Hoofdstuk 7
Yes, zaterdag! Vandaag gaat hij na een lange tijd voor het eerst weer naar de markt. Sonson heeft er zin in. Hij strekt zich uit in het bed dat hij met Sebastian en Denis deelt.
‘Vannacht gelukkig geen gegil van jou’, zegt Denis. Sonson schopt het laken van zich af en gooit het over Denis heen. Dan maakt hij een grote duikel over hem heen en belandt aan de zijkant van het bed. Denis trapt net het laken weg en schopt hem per ongeluk in zijn maag.
Au, dat doet lelijk zeer. Maar ja, eigen schuld.
Hij droomt gelukkig niet meer over die nare momenten in de schoolhal. De eerste weken thuis werd hij vaak gillend wakker. Hij baalt ervan dat hij de anderen met zijn geschreeuw ook wakker maakte. Zij hoeven niet te weten dat hij nog heel vaak aan de aardbeving denkt. En aan dat meisje op wie hij stond met zijn grote voeten. Sebastian heeft nergens last van. Die gilt tenminste niet in zijn dromen.
Sonson springt uit bed en knielt neer om God te danken voor de dag. Dan schiet hij zijn trainingsbroek aan en loopt naar buiten. De grote slippers van vader staan bij het stenen trapje voor de veranda. Hij schuift zijn voeten erin. Ze zijn veel te groot, maar je moet wat in deze modder. Het heeft vannacht behoorlijk geplensd. Dat kun je verwachten in de regentijd. Hij glibbert naar de waterput achter het huis onder de bananenboom. Een verrotte mango die voor zijn voeten ligt, gooit hij een eind verder het erf op. De kippen springen kakelend aan de kant. De haan protesteert kraaiend.
Zo, de rest van de familie is nu ook wel wakker. Sonson grinnikt.
Ah, hij heeft geluk. De teil naast de waterput is nog vol. Als hij niet te veel gebruikt, hoeft hij vandaag geen nieuw water naar boven te halen. Hij hurkt bij de teil en gutst water over zijn gezicht en over zijn haren. Zo veel mogelijk boven de teil blijven, zodat hij geen water verliest. Lekker, dat koude water.
‘Je bent er vroeg bij, vriend.’ Vader bukt zich voorover en vult de beker naast de teil met water. Hij klokt het water in een keer achterover. Hij knoeit wat water op zijn wollen trui. Een paar druppels blijven op zijn grote, groene, plastic regenlaarzen liggen.
‘Kleed je maar snel aan, dan gaan we!’
Sonson pakt met een sprong de handdoek van de hoog gespannen waslijn af en droogt zijn gezicht.
‘Ja, nog even mijn trui aantrekken en dan ben ik klaar. Gaat Denis ook mee?’ vraagt hij.
Vader schudt zijn hoofd. ‘Nee, niks ervan. Vandaag niet. Ik weet precies hoe dat gaat, jij samen met Denis op de markt. Er moet vandaag geld verdiend worden. Geen tijd voor grappen.’
Sonson steekt zijn tong schuin uit zijn mond en trekt een gek gezicht. Vader kan zijn lachen bijna niet inhouden en draait zich snel om.
‘Hup, tempo maken jij, dan vertrekken we’, roept vader.
Zo, die is vrolijk! Sonson glibbert zo snel hij kan naar het huis. Die grote slippers zijn waardeloos. Op de stoel in de hoek van de slaapkamer trekt hij zijn zwarte shirt tussen de stapel kleren uit. Hij schuift het onderste laatje van het ladekastje te hard open. Het ploft op de grond. Snel terugduwen. Sokken aan. Wacht, het was koud buiten, dus warme kleren aan. Met een sprong staat hij op het bed en pakt zijn rode sweater met blauwe capuchon van de plank. Een stapel truien valt op de grond. Laat maar liggen, dat ruimt hij vanmiddag wel op. Als hij de trui aantrekt, blijft de capuchon op zijn hoofd steken. Lekker warm.
Op de tafel in de woonkamer ligt een grote tros bananen. Hij trekt hard aan een banaan. De ene helft van de schil blijft aan de tros hangen. Sonson trekt ook de andere helft van de schil van de banaan af en gooit deze op tafel.
Met het laatste stuk van de banaan in zijn mond doet hij op de veranda de veters van zijn sportschoenen dicht.
Vader heeft Cully, de ezel, volgeladen met de zakken zoete aardappels.
‘Wat moet er nog gebeuren?’ vraagt Sonson.
‘Niks, ga zitten, dan vertrekken we.’ Vader klopt op het zadel van Cully.
Dan loopt hij de veranda op en brult naar binnen: ‘We gaan ervandoor! Tot vanmiddag.’
Sonson daalt op de rug van Cully het pad voor het huis af. Naar de markt! Het beest kent de weg.
Vader loopt achter Cully en geeft haar een klap op de rug, zodat ze harder gaat.
Onder aan de heuvel, op de weg richting de markt, is het druk. Mensen sjouwen met grote pakken op hun hoofd. Ezels, paarden en muildieren zijn hoog bepakt met grote, plastic zakken vol koopwaar. Onwillige koeien worden loeiend meegetrokken voor de slacht op de markt. Sonson tikt met de zool van zijn schoenen in de buik van Cully.
Ze gaat harder lopen. Ze komen in een dichtbegroeid stuk. Daar zie je niks meer van de drukke weg. Sonson doet hard zijn best om de zwiepende takken uit zijn gezicht te houden.
Hij heeft zin in de markt. Dat mist hij altijd in Port-au-Prince. De markt daar is saai, zonder beesten en slachtafdeling. En nu zal er wel helemaal geen markt zijn in Port-au-Prince. Zouden er nog steeds zo veel dode lichamen op de weg liggen?
Het pad wordt smaller, maar Cully hobbelt vrolijk door. Af en toe balkt ze.
‘Wat dacht je ervan om vandaag Sapibon8 te verkopen? Vorige week heeft Denis ook goeie zaken gedaan bij een handelaar die je goed betaalt.‘
‘Het is toch regentijd? Ik dacht dat Sapibon dan niet zo goed liep. Het is veel te koud om ijsjes te eten.’
Hij heeft er meer zin in om over de markt te lopen en grappen uit te halen met de andere jongens van het dorp.
‘We kijken wel even of we dezelfde handelaar weer zien.’ Vader geeft een harde klets op de rug van Cully. Ze komen op een open stuk. Een waterig zonnetje schijnt door de wolken. Nog een paar stappen naar beneden en dan zijn ze op de harde zandweg. Ze slaan rechtsaf, richting de markt.
De lange weg naar het dorp geeft Sonson altijd een speciaal gevoel. Alsof hij in een andere wereld is.
Aan beide kanten van de weg is naaldboombos. Als je diep inademt, voel je de zware lucht in je longen gaan. Na een nacht regen ruik je alles nog beter.
‘Bonjour, Bam lamen? - alles goed?’ Alain passeert hen met een stel hard mekkerende, bruine geiten aan een touw. Hij geeft vader een hand.
‘Papimal - het gaat goed. Ga je ze verkopen?’ Vader wijst naar de tegenstribbelende geiten die voelen dat hun einde nadert. Hij pakt ondertussen het loshangende touw bij de kop van Cully vast.
Sonson kijkt schuin naar Alain die voor hem loopt met vader. Hij krijgt altijd een apart gevoel als hij Alain ziet. Het is een oudere man die er gewoon uitziet, maar toch iets bijzonders om zich heen heeft hangen. Hij is de voodoopriester van de omgeving en staat in contact met de voodoogeesten9. Hij draagt altijd een rode zakdoek in zijn zak. Sonson ziet nu ook weer een rode punt uit zijn achterzak komen.
Vader praat altijd aardig en vrolijk met hem. Alsof het een gewone man is. Hij zegt ook rustig dat je je niet bezig moet houden met de geesten en dat Jezus machtiger is dan de geesten. Sonson is trots op zijn vader, dat hij dat zomaar durft te zeggen tegen zo’n belangrijk iemand!
‘Ja, ik wil goed geld gaan beuren voor die beesten. Ze zien er toch prima uit, zou je zeggen. En de zon gaat vandaag schijnen, dus dat moet lukken.’ Hij geeft weer een harde ruk aan het touw, wat een oorverdovend gemekker oplevert.
‘Zo, heb je weer een andere zoon meegenomen?’ vraagt Alain. Hij wijst met zijn hoofd naar hem. ‘Die heb ik nog niet eerder gezien!’ ‘Klopt. Hij zit in Port-au-Prince op school dus meestal is hij hier niet. Maar hij is alweer een paar weken bij ons, na de catastrofe daar.’
‘Ja, dat is wat daar. Ongelooflijk. Als je alle verhalen hoort, kun je niet geloven dat het waar is. Dit is zo groot. Dat ligt zelfs buiten de macht van de voodoogeesten. Ik heb pas nog een bijeenkomst gehad met de andere priesters. Maar iedereen is het eens: dit moet wel Bondye – de Goede God, geweest zijn. Wat denk jij daarvan, man?’
Vader kijkt naar Alain. Sonson ziet een grote, dikke rimpel op het voorhoofd van vader. Zijn rug is gebogen en met het touw over zijn schouder trekt hij Cully vooruit.
‘Ik ben blij dat mijn kinderen nog leven. En ik hoor dat de kerken groeien in en om de stad. En je weet hoe ik erover denk, Alain. Ik geloof dat God aan de mensen die in Haïti leven nog tijd geeft om Hem te leren kennen.’
Ze staan even stil. Alain geeft met zijn vrije hand een harde klap op de schouder van vader.
‘Ja joh, je bent niet verrassend. Toch mag ik je, want ik weet wat ik aan je heb. Ik ga hier linksaf. Ik ben al veel te laat, dus ik ga verder. Succes vandaag.’
‘Ja, jij ook succes met je geitenhandel. En two prese pa rive - doe het rustig aan. ’
‘Wacht even Sonson’, zegt vader. Hij trekt de dikke wollen trui over zijn hoofd.
‘Met die zon is het mij te warm met een trui.’ Hij gooit de trui op de rug van Cully en geeft een ruk aan het touw. Cully gaat er op een draf vandoor. Sonson ploft met zijn buik naar voren en grijpt haar bij de manen vast.
Vader moet hard zijn best doen om hun voor te blijven. Zijn strohoed wipt naar links.
‘Hop, hop, hop, kom op jongen! Bourik chaje pa kanpe - een beladen ezel staat niet stil.’
Echt papa. Als die eenmaal met spreekwoorden begint, is hij niet meer stoppen.
Sonson vindt het wel leuk. Hij weet zo al veel spreekwoorden die soms goed van pas komen. Juf Vena staat soms versteld als zij een vraag stelt en hij een spreekwoord als antwoord geeft.
Het geschreeuw van de marktkooplui wordt harder. ‘Koop hier de beste perziken uit de omgeving. Goedkoop, lekker en goed!’ schreeuwt een zware, donkere stem.
‘Zeep, heerlijk ruikende zeep. Uw kleren zijn in een uur schoon. Hagelwit!’ roept een schelle vrouwenstem erdoorheen. Sonson geniet van al die vrolijke stemmen. Op de markt zie je meestal blije mensen.
‘We gaan naar links, Sonson.’ Vader geeft een zwaai aan het touw. Cully steekt de weg over en draaft het schuin oplopende bospad op. Onder de bomen staat het vol met ezels, muildieren en paarden die geduldig op hun baas wachten. Mensen lopen met grote pakken af en aan. Als je chagrijnig uit je bed gestapt bent, moet je hier wel vrolijk worden.
Sonson barst van de energie en popelt om de markt over te lopen. ‘Zoek maar een boom op waar je Cully aan kunt vastzetten. Ik zoek een plek uit voor onze aardappelen.’
Vader gooit het touw naar achteren en loopt een halve cirkel om hen heen.
Sonson trekt aan de teugels. Cully staat met een ruk stil.
‘Bravo!’ Hij klapt Cully op de hals en springt van haar rug. Pa beent er met twee grote zakken zoete aardappels vandoor. Die heeft er zin in vandaag!
Sonson pakt het touw, zoekt een boom en bindt Cully naast twee andere ezels vast.
Hij hijst uit de linkerdraagzak een grote zak zoete aardappels. Pff, wat is dat zwaar. Vader draagt die zakken alsof het kippenveren zijn.
‘Kom maar hier, pak jij de kleinste buidel uit de andere draagzak maar. Ik sta even verderop links. Een prachtig plekje, net voor alle anderen.’ Weg is hij, met de volgende twee zakken.
Sonson sleurt de kleinere zak zoete aardappels uit de draagzak. Dat is ook al een aardig gewicht. Hij gooit hem over zijn schouder en gaat op een drafje achter vader aan.
‘Zet hier maar neer.’
Onder een grote, dikke boom, op de hoek waar de markt begint, heeft vader de vier witte, plastic zakken in een ruim vierkant neergezet. Sonson zet zijn kleine zakje in het midden.
‘Wacht jij maar hier, ik ga de laatste paar zakken halen.’
Sonson kijkt zijn vader na. Het overhemd is op zijn rug nat van het zweet. Hij steekt zijn handen in zijn zakken en fluit een deuntje. Het is lang geleden dat hij zich zo blij heeft gevoeld. Straks eens kijken of hij bekenden tegenkomt.