24
Een afgegeven boodschap
Toen de zon naar de einder zonk, begon het
landschap te verande ren. De heuvels werden minder hoog, de bosjes
groter. Vaak waren de omgevallen stenen muurtjes rond vroegere
akkers met wilde heggen begroeide opstandjes geworden, of ze liepen
door lange rijen ei ken, lederbladeren, kastanjes, pijnbomen,
papierbast en bomen die Egwene niet kende. De paar boerderijen die
ze zagen, hadden geen daken, en bomen van zo'n tien of vijftien pas
hoog groeiden binnen de muren. Kleine groepjes bomen, met daarin
vele kwetterende vo gels en eekhoorns met zwarte staarten, stonden
binnen de stenen muren opgesloten. Af en toe kwamen ze een
stroompje tegen en dat le verde evenveel gespreksstof bij de Aiel
op als de bomen en het gras. Ze hadden verhalen over de natlanden
gehoord, erover gelezen in boeken van kooplieden en marskramers als
Hadnan Kadere, maar na hun jacht op Laman hadden maar weinigen ze
echt gezien. Ze pasten zich snel aan. Hun grijsbruine tenten gingen
op in de achter grond van dode boombladeren, stervend gras en
onkruid. Het kam pement besloeg vele spannen en kenmerkte zich door
duizenden klei ne kookvuurtjes in de goudgele zonsondergang. Egwene
was maar al te blij haar tent in te kunnen, nadat de gai'shain die
hadden opgezet. Binnen waren de lampen aangestoken en brand de een
klein vuurtje in de vuurkuil. Ze maakte de veters van haar zachte
laarzen los, trok ze uit, net als haar wollen sokken, en ging
languit op de kleurige dikke laag kleden liggen, terwijl ze met
haar tenen wriemelde. Ze had graag een bak water willen hebben om
haar voeten te baden. Ze kon zich niet meten met een geharde Aiel;
al na enkele uren lopen leken haar voeten tweemaal zo groot te
zijn. Natuurlijk zou water hier geen probleem vormen. Althans, dat
zou niet zo moeten zijn - ze herinnerde zich het kleine stroompje -
maar ze kon hier toch wel een behoorlijk bad nemen? Cowinde, gedwee
en zwijgend in het wit, bracht haar het avondeten. Een plat stuk
bleekwit brood dat van zemaimeel was gemaakt en dik ke stamppot in
een roodgestreepte kom die ze haast zonder te proe ven opat,
doordat ze meer vermoeidheid dan honger voelde. Ze her kende de
gedroogde pepers en bonen, maar vroeg niet waar het don kere vlees
vandaan kwam. Konijn, maakte ze zichzelf ferm wijs en hoopte dat
het zo was. De Aiel aten dingen die haar haren nog meer zouden
laten krullen dan die van Elayne. Ze wilde er wat om ver wedden dat
Rhand niet eens durfde te kijken naar wat hij at. Mannen waren
altijd kieskeurig met hun eten.
Toen ze de stamppot op had, strekte ze zich
uit bij een prachtig bewerkte zilveren lamp met een glimmende
zilveren schijf erachter om het licht te weerspiegelen en te
versterken. Ze had zich ooit een tik keltje schuldig gevoeld toen
het tot haar was doorgedrongen dat de meeste Aiel, afgezien van hun
kampvuur 's nachts, helemaal geen licht hadden. Behalve de Wijzen
en de hoofden van de stammen en de sibben hadden er maar weinigen
olie of lampen meegenomen. Maar het had geen zin om in het flauwe
licht van het tentvuur te zitten wanneer ze goed licht kon hebben.
Dat herinnerde haar er op eens aan: hier zouden de nachten niet
zo'n schrille tegenstelling vor men met de dagen als in de
Woestenij. Het werd al onbehaaglijk warm in de tent.
Ze geleidde heel even stromen Lucht om het
vuur te doven en zocht in haar zadeltas naar het versleten, in leer
gebonden boek dat ze van Aviendha had geleend. Het was een klein
dik boekje, gemakkelijk om mee te nemen, met dicht opeengeplaatste
regels van minieme lettertjes, die ze alleen bij goed licht kon
lezen. De vlam, de kling en het
hart was een bundel verhalen over
Birgitte en Gaidal Cain, An selan en Barashelle, Rogosh Adelaarsoog
en Dunsinin, en nog een tiental anderen. Aviendha beweerde dat ze
het mooi vond vanwege de avonturen en veldslagen, en misschien was
dat wel zo, maar elk verhaal ging ook over de liefde tussen een man
en een vrouw. Egwene wilde best toegeven dat ze van de soms
stormachtige, soms te re draden van onsterfelijke liefde hield.
Voor zichzelf althans. Het was amper het soort ontspanning dat een
vrouw die aanspraak maak te op gezond verstand, in het openbaar kon
toegeven. Eigenlijk had ze even weinig zin in lezen als in eten -
ze wilde het liefst in bad gaan en slapen en dan mocht het bad
vanavond nog achterwege blijven - maar zij en Amys zouden vannacht
Nynaeve in Tel'aran'rhiod spreken. Nynaeve was waarschijnlijk
ergens op weg naar Geldan, en omdat daar de nacht nog niet was
gevallen moest ze wakker blijven.
Bij hun laatste ontmoeting had Elayne heel
opgewonden over het beestenspul verteld, hoewel Egwene Galads
aanwezigheid voldoen de reden vond om hard weg te hollen. Nynaeve
en Elayne waren vol gens haar veel te dol geworden op avonturen.
Het was erg jammer van Siuan. Ze moesten rustig blijven en hadden
een stevige hand no dig. Vreemd dat ze op die manier over Nynaeve
dacht; vroeger was het altijd de Wijsheid geweest die alles met
ferme hand aanpakte. Maar na dat voorval in de Toren van
Tel'aran'rhiod was Nynaeve steeds minder iemand geworden tegen wie
ze zich diende te verzet ten.
Berouwvol besefte ze bij het omslaan van een
bladzijde dat ze naar haar ontmoeting met Nynaeve uitzag. Niet
omdat Nynaeve een vriendin was, maar omdat ze wilde zien of haar
opmerkingen nog steeds hun uitwerking hadden. Als Nynaeve aan haar
vlecht trok, zou ze koeltjes een wenkbrauw hoog optrekken
en... Licht, ik hoop dat het standhoudt. Als ze zich
iets laat ontvallen over dat uitstap je, zullen Amys, Bair en
Melaine me om beurten villen, als ze me al niet weg zullen
sturen. Haar ogen wilden tijdens
het lezen voortdurend dichtvallen; half dro mend doezelde ze bij de
verhalen weg. Ze kon even sterk zijn als el ke vrouw in dit boek,
even streng als Dunsinin, Nerein, Melisinde of zelfs Birgitte, even
sterk als Aviendha. Zou Nynaeve écht zo ver standig zijn om haar
mond te houden als ze bij Amys was vannacht? Ze had nog vaag het
idee om Nynaeve bij haar nekvel vast te grij pen en haar door
elkaar te schudden. Dwaas. Nynaeve was jaren ouder dan zij. Trek je
wenkbrauw hoog op. Dunsinin. Birgitte. Even hard en sterk als een
Speervrouwe.
Haar hoofd zakte op het boek en ze probeerde
het onder haar wang te koesteren toen haar ademhaling steeds
langzamer en dieper werd.
Ze schrok op toen ze opeens tussen de hoge
roodstenen zuilen in het Hart van de Steen stond, in het vreemde
licht van Tel'aran'rhiod. Ze schrok wederom bij het besef dat ze de
cadin'sor droeg. Amys zou het niet prettig vinden haar daarin te
zien, helemaal niet prettig. Haas tig veranderde ze haar kleren en
zag verbaasd hoe die heen en weer flikkerden van het algoedhemd en
de ruime wollen rok tot een mooi gewaad van blauwe brokaatzijde,
voor het eindelijk Aielkledij werd, aangevuld met haar armband van
ivoren vlammen en de gouden en ivoren halsketting. Die
besluiteloosheid had ze al enige tijd niet meer gekend.
Heel even overwoog ze uit de Wereld der Dromen
te stappen, maar ze vermoedde dat ze diep in slaap was in haar
eigen tent. Heel waar schijnlijk zou ze alleen maar in haar eigen
droom stappen en tot nog toe had ze niet altijd bewustzijn in haar
dromen gehad; zonder dat kon ze niet terug naar Tel'aran'rhiod. Ze
was niet van plan Amys en Nynaeve alleen te laten. Nynaeve kon er
wel van alles uitflappen als Amys haar wist te prikkelen. Wanneer
de Wijze kwam, zou ze alleen zeggen dat ze zelf hier ook nog maar
kort was. De Wijzen waren al tijd net voor haar hier aangekomen,
maar Amys zou het toch wel geloven als ze zei dat ze hier nog maar
kort was en dan maakte het niet uit.
Ze was er al bijna aan gewend geraakt die
onzichtbare ogen in deze enorme ruimte te voelen. In haar eentje
tussen de pilaren en de scha duwen in die lege ruimte. Ze hoopte
dat Amys en Nynaeve snel zouden komen. Dat zou toch wel? De tijd
kon in Tel'aran'rhiod even vreemd zijn als in een droom, maar het
kon wel even duren voor de afgesproken ontmoeting zou plaatsvinden.
Misschien had ze nog tijd om...
Opeens drong het tot haar door dat ze stemmen
hoorde, een zwak gefluister tussen de zuilen. Ze omhelsde saidar en
sloop voorzichtig op het geluid af dat van de plek vandaan leek te
komen waar Rhand Callandor onder de grote koepel had achtergelaten.
De Wijzen beweerden dat de beheersing van Tel'aran'rhiod het kon
opnemen tegen de Ene Kracht, maar ze had meer vertrouwen in haar
vaardig heden met de Kracht. Goed achter de dikke stenen pilaren
verborgen bleef ze staan kijken.
Het waren niet twee Zwarte zusters, zoals ze
had gevreesd, en ook niet Nynaeve. Elayne stond dicht bij de
glinsterende schacht van Cal landor, die uit de vloerstenen
omhoogstak, en ging volkomen op in een zacht gesprek met een vrouw
in de vreemdste kleren die Egwe ne ooit had gezien. Ze droeg een
korte witte jas, heel merkwaardig gesneden, en een brede gele broek
die rond haar enkels was samen geplooid boven lage laarzen met hoge
hakken. Een ingewikkelde vlecht goudgeel haar hing tot laag op haar
rug en ze hield een boog vast die glinsterde als glanzend zilver.
Ook de pijlen in de koker glom men.
Egwene kneep haar ogen dicht. Eerst die
moeilijkheden met haar kleren en nu dit weer. Enkel het feit dat ze
over Birgitte had gelezen die zilveren boog maakte het wel
duidelijk - was geen reden om zich te verbeelden wat ze nu zag.
Birgitte wachtte - ergens - op het schal len van de Hoorn van
Valere, wanneer zij en de andere helden voor de Laatste Slag werden
opgeroepen. Maar toen Egwene haar ogen weer opendeed, stonden
Elayne en die vreemd geklede vrouw er nog steeds. Ze kon niet
helemaal horen wat ze zeiden, maar ditmaal geloofde ze wat ze zag.
Ze stond op het punt naar voren te stappen en zichzelf aan te
kondigen toen ze achter zich een stem hoorde.
'Heb je besloten om vroeg te gaan? In je
eentje?' Egwene tolde rond en keek Amys recht in het gezicht. Haar
gebruinde gelaat was te jong voor haar witte haren. Naast haar
stond Bair met haar getaande huid. Beiden hadden hun armen over
elkaar. Zelfs uit hun strak getrokken sjaal bleek hun ongenoegen.
'Ik ben in slaap gevallen,' zei Egwene. Ze kon niets verzinnen wat
haar vroege komst goedpraatte. Toen ze haastig uitlegde dat ze was
weggedoezeld en waarom ze niet terug was gegaan - daarbij ver
zwijgend dat ze niet wilde dat Nynaeve en Bair elkaar alleen ont
moetten - merkte ze verrast en een tikkeltje beschaamd dat ze had
willen liegen en was ze opgelucht dat ze dat niet had gedaan. Niet
dat de waarheid haar als vanzelfsprekend zou redden. Amys was niet
zo streng als Bair, niet even streng - maar ze was heel goed in
staat haar die nacht aan het werk te zetten en rotsstenen te laten
opstapelen. Veel Wijzen geloofden sterk in nutteloze werkjes bij
wijze van straf. Het met een klein lepeltje as in de grond begraven
kon je moei lijk anders zien als straf. Ze konden natuurlijk ook
weigeren haar nog langer les te geven. Dan had ze toch liever de
asresten. Ze kon een zucht van opluchting niet onderdrukken toen
Amys knik te en zei: 'Dat kan gebeuren. Maar ga de volgende keer
terug en droom je eigen dromen. Ik had ook in mijn eentje kunnen
luisteren naar wat Nynaeve te zeggen heeft en haar kunnen vertellen
wat wij weten. Als Melaine vannacht niet bij Bael en Dorindha was,
zou ze hier zijn geweest. Je hebt Bair bang gemaakt. Ze is trots op
je vor deringen en als jou iets zou overkomen...'
Bair keek helemaal niet trots, juist grimmiger
toen Amys even zweeg. 'Je boft dat Cowinde je heeft gevonden toen
ze je eten kwam oprui men en bezorgd werd toen ze je niet wakker
kon krijgen om onder de dekens te gaan liggen. Als ik gedacht had
dat je veel langer alleen was geweest...' De woeste blik
verscherpte zich even tot een waar schuwing, waarna ze knorrig
verder sprak, ik veronderstel dat we nu op Nynaeve zullen wachten,
enkel om je gesmeek te voorkomen dat je niet teruggestuurd wordt.
Als het moet dan moet het, maar we zullen die tijd nuttig
gebruiken. Richt elke gedachte op...' 'Nynaeve is er niet,' zei
Egwene snel. Ze wilde niet weten wat voor les Bair in deze bui zou
geven. 'Het is Elayne en...' De woorden ver stierven toen ze zich
omdraaide. Elayne ijsbeerde in een prachtig groenzijden gewaad,
geschikt voor een bal in het paleis, niet ver van Callandor heen en
weer. Birgitte viel nergens te bespeuren. Ik heb het me niét
verbeeld.
'Is ze er al?' zei Amys en stapte opzij om ook
te kijken.
'Nog zo'n jonge dwaas,' mopperde Bair. 'Die
meisjes van vandaag hebben even weinig hersens en discipline als
geiten.' Ze drong zich langs Egwene en Amys en plantte zich
tegenover Elayne aan de andere kant van de glinsterende Callandor,
met de vuisten op haar heup. 'Je bent niet mijn leerlinge, Elayne
van Andor, hoewel je ons wel zo veel ontfutseld hebt dat je, als je
oppast, jezelf hier niet meer zult doden. Als je dat wel zou zijn,
zou ik je van je tenen tot je kruin een pak slaag geven en je naar
je moeder terugsturen tot je oud genoeg bent om niet meer aan haar
rok te hangen. En dat, neem ik mo menteel aan, zal evenveel jaren
vergen als je reeds geleefd hebt. Ik weet dat jij alleen naar de
Wereld der Dromen bent gekomen. Jij en Nynaeve. Jullie zijn
ontzettend dwaas om zoiets te doen.' Elayne was geschrokken toen ze
opeens verscheen, maar terwijl Bairs toespraak over haar heen
spoelde, rechtte ze zich, met geheven kin, koel en vastbesloten.
Haar gewaad werd rood en nog glanzender en er kronkelde borduurwerk
over de mouwen en het hoog gesloten lijf je in de vorm van
opstaande leeuwen van witte en gouden lelies, haar eigen wapen. Een
smalle gouden diadeem rustte op haar roodgouden krullen, boven haar
wenkbrauwen stond een opstaande leeuw van maandruppels. Ze
beheerste dit soort dingen nog niet al te best. Maar misschien
droeg ze wel precies datgene wat ze op dit moment wenste, ik dank u
voor uw bezorgdheid,' zei ze koninklijk. 'En de waarheid is dat ik
inderdaad uw leerlinge niet ben, Bair van de Hai do Shaarad. Ik ben
u dankbaar voor alle aanwijzingen, maar ik dien mijn eigen weg te
gaan en de taken uit te voeren die mij door de Amyrlin Zetel zijn
opgedragen.'
'Een dode vrouw,' zei Bair koud. 'Je beroept
je op gehoorzaamheid aan een dode vrouw.' Egwene voelde hoe de
haren van Bair bijna rechtop stonden van boosheid. Als ze niets
deed, zou Bair kunnen besluiten Elayne een pijnlijk lesje te leren,
en het laatste dat ze nu nodig hadden, was zo'n botsing.
'Wat... waarom ben jij hier en niet Nynaeve?'
Ze had bijna gevraagd wat Elayne hier deed, maar ze zou Bair
daarmee een kapstok heb ben gegeven en het zou misschien hebben
geklonken alsof zij de kant van de Wijzen had gekozen. Ze had graag
willen weten waar Elayne met Birgitte over had
gesproken.
Ik heb het me niet
verbeeld. Misschien was het iemand
geweest die droomde dat ze Birgitte was. Maar alleen mensen die
bewust Tel'aran'rhiod betraden, konden er langer blijven en dan zou
Elayne zeker niet met hen praten. Waar wachtten Birgitte en de
anderen alles af?
'Nynaeve houdt zich slechts bezig met haar
zere hoofd.' De diadeem verdween en Elaynes kleding werd
eenvoudiger, met slechts enkele gouden krullen op het
lijfje.
is ze ziek?' vroeg Egwene bezorgd.
'Alleen hoofdpijn en een paar blauwe plekken.'
Elayne giechelde en kromp tegelijk ineen. 'O, Egwene, je zult het
haast niet geloven. Alle vier de Chavana's waren bij ons komen
eten. Eigenlijk om wat naar Nynaeve te lonken. Ze probeerden de
eerste dagen met mij aan te pappen, maar nadat Thom met ze had
gepraat hielden ze ermee op. Hij had geen enkel recht dat te doen.
Niet dat ik dat gelonk wil de, begrijp me goed. In ieder geval,
daar zaten ze, alsmaar flirtend met Nynaeve - of ze probeerden dat;
ze gaf hun net zoveel aandacht als bromvliegen - tot Latelle naar
binnen beende en al scheldend en kijvend Nynaeve met een stok begon
te bewerken.' 'Was ze gewond?' Egwene wist niet zeker wie ze
bedoelde. Als Nynaeve écht kwaad werd...
'Zij niet. De Chavana's probeerden haar van
Latelle weg te trekken en Taeric zal waarschijnlijk nog wel enkele
dagen hinken, om over die dikke lip van Brugh maar te zwijgen.
Petra moest Latelle naar haar wagen terugdragen en ze zal
behoorlijk lang haar neus niet meer naar buiten steken.' Elayne
schudde haar hoofd. 'Luca wist niet wie hij de schuld moest geven -
een van zijn tuimelaars lam en zijn berenleidster grienend op haar
bed - dus gaf hij iedereen de schuld. Ik dacht bijna dat Nynaeve
hem ook de huid vol ging schelden. Ge lukkig geleidde ze niet. Ik
meende het haar bijna twee- of driemaal te zien doen, tot ze
Latelle plat op de grond had.' Amys en Bair keken elkaar
nietszeggend aan. Zoiets hadden ze van een Aes Sedai zeker niet
gedacht.
Egwene voelde zich wat verward, maar dat was
voornamelijk te wijten aan het herkennen van de namen die ze nog
maar kortgeleden voor het eerst had gehoord. Vreemde mensen, die
met leeuwen, honden en beren rondtrokken. En een Vuurwerker. Ze
geloofde niet dat die Petra zo sterk kon zijn als Elayne beweerde.
Maar ja, Thom trad ook op als vuurvreter en goochelaar, en wat
Elayne en Juilin deden, klonk al even vreemd, ook al gebruikte zij
de Kracht erbij. Als Nynaeve de Kracht bijna had gebruikt... Elayne
moest de om hullende gloed hebben gezien toen ze saidar omhelsde.
Of ze nu een goede reden hadden om zich schuil te houden of niet,
ze zouden niet lang verborgen blijven als een van beiden geleidde
en mensen dat zouden merken. De ogen-en-oren van de Toren zouden
het zeker op vangen. Dat soort nieuws verspreidde zich snel, zeker
als ze nog in Amadicia verbleven.
'Je kunt namens mij tegen Nynaeve zeggen dat
ze zich maar beter kan beheersen, anders zal ik haar iets vertellen
wat ze niet leuk zal vinden.' Elayne keek geschokt - Nynaeve had
haar zeker niet verteld wat er tussen hen was voorgevallen - en
Egwene voegde eraan toe: 'Als ze geleidt, kan ze er zeker van zijn
dat Elaida ervan zal horen zodra een postduif naar Tar Valon
vliegt.' Meer kon ze niet zeggen, maar opnieuw keken Bair en Amys
elkaar aan. Ze hadden nooit laten merken wat ze echt vonden van het
feit dat de Toren verdeeld was en van een Amyrlin die, voor zover
zij wisten, het bevel had gegeven om twee Aes Sedai te verdoven.
Als ze wilden, konden ze Moiraine afschilderen als een
kwebbeltante. 'Feitelijk had ik dat jullie beiden graag apart
gezegd. Als we in de Toren in onze oude kamers waren geweest, zou
ik jullie nog wel iets hebben mee te delen.' Elayne verstijfde,
even koninklijk en kil als toen ze Bair had geant woord. 'Je kunt
het me zeggen, wanneer je maar wilt.' Had ze het begrepen? Alleen,
zonder de Wijzen. In de Toren. Egwe ne kon slechts hopen. Ze kon
maar beter van onderwerp veranderen en bidden dat de Wijzen haar
woorden niet zo nauwkeurig over dachten als ze wenste dat Elayne
zou doen. 'Zal dat gevecht met La telle nog moeilijkheden geven?'
Wat had Nynaeve zich in haar hoofd gehaald? In Tweewater zou ze
elke vrouw van haar leeftijd die het zelfde zou hebben gedaan, zo
snel naar de vrouwenkring hebben gesleept dat haar ogen eruit
zouden vallen. 'Jullie zullen wel bijna in Geldan zijn.'
'Nog drie dagen volgens Luca, als we geluk
hebben. Het beestenspul reist niet zo snel.'
'Dan zou je ze misschien achter moeten laten.'
'Misschien,' zei Elayne langzaam, ik zou heel graag een keer op het
hoge koord willen dansen als er...' Hoofdschuddend wierp ze een
blik op Callandor; de halslijn van haar lijfje zakte vervaarlijk en
steeg weer. ik weet het niet, Egwene. Maar we zouden niet zoveel
sneller reizen dan nu en we weten nog niet precies waar we
eigenlijk heen moeten.' Dat betekende dat Nynaeve zich niet
herinnerde waar de Blauwe Ajah zich verzamelde. Als Elaida's
verslag tenminste juist was. 'En dan heb ik het maar niet over het
feit dat Nynaeve zou ont ploffen als we de wagen achter moesten
laten en nieuwe rijpaarden of een andere wagen moesten kopen.
Bovendien steken we beiden een heleboel op over de Seanchanen.
Cerandin was s'reditkoopman voor het Hof van de Negen Manen, waar
de Seanchaanse keizerin zetelt. Gisteren heeft ze ons dingen uit
Falme laten zien die ze bij haar vlucht heeft meegenomen. Egwene,
ze had een a'dam.' Egwene deed een stap naar voren, waarbij haar
rok langs Callandor streek. Rhands valstrikken waren niet
lichamelijk, wat Nynaeve ook vermoedde. 'Weet je heel zeker dat ze
geen sul'dam is?' Haar stem trilde van boosheid.
ik weet het zeker,' zei Elayne kalmerend, ik
heb haar zelf de a'dam omgedaan en het had geen enkel
gevolg.'
Dat was een geheim waarvan de Seanchanen zich
niet eens bewust waren, of dat ze heel goed verborgen hielden. Hun
damane waren vrouwen die met de vonk waren geboren, vrouwen die
later zouden geleiden, zelfs als het hun niet werd geleerd. Maar de
sul'dam die de damane beheersten... dat waren de vrouwen die het
aangeleerd kon worden. De Seanchanen dachten dat geleidsters
gevaarlijke dieren waren die beteugeld moesten worden, maar stelden
zonder het te weten vele sul'dam op hoge posten aan.
ik begrijp die belangstelling voor de
Seanchanen niet.' Amys sprak de naam onwennig uit; ze had hem voor
het eerst gehoord van Elay ne, bij hun vorige ontmoeting. 'Wat ze
doen is verschrikkelijk, maar ze zijn weg. Rhand Altor heeft hen
verslagen en ze zijn weg.' Egwene draaide zich om en staarde naar
de enorme glimmende pi laren die in de hoge schaduwen verdwenen.
'Weg wil nog niet zeggen dat ze nooit terug zullen komen.' Ze
mochten haar gezicht niet zien, zelfs Elayne niet. 'We moeten al
het mogelijke van hen te weten zien te komen voor het geval ze ooit
terugkeren.' Ze hadden haar in Falme een a'dam omgedaan en over de
Arythische Oceaan naar Seanchan willen sturen om haar voor de rest
van haar leven als een hond aan de lijn te leggen. Woede raasde
door haar heen wanneer ze eraan dacht. En vrees. De vrees dat het
hun bij terugkeer wel zou lukken haar te vangen en vast te houden.
Juist die angst wilde ze niet aan de anderen laten merken. Ze
mochten die felle doodsangst in haar ogen niet zien.
Elayne legde haar hand op haar arm. 'Als ze
terugkomen, zullen we er klaar voor zijn,' zei ze warm. 'Ze zullen
ons geen tweede keer ver rassen.' Egwene gaf Elayne een klopje op
de hand, hoewel ze zich liever aan haar wilde vastklampen. De
erfdochter begreep meer dan Egwene lief was, maar het troostte haar
wel.
'Laten we afmaken waarvoor we hier gekomen
zijn,' zei Bair bruusk. 'Feitelijk moet je in bed liggen,
Egwene.'
'We hebben je door de gai'shain laten
uitkleden en toedekken.' Tot haar verrassing klonk Amys' stem even
warm als die van Elayne. 'Wanneer je in je lichaam terugkeert, kun
je de hele nacht doorsla pen.'
Egwenes wangen werden rood. Als ze aan de
manieren van de Aiel dacht, was de kans groot dat de gai'shain
mannen waren geweest. Ze zou het met de Wijzen moeten bespreken.
Heel omzichtig natuurlijk, want ze zouden het niet begrijpen en het
was niet iets wat ze ongedwongen kon uitleggen.
Haar angst was verdwenen, besefte
ze. Blijkbaar ben ik banger om in verlegenheid te
worden gebracht dan voor de Seanchanen.
Her was niet waar, maar ze klampte zich aan
die gedachte vast. Ze konden Elayne maar weinig vertellen. Dat ze
eindelijk in Cairhien waren aangekomen, dat Couladin Selean had
platgebrand en de omringende streek had verwoest, en dat de Shaido
nog enkele dagen op hen voorlagen en naar het westen trokken. De
Wijzen wisten meer dan zij. Die waren niet meteen naar hun tent
gegaan. Er waren 's avonds enkele onbelangrijke schermutselingen
geweest met ruiters die snel op de vlucht sloegen. Andere mannen
waren komen aanrijden en er zonder enige strijd vandoor gegaan. Er
waren geen gevan genen gemaakt. Moiraine en Lan veronderstelden dat
de ruiters ro vers waren geweest of aanhangers van een van de
Huizen die aanspraak maakten op de Zonnetroon. Ze waren allemaal in
lom pen gekleed. Wie het ook waren, het bericht dat er zich in
Cairhien nog meer Aiel bevonden, zou zich weldra verspreiden. 'Ze
zouden het vroeg of laat toch hebben gehoord,' merkte Elayne
slechts op.
Egwene keek naar Elayne toen zij en de Wijzen
vervaagden - op Egwene maakte het de indruk dat de erfdochter en
het Hart van de Steen steeds kleiner werden - maar haar goudblonde
vriendin gaf geen enkel teken waaruit bleek dat ze de boodschap had
begrepen.