1.
2 0 januari
Iets verontrustte Marissa Blumenthal. Ze wist niet of dat kwam door haarzelf of iets van buitenaf. In ieder geval was haar concentratie verstoord. Toen ze opkeek van het boek dat op haar schoot lag, zag ze dat het buiten al helemaal donker was geworden. Ze keek op haar horloge. Geen wonder. Het was bijna zeven uur op deze winterdag.
'Mijn hemel,' mompelde Marissa. Ze stond op en voelde zich even duizelig. Ze had twee lage stoelen in beslag genomen in een hoekje van de bibliotheek van de Centers for Disease Control (cdc) in At- lanta, en wel veel langer dan haar lief was. Ze had die avond een afspraak en ze had om halfzeven thuis willen zijn om zich om te kunnen kleden.
Ze nam het dikke boek van Fields over virologie onder haar arm en liep ermee naar de plank, terwijl ze ondertussen haar verkrampte spieren strekte. Ze had die morgen hardgelopen, maar niet meer dan drie kilometer in plaats van de gebruikelijke zes. 'Hulp nodig om dat monster op de plank te krijgen?' plaagde mevrouw Campbell haar, de moederlijke bibliothecaresse die zoals altijd een grijze trui aan had. Het was ook niet bepaald lekker warm in de bibliotheek.
De gefluisterde opmerking van mevrouw Campbell was niet geheel onzinnig. Het boek woog een pond of tien, een tiende van Marissa's lichaamsgewicht. Ze was slechts een meter tweeënvijftig lang en dan nog alleen als ze hoge hakken droeg. Om het boek weer op zijn plaats te zetten, moest ze haar arm naar achteren houden en het boek bijna op de plank smijten. 'Ik wou dat iemand me kon helpen de inhoud van dit boek in mijn hersens te stampen,' zei Marissa.
Mevrouw Campbell lachte zacht. Ze was een warme, vriendelijke persoonlijkheid, net zoals vrijwel iedereen van het cdc. Marissa vond dat het instituut meer weg had van een academische instelling dan van een federaal bureau, wat het in 1973 officieel was geworden. Iedereen leek volledig toegewijd zijn werk te doen. Hoewel de secretaressen en het onderhoudspersoneel om halfvijf vertrokken, bleef de staf van de prof altijd langer en werkte vaak tot
de vroege uurtjes door. De mensen hier geloofden in wat ze deden. Marissa liep de in feite veel te kleine bibliotheek uit. De helft van de boeken en tijdschriften van het centrum waren her en der in kamers ondergebracht. In die zin was het cdc een typische regeringsinstelling; op het budget diende telkens weer zoveel mogelijk te worden bezuinigd. Het viel Marissa op dat het er ook als een regeringsinstelling uitzag. De hal was geschilderd in een saaie kleur groen en op de grond lag grijs zeil, dat in het midden al dun was geworden. Naast de lift hing de onvermijdelijke foto van een glimlachende Ronald Reagan. Vlak onder die foto had iemand oneerbiedig een kaartje geprikt, waarop stond: 'Als je niet gelukkig bent met het geld dat je dit jaar hebt gekregen, moet je volgend jaar maar eens afwachten.'
Marissa liep de trap op naar de volgende verdieping. Haar kantoor - in feite meer een hok dan een kantoor - bevond zich een etage hoger dan de bibliotheek. Het was een vensterloze kamer, die vroeger waarschijnlijk als bezemkast was gebruikt. Er was net voldoende ruimte voor een metalen bureau, een dossierkast, een lamp en een draaistoel. Maar ze bofte dat ze die ruimte had gekregen. Het centrum kampte met een chronisch ruimtetekort. Ondanks al die handicaps werkte het cdc goed. Marissa kon zich nog levendig herinneren hoe het cdc enige jaren geleden een oplossing had gevonden voor het mysterie van de legionairsziekte. Er hadden zich honderden van die gevallen voorgedaan, nadat de organisatie in 1942 was opgericht als het Office of Malaria Control, met het doel die ziekte in het zuiden van Amerika uit te roeien. In 1946 was het centrum herdoopt tot het Communicable Disease Center en waren er afzonderlijke laboratoria aan toegevoegd waar bacteriën, fungi, parasieten, virussen en rickettsiae onderzocht konden worden. Het jaar daarop was er een laboratorium bij gekomen voor het onderzoek van zoönosen, infectieziekten van dieren die op mensen kunnen overgaan, zoals de pest, hondsdolheid en miltvuur. In 1979 was de organisatie nogmaals omgedoopt, ditmaal tot Centers for Disease Control.
Terwijl Marissa een aantal artikelen opborg in de van regeringswege verschafte aktentas, dacht ze na over de successen die het cdc in het verleden had geboekt, wetend dat de geschiedenis van het cdc een van de belangrijkste redenen was geweest waarom ze erover was gaan denken om er te gaan werken. Nadat ze zich in Boston in kindergeneeskunde had gespecialiseerd, had ze gesolliciteerd bij de Epidemiology Intelligence Service (eis) om daar twee jaar te werken, en was ze aangenomen. Ze voelde zich net een me
disch detective. Pas drieënhalve week geleden had ze de introductiecursus afgerond die haar op haar nieuwe functie moest voorbereiden. Tijdens die cursus had ze geleerd wat de bestuurlijke kant van de gezondheidszorg inhield en had ze colleges gevolgd in de biostatistiek en de epidemiologie, de bestudering en het onder controle houden van ziekte en gezondheid binnen een bepaalde bevolkingsgroep.
Er verscheen een vaag glimlachje op Marissa's gezicht toen ze haar donkerblauwe overjas aantrok. Ze had die cursus gevolgd, maar voelde zich, zoals haar dat tijdens haar medicijnenstudie al zo vaak was overkomen, totaal niet capabel om een werkelijke noodsituatie op te vangen. De sprong van de theorie naar de praktijk zou geweldig groot zijn als ze een bepaalde opdracht zou moeten gaan uitvoeren. Ze wist natuurlijk hoe je een specifieke ziekte zodanig moest analyseren, dat oorzaak, overdracht en gastheerschap duidelijk werden, maar dat was nog iets heel anders dan bepalen hoe je een werkelijke epidemie waar levende mensen en een echte ziekte bij betrokken waren, onder controle moest houden. In feite was het natuurlijk geen kwestie van 'als'. Wel van 'wanneer'.
Marissa pakte haar aktentas op, draaide het licht uit en liep door de gang naar de lift. Ze had de inleidende cursus epidemiologie met achtenveertig andere mannen en vrouwen gevolgd, van wie de meesten net als zij ervaren artsen waren. Er waren ook een paar microbiologen bij geweest, enkele verpleegsters en zelfs een tandarts. Ze vroeg zich af of die ook allemaal geplaagd werden door gebrek aan zelfvertrouwen. Artsen spraken gewoonlijk niet over dergelijke zaken; het paste niet bij hun imago. Toen ze die cursus had voltooid, was ze geplaatst op de onderafdeling pathogenie van de afdeling virologie, haar eerste keuze binnen de functies die vacant waren. Ze had die functie gekregen, omdat ze met de beste cijfers uit de bus was gekomen. Hoewel Marissa niet zo verschrikkelijk veel van virologie af wist - wat de reden was waarom ze zo'n lange tijd in de bibliotheek had doorgebracht - had ze toch om die functie verzocht, omdat aids de virologie opeens in het middelpunt van de publieke belangstelling had geplaatst en het onderzoek daarnaar erg belangrijk was geworden. Voor die tijd had de virologie altijd de tweede viool moeten spelen naast de bacteriologie. Nu was dat veranderd en Marissa wilde er met haar neus bovenop zitten.
Bij de liften zei Marissa de kleine groep mensen gedag die daar al stonden te wachten. Sommigen van hen kende ze wel, ze werkten
bijna allemaal op de afdeling virologie, waarvan het kantoor zich recht tegenover haar hokje bevond. Anderen waren onbekenden maar iedereen groette haar. Misschien dat ze in haar werk zelfvertrouwen miste, maar ze voelde zich in ieder geval wel welkom hier.
Op de begane grond sloot Marissa zich aan bij de rij mensen die zich officieel afmeldden, wat na vijf uur 's middags verplicht was, en liep toen door naar het parkeerterrein. Hoewel het winter was, was het veel minder koud dan in Boston, waar ze vier jaar had gewoond, en ze nam de moeite niet haar jas dicht te knopen. Haar sportieve rode Honda Prelude stond nog altijd op de plaats waar ze hem die ochtend had neergezet. Hij zag er stoffig, vies en verwaarloosd uit en de nummerborden die ze in Massachusetts had gekregen, zouden nog moeten worden omgewisseld - een van de dingen waaraan ze nog niet was toegekomen. Het was slechts een klein eindje rijden van het cdc naar het huis dat Marissa had gehuurd. De buurt rond het centrum werd gedomineerd door de Emory Universiteit, die de grond in het begin van de jaren veertig aan het cdc had geschonken. Om de universiteitsgebouwen heen waren enkele plezierig ogende woonwijken gebouwd die huisvesting boden aan mensen die tot de lagere middenklasse behoorden, en aan puissant rijke lieden. Marissa had een huis gevonden in de wijk Druid Hills. Het was het eigendom van een echtpaar dat was overgeplaatst naar Mali, Afrika, waar ze werkten aan een uitgebreid pro ject ten behoeve van de geboor tenbeperking.
Marissa draaide Peachtree Place op en reed haar huis voorbij. Het was een kleine, twee verdiepingen tellende woning die redelijk was onderhouden, al kon dat van de tuin eromheen niet worden gezegd. Bij de voordeur waren twee Ionische zuilen aangebracht. De ramen waren voorzien van nepluiken met een in het midden uitgesneden hartvormige versiering. Marissa had het woord 'schattig' gebruikt toen haar ouders haar vroegen het huis te beschrijven. Bij de volgende straat ging ze linksaf en toen weer linksaf, omdat de tuin om het hele huis lag en de garage zich aan de achterzijde bevond. Aan de voorkant van het huis was een oprijlaan aangelegd, maar die stond niet in verbinding met de oprit aan de achterzijde en de daarbij behorende garage. De twee oprijlanen waren vroeger wel met elkaar verbonden geweest maar de aanleg van een tennisbaan had daar een einde aan gemaakt. Nu was die baan zo overwoekerd door onkruid, dat hij nauwelijks meer te zien was. Omdat ze die avond uit zou gaan, zette ze de auto voor de garage.
Terwijl ze de achtertrap op rende, hoorde ze de cocker spaniel die ze van een van haar collega-kinderartsen had gekregen, luid blaffen om haar te verwelkomen.
Marissa was nooit van plan geweest een hond te nemen, maar zes maanden geleden was er plotseling een einde gekomen aan een lange, romantische relatie, die naar haar idee tot een huwelijk had moeten leiden. De man, Roger Shulman, een neurochirurg in opleiding in het staatsziekenhuis van Massachusetts, had Marissa geschokt met de mededeling dat hij een beurs van de ucla had aanvaard en daar alléén naartoe wilde. Tot dat moment was de afspraak geweest dat Marissa Roger zou volgen, waar hij ook naartoe moest om zijn opleiding te voltooien. Marissa had - net als hij - ook gesolliciteerd bij de afdelingen kindergeneeskunde van ziekenhuizen in San Francisco en Los Angeles. Maar de ucla had Roger niet eenmaal genoemd.
Marissa had drie oudere broers en een kille, dominerende neurochirurg als vader, en had nooit erg veel zelfvertrouwen gehad. Ze had het ontzettend moeilijk gehad toen haar relatie met Roger was beëindigd en had zich iedere morgen maar net uit bed kunnen slepen om naar het ziekenhuis te gaan. Ze had zich ongelooflijk depressief gevoeld en toen had haar vriendin Nancy haar het hondje cadeau gedaan. Aanvankelijk had dat Marissa nogal geïrriteerd, maar Taffy, de lieve naam die keurig op een grote das die het puppy om zijn nek had stond vermeld, had Marissa's hart al snel gewonnen en haar aandacht van haar verdriet afgeleid. Nu was ze stapel op de hond en genoot ze ervan iets 'levends' in huis te hebben waarvan ze kon houden en dat haar aanbad. Toen Marissa de baan bij het cdc had aangenomen, had ze zich alleen maar zorgen gemaakt over de vraag wat ze met Taffy zou moeten doen wanneer ze er voor een opdracht opuit werd gestuurd. Dat was werkelijk een heel probleem geweest, totdat de Judsons, haar rechterburen, hadden aangeboden Taffy te verzorgen wanneer Marissa de stad uit moest. Dat had ze als een godsgeschenk beschouwd. Zodra Marissa de deur openmaakte, wilde Taffy razend enthousiast tegen haar op springen, maar ze hield hem op een afstandje tot ze het alarm had afgezet. Toen de eigenaars van het huis Marissa dat systeem voor de eerste keer hadden uitgelegd, had ze maar met een half oor geluisterd. Maar nu was ze blij dat het systeem was aangebracht. Hoewel de voorsteden heel wat veiliger waren dan de stad, voelde ze zich 's avonds geïsoleerder dan in Boston. Ze was ook blij met het kleine zakapparaatje dat ze kon gebruiken om vanaf de oprijlaan het alarm in werking te stellen
wanneer ze onverwacht lichten zag branden of wanneer er iemand in huis rondscharrelde.
Terwijl Marissa de post doorkeek, liet ze Taffy even lekker rondrennen in de voortuin. De Judsons lieten de hond altijd rond het middaguur uit, maar voor een acht maanden oude puppy duurde het daarna nog heel lang voordat Marissa thuiskwam en viel het niet mee om al die tijd in de keuken opgesloten te moeten zitten. Helaas kon ze hem vandaag niet al te lang laten dollen. Het was al na zevenen en ze werd om acht uur voor een diner verwacht. Ralph Hempston, een succesvolle oogarts, had haar al enige malen mee uit genomen en hoewel ze nog altijd niet over Roger heen was, genoot ze van zijn gezelschap en van het feit dat hij er genoegen mee leek te nemen met haar naar een restaurant, een theater of een concert te gaan, zonder haar direct in zijn bed te willen hebben. Vanavond had hij haar voor het eerst bij hem thuis uitgenodigd en hij had haar duidelijk te verstaan gegeven dat hij nog veel andere mensen verwachtte.
Hij leek er geen bezwaar tegen te hebben dat hun relatie zich in een eigen tempo ontwikkelde en daar was Marissa hem dankbaar voor, al vermoedde ze dat de reden daarvoor wel eens het leeftijdsverschil van tweeëntwintig jaar zou kunnen zijn. Zij was eenendertig, hij was drieënvijftig.
Merkwaardigerwijze was de enige andere man met wie Marissa in Atlanta wel eens uitging, vier jaar jonger dan zij. Tad Schockley, een microbioloog, die op dezelfde afdeling werkte als zij, was hals ovgr kop verliefd op haar geworden toen hij haar tijdens de eerste week dat ze in het centrum werkte, in de kantine had gezien. Hij was precies het tegenovergestelde van Ralph Hempston: heel verlegen, ook wanneer hij haar alleen maar voor een bioscoopje wilde uitnodigen. Ze waren nu een keer of zes samen uitgegaan en net als Ralph had ook hij gelukkig geen fysieke avances gemaakt. Marissa nam vlug een douche, droogde zich af en maakte zich vrijwel automatisch op. Snel trok ze toen haar klerenkast open en zocht naar iets geschikts. Ze was niet erg modebewust, maar wilde er wel graag zo goed mogelijk uitzien. Ze koos uiteindelijk voor een zijden rok en een trui die ze met kerstmis cadeau had gekregen. De trui reikte tot halverwege haar dijbenen en ze vond dat ze daardoor wat langer leek. Toen trok ze een paar zwarte pumps aan en bekeek zichzelf in de lange spiegel.
Op haar lengte na, was Marissa redelijk tevreden met haar uiterlijk. Haar gezicht was smal, maar fraai gevormd en toen ze haar vader een paar jaar geleden had gevraagd of hij vond of ze leuk
was om te zien, had hij zelfs het woord 'perfect' gebruikt. Haar ogen waren donkerbruin en werden omgeven door volle wimpers en haar dikke, golvende haar had de kleur van dure sherry. Ze droeg dat nog net zo als op haar zestiende jaar: schouderlang en van haar voorhoofd weggeborsteld.
Het ritje naar Ralphs huis nam niet meer dan vijf minuten in beslag, maar hij woonde wel in een heel wat luxere wijk. De huizen waren groter en werden omzoomd door fraaie gazons. Ralphs huis stond op een grote lap grond en de oprijlaan draaide in een fraaie boog naar de voordeur.
Het huis zelf telde drie verdiepingen en dateerde uit de tijd van koningin Victoria. Het was aan de rechter voorkant voorzien van een achthoekige toren. Een grote veranda begon bij de toren, liep langs de voorkant door en draaide links de hoek weer om. Boven de dubbele deur bevond zich een rond balkon, dat op het dak van de veranda steunde en een kegelvormige koepel had die precies paste bij de koepel van de toren.
Het huis bood een feestelijke aanblik. Achter ied^r raam brandde licht. Marissa meende dat ze een beetje aan de late kant was, maar zag geen andere auto's.
Toen ze langs het huis reed, keek ze even naar de brandtrap die van de bovenste verdieping naar beneden liep. Die was haar op een avond opgevallen toen Ralph snel was omgedraaid om de pieper te halen die hij had vergeten. Hij had haar toen verteld dat de vorige eigenaren op die bovenste verdieping de bediendenverblij- ven hadden gesitueerd en dat hij van de gemeente opdracht had gekregen een brandtrap aan te leggen. Het zwarte ijzer stak grotesk af tegen het witte hout.
Marissa zette haar auto voor de garage neer. Ze klopte op de achterdeur, die was aangebracht in een nieuwe, moderne vleugel die vanaf de straatzijde niet te zien was. Niemand leek haar te horen. Ze keek door het raam en zag dat er in de keuken verschillende mensen druk aan het werk waren. Ze besloot niet te proberen of de deur open was en liep in plaats daarvan naar de voorkant van het huis, waar ze aanbelde. Ralph deed meteen open en begroette haar met een stevige omhelzing.
'Dank dat je zo vroeg bent gekomen,' zei hij terwijl hij haar uit haar jas hielp.
'Vroeg? Ik dacht dat ik aan de late kant was.'
'O nee, helemaal niet,' zei Ralph. 'De overige gasten arriveren pas om halfnegen.' Hij hing haar jas in de halkast.
Het verbaasde Marissa te zien dat Ralph een smoking droeg. Het stond hem uitstekend, maar toch voelde ze zich opeens ietwat ongemakkelijk.
'Je hebt helemaal niet tegen me gezegd dat het er vanavond zo officieel aan toe zou gaan. Ik heb me daar niet op gekleed.' 'Je ziet er zoals gebruikelijk geweldig uit. Ik ben domweg blij met een excuus om die smoking weer eens een keertje te kunnen aantrekken. Kom mee, dan zal ik je het huis laten zien.' Marissa liep achter hem aan en vond dat Ralph er op en top als een arts uitzag: een sterk, vriendelijk gezicht en haren die op precies de juiste plaatsen grijs begonnen te worden. Ralph ging haar voor, de salon in. Die zag er aantrekkelijk, maar ietwat steriel uit. Een dienstmeisje in een zwart uniform was net bezig de hors d'oeuvres op tafel te zetten. 'Hier beginnen we,' zei Ralph. 'De drankjes zullen worden klaargemaakt bij de bar in de huiskamer.' Hij trok een paar schuifdeuren open en ze liepen de huiskamer in. Links zag ze een bar. Een jongeman in een rood vest was druk bezig de glazen te poetsen. Aan de huiskamer grensde een eetkamer, die via een poortje betreden kon worden. Marissa zag dat er voor minstens twaalf mensen was gedekt.
Ze liep achter Ralph aan de eetkamer in en verder, naar de nieuwe vleugel waarin een grote kamer en een moderne keuken waren ondergebracht. Het diner werd verzorgd door een catering service en drie of vier mensen waren druk met de voorbereidingen in de weer.
Nadat Ralph zich ervan had laten verzekeren dat alles volstrekt naar wens verliep, nam hij Marissa mee terug naar de salon en zei dat hij haar had gevraagd zo vroeg te komen in de hoop dat ze als zijn gastvrouw zou willen optreden. Marissa verklaarde zich daarmee akkoord, al verbaasde het haar wel een beetje, omdat ze uiteindelijk niet meer dan vijf of zes keer met Ralph uit was geweest. De bel rinkelde. De eerste gasten waren gearriveerd. Helaas was Marissa nooit goed geweest in het onthouden van namen, maar ze kon zich dr. en mevrouw Hayward wel herinneren, vanwege dr. Haywards verbazingwekkende grijze haar. Toen arriveerden dr. en mevrouw Jackson, die een diamant droeg met de afmetingen van een golfbal. De enige andere namen die Marissa zich later nog kon herinneren, waren die van dr. en mevrouw Sandberg, beiden psychiater.
Ze probeerde een aangenaam gesprek gaande te houden en kwam diep onder de indruk van de bontjassen en de juwelen. Deze mensen hoefden het niet te redden met een kleine huisartsenpraktijk! Toen bijna iedereen met een glas in de hand in de huiskamer
stond, werd er weer gebeld. Ralph was nergens te zien, dus deed Marissa open. Tot haar grote verbazing herkende ze dr. Cyrill Dubchek, haar baas.
'Hallo, dr. Blumenthal,' zei Dubchek luchtig en leek Marissa's aanwezigheid als iets vanzelfsprekend aan te nemen. Marissa was duidelijk onder de indruk. Ze had niet verwacht iemand van het cdc te zien. Dubchek overhandigde zijn jas aan het dienstmeisje en bleek een donkerblauw Italiaans maatkostuum aan te hebben. Hij was een opvallende man met gitzwarte, intelligente ogen en een olijfkleurige huid. Zijn gelaatstrekken waren scherp en aristocratisch. Hij streek met een hand door zijn haren, die strak van zijn voorhoofd waren weggeborsteld, en glimlachte. 'Zo zien we elkaar buiten werktijd nog eens een keertje!' Marissa glimlachte zwakjes terug en knikte in de richting van de huiskamer. 'Daar is de bar.' 'Waar is Ralph?' vroeg Dubchek. 'Waarschijnlijk in de keuken,' zei Marissa.
Dubchek knikte en liep weg toen er opnieuw werd aangebeld. Ditmaal reageerde Marissa nog verbaasder, want daar stond Tad Schockley!
'Marissa!' zei Tad, ook verbaasd.
Marissa herstelde zich en liet Tad binnen. Terwijl ze zijn jas aanpakte, zei ze: 'Hoe ken jij dr. Hempston?' 'Van vergaderinge n. Het verbaasde me zeer toen ik met de post een uitnodiging kreeg,' antwoordde Tad glimlachend. 'Maar gezien mijn salaris zou ik gek zijn om een gratis maaltijd af tg slaan.' 'Wist je dat Dubchek ook was uitgenodigd?' vroeg Marissa bijna beschuldigend.
Tad schudde zijn hoofd. 'Maar wat doet dat ertoe?' Hij keek de huiskamer in en toen naar de trap. 'Mijn hemel, wat een schitterend huis!'
Marissa moest daar ondanks zichzelf om grinniken. Tad zag er met zijn korte blonde haar en frisse huidskleur veel te jong uit om een arts te kunnen zijn. Hij had een corduroy jasje aangetrokken, een gebreide das en een grijze flanellen pantalon die zo versleten was dat hij meer op een spijkerbroek leek. 'Hoe ken jij dr. Hempston eigenlijk?' vroeg hij toen. 'Hij is een vriend,' antwoordde Marissa ontwijkend en ze gebaarde Tad dat hij de huiskamer in moest lopen om iets te drinken te halen.
Toen alle gasten waren gearriveerd, liep Marissa bij de voordeur vandaan. Bij de bar haalde ze een glas witte wijn en ze probeerde
zich onder de gasten te mengen. Net voordat het verzoek kwam aan tafel te gaan, was ze aan het praten met dr. Sandberg en dr. en mevrouw Jackson.
'Welkom in Atlanta, jongedame,' zei dr. Sandberg.
'Dank u,' zei Marissa, die probeerde niet met open mond naar de ring van mevrouw Jackson te kijken.
'Hoe bent u zo bij het cdc komen werken?' vroeg dr. Jackson met een diepe, welluidende stem. Hij zag er niet alleen als Charlton Heston uit; zijn stem klonk alsof hij moeiteloos de rol van Ben Hur zou kunnen spelen.
Ze keek in de diepblauwe ogen van de man en vroeg zich af hoe ze die ogenschijnlijk oprechte vraag zou moeten beantwoorden. Ze was absoluut niet van plan om melding te maken van de vlucht van haar ex-minnaar naar Los Angeles en van het feit dat ze daardoor hard aan verandering toe was geweest. 'Ik heb altijd al belangstelling gehad voor de volksgezondheid,' zei ze. Het was een leugentje om bestwil. 'En verhalen over medische research hebben me altijd al gefascineerd.' Ze glimlachte. Dat was in ieder geval waar. 'Ik denk dat ik er genoeg van kreeg naar loopneuzen èn ontstoken oren te kijken.'
'Opgeleid tot kinderarts,' zei dr. Sandberg. Het was een constatering, geen vraag.
'Kinderziekenhuis in Boston,' zei Marissa. Ze voelde zich altijd slecht op haar gemak wanneer ze met psychiaters praatte. Telkens weer vroeg ze zich dan af of zij haar beweegredenen beter zouden kunnen analyseren dan zijzelf. Ze wist dat een van de redenen waarom ze medicijnen was gaan studeren, de behoefte was om zich te kunnen meten met haar broers in hun relatie tot haar vader.
'Hoe denkt u over de klinische geneeskunde?' vroeg dr. Jackson. 'Ooit wel eens belangstelling daarvoor gehad?' 'Beslist wel,' antwoordde Marissa.
'Hoe?' vroeg de man verder. 'Zou u dan zelfstandig willen werken of binnen een maatschap of in een kliniek?' 'We kunnen aan tafel,' kondigde Ralph aan. Marissa voelde zich opgelucht toen dr. Jackson en dr. Sandberg zich omdraaiden naar hun respectievelijke echtgenotes. Even had ze het gevoel gekregen dat ze aan een kruisverhoor werd onderworpen.
In de eetkamer ontdekte Marissa dat Ralph aan het ene hoofdeinde van de tafel zat en zij geacht werd aan het andere plaats te nemen. Meteen rechts van haar zat dr. Jackson, die godzijdank ver gat verder te vragen over de klinische geneeskunde. Links van haar had de zilverharige dr. Hayward plaatsgenomen. Gedurende de maaltijd werd het Marissa steeds duidelijker dat ze dineerde met de crème de la crème van het artsenbestand in Atlan- ta. Niemand was zomaar een arts. Ieder had een grote, bloeiende, eigen praktijk. De enige uitzonderingen op die regel werden gevormd door Cyrill Dubchek, Tad en zijzelf. Nadat Marissa een paar glazen goede wijn had gedronken, werd ze spraakzamer dan normaal. Ze werd even een beetje verlegen toen ze merkte dat alle gasten aandachtig zaten te luisteren naar de beschrijving van haar jeugd in Virginia. Meteen besloot ze haar mond te houden en ze glimlachte, waarna er werd gesproken over de armzalige staat van de Amerikaanse gezondheidszorg en de oprichting van speciale klinieken waarin mensen zich regelmatig preventief konden laten controleren, een systeem dat een duidelijke bedreiging vormde voor alle particuliere praktijken. Marissa dacht aan al het bont en al die juwelen en had de indruk dat de aanwezigen daar nu niet direct onder leden. 'Hoe zit het bij het cdc?' vroeg dr. Hayward aan Cyrill. 'Is er op jullie budget gekort?'
Cyrill lachte cynisch, waardoor er diepe groeven in zijn wangen verschenen. 'Ieder jaar moeten we vrijwel op de vuist gaan met alle officiële instanties en commissies die over de financiën in de gezondheidszorg gaan. We hebben inmiddels al vijfhonderd man personeel moeten ontslaan.'
Dr. Jackson schraapte zijn keel. 'Stel nu eens dat er een zeer ernstige griepepidemie zou uitbreken, net zoals in 1917-1918? Zou u dat aankunnen, uitgaande van de veronderstelling dat uw instituut daartoe opdracht zou krijgen?'
Cyrill haalde zijn schouders op. 'Dat is van vele variabelen afhankelijk. Wanneer we in staat zijn snel antistoffen te kweken, zouden we binnen vrij korte tijd een vaccin gereed kunnen hebben. Ik ben er niet zeker van hoeveel tijd daar minimaal mee gemoeid zou zijn. Tad?'
'Een maand of zo, als we mazzel hebben,' zei Tad. 'En een langere periode om voldoende vaccin te maken om werkelijk iets aan zo'n epidemie te kunnen doen.'
'Doet me denken aan het fiasco van een aantal jaren geleden, toen die heel uitzonderlijke griep was uitgebroken,' merkte dr. Hayward op.
'Dat heeft niemand het cdc kwalijk kunnen nemen,' zei Cyrill, die zich meteen in de verdediging gedrongen voelde. 'Het lijdt geen
enkele twijfel dat Fort Dix de bron was. En op de vraag waarom die ziekte zich toen verder niet heeft verspreid, heeft niemand een bevredigend antwoord kunnen geven.'
Marissa voelde een hand op haar schouder. Ze draaide zich om en zag een van de in het zwart geklede dienstmeisjes staan. 'Dr. Blumenthal?' fluisterde het meisje. 'Ja?'
'Er is telefoon voor u.'
Marissa keek even naar Ralph, maar die was druk aan het praten met mevrouw Jackson. Ze excuseerde zich en liep achter het meisje aan naar de keuken. Toen kreeg ze opeens een vermoeden en ze werd een beetje bang, net zoals de eerste keer dat ze tijdens haar opleiding 's nachts bij een patiënt was geroepen. Het moest het cdc zijn! Ze had uiteindelijk dienst en dus had ze braaf Ralphs telefoonnummer doorgegeven.
'Dr. Blumenthal?' vroeg de telefoniste van het centrum, toen Marissa zich had gemeld.
'Gefeliciteerd,' zei de dienstdoende arts met wie ze werd doo rver bonden. 'Er is een epidemie uitgebroken en we hebben een verzoek om assistentie gekregen. De staatsepidemioloog van Califomië heeft ons gebeld met het verzoek hem in l.a . te komen helpen. Er is daar een onbekende, maar kennelijk ernstige ziekte uitgebroken in een ziekenhuis dat de Richter Kliniek wordt genoemd. We hebben al een plaats in het vliegtuig daarheen voor je gereserveerd en je moet om tien over een vannacht vertrekken. In het Tropic Motel is ook al een kamer voor je gereserveerd. Klinkt goddelijk. In ieder geval succes ermee!'
Marissa legde de hoorn op de haak en liet haar hand daar nog enige tijd op rusten, tot ze weer een beetje normaal kon ademhalen. Op iets dergelijks was ze helemaal niet voorbereid. Die arme, niets vermoedende mensen in Californië hadden het cdc gebeld om een expert aan te trekken op het gebied van de epidemiologie en nu zouden ze met haar, Marissa Blumenthal, worden opgezadeld. Ze liep terug naar de eetkamer om zich te excuseren en afscheid te nemen.