Een
We hebben geen enkele reden om te ontkennen dat we Gideon de Wit om het leven hebben gebracht. Maar om het nu direct moord te noemen… En nee, het kwam niet door The Famous Grouse. Beslist niet. We laten onze sponsor niet in diskrediet brengen.
Jazeker, wij hebben een sponsor. U denkt hier een stel mutsen van middelbare leeftijd voor u te zien, kom kom, wij kennen die blik, maar wij zijn gesponsorde vrouwen met levenservaring. Het was een idee van onze Tillie, die zeg maar van kantelen weet. Vakvrouw. Zij heeft The Famous Grouse gegoogeld en daarna opgebeld. Worden jullie het nou niet eens spuugzat, vroeg ze aan die man, altijd maar die associaties met jachttaferelen en druipende fazanten en gestamp door de modder? Moet het merk niet eens op een nieuwe, frisse manier in de markt worden gezet? Ik lees net op jullie site, zei onze Til, dat The Famous Grouse bekendstaat als de zachtste en meest verfijnde whiskyblend ter wereld. Zeg The Famous Grouse en je zegt in feite beschaving. Dus dan kom je algauw uit op…
Nee, we hebben niet veel van Gideon de Wit overgelaten. Dat is waar. Maar al Gods schepselen moeten sterven, edelachtbare. En wat had u in ons geval gedaan? Stel dat we hem daar hulpeloos hadden laten liggen, tussen de meeuwendrek en de algen? Maar hebt u een momentje? Wat zit Tillie te roepen? O ja, we moeten The Famous Grouse nog een keer noemen. Meteen vijf keer inkoppen, dat was de afspraak.
Ho even. Het kan wel wezen dat deze zitting niet verloopt zoals u voor ogen stond, maar aan wie ligt dat?
Niet verwácht van dámes zoals wij? Wat verstaat u precies onder dames?
Jo, hou je klep eens! Johanna! De rechter wil iets zeggen, Jo! Laat die vrouw toch haar werk doen. Daar wordt ze voor betaald. Van óns geld, in feite. Je bent een dief van onze eigen portemonnee, Jo, als je die vrouw niet laat uitpraten.
En wij altijd maar denken dat zo’n rechtszaak wordt geleid! Zoals je ook denkt dat het land wordt bestuurd.
Wat zegt Willemien? Tijd voor een rookpauze?
Nee, nu eerst even orde. Orde! Dat geldt ook voor jou, Annabel!
Wat denkt u trouwens, edelachtbare, gaan we het redden om een beetje bijtijds klaar te zijn? We moeten het geluid voor vanavond nog testen en de stoelen klaarzetten. We hebben er lang naar uitgekeken en er een hoop werk in gestoken. Als leesclub bereiden wij ons altijd grondig voor op een literaire ontmoeting. We lezen niet alleen het nieuwste boek van de auteur die we hebben uitgenodigd, we pakken het hele oeuvre mee. Dat doen we met plezier. We lezen en lezen en lezen nu eenmaal als gekken.
Het leven is het leven maar, zoals wijlen Gideon de Wit graag opmerkte. Het is bijna altijd een zootje, je geluk hangt af van ondoorgrondelijke zaken zoals een gevulde koek meer of minder, of van een toevallige ontmoeting die net zo goed niet had kunnen plaatsvinden en waaruit niettemin complete verdoemde geslachten zijn voortgevloeid. Nee, dan de literatuur, met haar onverbiddelijke wetten van oorzaak en gevolg. Heerlijk, gewoon.
Pardon? U wist toch wel dat wij een leesclub zijn? Anders waren we toch nooit op die literaire cruise gegaan waarmee alle ellende is begonnen? Als wij geen leesclub waren geweest, hadden we vast een heel andere cruise uitgekozen. Dan hadden we ons georiënteerd op iets met palmbomen en mojito’s in het Caribisch gebied.
Maar we zijn nu eenmaal een leesclub. Dus toen onze Martha, die net als wij allemaal haar eigen redenen heeft om als een gek te lezen, kwam aanzetten met die aanbieding voor ‘In de geest van Moby Dick’, konden we daar geen weerstand aan bieden. We zaten bij wijze van spreken meteen al op de Pequod.
Ter voorbereiding gingen we stevig aan de slag met Melville. We hadden hem wat graag uitgenodigd voor een literaire avond om samen met ons nog een paar thema’s en motieven uit te pluizen. Die avonden organiseren we in samenwerking met de bibliotheek in het multiculturele buurtcentrum. Er zijn natuurlijk ook leesclubs die alleen maar met de neus in de boeken zitten, maar wij zijn van mening dat een persoonlijke ontmoeting met een auteur een dimensie aan de leeservaring toevoegt. In het geval van Melville waren we helaas op onszelf aangewezen.
Annabel beet in de discussie de spits af. Ze zei dat ze kapitein Ahab een verknipte macho vond. Onze Annabel is net een vuurtoren: zij geeft met ijzeren regelmaat telkens hetzelfde signaal af. Als verreweg de jongste van ons allemaal heeft zij natuurlijk ook nog de minste leeservaring. Daardoor snapt ze niet altijd waar het in de literatuur om draait. Ze heeft niet door dat zo’n macho die zich aanstelt met een harpoen een belangrijk literair thema verbeeldt. Of dat verhalen over oude mannen die ’m niet meer omhoogkrijgen een meeslepende leeservaring bieden. Pak je pen, Annabel, en noteer: Een geslaagde roman heeft meer te bieden dan het verhaal alleen, dat is alleen het verhaal maar. Lágen, Annabel.
Van debuten krijgt Annabel het ook regelmatig op haar heupen. In haar vuurtorenvisie gaan die veel te vaak over hoerenlopers of jonge knullen die in de ban zijn van een paaldanseres, een callgirl of iemand met dikke billen. Heel typisch, ja. Maar je hoopt altijd iets te begrijpen, nietwaar, te doorgronden, te leren. Dat is toch een van de redenen waarom we romans lezen? We hopen er een completer mens door te worden.
Dus af en toe nodigen we ook weleens zo’n bengel uit, de auteur van het nieuwste spraakmakende debuut. Daar geeft de afdeling Cultuur van de gemeente graag subsidie voor, en de plaatselijke pers wil wel een fotootje komen maken.
Het zijn wel vaak zenuwpezen. Wist u dat? Het eerste dat ze vragen als ze binnenkomen, is of de zaal is uitverkocht. Gelukkig is dat altijd het geval. Kwestie van het juiste aantal stoelen neerzetten. Met een publiek van twaalf kun je ook een geweldige avond hebben. Dat kan een heel intieme ervaring zijn.
Als de auteur vooraf nog een stresspeuk moet roken, houdt onze Willemien hem gezelschap onder het afdakje op de binnenplaats. Willemien rookt Brandaris, weer zo’n merk met een imago dat wij hadden kunnen oppimpen, maar die man van Brandaris zag niets in ons voorstel. Hij richtte zich liever op een jongere doelgroep.
Wat zegt u?
Nee, dát is Willemien. U kijkt nu naar Martha. Die rookt niet. Maar als u rustig blijft luisteren, krijgt u het allemaal vanzelf mee.
Onze Leonie verzorgt meestal de inleiding. In iets van Marimekko, want daar heeft haar schoonzuster een winkel in. En dan schuifelt de debutant naar zijn voorleestafeltje. Hij is nog geen Adriaan van Dis of Arthur Japin, hij loopt met de bilspieren strak aangespannen en de schouders hoog opgetrokken. Allemaal nervositeit. Maar het ergste moet voor hem nog komen. We houden de gasten vooraf altijd zo veel mogelijk backstage, ziet u, meestal in het magazijn, totdat het programma begint. Dus zo’n jongen is nergens op voorbereid.
Hij gaat zitten en slaat zijn ogen naar ons op.
Inmiddels kennen we alle symptomen.
Eerst is er ongeloof. Daarna schrik. Soms zelfs klinkklare paniek. De blik wordt glazig, met witte knokkels wordt de rand van het tafeltje omklemd. En dan krijg je het instinctief ineenkrimpen, het terugdeinzen van het bovenlichaam, het steels deppen van voorhoofd en bovenlip. We zien een panische denkbel boven het jonge schrijvershoofd omhooghuiveren: ‘Mijn god! Alleen maar middelbare mutsen!’
Zo ongeveer dus zoals u naar ons kijkt, edelachtbare. Ook u bent nog jong. En wie jong is, beschouwt dat doorgaans als een eigen prestatie en verdienste. U hoeft er geen doekjes om te winden, hoor. U denkt: Zo ver als die mutsen zal ik het nooit laten komen. Op u zal de zwaartekracht geen vat krijgen. Bij u zullen de peperdure antirimpelcrèmes wél werken. Bij u zal een dieet van louter sojavla en twee appels per week wél effect hebben. Kwestie van doorzetten, nietwaar. Uw botten zullen niet ontkalken, uw schaamhaar wordt niet grijs, uw tanden zullen niet in uw kaken gaan rammelen, u krijgt geen lellen in uw hals of bovenarmen als kipfiletjes. Kwestie van wilskracht en veel sporten. U zult nooit veranderen in een vrouw zonder taille met futloos haar. U zult nooit perplex voor de spiegel staan. Wij wensen u succes, mevrouw, en bovenal een voorspoedig sterfbed halverwege uw leven. Vóór de vijftig de kist in, dat is de enige oplossing voor u.
Venijnig? Wie? Wij? Welnee, we glimlachen de geschrokken debutant altijd bemoedigend toe. We hebben geen enkel kwaad in de zin en wij kunnen het ook niet helpen dat alleen wij daar zitten aangezien de rest van de mensheid zijn neus zelden of nooit in een boek steekt. Ons kan het moeilijk worden aangerekend dat wij de enigen zijn die lezen en lezen als gekken en al die boeken de top tien in pompen. Er zou op de hele wereld niet één bestseller bestaan en niet één auteur die z’n hypotheek kon betalen als wij lezeressen er het bijltje bij neergooiden.
Natuurlijk zeggen we thuis ook weleens: ‘Jan, ga nou mee vanavond, anders is het zo sneu voor die jongen.’ Maar moet je net Jan hebben. Die blijft liever op de bank hangen. Dus wat krijg je dan? Een zaal vol grijze duiven. Zo noemt de plaatselijke krant ons meestal. Koekoeroekoekoe, zeggen we soms tegen elkaar.
Onze jonge gast recht zijn schouders. Uitgedroogde dozen, zien we hem denken, en er komt iets neerbuigends in zijn blik. Heel even probeert hij zich ons leven voor te stellen. Maken wij ooit nog weleens iets mee? Zoals hij het ziet, moeten onze dagen even voorspelbaar zijn als de waterstanden bij Kruiningen. We zullen, denkt hij, wel zo veel lezen uit gebrek aan drama en avontuur in ons eigen bestaan. Welnu, daar gaat hij verandering in brengen, hij zal onze beschimmelde duiventil eens op de grondvesten laten schudden. Speciaal daarvoor heeft hij een nieuw, nog niet gepubliceerd verhaal meegenomen. Hij ordent zijn papieren, hij schraapt zijn keel, hij haalt diep adem.
Haar kut was zo fris als een jonge krop sla.
Wij leunen achterover. We hebben al zo veel levenszeeën bevaren, die fatale cruise nog niet eens meegerekend, dat we niet snel meer kapseizen. We doen ons best geboeid naar de jonge schrijver te luisteren. Voor hem gebeurt alles in het leven per slot van rekening pas voor de eerste keer. Daar ben je dan helemaal vol van, hè, op die leeftijd.
Onze kaken knappen bijna hoorbaar, zo zitten we onder de stomende seksscène tersluiks te gapen. We snakken naar iets interessanters, iets uitdagenders, iets pittigers. Naar iets onbekends, waar we onze tanden in kunnen zetten. Moet lezen niet een ontdekkingsreis vol nieuwe ervaringen zijn? O, heb één keer genade met ons, Heer! Ontferm U over ons en laat het alter ego van onze gast snel aan zijn gerief komen. Heb erbarmen, niet nog een nieuwe frisse krop sla. En dat kropje werkt zeker in een nachtclub, tjongejonge, wat een ranzig meisje, wat een kleine stouterd, en wat een grote knoeperd krijgt onze held van haar, oké, Annabel, inderdaad, Annabel, ergens heb je wel een punt, maar even bij de les blijven, want gaat het meisje hem ten gronde richten of gaat hij de snollebol redden, dat is altijd wel spannend, hebben we verdorie weer vergeten om vooraf een wedje te sluiten, nee wacht, nu gaat het de Lolita-kant op, hebben we dat weer, hou open die ogen, hou open die ogen. Anders mokt die jongen straks thuis dat hij een zaal vol dommelende alzheimertjes tegenover zich had.
Wat zouden we graag eens met een van die waaghalsjes bespreken wat wijzelf nou sexy en opwindend vinden. Zij komen nog maar net kijken, ze moeten het echte werk tussen de lakens nog leren. Beginnelingen. Wij hebben logischerwijze heel wat meer ervaring, oefening baart kunst, maar zodra we het onderwerp aansnijden, verslikken die debutanten zich zowat. Bij het idee alleen al worden ze… Hoe bedoelt u, edelachtbare, hébben wij dan een seksleven? Waarom zouden wij geen seksleven hebben? Kunt u dat misschien even toelichten?
Kwaad? Wie? Wij? Integendeel. Wij luisteren meestal gedwee naar de weinig opzwepende geschiedenissen van onze gasten. We zitten het wel weer uit. Zoals Leonie altijd terecht zegt: Wij zijn het fundament onder de letteren. Zonder ons zou de hele boel in elkaar storten. Bibliotheken zouden bij gebrek aan bezoek door spinrag overwoekerd raken. Uitgevers en boekverkopers zouden met torenhoge stapels boeken blijven zitten en er uiteindelijk onder vermorzeld worden. Wij zijn niet alleen het fundament, wij zijn de specie die alles bij elkaar houdt. Iedere keer zijn wij weer bereid om geld en tijd in een roman te investeren. Iedere keer houden we ons aan de spelregels en kijken we niet stiekem achterin hoe het afloopt. Iedere keer schorten we onze twijfels op en zullen we de auteur op zijn woord geloven. Iedere keer werken we ons met liefde en toewijding door honderden pagina’s heen. We blijven zo trouwhartig om ons van tijd tot tijd op het verkeerde been te laten zetten. We betonen ons poëtisch genoeg om beeldspraak te begrijpen, slim genoeg om ironie, satire of overdrijving te herkennen, en mens genoeg om ons in de dilemma’s van de personages te verplaatsen.
En dan zit zo’n debutant naar ons te kijken alsof wij een hondendrol zijn waar hij per ongeluk in is getrapt. Was er nou, denkt hij bitter, maar één persoon in de zaal die hij serieus kon nemen. Een lekkere meid, bijvoorbeeld. Vooruit, ze mag zelfs aan de fletse kant zijn. Alles is beter dan wij.
Je begint er niets tegen, behalve misschien op een andere planeet dan de aarde. En als je er iets van zegt, ben je meteen een zeurpiet. We moeten er natuurlijk wel bij aantekenen dat alle moeite die wij voor de literatuur doen, niks is vergeleken met het bovenmenselijke gemartel dat het schrijven van een roman betekent. Daar raken de meeste van onze auteurs niet over uitgepraat. Het creatieve proces vermaalt hen soms zowat. Je hebt erbij, die halen het laatste hoofdstuk alleen aan een infuus of aan de beademing, die moeten na afloop meteen door naar de intensive care. Die hebben echt alles gegeven, tot en met het merg uit hun botten.
Gideon de Wit had dat ook. Hij was een schrijver die de woorden van de bodem van zijn ziel schraapte. Als het moest ging hij zelfs voorbij de bodem, rechtstreeks de inktzwarte spelonken van het collectieve bewustzijn in. Zaklamp mee. En maar schijnen tussen de stalactieten, op zoek naar het oeroude kwaad dat bezit van de mensheid nam zodra die op aarde arriveerde. De grens van het draaglijke overschrijden, dat was Gideon de Wits ambitie. De voorhang aan flarden scheuren en het beest in al zijn naaktheid tonen. Benen wijd en bloeden maar. Schuld en boete, dat was zijn thema. Ze zeggen dat hij toetsenbord na toetsenbord versleet, terwijl het zweet hem langs de kop gutste.
En discipline, hè. Die man deed alles op discipline. Zodra hij ’s ochtends zijn bed uit kwam en naar de douche daverde, was hij al op stoom en klaar om te beginnen. Maar vóór het werk, zin of geen zin, toch altijd eerst een glas onverdund aloë-verasap en een hardgekookt ei met tomatenketchup, gevolgd door wat oefeningen aan de rekstok, want schrijven over schuld en boete is topsport. En dan de mouwen opgestroopt en het vooronder in, het mijnenveld in, dag in, dag uit. Discipline, zei Gideon de Wit zelf altijd, rijmt niet voor niets op routine, stelletje ellendige eencelligen.
Voor elke nieuwe roman schafte hij zoals bekend een half dozijn nieuwe Italiaanse schoenen aan. Hij liet de muren van zijn werkkamer met vers dik, donkergroen vilt bekleden. Hij sleep zijn befaamde dartpijltjes, waarmee hij zijn bierviltjes met aantekeningen aan de muur nagelde, per roman achtennegentig stuks, niet meer en niet minder, want van helder denken krijg je heldere boeken. En in het geval van een naderend writer’s block gewoon rustig door de neus blijven ademhalen, met het hoofd tussen de knieën. Daar kon menig debutant nog wat van opsteken.
Misschien was dit wel de voornaamste reden waarom we in één klap om waren, als een strijkplank zeg maar, toen Martha op de proppen kwam met ‘In de geest van Moby Dick’: Gideon de Wit zou de reisleider van de cruise zijn. Wij zijn een serieuze leesclub, dus onze knieën werden slap bij het vooruitzicht het ruime sop te kiezen in het gezelschap van de auteur van een van de meest spraakmakende oeuvres van deze eeuw én de vorige. In het buitenland werd zijn werk overigens eerder gewaardeerd dan hier en met prestigieuze literaire prijzen overladen. Hij ontving eredoctoraten in Spanje, Finland, Japan en Mauritanië. Thuis had hij het decennialang moeten doen met één als lollig bedoelde onderscheiding, toegekend door een obscuur studententijdschrift, voor een roman die ‘zó alle grenzen van de literatuur tartte en zelfs overschreed’ dat de prijsuitreiking in het donker had moeten plaatsvinden. De schade was inmiddels ingehaald. Het keerpunt was zijn magistrale tweeluik Op zoek naar het ergste en Geen weg terug. Vanaf dat moment waren de prijzen niet meer aan te slepen.
Het was eervol voor de man, maar ons kon het niet zo veel schelen. Wij hadden hem al vanaf zijn eerste roman in ons hart gesloten. Dat was nu eenmaal het geheim van Gideon de Wit: als je één boek van hem had gelezen, dan was je voor het leven verkocht. Het was alsof hij toegang had tot de geheimste dromen van ieder van ons, de grootste hoop, de diepste vrees, de meest splijtende schaamte. Hij keek als het ware in je ziel, en alles wat hij daar aantrof, was voor hem de moeite waard. Hij schreef om speciaal voor jou het onzegbare te verwoorden. Je kon hem niet lezen zonder het gevoel te krijgen dat hij vond dat jij er, als mens en lezeres, bijzonder veel toe deed. Je voelde je op zonderlinge wijze omhelsd.
En ieder jaar een nieuwe titel, bij welke andere auteur kon je daar de klok op gelijkzetten? Wat had hij ons altijd verwend. Het is waar wat The Independent een keer over hem schreef: ‘A truly generous writer.’
Snel herlazen we zijn destijds zo armzalig bekroonde roman nog een keer, inclusief het nulde deel, de proloog, de twee epilogen, de appendix en het notenapparaat. Tillie regelde een paar dozen The Famous Grouse. Willemien kocht een slof shag plus ruimschoots vloei in. Leonie, die zich altijd voortreffelijk inleest, zorgde voor een betrouwbare reisgids. En Barbara begon meteen haar koffer in te pakken.
Om u de waarheid te zeggen: wij zaten ermee in onze maag dat Barbara doodleuk mee wilde. Alsof er niets gebeurd was! We waren er behoorlijk door uit het veld geslagen. Maar niemand van ons bracht het op haar recht in het gezicht te zeggen dat ze niet welkom was. Misschien durfden we niet eens aan onszelf te bekennen dat we haar liever kwijt dan rijk waren. En dus brak de dag van ons vertrek aan zonder dat Barbara een strobreed in de weg was gelegd.
Call me Ishmael!
Vooruit Jan, niet mekkeren. Kom jij eindelijk weer eens toe aan het herlezen van Kuifje in Tibet en het draaien van je beschimmelde plaatjes uit de jaren zestig. Hier heb je de aanbiedingsfolder van de C1000. Zorg dat je geen scheurbuik krijgt, schat.
Zo opgewekt als wij vertrokken… Tja, ergens is het wel zonde dat Gideon de Wit het niet heeft overleefd.
Spijt? Wie? Wij? Waarvan dan?
Of het wraak was? Maar edelachtbare, waarom zouden uitgerekend wij ons op iets of iemand willen wreken, laat staan op Gideon de Wit?