergman en Sjögren te betwijfelen, daar zij zich altijd eerlijk en plichtsgetrouw hebben getoond. Ag. Bergman en Sjögren ontkennen hun wapenstokken te hebben gebruikt tegen de klager en zijn gezelschap, die tijdens het gebeurde ruziezoekend en uitdagend optraden. Zij maakten de indruk dronken te zijn en ag. Sjögren zegt een sterke dranklucht bij minstens een van de mannen te hebben geroken. Geen maatregelen.

De vrouw, die was opgehouden met de laden te gooien, kwam naar Rönn toe en zei:

“Ik kan er niet meer vinden van dit jaar die over die hoofdinspecteur Nyman gaan. Als ik niet verder terugga, dan ...”

“Nee, het is goed, neem alleen maar die u kunt vinden”, zei Rönn cryptisch.

“Duurt het lang?”

“Ik ben zo klaar, kijk alleen maar deze hier door”, zei hij en de voetstappen van de vrouw verwijderden zich achter hem.

Hij zette zijn bril af en wreef hem schoon voor hij verder las.

Ondergetekende is weduwe, werkende vrouw en alleenstaande moeder met een kind. Het kind is vier jaar oud en gaat naar een kinderdagverblijf terwijl ik werk. Sinds mijn man een jaar geleden bij een auto-ongeluk is omgekomen, heb ik erg veel last van nervositeit en laat mijn gezondheid te wensen over.

Verleden maandag ging ik zoals gewoonlijk naar mijn werk nadat ik mijn zoon naar het dagverblijf had gebracht. ‘s Middags gebeurde er iets op het werk, waar ik hier niet op in wil gaan, maar dat mij erg overstuur maakte. De bedrijfsarts, die weet dat ik psychisch niet sterk ben, gaf mij een kalmerend spuitje en stuurde me in een taxi naar huis. Eenmaal thuis vond ik niet dat het spuitje genoeg hielp, dus nam ik twee kalmerende tabletten. Daarna ging ik mijn zoon uit het dagverblijf halen. Toen ik twee straten had gelopen, stopte een politiewagen, twee agenten kwamen eruit en duwden mij op de achterbank. Ik voelde me een beetje versuft van de medicijnen, misschien had ik wat lopen wankelen op straat, want het bleek uit de spottende houding van de agenten tegen mij dat ze geloofden dat ik dronken was. Ik probeerde hun uit te leggen hoe het in elkaar zat en dat ik mijn kind moest halen, maar zij hoonden me alleen maar.

Op de politiepost werd ik naar een politiecommandant gebracht, die ook niet naar me wilde luisteren maar order gaf dat ik ‘mijn roes moest uitslapen’ in een cel.

In de cel op het bureau was een belletje en ik belde herhaalde malen zonder dat iemand kwam. Ik riep en schreeuwde dat iemand voor mijn kind moest zorgen, maar niemand bekommerde zich om me. Het dagverblijf sluit om zes uur en als je je kind dan nog niet hebt opgehaald, wordt het personeel vanzelfsprekend ongerust. Het was 17.30 toen ik werd opgesloten.

Ik trachtte iemands aandacht te trekken om naar het dagverblijf op te laten bellen en te regelen dat er voor mijn kind gezorgd zou worden. Ik was daar erg bezorgd over.

Pas toen het 22.00 uur was, werd ik losgelaten en was toen geheel buiten mezelf van ongerustheid en wanhoop. Ik ben er nog niet van hersteld en loop in de ziektewet.

De vrouw die de brief had geschreven, had het adres van haar huis, haar werk, het dagverblijf, de arts en de politiepost waar ze eerst heen was gebracht, aan de brief toegevoegd.

De aantekening op de achterkant van de brief luidde:

De vermelde radiopatrouilleagenten zijn Hans Lennart Svensson en Göran Broström. Zij verklaren te goeder trouw te hebben gehandeld daar de vrouw in ernstige staat van dronkenschap scheen te verkeren. Hoofdinspecteur Stig Oscar Nyman zegt dat de vrouw zo onder invloed was dat zij zich niet meer begrijpelijk kon uitdrukken. Geen maatregelen.

Rönn legde de brief opzij en zuchtte. Hij herinnerde zich dat hij in een interview met de chef van de rijkspolitie had gelezen dat van 742 aangiften bij de justitieombudsman betreffende politievergrijpen die in een periode van drie jaar waren binnengekomen, slechts één aan de officier van Justitie was doorgegeven voor een officiële aanklacht.

Je kunt je wel afvragen wat dat zou moeten bewijzen, dacht Rönn.

Dat zij door de chef van de rijkspolitie terzijde waren gelegd, bewees slechts wat men al wist van zijn verstandelijke vermogens.

Het volgende schrijven was kort en met een potlood op een gelinieerd vel uit een blocknote geschreven.

Beste ombudsman,

Afgelopen vrijdag was ik dronken en dat is niks bijzonders want dat ben ik wel eerder geweest en als de politie me dan pakte dan sliep ik op het bureau. Ik ben een vreedzaam man en maak daar geen drukte over. Nu afgelopen vrijdag kwam ik daar weer eens en geloofde dat ze me in de cel zouden laten overnachten zoals altijd, maar ik had het mis want een politie die ik daar al eerder had gezien kwam de cel in en begon te slaan. Ik stond paf omdat ik niks had gedaan en die politie schold en vloekte hij is vast hoofd van dat bureau en sloeg en beukte maar raak. Nu wilde ik die commandant aangeven zodat hij het de volgende keer niet meer doet. Hij is groot en lang en heeft een gouden streep op zijn jas. Hoogachtend

Joel Johansson.

Dienstaantekening: De klager is bekend wegens ontelbare gevallen van dronkenschap niet uitsluitend in de betreffende wijk. De genoemde politieman moet hoofdinspecteur Stig Nyman zijn. Hij verklaart de klager nooit te hebben gezien, al kent hij hem wel van naam. Dat hij of iemand anders de klager in zijn cel mishandeld zou hebben, noemt hoofdinsp. Nyman absoluut uitgesloten. Geen maatregelen.

Rönn schreef in zijn aantekenboekje en hoopte dat hij nog uit zijn eigen krabbels wijs zou kunnen worden. Voordat hij aan de twee resterende aangiften begon, zette hij zijn bril af en wreef over zijn brandende ogen. Hij knipperde een paar keer en las:

Mijn man is in Hongarije geboren en kan niet goed Zweeds schrijven, daarom schrijf ik, zijn vrouw, dit in zijn plaats. Mijn man lijdt al vele jaren aan epilepsie en heeft nu ten gevolge van zijn ziekte invaliditeitspensioen gekregen. De ziekte maakt dat hij soms aanvallen krijgt en dan valt hij om, meestal voelt hij het van tevoren aankomen en blijft hij thuis maar soms voelt hij niets van tevoren en dan kan het overal gebeuren. Hij krijgt medicijnen van zijn dokter en ik weet nu na al die jaren dat we getrouwd zijn hoe hij verzorgd moet worden. Nu moet ik vertellen dat er iets is dat mijn man nooit doet en ook nooit gedaan heeft, en dat is drinken. Hij zou liever sterven dan sterkedrank gebruiken.

Nu zouden ik en mijn man iets willen aangeven dat hem verleden zondag is overkomen toen hij van de ondergrondse naar huis zou gaan. Hij was eerst naar een voetbalwedstrijd geweest. Toen hij daarna in de ondergrondse zat voelde hij dat hij een aanval zou krijgen en hij haastte zich om naar huis te komen maar terwijl hij dat deed viel hij en het volgende wat hij weet is dat hij op een bed in een gevangenis ligt. Hij voelt zich beter maar heeft zijn medicijnen nodig en wil naar huis naar mij, zijn vrouw. Een paar uur lang moest hij in die cel zitten voordat de politie hem eruit haalde want ze geloofden aldoor dat hij dronken was wat hij absoluut niet was omdat hij nooit drinkt. Toen hij eruit werd gelaten moest hij bij de hoofdinspecteur zelf komen en hij vertelt dan dat hij ziek is en niet dronken maar de hoofdinspecteur wil niks begrijpen en zegt dat mijn man liegt en dat hij in het vervolg beter nuchter kan blijven en dat hij genoeg heeft van bezopen buitenlanders wat mijn man immers is. Hij kan het toch niet helpen dat hij zo slecht Zweeds praat. Mijn man vertelde toen aan de hoofdinspecteur dat hij nooit drinkt en of de hoofdinspecteur dat nou verkeerd begreep of wat dan ook, hij werd in elk geval kwaad en sloeg mijn man tegen de grond en daarna pakte hij hem op en gooide hem uit de kamer. Toen kon mijn man naar huis gaan en ik was zo verschrikkelijk ongerust geweest de hele avond en had alle ziekenhuizen opgebeld maar ik kon niet verwachten dat de politie een ziek mens in de gevangenis zet en hem daarna slaat alsof hij de ergste misdadiger is.

Nu heeft mijn dochter gezegd want die hebben we al is ze getrouwd dat men dit bij u kan aangeven. Toen mijn man thuiskwam was het over twaalven ‘s nachts terwijl de wedstrijd om zeven uur was afgelopen.

Hoogachtend

Ester Nagy

Dienstaantekening: De in de aangifte genoemde hoofdinspecteur Stig Oscar Nyman verklaart zich te herinneren dat de man goed behandeld werd en zo snel mogelijk naar huis werd gestuurd. De dienstd. ag. Lars Ivar Ivarsson en Sten Holmgren die Nagy opbrachten, zeggen dat deze de indruk maakte beneveld te zijn door drank of narcotica. Geen maatregelen.

De laatste melding beloofde ook de meest interessante te worden, aangezien hij door een politieman was geschreven.

Aan het Kantoor van de Ombudsman van de Rijksdag, Västra Trädgårdsgatan 4, Box 16327; Stockholm 16.

Hierbij zou ik eerbiedig willen verzoeken dat de justitieombudsman mijn aangiften van 1-9-1961 en 31-12-1962 aangaande door hoofdinspecteur Stig Oscar Nyman en hoofdagent Palmon Harald Hult begane dienstvergrijpen ter revisie en tot hernieuwd onderzoek ter hand neemt.

Hoogachtend Åke Reinhold Eriksson, politieagent.

“O, die”, zei Rönn in zichzelf.

Hij begon het commentaar te bestuderen, dat deze keer langer was dan het schrijven zelf.

Met het oog op de nauwgezetheid waarmee de aangehaalde aangiften eerder werden onderzocht, tevens ook in overweging nemend de lange tijd die is verstreken sinds de in deze aangehaalde gebeurtenissen en vermelde incidenten, alsook rekening houdend met de grote hoeveelheden aangiften die de rekwestrant gedurende de laatste jaren heeft ingediend, zie ik geen gronden voor hernieuwd onderzoek, in het bijzonder niet gezien de omstandigheden dat nieuwe feiten of bewijzen, die de vroegere beweringen en inlichtingen der rekwestrant zouden kunnen staven, voorzover ik kan nagaan niet naar voren zijn gebracht, en acht het gerechtvaardigd het verzoek van de rekwestrant af te leggen zonder onderzoek of maatregelen.

Rönn schudde driftig zijn hoofd en vroeg zich af of hij het goed gelezen had. Waarschijnlijk niet. De handtekening was in elk geval volkomen onleesbaar en bovendien wist hij het een en ander van politieagent Eriksson.

Het geschrevene had nu meer dan ooit de neiging voor zijn ogen samen te vloeien en rond te dansen en toen de vrouw een nieuwe stapel stukken bij zijn rechterelleboog legde, maakte hij een afwerende beweging.

“Moet ik nog verder teruggaan?” vroeg ze snibbig. “Wilt u ook hebben wat er over die Hult is? En over uzelf?”

“Liever niet, dank u”, zei Rönn vriendelijk. “Ik zal alleen maar de namen overnemen van die laatste stapel, dan kunnen we daarna hier weg. Alle twee.”

Hij knipperde met zijn ogen en zwoegde verder in zijn aantekenboekje.

“Ik kan Ullholms aangiften ook wel tevoorschijn halen”, zei de vrouw sarcastisch. “Als u dat graag wilt.”

Ullholm was een adjudant in Solna die beruchter was dan wie dan ook in het korps om zijn gekanker en ontelbare klaagschriften naar alle denkbare instanties.

Rönn hing over de tafel en schudde moedeloos zijn hoofd.