– 22 –

Hij kwam Iman Dirir toevallig in High Street tegen toen ze uit de enige Aziatische kledingzaak van Kingsmarkham kwam. Ze had een van de zwart-met-goudkleurige tassen uit die winkel bij zich.

‘Die kleren zijn eigenlijk niet voor Afrikanen bestemd, maar wij dragen ongeveer hetzelfde,’ zei ze tegen Wexford. ‘Ik heb een salwar kameez voor de bruiloft van mijn nichtje gekocht. Ze trouwt aanstaande zaterdag in de St. Peter met een heel knappe Engelsman.’

Wexford keek haar vragend aan.

‘Ze is christelijk, meneer Wexford. In Somalië heb je allerlei mensen, zelfs animisten.’

Voor zover hij wist, aanbaden die laatsten stenen en bomen, maar daar kon hij zich in vergissen en dus begon hij er maar niet over. ‘Komen de Imrans ook?’

‘Op de bruiloft? O, nee, dat denk ik niet. Mijn zus en haar mannen kennen hen nauwelijks en mijn nichtje kent hen helemaal niet.’

‘Maar ze zijn dan wel terug?’

‘Ik denk van wel. Ik geloof dat ze donderdag terug worden verwacht.’

Hij liep naar het politiebureau terug en kwam langs A Passage to India, waar hij achter de ruit, de glinsterende gordijnen en de kunstlelies, een glimp opving van Matea die tafels aan het dekken was. Hij verwachtte Bridget Cook om twee uur in zijn kamer. Williams, de partner die blijkbaar geen voornaam had, had zich er niet tegen verzet dat ze naar Kingsmarkham ging, al betwijfelde Wexford of ze hem de ware reden voor haar reis had verteld. Terwijl hij wachtte, dacht hij aan mensen die gevangenissen voor zichzelf maakten zonder dat daar ook maar enige aanleiding voor was. Deze vrouw had, louter omdat ze niet alleen wilde zijn, haar lot verbonden aan een man die een jaloerse cipier was. Tredown had zich onder huisarrest laten stellen door twee vrouwen die hem lieten werken om in hun levensonderhoud te voorzien, en dat terwijl hij blijkbaar niet eens veel om hen gaf. Nu De eerste hemel zou worden verfilmd, waarvoor Tredown ongetwijfeld royaal was betaald en waarvan zijn weduwe en ex-vrouw de royalty’s zouden krijgen, kon het hun niet meer schelen of hij levend of dood was.

Hannah bracht Bridget zijn kamer binnen. Er schoot hem een ouderwetse uitdrukking te binnen toen hij haar zag: ‘vel over been’. Een beschrijving die iedereen begreep maar waarvan de betekenis toch niet helemaal duidelijk was. Ze was niet mager en toch leek het of de botten door haar huid staken. Haar handen waren als die van een man en de ring aan haar linkerhand, met de delicate bladversiering, leek er niet bij te passen. Ze liet zich moeizaam op de stoel zakken, maar huiverde een beetje toen Wexford haar het mes liet zien.

‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Ik heb het maar één keer gezien. Het kwam door die kerels met wie hij omging, een ruig stelletje was dat. Hij zei dat hij dat mes voor zijn bescherming nodig had. Maar hij heeft het nooit gebruikt. Daar ben ik zeker van.’

‘U zei dat hij dichter was. Hij schreef poëzie voor u.’ Wexford wist hoe absurd dit zou klinken en keek strak naar een punt op de muur. Deze vrouw en poëzie konden eigenlijk niet samengaan zonder dat je in lachen uitbarstte. Toch trekt liefde zich niets van schoonheid of gratie aan, wist hij. Als de wind die waait waar hij wil, kan de liefde iedereen voor ieder ander laten ontvlammen. Mensen hebben geen liefdesdrankjes nodig om verliefd te worden op de onmogelijkste persoon. Hij zag het ernstige knikje waarmee ze aanvaardde dat ze het waard was dat er verzen aan haar waren opgedragen. ‘Schreef hij nog iets anders?’ vroeg hij. ‘Een toneelstuk? Een verhaal of roman?’

‘Ik weet het niet. Misschien wel. Hij was niet ontwikkeld, maar hij zei dat hij een keer een boek had geschreven. Gedichten en een soort dagboek, zei hij.’

‘Wanneer hebt u Samuel Miller voor het eerst ontmoet, mevrouw Cook?’

‘Dat moet ergens in 1998 zijn geweest. Hij trok in de winter bij me in. We zaten toen op een kampeerplaats bij Southend. Hij ging weleens weg, maar kwam altijd terug. In juni gingen we aardbeien plukken bij Hereford en hij zei dat ze in september plukkers nodig hadden bij Morella in Flagford. Toen zei hij ook dat we maar het beste konden trouwen. Ik zei dat ik jaren ouder was dan hij, maar hij zei, nou en? Hij viel altijd al op oudere vrouwen.’

Claudia Ricardo, dacht Wexford. ‘Was hij drie jaar eerder in Flagford geweest?’

‘Dat klopt. Morella heeft een echt kampeerterrein, heel anders dan dat veld waarop ze hadden moeten kamperen toen hij daar de vorige keer was. Toen hadden ze nog twee kerels met geweren achter zich aan gehad.’

‘Geweren?’

‘Dat zei hij.’

Adam Thayer bracht de thee binnen. Die was gloeiend heet, maar Bridget Cook dronk die van haar met graagte. ‘Gaat u verder, mevrouw Cook.’

‘Hij wilde oude kennissen opzoeken als hij daar was, zei hij. Dat waren zijn woorden, “oude kennissen”. Misschien was er wat geld te halen. Ze stonden bij hem in het krijt. De dag nadat hij onze bruiloft had geregeld, gingen we plukken – het waren Victoria’s – en toen we terugkwamen, zei hij dat hij naar zijn kennissen ging en zich dan ging wassen in een leegstaand huis, want onze eigen douche was kapot. Ik wachtte en wachtte op hem, maar om twaalf uur ’s nachts wist ik dat hij niet terug zou komen. Ik wist het gewoon, ik weet niet hoe. Het was vreemd, want ik dacht dat hij echt veel om me gaf. Misschien zijn mannen gewoon vreemd... Sorry, ik bedoelde u niet.’

Wexford verzekerde haar dat hij het niet persoonlijk had opgevat. Nu waren er dus twee vrouwen die vergeefs hadden gewacht tot hun man terugkwam, de een elf jaar geleden, de ander drie jaar daarna. Hij wist nog steeds niet of die twee mannen met elkaar in verband stonden, maar hij kon ook niet in zoveel toeval geloven.

De volgende avond was Sheila bij haar moeder. Ze had de kinderen bij hun vader en het kindermeisje thuisgelaten om zelf naar de tweede bijeenkomst van de Kingsmarkham Anti-Verminkings Associatie te gaan. Wexford vroeg zich af of hij haar moest vertellen over de Imrans, die hun vijfjarige dochter naar Somalië hadden meegenomen, en over zijn twijfel aan hun motieven. Hij dacht daarover, maar deed het niet. Ze zou een van haar bezielde preken afsteken, een veroordeling van onrecht, zinloze wreedheid, kindermisbruik en, speciaal voor hem, een reeks instructies voor gewelddadige actie die hij zou moeten ondernemen, en dat dan liefst binnen de komende twee uur. In plaats daarvan vroeg hij haar naar de film. Waren de opnamen al begonnen?

‘Nog lang niet, pa. Dat duurt nog maanden.’

‘Ik hoop dat ze je goed betalen, al zal het wel niet zoveel zijn als in Hollywood.’

‘Nee,’ zei ze, ‘maar het is ook geen schijntje. Wist je dat de schrijver erg ziek is? Ze denken niet dat hij lang genoeg in leven blijft om de film te zien. Is dat niet triest?’

‘Ze moeten hem veel voor de rechten hebben betaald.’

‘Wat ben je vandaag geïnteresseerd in geld, pa. Dat ben je anders nooit.’

Hij lachte. ‘Ik heb hem ontmoet, weet je. Ik zou kunnen zeggen dat ik hem ken. Ik denk dat het allemaal naar zijn vrouw gaat.’

‘Naar wie anders?’ zei Sheila, en ze ging weg om zich op haar vergadering voor te bereiden.

Dora ging met haar mee in de zwarte Mercedes met de knappe chauffeur, maar Wexford bleef thuis. Hij keek naar de regen, en later de hagel, die tegen de tuindeuren sloeg en wachtte tot Burden kwam om zijn rantsoen rode wijn met hem te delen. De inspecteur stelde zijn vertrek natuurlijk uit tot de regen – waarvan gezegd was dat het niet meer dan een bui zou zijn – over de horizon was verdwenen. Wexford dacht aan Tredown in het hospice in Pomfret. Geef mij weet van mijn einde, Heer, van de maat van mijn levensdagen. Waar kwam dat vandaan? De begrafenisdienst, dacht hij. Maar alleen mensen met een terminale ziekte wisten die dingen en zelfs zij niet precies. Tredown kon alleen maar zeggen: ik heb zestig dagen op zijn hoogst en (bijvoorbeeld) twintig dagen op zijn minst. Keek hij terug op zijn leven en vond hij dat het goed was? Een vrouw van wie hij was gescheiden, een tweede vrouw van wie moeilijk te geloven was dat iemand van haar kon houden, die saaie, op de Bijbel gebaseerde romans, dat ene goede, blijvende boek dat hij had geschreven... Als hij het had geschreven.

De deurbel ging; Wexford schrok ervan. Hij stond op om Burden binnen te laten. De inspecteur was nat, zijn haar op zijn hoofd geplakt, regendruppels als tranen op zijn gezicht, alleen glimlachte hij. ‘Ik zat er opeens middenin en ik ging onder een boom schuilen tot het ophield. Zeg nu niet dat ik door de bliksem getroffen had kunnen worden. Dat weet ik al.’

‘Er was geen bliksem, hè?’

‘Volgens mijn vrouw is er altijd bliksem als het hagelt.’

Wexford schonk twee grote glazen bordeaux in. ‘Ik dacht aan Tredown.’ Hij hief zijn glas en zei: ‘Owen Tredown. Moge hij een vredig uiteinde hebben, en gauw.’

Burden trok zijn wenkbrauwen op. ‘Goed, op Tredown,’ zei hij, ‘maar waarom nu?’

‘Hij kan niet lang meer leven. Ik heb eigenlijk wel medelijden met hem. Misschien vergis ik me, maar ik stel me voor dat hij daar ligt – in dat heel geschikte tehuis, daar twijfel ik niet aan – en spijt heeft van wat hij heeft gedaan, er spijt van heeft dat hij Samuel Millers manuscript heeft gestolen. Want ik denk dat het van Miller was. Ik denk dat Miller De eerste hemel heeft geschreven, of op zijn minst een synopsis of een ontwerp.’

‘Die boerenkinkel? Die asociale messentrekker?’ Wexford had nooit zo’n mengeling van walging en ongeloof op het gezicht van zijn vriend gezien. ‘Claudia Ricardo heeft je verteld dat mensen die lessen creatief schrijven bij hem hadden gevolgd hem altijd manuscripten stuurden. Waarom niet een van hen?’

‘Kijk naar de feiten, Mike. Elf jaar geleden moesten Tredown en de twee vrouwen rondkomen van wat Tredown met die boeken van hem verdiende. En hij verdiende nog wat bij met lesgeven. Dat kan nooit veel zijn geweest. Er zijn niet zoveel cursussen creatief schrijven in dit land en de cursussen die er zijn zullen niet veel betalen. Vergeet niet dat geen van beide vrouwen werkte. Claudia pochte dat ze in haar hele leven nog nooit heeft gewerkt.

En toen kwam Samuel Miller. Een boerenkinkel, een asociaal type, zoals jij het stelt, maar hebben we soms reden om aan te nemen dat grote kunstenaars – want de schrijver van De eerste hemel is of was een grote populaire kunstenaar – allemaal respectabele, burgerlijke, gezagsgetrouwe burgers zijn? Genet zat het grootste deel van zijn leven in de gevangenis, Marlowe kwam in een kroegruzie om het leven, Baudelaire was een drugsverslaafde met syfilis. Nee, dat is geen deugdelijk argument.’

‘Je bedoelt dat Miller dat manuscript meenam toen hij een paar weken fruit ging plukken in Flagford? Zou hij hebben geweten dat Tredown daar woonde?’

‘Waarom niet? Misschien had hij een van Tredowns cursussen gevolgd. Het feit dat Bridget Cook dat niet weet, zegt niets. Zij leerde hem pas drie jaar later kennen. Ook al was hij niet Tredowns student, leerling of wat dan ook, dan staat de locatie van Tredowns huis, zo niet het adres, op de omslagen van zijn boeken. Kun je je niet voorstellen dat Miller hoorde dat er fruitplukkers nodig waren in Flagford, een dorp in Sussex, en dat hij die naam kende?’ Hij zag dat Burden nu belangstellend luisterde, sterker nog, enthousiast. Op Burdens gezicht tekende zich die samengetrokken, peinzende uitdrukking af die hij altijd kreeg als hij op het punt stond opgewonden te raken. Hij had zijn wenkbrauwen dicht naar elkaar toe getrokken. ‘Toe dan,’ zei Wexford. ‘Neem jij het maar over.’

Burden knikte. ‘Oké. Dus hij heeft een boek geschreven of een samenvatting of concept gemaakt, of wat ze maar doen, en hij neemt dat mee naar Flagford in de hoop dat hij op de een of andere manier met Tredown in contact kan komen. Waarschijnlijk weet hij niet dat het veld waarop ze gaan kamperen naast Tredowns huis ligt, maar daar komt hij gauw genoeg achter. Ze hadden daar nog niet lang gekampeerd toen Grimble junior en zijn vriend Bill Runge op het toneel verschenen en hen wegjoegen met stokken...’

‘Of geweren.’

‘Of geweren. Het fruitplukken is toch al voorbij of bijna voorbij. Miller gaat naar Tredowns tuin, biedt zijn diensten als tuinman en klusjesman aan, en als hij daar werkt, zegt hij op een gegeven moment tegen Tredown dat hij een manuscript bij zich heeft en vraagt of Tredown daarnaar wil kijken. Wat zeg je daarvan?’

‘Het is ongeveer wat ik tegen mezelf zei,’ zei Wexford.

‘Maar daarna is het niet zo gemakkelijk, hè? Ik bedoel, zei Tredown gewoon ja, dat wil ik best doen, ik doe niets liever dan mijn tijd verspillen aan het lezen van jouw gezwets? Ik denk het niet.’

Wexford lachte. ‘Dat denk ik ook niet. Maar vergeet niet: ik heb De eerste hemel gelezen. Ik had geen zin om het te lezen, ik dacht dat ik niet verder dan een hoofdstuk of twee zou komen, maar toen ik eenmaal was begonnen, zag ik dat het goed was. Ik genoot er niet van, het is niet het soort boek dat ik graag lees, maar ik kon begrijpen dat anderen ervan genieten, duizenden anderen.’

Burden keek hem met een zekere verwondering aan, als iemand die hoort dat een kennis een of andere geheimzinnige obsessie heeft, bijvoorbeeld Farsi leert of een studie maakt van zeeanemonen. Maar hij deed zijn best. Hij concentreerde zich. ‘Je bedoelt,’ zei hij aarzelend, ‘dat Tredown er misschien alleen een blik op wilde werpen om niet... nou, om niet onbeleefd te zijn. Hij is een erg hoffelijke man, vind je niet? En toen las hij door, net als jij. Hij kon het niet wegleggen en hij las door tot het eind en...’

‘... en vroeg zich af hoe hij het voor zichzelf kon bemachtigen,’ zei Wexford. ‘Ik zie niet goed hoe hij het voor elkaar heeft gekregen, maar het is hem gelukt. Kocht hij het van Miller? Of stal hij het? Ik zou kunnen geloven dat een van die twee vrouwen het Miller afhandig heeft gemaakt. Of beide vrouwen.’

‘Toen moest Tredown controleren of alles klopte en nodigde Hexham bij zich uit. Dat wil er niet goed bij me in, Reg. Waarom vertelde Hexham niet aan zijn vrouw dat hij na die begrafenis naar Tredown ging?’

‘Nu we het daar toch over hebben,’ zei Wexford, ‘waarom vertelde hij zijn vrouw überhaupt niet dat hij na de begrafenis nog ergens heen ging, of het nu naar Tredown was of ergens anders heen? Hij deed dat niet; dat is alles. Maar hij ging wel ergens heen en eindigde in die greppel in Grimbles veld. Was hij er op de een of andere manier achter gekomen dat Tredown het werk van iemand anders onder zijn eigen naam wilde uitbrengen? Misschien heeft hij gedreigd dat in de openbaarheid te brengen en werd hij daarom vermoord. We weten ook niet wat er met Miller is gebeurd, alleen dat hij Tredown verliet en naar huis ging, waar dat op dat moment ook mag zijn geweest. Drie jaar later kwam hij terug.’

‘En toen chanteerde hij Tredown met dat boek. Maeve of Claudia gaf hem duizend pond om hem zijn mond te laten houden, niet honderd pond omdat hij ging trouwen. Als hij niet naar Grimbles huis was gegaan en niet door Ronald McNeil was doodgeschoten, zou hij misschien niet zo lang daarna door een van die vrouwen zijn vermoord.’

‘Ik denk dat je gelijk hebt, Mike,’ zei Wexford. Op dat moment hoorde hij zijn voordeur open- en dichtgaan. Dora kwam de kamer in, gevolgd door Sheila en Sylvia, en zei Burden gedag.

‘Waarom zitten jullie in het donker?’

‘Dat was me nog niet opgevallen. Hoe was de bijeenkomst?’

Sheila sloeg haar armen om hem heen en kuste hem. ‘Ik kan niet blijven, pa. Clive doet er toch al een uur over om me naar huis te rijden. O ja, Matea Imran was er ook. Ze zei dat haar ouders uit Somalië terug zijn en dat er niets met Shamis aan de hand is. Syl zal je er alles over vertellen.’

De Imrans waren de vorige dag teruggekomen. Van het gezin was alleen Matea op de bijeenkomst aanwezig geweest. ‘Ze kwam naar me toe,’ zei Sylvia, ‘om me te vertellen dat haar zusje niet was besneden. Daar had ze zich in vergist.’

‘O, ja?’ Wexford liet Burden uit, die een lift naar huis in Sheila’s auto kreeg. ‘Ik zou geen woord geloven van wat dat meisje zegt,’ zei hij tegen Sylvia.

Ze was geschokt. ‘Pa! Ik dacht dat je haar graag mocht.’

‘Dat staat hier los van. Onder deze omstandigheden vertrouw ik haar niet. Het is haar familie, Sylvia, ondanks de dingen die ze eerst heeft gezegd, ondanks het feit dat ze hier is geweest om mij over haar angst te vertellen. Nu weet ze er een beetje meer van.’

Dora legde haar hand op zijn arm. ‘Ik kan het begrijpen,’ zei ze. ‘Ook als ze haar zusje zoiets afschuwelijks hebben aangedaan, zou ze niet willen dat haar ouders naar de gevangenis gaan. Ze zou hen niet verraden, zoals zij het zou zien.’

‘Precies,’ zei hij. ‘Ik had het zelf niet beter kunnen stellen.’

‘Wat ga je dan doen, pa?’

‘Ik ga naar bed,’ zei Wexford. ‘En morgen ga ik met dokter Akande praten.’