Kerststukje

In de kroeg, die zich met wit bepoederd groen en wat zilveren sterren stemmig voorbereidde op de kerstvierdaagse, die onafwendbaar naderde, stond een dikke, kale man met een rood, opgeblazen gezicht aan de tap en sprak: “Weet je wat ik ‘t mooiste vind van de feestdagen? ‘t Uitslapen. Los van het eten, natuurlijk.” Hij zei het tegen de oude heer Van Balen, die toevallig naast hem stond.

“Och, ik ben altijd vroeg op,” antwoordde hij. “En eten…Het betekent zo weinig voor me. Ik ben een weduwnaar, ziet u. Ik heb m’n vrouw verloren…”

De ander floot schel door zijn voortanden.

“Pas?” vroeg hij.

“Een aantal maanden terug,” antwoordde de heer Van Balen, op zwaarmoedige toon. Ze stierf al ruim een jaar geleden, maar hij zegt altijd ‘een aantal maanden’, omdat het zijn smart aannemelijker maakt. En smart is zijn voornaamste levensvulling. De dikke man zweeg, als een acteur die zijn tekst kwijt is. Met een stem vol tranen zei de heer Van Balen: “Alleen is maar alleen.”

De ander keek hem even van opzij aan, met een blik die niet vrij was van een zekere verachting. Toen sprak hij: “Tja, da’s een ding dat zeker is.”

Hij betaalde en ging. Er trad nu een man binnen met een tweed hoedje op, die het gezicht had van een afgeschminkte varieteartiest. De jonge barkelner, wiens dienst net begon, verscheen met een professionele grijns achter de tap en vroeg: “En, meneer Van Balen – hoe vindt u onze kerstversiering?”

“Mooi, heel mooi. Vroeger mocht ik het thuis ook graag wat versieren, met de feestdagen. Maar sinds mijn vrouw er niet meer is…”

De kelner kende het verhaal al. Hij verlegde zijn blik in de richting van de man die net was binnengekomen en vroeg wat het wezen moest. “Geef mij maar een stelletje,” antwoordde deze. “Da’s het enige goeie wat de mof ons heeft geleerd.”

En zich tot de heer Van Balen wendend: “Ik ben ook eens ‘n vrouw kwijtgeraakt. Dat was zeven jaar terug. Ik kom ‘s avonds laat van me werk. Moe, weet je wel. Ik denk enige gezelligheid aan te treffen. Maar het hele pand was leeg, hoor. Geen stoel, geen tafel, geen bed – niks. Alles eruit gepulst. Ze had nog net het behang niet van de muur gekrabd. Dat zat te vast, denk ik. Nou, dan sta je wel effe te kijken. Bedremmeld, is het woord. En ik kon niks ondernemen, want ze had alles op haar naam geplaatst. Ja, met m’n goedvinden. In bed vond ik alles goed. ‘t Was een lekker wijf. Maar link. Vijf looie deuren. Toen ik daar in die lege ruimte stond, zei ik tegen mezelf: “Kees, je bent zo vaak op de kale planken begonnen, doe het nou maar weer eens.” En later dacht ik: ‘t is een zegen geweest. Want dat wijf, nou ja, ik wil d’r geen schop nageven…ik heb lichamelijk van haar genoten, daar kom ik rond voor uit. Maar nou heb ik ‘n vrouwtje dat wel niet zo vindingrijk is, maar ik kan met d’r lezen en schrijven. En als ik laat van me werk kom, dan weet ik zeker dat ze er zit, met twee maatjes in huis en een hartig happie op een bruine boterham. En overal becel op, want ze denkt aan me hart. Da’s ook wat waard.” Hij keek naar het stelletje, dat de kelner had neergezet, weifelde even en koos de jenever. De heer Van Balen stond er een beetje buitenspel bij, in zijn lange bruine jas. De man stak een sigaret op, trok het cellofaantje van het doosje, blies er rook in, sloot het als een envelop en gaf het aan de kelner, met de woorden: “Hier, alvast voor je kerst.”

De jongen keek naar het zakje vol rook en zei verbluft: “Nou sta ik al acht jaar achter die kist, maar je leert nog elke dag.” Een bloemenman kwam binnen, met zijn mand aan de arm, en zei tegen de heer Van Balen: “n Mooi kerststukkie meenemen?”

“Voor wie?” vroeg hij. “Ik ben maar een man alleen. Ik heb mijn vrouw verloren, na zevenendertig jaar huwelijk.”

“Zevenendertig jaar!” riep de bloemenman vol ontzag. “Je zal het niet moeten uitzitten, in Leeuwarden. Maar goed, een kerststukkie is toch, ook als je alleen bent, een gezellig gezicht. En ik ben er niet duur mee. Bij mij geen inflatie.” Even later verliet de heer Van Balen het café. Hij had het kerststukje in zijn rechterhand en hij droeg het voorzichtig naar zijn ledig huis.