45. De toren staat
Egwene liep langzaam door
het kamp van de opstandelingen, gekleed in een rood gewaad met een
split in de rok voor het rijden. Die kleur leverde haar nogal wat
opgetrokken wenkbrauwen op.
Gezien wat de Rode Ajah had
gedaan, zouden de Aes Sedai hier niet snel deze kleur dragen. Zelfs
de diensters van het kamp hadden dat opgemerkt en verkochten hun
rode en donkerrode gewaden of verknipten ze tot poetsdoeken.
Egwene had speciaal om
scharlakenrood gevraagd. In de Toren hadden de zusters de gewoonte
opgevat om alleen de kleuren van hun eigen Ajah te dragen, en dat
had de verdeling nog verder bevorderd. Hoewel het goed was om trots
te zijn op je eigen Ajah, was het gevaarlijk als je ging aannemen
dat je iemand die een andere kleur droeg niet kon
vertrouwen.
Egwene was van alle Ajahs.
Vandaag stond het rood bij haar voor vele dingen. De naderende
hereniging met de Rode Ajah. Een herinnering aan de splitsing die
moest worden opgeheven. Een teken van het bloed dat zou worden
vergoten, het bloed van goede mannen die vochten ter verdediging
van de Witte Toren. En het bloed van de gedode Aes Sedai, nog geen
uur geleden op bevel van Egwene onthoofd. Siuan had haar Grote
Serpent-ring teruggevonden; het voelde fijn om die weer om haar
vinger te hebben.
De hemel was ijzergrijs en
de geur van zand steeg in de lucht op, vergezeld door het lawaai
van de drukte in het kamp. Vrouwen wasten gehaast kleding, alsof ze
laat waren met het voorbereiden van hun meesters op een festival.
Novices renden - letterlijk - van les naar les. Aes Sedai stonden
met hun armen over elkaar en keken toe met ogen die bereid leken
iedereen te branden die niet voldoende vaart maakte. Ze voelen de
spanning van vandaag, dacht Egwene, en daar moeten ze wel
verontrust om zijn. De aanval door de Seanchanen de vorige avond,
gevolgd door de terugkeer van de Amyrlin, die de hele ochtend
zuiveringen had gehouden onder de Aes Sedai. En nu een middag met
roffelende oorlogstrommels.
Ze betwijfelde of Brins
eigen kamp er zo aan toe was. Hij zou zijn mannen hebben voorbereid
op de aanval; hij had de Witte Toren waarschijnlijk iedere dag van
de belegering al kunnen aanvallen. Zijn soldaten hadden het verloop
van deze oorlog in de hand. Egwene zou haar Aes Sedai niet naar de
strijd laten rijden. Ze zou hun niet de gelegenheid bieden zich
onder hun geloften uit te wurmen en de Kracht te gebruiken om te
doden. Ze zouden hier wachten en alleen worden opgeroepen om te
Helen. Of worden opgeroepen indien de zusters in de Witte Toren
zich bij het gevecht aansloten. Het Licht geve dat Elai-da er de
wijsheid van inzag dat te verbieden. Als de Aes Sedai de Kracht
tegen elkaar inzetten, zou het inderdaad een heel duistere dag
worden. Kan deze dag dan nog duisterder? vroeg Egwene zich af. Veel
van de Aes Sedai die ze in het kamp tegenkwam keken haar aan met
eerbied, ontzag, en een beetje afgrijzen. Na een lange afwezigheid
was de Amyrlin teruggekeerd. En ze had verwoesting en veroordeling
meegebracht.
Meer dan vijftig Zwarte
zusters waren gesust en vervolgens terechtgesteld. Egwene werd
misselijk als ze daaraan dacht. Sheriam had bijna opgelucht geleken
toen het haar beurt was, hoewel ze zich wel had verzet, snikkend en
wanhopig. Ze had verschillende verontrustende misdaden bekend,
alsof ze hoopte dat haar bereidheid tot spreken haar genade zou
opleveren.
Ze hadden haar hoofd op een
blok gelegd en het afgehakt, net als bij de anderen. Dat tafereel
zou Egwene altijd scherp voor ogen blijven staan: haar vroegere
Hoedster, met haar hoofd tegen de stronk gedrukt, haar blauwe
gewaad en vurige rode haar plotseling gehuld in een warm gouden
licht toen er een dunnere flard bewolking voor de zon langsdreef.
En toen de zilverachtige bijl, die viel om haar hoofd te nemen.
Misschien zou het Patroon de volgende keer als Sheriam weer een
draadje in het grote tapijt kreeg, vriendelijker voor haar zijn.
Maar misschien ook niet. De dood was geen ontsnapping van de
Duistere. Sheriams afgrijzen net voordat haar hoofd werd afgehakt
wees erop dat zij misschien datzelfde dacht. Nu begreep Egwene
volkomen hoe de Aiel konden lachen om een eenvoudig pak slaag. Kon
ze maar een paar dagen de roede ondergaan in plaats van de
terechtstelling te moeten bevelen van vrouwen die ze aardig had
gevonden en met wie ze had samengewerkt! Sommige Gezetenen hadden
gepleit voor ondervraging in plaats van terechtstelling, maar
Egwene had haar poot stijf gehouden. Vijftig vrouwen waren er te
veel om af te schermen en te bewaken, en nu ze wisten dat sussen
kon worden Geheeld, was dat geen optie meer. Nee, de geschiedenis
had aangetoond hoe glibberig en gevaarlijk leden van de Zwarte
konden zijn, en Egwene was het beu om zich zorgen te maken. Ze had
bij Moghedien geleerd dat er een prijs moest worden betaald voor
hebzucht, al was het maar de hebzucht naar kennis. Zij en de
anderen waren te gretig geweest - te trots op de 'ontdekkingen' die
ze hadden gedaan - om de wereld te ontdoen van een Verzaker.
Nee, een dergelijke fout zou
ze hier niet toestaan. De wet was bekend, de Zaal had haar oordeel
geveld, en niets was in het geheim gedaan.
Verin was gestorven om die
vrouwen te ontmaskeren, en Egwene zou ervoor zorgen dat haar offer
iets betekende. Je hebt het goed gedaan, Verin. Zo ontzettend goed.
Elke Aes Sedai in het kamp had de Drie Geloften opnieuw gezworen,
en er waren maar drie leden van de Zwarte die al niet op Verins
lijst stonden ontdekt. Haar onderzoek was grondig geweest.
De zwaardhanden van de
Zwarte zusters stonden onder bewaking. Zij zouden later moeten
worden ondervraagd, als er tijd was om degenen die echt Zwart waren
af te zonderen van de mannen die alleen maar buiten zinnen waren om
het verlies van hun Aes Sedai. De meesten zouden de dood zoeken,
zelfs de onschuldigen. Misschien konden die onschuldigen worden
overgehaald lang genoeg te blijven leven om zich in de Laatste Slag
te werpen.
Bijna twintig van de Zwarte
zusters op Verins lijst waren ontkomen, ondanks al Egwenes
voorzorgsmaatregelen. Ze wist niet zeker hoe ze het hadden
geweten.
Brins wachters hadden enkele
zwakkeren gegrepen toen die probeerden te vluchten, en er waren
soldaten gesneuveld om hen te vertragen. Maar veel van hen waren
toch ontkomen. Het had geen zin om daarom te treuren. Vijftig
Zwarte zusters waren dood; dat was een overwinning. Een
angstaanjagende. Maar toch een overwinning.
En dus liep ze door het
kamp, in rijlaarzen en een rood gewaad, met haar bruine haren los
wapperend in de wind en rode linten erin als herinnering aan de
stromen bloed die ze nog geen uur eerder had vergoten. Ze nam de
zusters om haar heen hun verlegen blikken, hun verhulde bezorgdheid
en hun angst niet kwalijk. En hun eerbied. Als er nog enige twijfel
had bestaan dat Egwene Amyrlin was, dan was die nu weggenomen. Ze
aanvaardden haar, ze vreesden haar. En ze zou nooit meer helemaal
bij hen horen. Ze had zich van hen afgezonderd, en dat zou altijd
zo blijven.
Een vastberaden gestalte in
het blauw liep tussen de tenten door en naderde Egwene. De waardige
vrouw maakte een gepaste kniks, maar omdat ze zo snel liepen bleef
Egwene niet staan om haar de Grote Serpent-ring te laten kussen.
'Moeder,' zei Lelaine, 'Brin zegt dat alles klaar is voor de
aanval. Hij zegt dat de westelijke bruggen er de beste plek voor
zijn, hoewel hij voorstelt Poorten te gebruiken om een flankerende
troep mannen van hem achter de linies van de Witte Toren te
brengen. Hij vraagt of dat mogelijk is.' Het was niet helemaal het
gebruik van de Kracht als wapen, maar het scheelde niet veel. Een
fijn onderscheid. Maar Aes Sedai zijn draaide om dergelijk fijn
onderscheid. 'Zeg hem maar dat ik de Poort zelf zal maken,'
antwoordde ze.
'Uitstekend, Moeder,' zei
Lelaine, en ze neigde haar hoofd als de volmaakte, trouwe dienaar.
Het was opmerkelijk hoe snel de houding van die vrouw ten opzichte
van Egwene was veranderd. Ze besefte kennelijk dat het haar enige
keus was om zich volledig aan Egwene te verbinden en haar pogingen
om macht te verwerven op te geven. Zo leek ze geen huichelaarster
en zou ze zich misschien via Egwene kunnen verbeteren. Aangenomen
dat Egwene zich kon vestigen als machtige Amyrlin. Dat was een
goede aanname.
Lelaine moest wel
gefrustreerd zijn om Romanda's gewijzigde houding. De Gele zuster
wachtte verderop langs de weg, alsof ze geroepen was. Ze droeg een
gewaad in de kleur van haar eigen Ajah, met haar zwarte haar in een
statige knot. Ze maakte een kniks toen Egwene haar bereikte en
keurde Lelaine amper een blik waardig voordat ze rechts van Egwene
meeliep, aan de andere kant dan Lelaine. 'Moeder,' zei Romanda, 'ik
heb de vragen gesteld die je had verzocht. Er is geen contact
geweest met degenen die naar de Zwarte Toren zijn gestuurd. Nog
geen fluistering.' 'Vind je dat vreemd?' vroeg Egwene.
'Ja, Moeder. Met het Reizen
hadden ze nu al heen en weer terug moeten zijn. Ze hadden in ieder
geval een boodschap moeten sturen. Deze stilte is
onrustbarend.'
Inderdaad onrustbarend.
Erger nog, bij die afvaardiging waren Ni-sao, Mijrelle, Faolain en
Theodrin meegegaan. Elk van die vrouwen had trouw gezworen aan
Egwene. Een onrustbarend toeval. Het vertrek van Faolain en
Theodrin was bijzonder verdacht. Ze waren zogenaamd gegaan omdat ze
geen zwaardhanden hadden, maar de zusters in het kamp zagen die
twee niet als volle Aes Sedai; hoewel niemand dat rechtstreeks
tegen Egwene zou durven zeggen. Waarom waren juist die vier, van de
honderden Aes Sedai in het kamp, bij de afvaardiging ingedeeld? Was
het alleen maar toeval? Niet erg geloofwaardig. Maar wat betekende
het dan? Had iemand met opzet de vrouwen weggestuurd die trouw
waren aan Egwene? Zo ja, waarom was Siuan er dan niet bij? Was dit
misschien She-riams werk? De vrouw had voor haar terechtstelling
een aantal dingen opgebiecht, maar niets hierover.
Hoe dan ook, er was iets
gaande bij die Asha'man. Ze zouden iets aan de Zwarte Toren moeten
doen.
'Moeder,' zei Lelaine om
haar aandacht weer te trekken. De Blauwe zuster keek niet naar haar
rivale. 'Ik heb nog meer nieuws.' Romanda snoof zachtjes. 'Zeg het
maar,' zei Egwene.
'Sheriam loog niet,'
vertelde Lelaine. 'De ter'angreaal die voor dromen worden gebruikt
zijn weg. Allemaal.'
'Hoe is dat mogelijk?' wilde
Egwene weten, en ze liet iets van haar woede doorschemeren.
'Sheriam was de Hoedster,
Moeder,' zei Lelaine snel. 'We bewaarden de ter'angreaal bij
elkaar, zoals ook gebruikelijk is in de Witte Toren, onder
bewaking. Maar... nou, waarom zouden de wachters Sheriam de toegang
ontzeggen?'
'En wat denk je dat ze van
plan was ons te vertellen?' vroeg Egwene. 'Die diefstal kon niet
lang onopgemerkt blijven.' 'Ik weet het niet, Moeder,' antwoordde
Lelaine hoofdschuddend. 'De wachters zeiden dat Sheriam... verhit
leek... toen ze de ter'angreaal meenam. Dat was nog maar
gisteravond.'
Egwene klemde haar kaken
opeen, denkend aan Sheriams laatste ontboezemingen. De diefstal van
de ter'angreaal was bij lange na niet het meest schokkende wat ze
had gezegd. Elayne zou woest zijn; de oorspronkelijke ring was ook
gestolen, en Egwene betwijfelde of Si-uans verborgen kopie dienst
kon doen als mal. Die was al gebrekkig, en kopieën daarvan zouden
nog gebrekkiger zijn.
'Moeder,' zei Lelaine, nu
zachter. 'Hoe zit het met Sheriams... andere bewering?'
'Dat er een Verzaker in de
Witte Toren is die zich voordoet als een Aes Sedai?' vroeg Egwene.
Sheriam had beweerd dat ze de ter'ang-reaal aan die... persoon had
gegeven.
Lelaine en Romanda liepen
zwijgend door, allebei naar voren starend, alsof speculeren te
angstaanjagend was. 'Ja, ik vermoed dat ze gelijk heeft,' zei
Egwene. 'Ze zijn niet alleen in ons kamp geïnfiltreerd, maar ook
bij de adel van Andor, Illian en Tyr. Waarom dan niet ook in de
Witte Toren?' Ze voegde er niet aan toe dat Verins boek de
aanwezigheid van een Verzaker bevestigde. Het leek haar beter om de
veelomvattendheid van Verins aantekeningen niet te
onthullen.
'Ik zou me er maar niet al
te veel zorgen over maken,' zei Egwene. 'Na de aanval op de Toren,
en onze terugkeer, lijkt het me waarschijnlijk dat de Verzaker -
wie ze ook is - het verstandiger zal vinden om weg te glippen en
een gemakkelijker doelwit voor haar gekonkel te zoeken.'
Lelaine en Romanda leken
niet gerustgesteld. De drie vrouwen bereikten de rand van het kamp
van de Aes Sedai, waar paarden op hen wachtten, samen met een grote
groep soldaten en één Gezetene uit elke Ajah, behalve de Blauwe en
de Rode. Er was geen Blauwe omdat Lelaine het enige lid ervan was
dat nog restte in het kamp; dat er geen Rode was, lag voor de hand.
Dit was ook een reden waarom Egwene had besloten rood te dragen:
een verfijnde aanwijzing dat alle Ajahs vertegenwoordigd moesten
zijn in dat wat ze gingen doen. Het was voor ieders bestwil.
Terwijl Egwene opsteeg, zag
ze dat Gawein haar volgde, alweer, op eerbiedige afstand. Waar was
hij vandaan gekomen? Ze hadden elkaar sinds vroeg in de ochtend
niet meer gesproken. Toen zij opsteeg, deed hij dat ook, en toen ze
het paard wendde om met Lelaine, Romanda, de Gezetenen en de
soldaten het kamp uit te rijden, volgde Gawein op veilige afstand.
Egwene wist nog niet helemaal wat ze met hem aanmoest.
Het legerkamp was
grotendeels verlaten. Tenten waren leeg, de grond was vertrapt door
laarzen en hoeven en er waren nog amper soldaten over. Egwene
omhelsde de Bron kort na het verlaten van hun kamp en hield die
vast, klaar met wevingen voor het geval iemand hen aanviel tijdens
de rit. Ze vertrouwde er nog altijd niet op dat Elaida geen Poort
zou gebruiken om de aanval te belemmeren. Ja, de valse Amyrlin had
waarschijnlijk haar handen vol met de nasleep van de Seanchaanse
aanval. Maar dergelijke verwachtingen -aannemen dat ze veilig was -
hadden ertoe geleid dat Egwene gevangen was genomen. Ze was
Amyrlin. Ze mocht zichzelf niet op het spel zetten. Het was
frustrerend, maar ze wist dat er een einde was gekomen aan haar
dagen van eenmansacties, van handelen zoals zij dat goedachtte. Ze
had al die weken geleden ook kunnen omkomen in plaats van
gevangengenomen te worden. De opstand in Salidar zou dan zijn
mislukt en Elaida zou zijn doorgegaan als Amyrlin.
En zo reed haar groep naar
de strijdlinies buiten het dorp Darein. De Witte Toren smeulde nog
steeds, een groot veld van rook dat op-kringelde vanaf het midden
van het eiland en de witte spits aan het oog onttrok.
Zelfs van een afstand waren
de littekens van de Seanchaanse aanval op het gebouw duidelijk te
zien. Zwartgeblakerde gaten, als rotte plekken op een verder
onbedorven appel. De Toren leek bijna te kreunen terwijl ze ernaar
keek. Hij stond er al zo lang, had zoveel gezien. Nu was hij zo
zwaargewond geraakt dat hij een dag later nog steeds
bloedde.
En toch stond hij nog
overeind. Het Licht zegene hen, hij stond er nog. Hij rees hoog op,
gewond maar stevig, wijzend naar een zon die verborgen ging achter
de wolken. Hij stond sterk tegenover degenen die hem wilden breken,
vanbinnen en vanbuiten. Brin en Siuan wachtten achter aan het leger
op Egwene. Ze waren een ongelijksoortig stel. De door de strijd
geharde generaal, met grijs bij de slapen en een gezicht als een
onverzettelijk pantser. Sterk, gemaakt van lijnen. En naast hem
Siuan, de kleine vrouw in het lichtblauw, met een mooi gezicht dat
er zo jong uitzag dat ze Brins kleindochter zou kunnen zijn,
ondanks het feit dat ze bijna even oud waren. Siuan maakte een
buiging vanaf haar paard toen Egwene naderde, en Brin bracht haar
een saluut. Zijn ogen stonden nog steeds verontrust. Hij scheen
zich te schamen voor zijn aandeel in de redding, hoewel Egwene hem
niets kwalijk nam. Hij was een man van eer. Als hij onder druk was
gezet om mee te gaan en die overmoedige Siuan en Gawein te
beschermen, dan verdiende Brin lof omdat hij hen in leven had
gehouden.
Toen Egwene zich bij hen
aansloot, merkte ze op dat Siuan en Brin vlak bij elkaar stonden.
Had Siuan eindelijk toegegeven aan haar genegenheid voor die man?
En... er hing nu een zekere vertrouwde gratie om Brin heen. Het was
zo licht dat ze het zich had kunnen inbeelden, maar samen met de
relatie tussen die twee...
'Dus je hebt eindelijk weer
een zwaardhand genomen?' vroeg Egwene aan Siuan.
De vrouw kneep haar ogen tot
spleetjes. 'Ja,' antwoordde ze. Brin leek verbaasd en een beetje
beschaamd.
'Doe je best om haar uit de
problemen te houden, generaal,' zei Egwene, terwijl ze Siuan bleef
aanstaren. 'Ze heeft zich er de laatste tijd nogal wat op de hals
gehaald. Ik zou bijna overwegen haar aan je te geven als
voetsoldaat. Ik denk dat de militaire tucht goed voor haar zou
zijn, haar eraan zou herinneren dat gehoorzamen soms belangrijker
is dan initiatief.' Siuan kromp ineen en wendde haar blik
af.
'Ik heb nog niet besloten
wat ik met je moet doen, Siuan,' zei Egwene op mildere toon. 'Maar
mijn woede is ontvlamd. En mijn vertrouwen is gedoofd. Je zult die
eerste moeten blussen en dat tweede moeten oppoken als je mijn
vertrouwen weer wilt genieten.' Ze wendde zich van Siuan naar de
generaal, die misselijk leek. Waarschijnlijk omdat hij gedwongen
was om Siuans schaamte te voelen. 'Je moed is prijzenswaardig, dat
je je door haar hebt laten binden, generaal,' zei Egwene tegen
Brin. 'Ik besef dat het een bijna onmogelijke taak is om haar uit
de problemen te houden, maar ik heb vertrouwen in je.'
De generaal ontspande zich.
'Ik zal mijn best doen, Moeder,' zei hij. Toen wendde hij zijn
paard en keek langs de rijen soldaten. 'Er is iets wat u zou moeten
zien. Als u wilt?'
Ze knikte, wendde haar paard
en reed naast hem mee over de weg. De straat was hier geplaveid, de
dorpsbevolking verhuisd, de grootste kruising gevuld met duizenden
soldaten van Brin. Siuan vergezelde Egwene, en Gawein volgde.
Lelaine en Romanda bleven bij de andere Gezetenen toen Egwene een
handgebaar maakte. Hun pas hervonden gehoorzaamheid bleek nuttig,
vooral nu ze kennelijk hadden besloten te gaan wedijveren om
Egwenes goedkeuring. Waarschijnlijk wilden ze allebei graag haar
nieuwe Hoedster worden nu Sheriam er niet meer was.
De generaal leidde Egwene
naar de frontlinies, en Egwene bereidde een weving van Lucht voor,
voor het geval er een pijl op haar afgeschoten zou worden. Siuan
keek naar haar, maar ze zei niets over de voorzorgsmaatregel. Het
had niet nodig hoeven zijn; Torenwachters zouden nooit op een Aes
Sedai schieten, zelfs niet in een conflict als dit. Maar datzelfde
kon niet worden gezegd van zwaardhanden, en ongelukjes gebeurden nu
eenmaal. Het zou Elaida heel goed uitkomen als een afgedwaalde pijl
haar rivale in de hals raakte.
De keien van de weg maakten
plaats voor vierkante plaveistenen terwijl ze door Darein reden, en
die gingen over in marmeren vlakken naar de Alindaerbrug, een
indrukwekkend wit bouwsel dat de rivier naar Tar Valon overspande.
Hier was wat Brin haar wilde tonen: verzameld aan de overkant van
de brug, achter een versperring van stenen en dikke balken, zat een
groep Torenwachters met de Vlam van Tar Valon op hun tabberds. Meer
dan duizend konden het er niet zijn, en Brin was hier met een
aanvalsleger van tienduizend man. 'Ik weet dat het nooit hun
aantallen waren die ons weerhielden van een aanval,' zei Brin,
'maar de Torenwacht zou meer mannen moeten kunnen oproepen, vooral
om dienst te doen buiten de stad zelf. Ik betwijfel of ze al die
maanden bij het kampvuur hebben gezeten om tentharingen te snijden
en herinneringen op te halen aan de goeie ouwe tijd. Als Chubain
een beetje verstand heeft, heeft hij nieuwe rekruten
opgeleid.'
'Waar is iedereen dan?'
vroeg Egwene.
'Het Licht mag het weten,
Moeder,' zei Brin hoofdschuddend. 'We zullen wel een paar man
verspelen als we langs die groep gaan, maar niet veel. Het wordt
een schermutseling.' 'Kunnen de Seanchanen hen echt zo hard hebben
geraakt?' 'Ik weet het niet, Moeder,' antwoordde Brin. 'Gisteravond
was erg. Grote branden en een heleboel gesneuvelden. Maar ik zou
het aantal hebben geschat op enkele honderden, geen duizenden.
Misschien is de Torenwacht aan het puinruimen en branden blussen,
maar toch had ik verwacht dat ze meer mannen zouden oproepen toen
ze mij daar mijn leger zagen verzamelen. Ik heb met een kijkglas
naar die mannen gekeken, en ik heb heel wat roodomrande ogen
gezien.' Egwene bleef peinzend zitten kijken, blij met de bries die
stroomopwaarts over de rivier aankwam. 'Je hebt de wijsheid van
deze aanval niet in twijfel getrokken, generaal.'
'Het is niet mijn gewoonte
om mijn opdrachten in twijfel te trekken, Moeder.'
'En wat zijn je gedachten
erover, als ik ernaar zou vragen?' 'Als u ernaar zou vragen?'
herhaalde Brin. 'Nou, aanvallen is tactisch gezien logisch. Het
Reizen is geen voordeel meer voor ons alleen, en als onze vijand
zich kan herbevoorraden wanneer hij wil en afgevaardigden heen en
weer kan sturen wanneer hij wil, wat is dan het doel van een beleg?
Het wordt tijd om ofwel aan te vallen, ofwel onze biezen te
pakken.'
Egwene knikte. En toch
merkte ze dat ze aarzelde. Die onheilspellende rook in de lucht, de
verminkte Toren, de bange soldaten zonder versterking. Het leek
allemaal een gefluisterde waarschuwing. 'Hoe lang kunnen we nog
wachten voordat je echt met de aanval moet beginnen, generaal?'
vroeg ze.
Hij fronste, maar stelde
geen vragen. Hij keek naar de hemel. 'Het wordt al laat. Een uur,
misschien? Daarna zal het te donker zijn. Met zulke gunstige
aantallen voeg ik liever niet de willekeur van een nachtelijke
strijd aan het geheel toe.'
'Dan wachten we een uur,'
zei Egwene, die achterover ging zitten in het zadel. De anderen
leken verward, maar ze zeiden niets. De Amyrlin Zetel had
gesproken.
Waar wachtte ze op? Wat
vertelde haar intuïtie haar? Egwene dacht erover na terwijl de
minuten verstreken, en uiteindelijk besefte ze wat haar had doen
aarzelen. Zodra deze stap was gezet, was er geen weg meer terug. De
Witte Toren had de vorige avond geleden; het was de eerste keer
geweest dat een vijandelijke macht de Ene Kracht tegen hen had
gebruikt. Egwenes aanval zou ook weer een eersteling zijn: de
eerste keer dat de ene groep Aes Sedai soldaten leidde in een
strijd tegen de andere groep. Er waren wel eerder gevechten geweest
tussen groeperingen in de Toren; botsingen tussen Ajahs die soms
uitliepen in bloedvergieten, zoals nadat Siuan was afgezet.
Dergelijke gebeurtenissen werden genoemd in de geheime verslagen.
Maar de tweedracht had zich nog nooit uitgestrekt tot buiten de
deuren van de Toren zelf. Nog nooit hadden Aes Sedai troepen over
die bruggen geleid. Als ze dat nu deed, zou die gebeurtenis voor
altijd aan Egwenes bewind als Amyrlin blijven kleven. Wat ze verder
ook bereikte, het zou waarschijnlijk worden overschaduwd door deze
dag.
Ze had gehoopt te bevrijden
en verenigen. In plaats daarvan zou ze zich richten op oorlog en
onderwerping. Als het moest, zou ze het bevel geven. Maar ze wilde
wachten tot het laatst mogelijke ogenblik. Als dat een grimmig uur
onder de bewolkte hemel betekende, met snuivende paarden die de
spanning van hun ruiters voelden, dan zij het zo.
Brins uur verstreek. Egwene
aarzelde nog even; zo lang als ze durfde. Er kwamen geen
versterkingen naar de arme soldaten aan de overkant van de brug. Ze
bleven achter hun versperring vastberaden naar hen staren.
Met tegenzin draaide Egwene
zich om en maakte aanstalten om het bevel te geven.
'Zeg.' Brin boog zich naar
voren in het zadel. 'Wat is dat?' Egwene draaide zich om naar de
brug. In de verte, nog net zichtbaar, kwam een stoet aan over de
weg. Had ze te lang gewacht? Had de Witte Toren versterking
gestuurd? Had ze het leven van haar mannen op het spel gezet met
haar koppige tegenzin? Maar nee. Die groep bestond niet uit
soldaten, maar uit vrouwen in rokken. Aes Sedai!
Egwene stak haar hand op
zodat haar soldaten niet zouden aanvallen. De stoet reed recht naar
de groep Torenwachters toe. Even later stapte er een vrouw in een
grijs gewaad voor de wegversperring, vergezeld door een enkele
zwaardhand. Egwene tuurde naar haar en probeerde het gezicht van de
vrouw te onderscheiden, en Brin overhandigde haar snel zijn
kijkglas. Egwene nam het dankbaar aan, maar ze had de vrouw al
herkend. Andaya Forae, een van de nieuwe Gezetenen in de Zaal,
verkozen na de splitsing. Grijze Ajah. Dat gaf aan dat ze bereid
waren te onderhandelen. De gloed van de Kracht omgaf de vrouw en
Siuan siste, waarop enkele soldaten om haar heen hun bogen hieven.
Weer stak Egwene haar hand op.
'Brin,' zei ze streng, 'ik
wil niet dat er een schot wordt afgevuurd totdat ik daar
toestemming voor geef.'
'Wapens omlaag, mannen!'
brulde Brin. 'Ik doe jullie wat als jullie zelfs maar een pijl
aanzetten!' De mannen lieten snel hun bogen weer zakken.
De vrouw in de verte
gebruikte een weving die Egwene niet kon zien, en sprak toen met
een stem die overduidelijk werd versterkt. 'We willen spreken met
Egwene Alveren,' zei Andaya. 'Is zij bij u?' Egwene maakte haar
eigen weving om haar stem te versterken. 'Ik ben hier, Andaya. Zeg
tegen de anderen die bij je zijn dat ze naar voren komen, zodat ik
ze kan zien.'
Verrassend genoeg
gehoorzaamden ze haar. Nog negen vrouwen kwamen naar voren, en
Egwene bekeek hen stuk voor stuk. 'Tien Gezetenen,' zei ze, terwijl
ze Brin zijn kijkglas teruggaf en haar weving losliet, zodat ze kon
spreken zonder dat haar woorden werden versterkt. 'Twee van elke
Ajah, behalve de Blauwe en de Rode.' 'Dat is veelbelovend.' Brin
wreef over zijn kin. 'Ze kunnen ook hier zijn om mijn overgave te
eisen,' merkte Egwene op.
'Goed,' zei ze, terwijl ze
haar stem weer versterkte met de Kracht. 'Wat willen jullie van
me?'
'We zijn hier...' zei
Andaya, maar toen aarzelde ze. 'We zijn hier om je te laten weten
dat de Zaal van de Witte Toren heeft besloten je te verheffen tot
de Amyrlin Zetel.'
Siuan hapte hoorbaar naar
adem, en Brin vloekte zachtjes in zichzelf. Enkele soldaten
mompelden dat het een valstrik was. Maar Egwene sloot enkel haar
ogen. Durfde ze te hopen? Ze had aangenomen dat haar ongewenste
redding te vroeg was gekomen. Maar als ze voldoende voorbereidend
werk had verricht voordat ze door Siuan en Gawein was
opgehaald...
'En Elaida dan?' vroeg
Egwene. Ze opende haar ogen en haar stem schalde over het terrein.
'Hebben jullie alweer een Amyrlin afgezet?' Het bleef even stil aan
de overkant. 'Ze overleggen.' Brin had zijn kijkglas voor zijn oog
gezet.
Andaya sprak weer. 'Elaida
do Avriny a'Roihan, Hoedster van de Zegels, de Vlam van Tar Valon,
de Amyrlin Zetel... is ontvoerd tijdens de aanval van gisteren.
Haar verblijfplaats is onbekend. We nemen aan dat ze dood is of
anderszins niet in staat is haar taken te vervullen.'
'Bij het Licht!' Brin liet
het glas zakken. 'Dat had ze verdiend,' mompelde Siuan.
'Niemand verdient dat,' zei
Egwene tegen Siuan en Brin. Afwezig bracht ze haar hand naar haar
hals. 'Ze had beter kunnen sterven.' 'Dit kan een valstrik zijn,'
zei Brin.
'Ik zou niet weten hoe,'
wierp Siuan tegen. 'Andaya is gebonden door de geloften. Ze stond
toch niet op de lijst van Zwarten, Egwene?' Egwene schudde haar
hoofd. 'Ik aarzel nog steeds, Moeder,' zei Brin.
Egwene herstelde haar
weving. 'Laten jullie mijn leger binnen? Aanvaarden jullie de
andere Aes Sedai weer als zusters en stellen jullie de Blauwe Ajah
weer in?'
'We hadden die eisen
voorzien,' zei Andaya. 'We aanvaarden ze.' Er viel een stilte, met
als enige geluid het klotsen van water tegen de oevers
beneden.
'Dan aanvaard ik jullie
aanbod,' besloot Egwene. 'Moeder,' zei Siuan behoedzaam. 'Dit is
misschien voorbarig. Misschien moet je praten met...'
'Het is niet voorbarig,' zei
Egwene terwijl ze haar weving losliet en een vlaag van hoop voelde.
'Dit is wat we wilden.' Ze keek Siuan aan. 'En trouwens, wie ben
jij om mij een preek te geven over voorbarigheid?' Siuan sloeg haar
blik neer. 'Generaal, bereid je mannen voor om over te steken en
haal de Gezetenen naar voren. Stuur renners terug naar het Aes
Sedai-kamp met het nieuws, en zorg ervoor dat je mannen bij de
andere bruggen weten dat ze niet moeten aanvallen.' 'Ja, Moeder.'
Brin wendde zijn paard om de noodzakelijke bevelen te geven.
Egwene haalde diep adem en
dreef haar paard de brug op. Siuan mompelde een vissersvloek en
volgde. Egwene hoorde Gaweins paard ook volgen, en na een kort
bevel van Brin reed er een groep soldaten mee.
Egwene reed het water over,
met haar haren vol rode linten wapperend in de wind. Ze kreeg een
vreemde gewaarwording - een gewichtig besef - terwijl ze overwoog
wat ze net hadden voorkomen. Het maakte al snel plaats voor een
toenemende tevredenheid en vreugde.
Haar witte merrie sloeg een
beetje met haar hoofd, zodat haar zijdezachte manen over Egwenes
handen streken. Aan de overkant van de brug wachtten de Gezetenen
met ernstige gezichten. De Toren verrees een stukje verderop.
Gewond. Bloedend. Maar hij stond nog overeind. Licht, hij stond er
nog!