51. Badend in licht
Egwene werkte bij het licht
van twee bronzen lampen. Ze waren gevormd als vrouwen die hun
handen in de lucht hielden, met een hoge vlam die op hun handpalmen
verscheen. Het rustige gele licht weerspiegelde op de gebogen
vormen van hun handen, armen en gezichten. Waren dit symbolen van
de Witte Toren en de Vlam van Tar Valon? Of waren het beeltenissen
van Aes Sedai die Vuur weefden? Misschien waren het gewoon
overblijfsels van de smaak van een vorige Amyrlin.
Ze stonden aan weerskanten
van haar schrijftafel. Een echte schrijftafel, eindelijk, met een
fatsoenlijke stoel om op te zitten. Ze zat in de werkkamer van de
Amyrlin, die was ontdaan van alle verwijzingen naar Elaida.
Daardoor was hij kaal, de muren leeg, de houten panelen ongetooid
met schilderijen of wandtapijten, de kunstwerken verwijderd van
bijzettafels. Zelfs de boekenplanken waren leeggehaald, om te
voorkomen dat iets van Elaida Egwene zou ergeren. Zodra Egwene had
gezien wat de anderen hadden gedaan, had ze al Elaida's bezittingen
laten verzamelen en opbergen onder bewaking van vrouwen die ze
vertrouwde. Tussen die bezittingen waren mogelijk aanwijzingen over
Elaida's plannen te vinden. Dat konden gewoon verborgen
aantekeningen tussen de bladzijden van boeken zijn, of ze konden zo
ongrijpbaar zijn als relaties tussen de soorten boeken die ze had
gelezen of de voorwerpen die ze in de laden van haar schrijftafel
bewaarde. Maar ze konden Elaida niet zelf verhoren, en er viel niet
te bepalen welke plannen van haar later weer zouden opduiken om de
Witte Toren te plagen. Egwene nam zich voor die voorwerpen te
bekijken, vervolgens elke Aes Sedai in de Toren te ondervragen en
te achterhalen welke aanwijzingen zij verborgen. Voorlopig had ze
haar handen vol. Ze schudde haar hoofd en sloeg de bladzijden van
Silviana's verslag om. De vrouw bleek een heel vaardige Hoedster te
zijn, veel vaardiger dan Sheriam ooit was geweest. De vrouwen die
trouw waren gebleven aan de Toren eerbiedigden Silviana, en de Rode
Ajah scheen - althans gedeeltelijk - Egwenes vredesaanbod door een
van haar leden als Hoedster te kiezen te hebben
aanvaard.
Natuurlijk had Egwene ook
twee strenge brieven van afkeuring - een van Romanda en een van
Lelaine - onder op haar stapel. De twee vrouwen hadden hun
overdreven steun bijna even snel weer ingetrokken als ze die hadden
gegeven. Op dit ogenblik ruzieden ze over wat ze moesten doen met
de damane die Egwene had gevangen tijdens de aanval op de Witte
Toren, en geen van beiden waren ze ingenomen met Egwenes voornemen
om de vrouwen op te leiden tot Aes Sedai. Het zag ernaar uit dat
Romanda en Lelaine het haar nog jarenlang moeilijk zouden
maken.
Ze legde het verslag opzij.
Het was laat in de middag, en er kwam licht binnen door de sleuven
in de luiken naar haar balkon. Ze opende ze niet, want ze gaf de
voorkeur aan het rustige schemerlicht. De afzondering voelde
fijn.
Voorlopig had ze geen moeite
met de spaarzame versierselen in haar kamer. Goed, het deed haar zo
iets te veel denken aan de werkkamer van de Meesteres der Novices,
maar geen enkele overdaad van wandtapijten zou haar herinnering aan
die tijd wegnemen, niet terwijl Silviana zelf Egwenes Hoedster was.
Daar was niets mis mee. Waarom zou Egwene die dagen willen
vergeten? Ze had toen enkele van haar meest tevredenstellende
overwinningen behaald. Hoewel ze het nu beslist niet erg vond om te
kunnen zitten zonder te grimassen.
Ze glimlachte flauw en
bekeek het volgende verslag van Silviana. Toen fronste ze haar
voorhoofd. De meeste leden van de Zwarte Ajah in de Toren waren
ontkomen. In dit verslag, geschreven in Silviana's zorgvuldige,
vloeiende handschrift, stond dat ze enkele Zwarten hadden weten te
grijpen in de uren na Egwenes verheffing, maar alleen de zwaksten
van het stel. De meerderheid - zo'n zestig Zwarte zusters - was
ontsnapt. Onder hen was één Gezetene, zoals Egwene al eerder had
opgemerkt, wier naam niet op Verins lijst had gestaan. Evanelleins
verdwijning wees er sterk op dat ze een Zwarte was.
Egwene pakte een volgend
verslag, en ze fronste opnieuw. Het was een lijst van alle vrouwen
in de Witte Toren, een uitgebreide lijst die enkele bladzijden
besloeg, opgedeeld per Ajah. Vele namen waren voorzien van een
aantekening. Zwart, ontkomen. Zwart, gevangen. Meegenomen door de
Seanchanen.
Die laatste groep stak haar.
Saerin had met een vooruitziende blik na de aanval een telling
gehouden om vast te stellen wie er waren meegenomen.
Bijna veertig ingewijden -
meer dan vierentwintig daarvan volle Aes Sedai - waren 's nachts
gegrepen en weggevoerd. Het was net een verhaal dat je kinderen
voorlas voor het slapengaan, om ze te waarschuwen voor Schimmen of
Halfmannen die stoute kinderen ontvoerden. Die vrouwen zouden
worden geslagen, opgesloten en veranderd in niets meer dan
gereedschap.
Egwene moest zich bedwingen
om niet naar haar hals te grijpen, waar de halsband ooit had
gezeten. Ze kon zich daar nu niet op richten, bloedvuur!
Elk van de leden van de
Zwarte Ajah op Verins lijst was levend en wel gezien na de
Seanchaanse aanval. Maar de meesten waren al ontkomen voordat
Egwene bij de Toren aankwam om haar zetel in te nemen. Velina was
weg. En ook Chai en Birlen. En Alviarin; de jagers op de Zwarte
hadden haar niet op tijd kunnen bereiken. Hoe hadden ze het
geweten? Helaas had het waarschijnlijk iets te maken met het
grijpen van de Zwarte Ajah in het opstandelingenkamp. Ze was
destijds al bezorgd geweest dat ze haar hand overspeelde. Maar wat
had ze anders kunnen doen? Ze had geen andere mogelijkheid gehad
dan elke Zwarte zuster in het kamp te grijpen en te hopen dat het
nieuws zich niet naar de Witte Toren zou verspreiden.
Maar dat was wel gebeurd. Ze
had degenen gevangen die er nog waren en die laten terechtstellen.
Toen had ze elke zuster in de Toren opnieuw laten zweren op de
Eedstaf. Dat hadden ze natuurlijk niet prettig gevonden. Maar de
wetenschap dat alle vrouwen in het opstandelingenkamp het ook
hadden gedaan, had hen overgehaald. Als dat het niet was, dan was
het waarschijnlijk wel het nieuws dat Egwene haar eigen Hoedster
had laten terechtstellen. Het was beslist een opluchting geweest
toen Silviana aanbood als eerste te zweren, voor de hele Zaal, om
zich te bewijzen. Egwene had het ook nog een keer opnieuw gedaan en
de Zaal toen verteld dat ze alle vrouwen in het kamp stuk voor stuk
had laten bewijzen dat ze geen Duistervrienden waren.
Ze hadden nog drie Zwarte
zusters gevangen die niet op Verins lijst stonden. Drie maar. Wat
een nauwkeurigheid! Verin had zich weer bewezen.
De wetenschap dat die
vrouwen waren ontsnapt knaagde nog steeds aan haar. Ze had de namen
van zestig Duistervrienden die waren ontkomen. Dat aantal steeg
naar tachtig als ze degenen meetelde die uit het opstandelingenkamp
waren weggeglipt. Ik zal je vinden, Alviarin, dacht Egwene, terwijl
ze met haar vinger op het papier tikte. Ik zal jullie allemaal
vinden. Jullie waren een verrotting binnen de Toren zelf. De ergste
soort verrotting. Ik laat jullie die niet verspreiden.
Ze legde het vel papier
opzij en pakte een volgend. Hier stonden maar een paar namen op.
Een lijst van alle vrouwen in de Toren die niet op Verins lijst
hadden gestaan en die ofwel waren ontvoerd door de Seanchanen, of
na de aanval waren verdwenen. Verin had geloofd dat een van de
Verzakers, Mesaana, zich in de Toren verstopte. Sheriams bekentenis
staafde dat. Toen Egwene alle Aes Sedai opnieuw op de Staf liet
zweren, had dat geen Duistervrienden van grote macht onthuld.
Hopelijk zou het opnieuw zweren zelfs de spanning tussen de Ajahs
verlichten. Ze hoefden zich niet langer zorgen te maken dat er
Zwarte zusters in hun midden waren. Al kon het bewijs dat de Zwarte
Ajah inderdaad echt had bestaan de Aes Sedai natuurlijk ook
verzwakken.
Hoe dan ook, Egwene had een
probleem. Ze bekeek het vel papier dat voor haar lag. Elke vrouw in
de Witte Toren had bewezen dat ze geen Duistervriend was. Elke
vrouw op Verins lijst was bekend. Ze was terechtgesteld, ze was
gevangen, ze was de Witte Toren ontvlucht op de dag van Egwenes
verheffing, ze was ontvoerd door de Seanchanen of ze was op het
ogenblik - en al een tijdje - niet in de Toren. De zusters hadden
de opdracht naar die vrouwen uit te kijken.
Misschien hadden ze geluk en
was de Verzaker een van de vrouwen die waren meegenomen door de
Seanchanen. Maar Egwene geloofde niet in zoveel geluk. Een Verzaker
zou zich niet zo gemakkelijk laten vangen. Ze had waarschijnlijk
zelfs van tevoren van de aanval geweten.
Dan bleven er nog drie namen
op de lijst over. Nalasia Merhan, een Bruine, Teramina, een Groene,
en Jamilila Norsish, een Rode. Ze waren geen van drieën erg sterk
in de Kracht. En de vrouwen op deze lijst waren al vele jaren in de
Toren. Het leek ongeloofwaardig dat Mesaana zich als een van hen
had voorgedaan, en dan nog wel zo goed dat haar misleiding nooit
was opgemerkt. Egwene had een gevoel. Een voorgevoel, misschien. In
het beste geval een angst. Deze drie namen waren de enige drie die
de Verzaker in de Toren hadden kunnen zijn. Maar ze pasten geen van
alle, helemaal niet. Dat verkilde haar. Verstopte Mesaana zich nog
steeds in de Toren? Als dat zo was, dan wist ze op een of andere
wijze de Eedstaf te omzeilen.
Er werd zachtjes aangeklopt.
Even later ging de deur open. 'Moeder?' vroeg Silviana. Egwene keek
met een vragende blik op.
'Er is iets wat je misschien
wilt zien,' zei Silviana. Ze kwam binnen, met haar haren weer in de
nette zwarte knot en de rode Hoedsterstola om haar schouders. 'Wat
is er dan?'
'Je moet eigenlijk komen
kijken.'
Nieuwsgierig stond Egwene
op. Er lag geen spanning in Silviana's stem, dus het kon niet al te
ernstig zijn. Samen verlieten ze de werkkamer en liepen langs de
buitenzijde van het gebouw naar de Zaal van de Toren. Toen ze daar
aankwamen, trok Egwene haar wenkbrauw op. Silviana gebaarde dat ze
naar binnen moest gaan. De Zaal hield geen zitting, en de stoelen
waren leeg. Er lagen steen-werkersgereedschappen verspreid op witte
lakens in de hoek, en een groep arbeiders in bruine werkpakken en
witte hemden - met de mouwen opgestroopt - stond voor het gat dat
door de Seanchanen in de muur was geslagen. Egwene had opdracht
gegeven een roosvenster in de opening te zetten in plaats van hem
helemaal dicht te metselen, als herinnering dat de Witte Toren was
aangevallen. Een waarschuwing om te voorkomen dat het nog eens zou
gebeuren. Voordat het eigenlijke venster kon worden geplaatst,
moesten de steenhouwers de zijkanten versterken en het kozijn
maken. Egwene en Silviana schreden de kamer in en liepen de kleine
helling naar de vloer af, die nu weer fatsoenlijk was beschilderd
met de kleuren van alle zeven Ajahs. De steenwerkers zagen hen en
gingen eerbiedig achteruit, waarbij ze als één man hun hoed
afzetten en tegen hun borst drukten. Toen ze de zijkant van de
kamer bereikten en vlak voor de opening stonden, zag Egwene
eindelijk wat Silviana haar had willen tonen.
Na al die tijd waren de
wolken eindelijk opengebroken. Ze hadden zich teruggetrokken in een
ring om de Drakenberg heen. De zon scheen stralend neer en
verlichtte de verre, met sneeuw bedekte top. De gebroken muil en de
bovenste piek van de opgeblazen berghelling baadden in het licht.
Het was de eerste keer in weken dat Egwene rechtstreeks zonlicht
had gezien. Misschien wel langer. 'Een paar Novices zagen het als
eerste, Moeder,' zei Silviana, die naast haar kwam staan. 'En het
nieuws verspreidde zich snel. Wie had gedacht dat een beetje
zonlicht zoveel ophef kon veroorzaken? Het is zoiets eenvoudigs,
eigenlijk. Niets nieuws. Maar...' Er was iets moois aan. Het licht
stroomde omlaag in een zuil, sterk en rein. Ver weg, maar toch
opvallend. Het was iets dat vergeten maar nog altijd vertrouwd was,
schijnend vanuit een oude herinnering om weer warmte te brengen.
'Wat betekent het?' vroeg Silviana.
'Weet ik niet,' zei Egwene,
'maar ik ben blij het te zien.' Ze weifelde. 'Die opening in de
wolken is te gelijkmatig om natuurlijk te zijn. Teken deze dag aan
op de kalenders, Silviana. Er is iets gebeurd. Misschien zullen we
uiteindelijk ontdekken wat het is.' 'Ja, Moeder,' zei Silviana, die
weer door de opening naar buiten keek. Egwene bleef nog even bij
haar staan in plaats van meteen terug te keren naar haar werkkamer.
Het was ontspannend om naar dat verre licht te staren, zo welkom en
nobel. 'Straks komt er storm,' leek het te zeggen. 'Maar voorlopig
ben ik hier.' Ik ben hier. Aan het einde der tijd, als de velen één
worden, zal de laatste storm zijn felle wind verzamelen om een land
te verwoesten dat al stervende is. En te midden ervan zal de blinde
man staan, op zijn eigen graf. Daar zal hij weer zien, en wenen om
wat er is geschied.
Uit Voorspellingen van de
Draak, Essanik Reeks. Malhavish' officiële vertaling, Keizerlijk
Archiefhuis van Seandar, Vierde Cirkel van Verheffing.
Einde van het
Twaalfde boek van het Rad des Tijds