9

17 mei

Marissa stond vroeg op. Het was een stralende lentemorgen en ze ging heerlijk een eindje joggen met Taffy. De hond rende als een dolle om haar heen.

Toen ze weer thuis was, nam ze een douche, kleedde zich aan en was om half negen al onderweg naar het cdc. In haar kantoor stopte ze haar tasje in de dossierkast en ze ging toen achter haar bureau zitten. Ze wilde eens bekijken of er voldoende informatie over de Ebola-virussen beschikbaar was om te kunnen bepalen hoe groot in statistisch opzicht de kans was dat ze met hetzelfde virus werden geconfronteerd als de variant die zich in 1976 in Zaïre had gemanifesteerd. Als die kans inderdaad zo minimaal was als ze vermoedde, zou ze een wetenschappelijke basis voor haar steeds sterker wordende achterdocht hebben.

Maar Marissa kwam niet ver. Op haar bureau lag een memo, waarin haar werd verzocht zo snel mogelijk naar het kantoor van dr. Dubchek toe te komen.

Ze liep naar de afdeling virologie. Dubcheks secretaresse was er nog niet, dus klopte ze op de openstaande deur. Dubchek zat achter zijn bureau de post door te werken. Toen hij opkeek, zei hij dat ze de deur dicht moest doen en plaats moest nemen. Dat deed ze en ze was zich ervan bewust dat hij haar met zijn ogen voortdurend volgde.

'Dr. Blumenthal,' zei hij toen. 'Ik heb gehoord dat u gisteravond in het maximaal beveiligde deel van ons laboratorium bent geweest.' Marissa zei niets. Hij stelde haar geen vraag, maar constateerde een feit.

'Ik dacht dat ik u volkomen duidelijk had gemaakt dat dat verboden terrein voor u was tot u een pas had gekregen. Ik vind het heel vervelend dat u mijn bevel dienaangaande hebt genegeerd, zeker nadat u Tad opdracht had gegeven voedsel uit het Medica Hospi- tal te onderzoeken zonder dat ik daar mijn goedkeuring aan had gehecht.'

'Ik probeer mijn werk alleen maar zo goed mogelijk te doen,' zei Marissa en ze werd boos. Het had er alle schijn van dat Dubchek nooit zou vergeten dat ze hem in l.a. een blauwtje had laten lopen.

'Dan is zo goed mogelijk duidelijk niet goed genoeg,' zei hij kortaf. 'Ik ben bang dat u niet begrijpt hoe groot onze verantwoordelijkheid tegenover het publiek is, vooral gezien de huidige hysterie rond aids.'

'Dan heeft u het mis,' zei ze boos. 'Ik neem onze verantwoordelijkheid juist heel serieus. En ik ben ervan overtuigd dat we het publiek geen goede dienst bewijzen wanneer we de dreiging van het Ebola-virus minimaliseren. Er is geen enkele wetenschappelijke reden om aan te nemen dat we niet opnieuw met een epidemie zullen worden geconfronteerd en ik doe mijn uiterste best om de bron te vinden voordat het zover is.' 'Dr. Blumenthal, u heeft hier niet de leiding!' 'Dat weet ik heel goed, dr. Dubchek. Als ik die wel had, zou ik beslist niet het officiële standpunt huldigen dat dr. Richter het virus uit Afrika heeft meegenomen en vervolgens een ongehoorde incubatietijd van zes weken heeft moeten doorstaan. En als dr. Richter dat virus niet heeft meegenomen, kan er maar één andere bron zijn: het cdc.'

'Dergelijk giswerk weiger ik te tolereren.'

'Noemt u het maar giswerk,' zei Marissa en ze stond op. 'Ik noem het een feit. Zelfs in fort Detrick wordt het Ebola-virus niet bewaard. Wij zijn de enigen. En wij bewaren die rommel in een vrieskist met een doodordinair fietsslot erop! Goede veiligheidsmaatregelen voor het meest dodelijke virus dat we kennen! En als u denkt dat het containment-lab goed beveiligd is, moet u nog maar eens even terugdenken aan het feit dat ik er binnen ben geweest!'

Marissa trilde nog altijd toen ze een paar uur later het universiteitsziekenhuis in liep en vroeg hoe ze de cafetaria kon vinden. Terwijl ze daarheen ging, vroeg ze zich af waar ze de kracht vandaan had kunnen halen om zich zo tegen Dubchek te verzetten. Iets dergelijks had ze nog nooit gedaan en ze herinnerde zich nog maar al te goed hoe spinnijdig Dubchek haar had bevolen weg te gaan.

Ze was ervan overtuigd geweest dat haar carrière bij het cdc was beëindigd en had geruime tijd zomaar wat rondgereden, tot ze opeens het besluit had genomen Ralph om advies te vragen. Ze had hem gebeld en ze hadden afgesproken samen te gaan lunchen. De kantine zag er gezellig uit, met gele tafels en een witbetegelde vloer. Marissa zag Ralph aan een hoektafeltje zitten. Hij zwaaide meteen naar haar.

Zodra ze bij hem was, stond hij op en schoof galant een stoel voor haar aan. Ze glimlachte, hoewel het huilen haar in feite nader stond dan het lachen.

'Dank dat je tijd voor me hebt kunnen vrijmaken,' zei ze. 'Ik weet dat je het verschrikkelijk druk hebt.'

'Onzin. Voor jou heb ik altijd tijd. Vertel me maar eens wat er aan de hand is. Je leek over de telefoon knap van streek te zijn.' 'Laten we eerst maar eens iets te eten gaan halen,' zei Marissa. Die bezigheid maakte haar weer iets rustiger. 'Ik heb wat problemen bij het cdc ,' zei ze toen ze weer waren gaan zitten. Daarna vertelde ze Ralph over de manier waarop Dubchek zich in l.a . had gedragen en over het incident in die hotelkamer. 'Daarna liep het niet meer soepel tussen ons. Misschien dat ik sommige dingen niet helemaal perfect heb aangepakt en afgehandeld, maar ik denk niet dat alle schuld daarvoor op mij kan worden afgeschoven. Hij heeft zich uiteindelijk niet als een echte heer gedragen.' 'Dat is eigenlijk niets voor Dubchek, althans voor zover ik die man ken,' zei Ralph met een frons. 'Maar je gelooft me toch wel?'

'Natuurlijk,' verzekerde hij haar. 'Ik denk echter niet dat je alle problemen op dat vervelende incident kunt afwentelen. Je moet niet vergeten dat het cdc een regeringsinstelling is, al zijn er dan ook mensen die dat gegeven proberen te negeren.' Hij nam een hap van zijn sandwich. 'Mag ik je iets vragen?' 'Natuurlijk.'

'Geloof je dat ik je vriend ben en het beste met je voorheb?' Marissa knikte en vroeg zich af wat hij wilde zeggen. 'Dan zal ik open kaart spelen,' zei Ralph. 'Ik heb via het roddelcircuit gehoord dat bepaalde mensen van het cdc niet zo gelukkig met je zijn, omdat je een andere mening hebt dan het officieel ingenomen standpunt. Ik weet dat je mij niet om raad hebt gevraagd, maar toch zal ik je die geven. Binnen een bureaucratisch systeem moet je je eigen mening voor je houden tot je een juist moment hebt gevonden om die te ventileren. Om het maar eens bot te zeggen: je moet leren je kiezen op elkaar te houden. Dat weet ik, omdat ik enige tijd voor het ministerie van Defensie heb gewerkt.' 'Je doelt duidelijk op het standpunt dat ik ten aanzien van Ebola inneem,' zei Marissa en ze voelde zich in de verdediging gedrongen. Hoewel ze wist dat Ralph gelijk had, was ze toch een beetje in haar wiek geschoten. Ze dacht dat ze door de bank genomen wel degelijk goed werk had afgeleverd.

'De houding die je ten aanzien van Ebola aanneemt, is slechts een deel van het probleem. Je gedraagt je niet als een teamlid.' 'Wie heeft je dat verteld?' vroeg Marissa uitdagend. 'Door je dat te zeggen, wordt er niets opgelost.' 'En dat gebeurt ook niet wanneer ik mijn mond dichthoud. Ik kan het standpunt dat het cdc ten aanzien van Ebola inneemt, niet delen. Er zijn te veel onbeantwoorde vragen en dingen die niet kloppen. Met een van die laatste ben ik gisteravond nog geconfronteerd, tijdens dat niet toegestane bezoekje aan het lab.' 'En wat was dat dan wel?'

'Het is bekend dat Ebola voortdurend muteert. Toch doet zich nu het feit voor dat de drie Amerikaanse virussen volkomen identiek zijn. En dat niet alleen. Ze zijn ook identiek aan het Ebola-virus dat in 1976 in Zaïre is geconstateerd. Ik heb de stellige indruk dat de ziekte zich niet op een natuurlijke manier verspreidt.' 'Misschien heb je gelijk,' zei Ralph. 'Maar je wordt geconfronteerd met een politieke situatie en zult dienovereenkomstig moeten handelen. En wanneer er zich weer dergelijke ziektegevallen voordoen - al hoop ik dat dat niet zal gebeuren - zal het cdc beslist alles onder controle kunnen houden.'

'Dat is nog maar zeer de vraag,' zei Marissa. 'De statistieken van Phoenix zijn niet erg bemoedigend. Weet je wel dat er daar driehonderdzevenenveertig mensen zijn overleden en slechts dertien patiënten het hebben overleefd?'

'Dat weet ik,' zei Ralph. 'Maar gezien het feit dat er in eerste instantie al sprake was van vierentachtig gevallen, vind ik dat jullie schitterend werk hebben verricht.'

'Ik denk dat je het niet zo schitterend had gevonden wanneer jouw ziekenhuis ermee was geconfronteerd.'

'Daarin kun je nog wel eens gelijk hebben,' zei Ralph. 'Het idee dat er weer een epidemie zou kunnen dreigen, is heel angstaanjagend. Misschien dat ik daarom wel wil geloven in het officiële standpunt dat door het cdc wordt ingenomen. Als dat klopt, kan de dreiging nu voorbij zijn.'

'Verdorie!' zei Marissa opeens fel. 'Ik heb me zoveel zorgen over mezelf gemaakt, dat ik Tad helemaal ben vergeten. Dubchek moet weten dat Tad me naar dat lab heeft meegenomen. Ik kan maar beter zo snel mogelijk naar hem toe gaan.'

'Ik laat je gaan, maar wel op één voorwaarde. Morgen is het zaterdag en ik zou je graag mee uit eten willen nemen.' 'Geweldig. Ik verheug me daar nu al op.'

Marissa gaf hem een kusje op zijn voorhoofd. Hij was zo lief en vriendelijk. Ze wenste dat ze hem wat aantrekkelijker kon vinden.

Terwijl ze terug reed naar het cdc , besefte ze dat haar woede jegens Dubchek het veld had moeten ruimen voor angst om haar baan en schuldgevoel over haar gedrag. Ralph had ongetwijfeld gelijk. Ze had zich niet als een teamspeler gedragen. Ze vond Tad in het lab, waar hij was begonnen aan een nieuw aids -project. aids stond nog altijd boven aan de prioriteitenlijst van het centrum. Toen hij Marissa zag, hield hij meteen zijn armen voor zijn gezicht, alsof hij een aanval vreesde. 'Was het zo erg?' vroeg ze. 'Erger nog,' zei Tad.

'Dat spijt me. Hoe is hij erachter gekomen?' 'Hij heeft het me gevraagd.' 'En toen heb je het hem zonder meer verteld?' 'Tuurlijk,' zei Tad. 'Ik wilde er niet om liegen. Hij heeft ook gevraagd of jij en ik een relatie hadden.'

'En heb je toen verteld dat we wel eens met elkaar uitgingen?' 'Waarom niet? In ieder geval weet hij daardoor dat ik niet zomaar iedereen meeneem naar dat lab.'

Marissa haalde eens diep adem. Misschien was het inderdaad wel het beste dat er nu open kaart was gespeeld. Ze legde haar hand op Tads schouder. 'Het spijt me echt dat ik problemen voor je heb veroorzaakt. Kan ik proberen dat goed te maken door vanavond voor je te koken?'

Tads gezicht klaarde meteen op. 'Lijkt me een prima idee.'

Om zes uur haalde Tad Marissa op uit haar kantoor en reed in zijn eigen auto achter haar aan naar de supermarkt. Hij koos lamskoteletjes uit en wachtte tot de slager die had afgesneden, terwijl Marissa de aardappelen en groenten uitzocht.

Toen ze alles in de kofferbak van haar auto hadden gedeponeerd, stond Tad erop een flesje wijn te gaan halen. Hij zei dat hij zo snel mogelijk naar haar huis zou komen en dat zij maar meteen aan de slag moest gaan.

Het was gaan regenen, maar terwijl Marissa naar het ritme van de ruitenwissers luisterde, voelde ze zich hoopvol gestemd. Het was beslist beter om open kaart te spelen. Maandag zou ze meteen naar Dubchek toe gaan om hem haar excuses aan te bieden. Ze waren uiteindelijk twee volwassen mensen.

Ze haalde nog even snel wat stokbrood en zette haar auto toen neer bij de keukendeur, omdat ze dan niet zoveel zou hoeven sjouwen. De zon was nog niet ondergegaan, maar het was al behoorlijk donker. Het duurde even voordat ze de sleutels in het slot had

gestoken. Met haar elleboog deed ze het keukenlicht aan en zette toen de twee grote tassen op de tafel neer. Daarna zette ze het alarm af en vroeg zich af waarom Taffy haar niet meteen kwam begroeten. Misschien dat de Judsons haar om de een of andere reden hadden meegenomen? Ze riep het dier een paar keer, maar het bleef onnatuurlijk stil in huis.

Ze liep naar de huiskamer en deed de lamp naast de bank aan. 'Ta- a-a-affy!' Geen reactie. Ze liep naar de trap. Misschien dat het hondje zich per ongeluk in een van de slaapkamers boven had opgesloten. Dat was uiteindelijk al eens eerder gebeurd. Toen zag ze Taffy op de grond bij het raam liggen, met haar kopje in een vreemde, alarmerende toestand.

'Taffy!' riep ze wanhopig en ze liet zich naast het dier op haar knieën vallen. Maar voor ze het hondje kon aanraken, werd ze van achteren vastgegrepen. Instinctief hief ze haar handen en greep de arm vast, die keihard aanvoelde. Ze slaagde er niet in de man ertoe te dwingen haar hals los te laten. Haar jurk scheurde. Ze probeerde zich om te draaien om haar aanvaller te kunnen zien, maar ook dat lukte niet.

Het apparaatje om de alarminstallatie op afstand aan te zetten, zat in de zak van haar jas. Ze slaagde erin dat te pakken en probeerde wanhopig de knop in te drukken. Net toen ze daarin was geslaagd, kreeg ze een keiharde klap op haar hoofd en viel op de grond. Marissa probeerde overeind te krabbelen, terwijl het alarm loeide. Toen hoorde ze Tad iets tegen de indringer schreeuwen. Ze draaide zich duizelig om en zag hem worstelen met een lange, zwaargebouwde man.

Ze rende naar de voordeur, smeet die open en schreeuwde om hulp. Daarna rende ze het gazon over, door de struiken heen die haar tuin van die van de Judsons scheidde. Toen ze het huis van haar buren naderde, werd de voordeur opengedaan door meneer Judson. Ze schreeuwde hem toe dat hij de politie moest bellen en racete toen terug naar haar eigen huis. De zitkamer was leeg. In paniek rende ze naar de keuken. De achterdeur stond op een kier. Snel zette ze het alarm af.

'Tad!' riep ze, zoekend. Nergens een spoor van hem te bekennen. Meneer Judson kwam met een grote pook naar binnen gerend en

samen liepen ze via de keuken naar buiten. 'Mijn vrouw is de politie al aan het bellen,' zei hij.

'Er was een vriend bij me en ik kan hem nergens vinden,' zei ze doodsbang.

'Daar komt iemand aan,' constateerde de heer Judson wijzend.

Het was Tad. Opgelucht rende ze op hem af, sloeg haar armen om zijn hals en vroeg hem wat er was gebeurd. 'Hij heeft me helaas neergeslagen,' zei hij en raakte met zijn hand even de zijkant van zijn hoofd aan. 'Toen ik opstond, was hij al naar buiten gelopen, waar een auto klaarstond.' Marissa nam Tad mee naar de keuken en gaf hem een natte handdoek.

'Zijn arm leek wel een knots,' zei Tad.

'Je mag van geluk spreken dat je niet ernstiger gewond bent. Je had niet achter hem aan moeten gaan. Stel nu eens dat hij een pistool bij zich had gehad?'

'Ik was absoluut niet van plan de held uit te gaan hangen,' zei Tad. 'En hij had alleen een aktentas bij zich.' 'Een aktentas? Welke inbreker heeft nu een aktentas bij zich?' 'En hij was keurig gekleed,' zei Tad. 'Dat moet ik die man nageven.'

'Zou u hem kunnen identificeren?' vroeg meneer Judson.

Tad haalde zijn schouders op. 'Dat betwijfel ik. Het ging allemaal zo snel.'

In de verte hoorden ze het geluid van een politiesirene. 'Die zijn er snel bij,' zei de heer Judson terwijl hij op zijn horloge keek. 'Taffy!' riep Marissa, die zich opeens de hond weer herinnerde. Ze rende de huiskamer in, met Tad en de heer Judson op haar hielen. Het diertje had zich niet bewogen. Marissa bukte zich en tilde haar op. Taffy's nek was gebroken.

Tot dat moment had Marissa haar emoties onder controle kunnen houden, maar nu begon ze hysterisch te huilen. De heer Judson slaagde er uiteindelijk in haar zover te krijgen dat ze het dier losliet. Toen sloeg Tad zijn armen om haar heen en probeerde haar zo goed mogelijk te troosten.

De politieauto kwam met brandend zwaailicht voor haar huis tot stilstand. Twee geüniformeerde agenten liepen meteen naar binnen en stelden een onderzoek in. Al snel constateerden ze dat de inbreker naar binnen was gekomen door een raam van de zitkamer in te slaan, de reden waarom het alarm niet was afgegaan. Toen verzamelden de twee agenten alle relevante informatie. Helaas konden Marissa en Tad de man niet duidelijk beschrijven. Wel maakten ze melding van diens stijve arm, die hij als een knots leek te hanteren. Ze vroegen Marissa of ze iets miste en ze moest bekennen dat ze daar nog niet naar had gekeken. Toen vertelde ze wat er met Taffy was gebeurd en begon opnieuw te huilen. De agenten vroegen haar of ze naar het ziekenhuis toe wilde, maar

ze zei dat dat niet nodig was. Toen vertrokken de agenten en meneer Judson weer, nadat die laatste haar had beloofd de volgende dag haar raam te repareren.

Marissa en Tad gingen aan de keukentafel zitten, waarop de zakken met kruidenierswaren nog onaangeroerd stonden. 'Zullen we maar ergens buiten de deur een hapje gaan eten?' stelde Tad voor.

'Ik voel niets voor een restaurant, maar hier wil ik ook niet blijven. Zou je het vervelend vinden wanneer ik bij jou thuis het eten klaarmaak?'

'Beslist niet. Laten we dan maar meteen gaan.' 'Geef me even de kans iets anders aan te trekken,' zei Marissa.