– 24 –

Matea had iets dofs, iets terughoudends, en daarom vroeg hij het. Jonge mensen stralen iets uit wat begint te vervagen als ze midden twintig zijn. Jane Austen noemt dat ‘bloei’. In het geval van Matea was het stralen getemperd. Haar ogen waren dof en haar haar was levenloos en slap. Hoewel ze even beleefd was als altijd, zat er een zekere lusteloosheid in de manier waarop ze hen bediende.

‘Hoe gaat het met je, Matea? Gaat het wel goed?’

De toon waarop ze ‘Goed’ antwoordde, zou grappig zijn geweest als ze niet zo ongelukkig had geklonken. Ze kwam terug met hun naan en een kan water waarin ze vergeten was ijs te doen.

‘Ik vraag me af wat er in dat gezin gebeurt,’ zei Wexford. ‘Akande heeft de sociale dienst gewaarschuwd, maar die schijnt niet veel te kunnen doen. Volgens mevrouw Dirir rende Shamis op de dag na hun terugkeer net zo rond als vroeger. Dat zou ze niet kunnen doen als ze kort daarvoor het slachtoffer van genitale verminking was geweest.’

Burden trok een gezicht. ‘Het is erg, hè? Je vraagt je af hoe feministes, of beter gezegd alle vrouwen, zich druk kunnen maken om enig ander aspect van onderdrukking van vrouwen zolang die genitale verminking nog zoveel voorkomt. Waarom loopt de halve mensheid er niet tegen te hoop?’

‘Hoor ik daar mijn oude vriend Mike Burden?’

Burden veranderde niet van kleur. Blozen was een reactie die hij ergens in het verleden had achtergelaten. ‘Nou, het zijn Jenny’s ideeën. Maar ik moet zeggen dat ik het ermee eens ben.’

Matea bracht hun kip tikka en Wexford schonk glazen water voor hen in. Hij zei niets over het ontbreken van het ijs. ‘Ik ga vanmiddag naar Tredown.’

‘Ga je alleen op ziekenbezoek of wil je met hem praten?’

‘Ik hoop dat hij met mij wil praten.’

‘Wat, een bekentenis op het doodsbed?’

‘Het zou kunnen,’ zei Wexford. ‘De vorige keer dat ik hem sprak, had ik het gevoel dat hij een heleboel zou kunnen vertellen als die twee vrouwen er maar niet bij waren. Maar als ik realistisch ben, denk ik dat hij me alleen kan vertellen hoe het kwam dat Hexham research voor hem ging doen. Had hij een advertentie gezet of hadden ze elkaar via via leren kennen? Hoe vaak is Hexham in Athelstan House geweest en waar ging hij op die dag heen toen hij dat huis had verlaten? Ging hij met een taxi naar het station van Kingsmarkham? Te voet? Vast niet. Het regende aan één stuk door. Of is hij dat huis niet levend uitgekomen? Dat zijn de dingen die ik wil weten, of beter gezegd, de dingen die ik waarschijnlijk te horen zal krijgen.’

‘Weten we hoe lang Tredown nog heeft?’

‘Je bedoelt, tot het eind? Tot de dood hem scheidt van die twee vrouwen van hem?’

‘Ja, dat bedoel ik.’

‘Eerder weken dan maanden, denk ik. Wil je wat halva? Of yoghurt? Wat me aan dit restaurant zo bevalt, is dat het zijn naam letterlijk opvat. Het is een reis naar India en het pikt onderweg allerlei nationale gerechten op.’

Later vroeg hij zich af waarom hij in zijn eigen auto naar Pomfret was gegaan in plaats van zich door Donaldson te laten brengen. Dat had iets te maken met dat ontzagwekkende tehuis, de functie daarvan als wachtkamer van de dood, dat humane, liefdevolle doel. Die laatste, vredige dagen, waarin alleen nog palliatieve zorg werd verleend en alle hoop vervlogen was, zouden niet verstoord mogen worden door de komst van een rechercheur.

De vorige keer dat hij hier was, alleen om te kijken, had hij gezien dat er aan de voorkant van het gebouw geen plek was waar je een auto kon parkeren. Hij reed door de poort, langs de vijver met de eenden, de hosta’s en het riet, en volgde het verharde pad dat langs de zijkant van het hospice naar de achterkant leidde. Daar wees weer een pijl naar het nogal afgelegen parkeerterrein, dat aan het oog onttrokken werd door bomen en struiken. Er stonden daar al vijf auto’s en een daarvan was van Maeve Tredown, haar donkerrode Volvo. Er kwam een lichte moedeloosheid over hem, een mengeling van wanhoop en het gevoel dat hij hier helemaal voor niets naartoe gekomen was. Hij had haar verteld dat hij de volgende dag zou gaan. Had ze de hint misschien niet begrepen? Of was ze (misschien samen met Claudia Ricardo) juist gekomen omdat hij kwam? Hij zag iemand in de auto, maar op die afstand kon hij niet zien of het Maeve was.

Met die gedachten liep hij langzaam over het pad naar een pijl met ‘Receptie’. Toen hij bij de zijkant van het gebouw kwam en zich tussen de muur en een hoog draadgazen hek bevond, en zich afvroeg of het wel zin had dat hij daar bleef, hoorde hij een auto achter zich. Die reed hard, te hard voor deze smalle doorgang, en hij sprong opzij. Toen hij dat deed, en daarbij naar de naderende auto omkeek, stopte de auto niet maar ging juist harder rijden. Wexford gaf een schreeuw en stak zijn armen omhoog, maar de auto reed recht op hem af, schepte hem op de motorkap en slingerde opzij om met zijn carrosserie tegen de muur te schuren.

Het was een bizarre, irreële gebeurtenis, iets wat hij in films had gezien en waar hij in het gewone leven alleen maar van had gehoord. Hij bleef op de motorkap hangen, gleed weg, schopte tegen het gladde oppervlak, probeerde vat op iets te krijgen, op wat dan ook. Steeds verder gleed hij weg. Hij maakte koortsachtige geluiden, riep om hulp en viel op de straatkeien, tegen het draadgazen hek aan, zijn rechterhand uitgestoken om de val te breken. De pijn schoot door zijn arm omhoog. Later zei hij dat hij wist dat hij nog leefde omdat hij een bot in zijn pols hoorde kraken. De donkerrode Volvo aarzelde maar even en stoof toen met grote snelheid naar de poort en Pomfret High Street in, brullend en met een wolk van uitlaatgas.

Hannah had de ring omgedaan, maar hij was te groot voor de ringvinger van haar slanke hand en paste beter om haar middelvinger. Dat leek haar een voorteken. Ze mocht de diamanten verlovingsring dan dragen die Bal haar had gegeven, er zou geen trouwring voor in de plaats komen. Als ze kinderen wilden, kon ze die zonder trouwboekje ook wel krijgen. Ze was te jong om zich druk te maken om successierechten, en trouwens, tegen die tijd zou de wet allang veranderd zijn. Nee, ze zou nooit trouwen, dacht ze, terwijl Damon de trappen van het politiebureau afkwam en achter het stuur ging zitten.

‘Ze heeft een week vakantie en logeert bij haar moeder,’ zei Hannah. ‘Ergens in Godalming. Salterton Street. God mag weten waar dat is, je moet de tomtom maar gebruiken.’

Damon, gefascineerd door technologie, was blij dat hij die kans kreeg. De stem van de satellietnavigatie, die wel wat op die van Hannah leek, stuurde hem in de andere richting dan die hij zelf zou hebben ingeslagen. Hij zuchtte tevreden. ‘Heeft die vrouw niet een maf paranoïde vriendje dat niet wil dat ze met andere mannen praat?’

‘Er zal je niets gebeuren,’ zei Hannah lachend. ‘Het is maar één man. Ze heeft hem bij mij in de buurt achtergelaten.’

Ze vonden het huisje aan een achterstraat in Godalming met gemak, maar niet vlugger, hield Damon vol, dan hij het op eigen kracht zou hebben gevonden. Hij was een beetje gedesillusioneerd. Een erg oude vrouw liet hen binnen, klein, verschrompeld, broodmager, in een shirt met korte mouwen en leggings die een kind van twaalf met groeistoornis zouden hebben gepast. Het was moeilijk te geloven dat zij en die lange struise Bridget Cook moeder en dochter waren.

‘U wilt me mijn ring toch niet afpakken?’ was bijna het eerste wat Bridget zei.

‘We willen hem alleen met deze vergelijken, mevrouw Cook,’ zei Hannah. Ze had de ring die Selina Hexham aan Wexford had geleend in de palm van haar hand.

‘Ik weet niet of hij af wil.’

Bridget worstelde met de ring. Ze draaide en trok eraan, maar kreeg hem niet over het opgezwollen gewricht heen.

‘Wacht maar,’ zei mevrouw Cook, kwetterend als een vogeltje. ‘Laat mij eens proberen. Ik weet precies hoe het moet. Wacht even.’

Er kwam een pot vaseline tevoorschijn. De vinger werd ingesmeerd, en eindelijk kwam de ring in beweging. Mevrouw Cook trok hem met een laatste ruk van haar dochters vinger af en toen lagen de twee ringen naast elkaar. In elk ervan was een bladpatroon gedreven, alsof er een lauwerkrans omheen lag. Hannah keek er aandachtig naar en hield ze een voor een in het licht, terwijl de altijd behulpzame mevrouw Cook senior met een vergrootglas op de proppen kwam. Voor eeuwig stond er in die van Bridget, en Voor eeuwig stond ook in die van Selina Hexham, identieke beloften die in dezelfde tijd waren gegraveerd, met dezelfde cursieve letters.

‘Laat me eens kijken.’ Lily Cook ging er met haar vergrootglas op af. ‘Ik kan dat zelfs met mijn bril op niet zien. O, kijk nou. Van wie is die andere, Bridge?’

‘Ik weet het niet,’ zei Bridget triest. Het was of op dat moment iets wat ze jarenlang had verondersteld ineens aan barrels was geslagen.

‘Mag ik hem lenen, mevrouw Cook?’

‘Ik wist dat u het zou vragen.’ Bridget klonk nu nog triester. ‘Ik moet ja zeggen, hè? Vertelt u me één ding. Heeft hij hem gepikt?’

Eigenlijk wel, dacht Hannah. ‘Dat kan ik u niet vertellen,’ zei ze, maar er kwam plotseling een ongewone emotie bij haar op: medegevoel met een andere vrouw. ‘Waar het om gaat, is dat hij hem aan ú heeft gegeven. Hij wilde dat u hem droeg.’

Het is verrassend moeilijk om op twee benen en één arm te kruipen, maar gemakkelijker (zij het pijnlijker) als je de beschadigde ledemaat bij de elleboog buigt en heen en weer beweegt. Hij wilde eigenlijk niet opstaan, want dan zou hij misschien ontdekken dat hij meer had gebroken dan alleen zijn pols, maar hij probeerde het toch en bereikte de muur van het huis, waar hij zich met zijn linkerhand aan een regenpijp vastklampte. Er ging niet zozeer pijn als wel een trillend, intens brandend gevoel door zijn lichaam. De volgende morgen zou hij een en al blauwe plekken zijn, maar hij leefde nog en was, dacht hij, niet ernstig gewond. Ze zouden hem vragen of hij het bewustzijn had verloren, wist hij. Hij wist dat niet zeker. Was hij buiten westen geweest? Waarom wist hij dat niet? Het was of er een paar minuten uit de afgelopen tien ontbraken, of er een zwart gordijn over hem was neergedaald, zoals wanneer je even in slaap valt. Nou, dat zou hij tegen hen zeggen. Zijn telefoon deed het nog. Terwijl hij het nummer intoetste, kwam er een auto van de weg aanrijden. Hij zag dat het Raymond Akande was. De auto bleef staan voordat hij bij hem was aangekomen. Dokter Akande sprong eruit.

‘Iemand probeerde me te overrijden,’ zei Wexford.

‘Probéérde?’

‘Het mislukte, zoals je ziet. Het leek er meer op dat ik over hen heen ging. Ik werd op de bovenkant van de auto gegooid en ik denk dat ik mijn pols heb gebroken. Zeg, ik moet even bellen.’

‘Nee, dat hoeft niet. Ik breng je zelf naar de eerste hulp.’

‘Dank je, maar dit is iets anders.’ Akande hielp hem in zijn auto en daar zei hij, toen de scherpe pijn van de beweging was afgezakt, tegen Burden: ‘Ik wil dat je naar Athelstan House gaat en Maeve Tredown arresteert. Waarvoor? Poging tot moord. Ja. Poging tot moord op míj.’

Zijn idee dat ze had geprobeerd hem te vergiftigen was misschien toch niet zo vergezocht geweest.

‘Natuurlijk moet je hier vannacht blijven, als ze het zeggen,’ zei Dora met de licht vermanende stem die ze altijd gebruikte als hij recalcitrant was. Ze zat bij het bed, al lag hij daar niet in maar zat hij op de stoel naast haar. ‘Ze moeten röntgenfoto’s maken en zo. Een scan, zei de dokter. En ze gaan gips om je arm doen.’

‘Toen Jenny Burden haar pols brak, zetten ze er een pen in. Ze kreeg geen gips. Waarom mag ik geen pen?’

‘Doe niet zo kinderachtig, Reg. Wat deed je eigenlijk in dat hospice?’

‘Ik ging bij Tredown op bezoek. Of probeerde dat.’

‘Een werk van genade, zoals de katholieken zeggen?’ Ze wachtte niet op antwoord. ‘Ik ben De eerste hemel aan het lezen. Sheila zei steeds dat ik dat moest doen en ik moet zeggen dat het wel meevalt. Ik vind het zelfs mooi.’ Ze aarzelde en zei toen voorzichtig: ‘Zou je het gek vinden als ik zei dat er maar één bezwaar aan dat boek verbonden is: hij heeft het niet geschreven?’

‘Net wat ik ook denk,’ zei Wexford. ‘Hier, geef me je hand. Wij zijn twee zielen met één gedachte. Ik wilde dat ze me naar huis lieten gaan.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Wil je je nooit meer laten overrijden?’ Tot zijn schrik zag hij een traan in haar oog, maar ze zei opgewekt: ‘Daar is Mike. Je zult met hem willen praten.’

‘Ga niet weg,’ zei Wexford, maar ze was al op weg naar de deur. Burden gaf een kus op haar wang, liep naar het bed toe en bleef bij hem staan. ‘Hoe ging het?’ vroeg Wexford.

‘Morgenvroeg zitting,’ zei Burden. ‘Natuurlijk ontkent ze. Ze zegt dat je opeens voor haar auto kwam. Zijn er getuigen?’

‘Natuurlijk niet. Als die er waren geweest, had ze het tot een andere keer uitgesteld.’

‘Ja.’

‘Zoals ik mijn bezoek aan Tredown heb moeten uitstellen. Maar ze moet wel erg bang voor me zijn, hè? Heb je de auto bekeken?’

‘Wij allebei. Ik had Barry bij me. Er zitten krassen op de motorkap, en een paar grotere krassen waar jij je blijkbaar met de hak van je schoen probeerde af te zetten, en beide zijkanten zitten ook onder de krassen. Er loopt een lange deuk langs de hele zijkant. Maar wat maakt dat uit, Reg? Ze ontkent niet dat ze je heeft geraakt. Ze zegt dat het niet haar schuld was. En ze heeft het lef om te zeggen dat ze niet zo erg goed kan rijden. Ik denk niet dat we een kans maken haar veroordeeld te krijgen.’

‘Dat denk ik ook niet,’ zei Wexford. ‘Maar het doet er niet zoveel toe, want binnenkort wordt ze officieel van iets veel ernstigers beschuldigd, zij en haar handlanger Ricardo.’

‘En krijgen we haar dan veroordeeld?’

‘God mag het weten, Mike. We kunnen het alleen maar proberen.’