6
10 april
Marissa nam een tweede hap van een dessert dat ze slechts zelden uitkoos. Dit was de tweede avond dat ze terug was in Atlanta en Ralph had haar meegenomen naar een intiem Frans restaurant. Na vijf weken lang weinig te hebben geslapen en tussen de bedrijven door snel in het cafetaria van het ziekenhuis te hebben moeten eten, was dit maal werkelijk zalig geweest. Ze hadden er lekkere wijn bij gedronken en ze voelde zich een beetje licht in haar hoofd, omdat ze weken lang geen druppel alcohol tot zich had genomen. Ze wist dat ze achter elkaar door rebbelde, maar Ralph leek dat helemaal niet erg te vinden.
Opeens hield ze haar mond, bood hem haar excuses aan voor al dat geratel en wees op haar lege glas.
'Je hoeft je nergens voor te verontschuldigen,' zei Ralph nadrukkelijk. 'Ik zou de hele avond naar je kunnen luisteren. Wat je in l.a. en St. Louis hebt bereikt, fascineert me werkelijk.' 'Maar ik heb je over de telefoon eigenlijk alles al verteld,' zei ze, verwijzend naar de vele gesprekken die ze hadden gevoerd. Ze had er een gewoonte van gemaakt hem eens in de zoveel dagen te bellen omdat Ralph een ideaal klankbord voor haar theorieën was gebleken en ze op die manier haar frustraties had kunnen afreageren over het feit dat Dubchek haar nog altijd bleef negeren. 'Ik wou dat je me eens wat meer vertelde over de manier waarop het personeel erop heeft gereageerd,' zei hij. 'Hoe hebben de bestuurders en de medische staf van het ziekenhuis paniek kunnen voorkomen? Ditmaal zijn er uiteindelijk zevenendertig mensen overleden, nietwaar?'
Marissa probeerde de chaotische situatie in het ziekenhuis van St. Louis zo goed mogelijk te beschrijven. De staf en de patiënten waren woedend geweest over de van hogerhand opgelegde quarantaine en dr. Taboso had haar triest meegedeeld dat hij bang was dat het ziekenhuis zou moeten worden gesloten zodra de quarantaine was opgeheven.
'Weet je dat ik nog steeds bang ben dat ik zelf ziek zal worden?' gaf Marissa toe. 'Iedere keer wanneer ik last van hoofdpijn heb, maak ik me daar weer zorgen over. En hoewel we er nog steeds geen idee
van hebben waar het virus vandaan is gekomen, is Dubchek van mening dat het reservoir iets te maken moet hebben met medisch personeel en dat vind ik nu niet direct een geruststellende gedachte.' 'Denk je dat hij gelijk heeft?'
Marissa lachte. 'Ik word verondersteld het met hem eens te zijn,' zei ze. 'En als het waar is, loop jij een vrij groot risico. In beide gevallen is een oogarts de besmettingsbron geweest.' 'Dat moet je niet zeggen,' constateerde Ralph lachend. 'Ik ben bijgelovig.'
Marissa leunde achterover in haar stoel toen de ober een tweede kopje koffie serveerde. Het smaakte heerlijk, maar wel was ze een beetje bang dat ze daardoor niet zou kunnen slapen. 'Als Dubchek gelijk heeft,' ging ze toen verder, 'zijn beide artsen op de een of andere manier in contact gekomen met het mysterieuze reservoir. Ik ben daar al weken over aan het nadenken, zonder ook maar één redelijke verklaring te kunnen vinden. Dr. Richter heeft met apen gewerkt en is een week voordat hij ziek werd door zo'n dier gebeten. We weten dat apen in verband worden gebracht met de aan het Ebola-virus gerelateerde Marburg-variant. Maar dr. Zabriski is helemaal niet met dieren in contact geweest.' 'Ik meen me te herinneren dat je me hebt verteld dat Richter in Afrika is geweest,' zei Ralph. 'Ik denk dat dat het allerbelangrijkste gegeven is. In Afrika is dit virus uiteindelijk inheems.' 'Dat klopt,' zei Marissa. 'Maar gezien de tijd tussen zijn reis daarheen en de eerste symptomen van de ziekte, is dat onwaarschijnlijk. Dan zou hij een incubatietijd van zes weken hebben gehad, terwijl die bij alle andere gevallen gemiddeld slechts twee tot vijf dagen duurde. En dan weten we ook nog niet hoe het uitbreken van het virus in l.a. en dat in St. Louis met elkaar in verband zouden kunnen worden gebracht. Dr. Zabriski is niet in Afrika geweest, maar wel is gebleken dat beide artsen in San Diego een zelfde symposium hebben bijgewoond. Ook dat was echter zes weken voordat dr. Zabriski ziek werd. Het lijkt allemaal zo krankzinnig.' 'Wees in ieder geval maar blij met het feit dat je alles redelijk onder controle hebt kunnen houden. Ik heb begrepen dat dit virus in Afrika veel meer schade heeft aangericht.'
'Inderdaad,' bevestigde Marissa. 'Toen er in 1976 in Zaïre een epidemie uitbrak, zijn driehonderdachttien mensen ziek geworden en tweehonderdtachtig patiënten overleden. Ze denken dat een Amerikaanse student toen de besmettingsbron is geweest.' Ralph vouwde zijn servet op. 'Heb je zin om bij mij thuis nog iets te drinken?'
Ze keek hem aan en stond verbaasd over het feit dat ze zich bij hem zo op haar gemak voelde. Gek dat hun relatie zich door die telefoongesprekken zo had kunnen verdiepen. 'Prima idee,' zei ze glimlachend.
Toen ze het restaurant uit liepen, gaf Marissa Ralph een arm. Galant maakte hij het portier van zijn auto voor haar open. Ze had het idee dat ze makkelijk aan een dergelijke behandeling zou wennen.
Ralph was trots op zijn auto. Dat bleek duidelijk uit de liefhebbende manier waarop hij de instrumenten op het dashboard en het stuur aanraakte. Het was een nieuwe Mercedes 300 sdl. Marissa genoot van de luxe, maar auto's hadden voor haar nooit zoveel betekend. Ze kon ook niet begrijpen waarom mensen de voorkeur gaven aan een dieselmotor, omdat die bij het starten en stationair draaien altijd behoorlijk wat herrie maakte. Enige tijd lang reden ze in stilte. Marissa vroeg zich af of ze er verstandig aan deed zo laat op de avond nog naar Ralphs huis te gaan. Maar ze vertrouwde hem en was bereid hun relatie nog iets verder te laten gaan. Ze keek hem eens van opzij aan. Hij had een sterk profiel en een geprononceerde neus, net als haar vader. Nadat ze zich met een glas cognac op de bank in de salon hadden geïnstalleerd, maakte Marissa Ralph deelgenoot van een gedachte die ze met Dubchek niet had durven bespreken. 'Eén ding vind ik heel merkwaardig. Beide artsen zijn een paar dagen voordat ze ziek werden, aangevallen en beroofd.' Ze wachtte op een reactie. 'Heel verdacht,' zei Ralph met een knipoog. 'Wil je daarmee suggereren dat er een "Ebola-Mary" rondloopt die mensen berooft en die de ziekte verspreidt?'
Marissa lachte. 'Ik weet dat het idioot klinkt. Daarom heb ik er ook niet met anderen over gesproken.'
'Maar je moet met alle mogelijkheden rekening houden,' zei Ralph. 'Dat is ons tijdens onze opleiding voortdurend voorgehouden, nietwaar? Je moet zoveel mogelijk aan de weet zien te komen, inclusief wat de overgrootvader van moederszijde deed om de kost te verdienen.'
Marissa veranderde opzettelijk van gespreksonderwerp door te informeren naar Ralphs werk en zijn huis, de twee dingen waarop hij het meest was gesteld. Het viel haar op dat hij geen enkele avance maakte en ze vroeg zich af of dat aan haar lag, bijvoorbeeld omdat ze in contact was gekomen met het Ebola-virus. En de situatie werd er niet beter op toen hij haar uitnodigde de nacht in de logeerkamer door te brengen.
Marissa voelde zich beledigd. Misschien wel even beledigd als wanneer hij had geprobeerd haar jurk uit te trekken zodra ze binnen waren. Ze bedankte hem voor de uitnodiging, maar zei dat ze 's nachts in haar eigen huis, bij haar eigen hond, wilde zijn. De laatste was als een snerende opmerking bedoeld, maar dat leek Ralph volkomen te ontgaan. Hij bleef verder praten over zijn plan de eerste verdieping van het huis opnieuw in te richten. Marissa wist in feite niet wat ze zou hebben gedaan wanneer Ralph wel avances had gemaakt. Hij was een goede vriend, maar ze vond hem nog altijd niet echt aantrekkelijk. In dat opzicht stak Dubchek met kop en schouders boven Ralph uit. Toen ze aan Cyrill dacht, werd ze opeens weer aan iets herinnerd. 'Hoe kennen dr. Dubchek en jij elkaar eigenlijk?' 'Ik heb hem ontmoet toen hij in het universiteitsziekenhuis een lezing voor oogartsen hield,' zei Ralph. 'Enige zeldzame virussen, waaronder Ebola en zelfs het aids -virus, zijn aangetroffen in tranen en watervenen. Sommige ervan veroorzaken zelfs anterior uveitis.'
'O,' zei Marissa knikkend, alsof ze hem precies kon volgen. In feite had ze er geen flauwe notie van wat anterior uveitis was, maar ze kwam tot de conclusie dat dit het juiste moment was om Ralph te vragen haar naar huis te brengen.
Gedurende de eerste dagen daarna hernam Marissa's leventje vrijwel zijn normale loop, hoewel ze iedere keer wanneer de telefoon rinkelde min of meer verwachtte dat ze zou worden opgeroepen in verband met een nieuwe Ebola-ramp. Ze zorgde ervoor dat er een koffertje gepakt en wel klaar stond. Als het nodig was zou ze binnen een paar minuten kunnen vertrekken.
Op haar werk ging het lekker. Tad hielp haar om haar laboratoriumtechnieken te perfectioneren en had ook assistentie aangeboden bij het schrijven van een rapport over het Ebola-virus. Marissa had er nog altijd geen idee van wat het reservoir van dat virus zou kunnen zijn en concentreerde zich in plaats daarvan op de kwestie van het overbrengen van de ziekte. Met behulp van de vele gegevens die ze in l.a . en St. Louis had verzameld, had ze uitgebreid in kaart gebracht hoe de ziekte van de ene op de andere persoon was overgebracht. Ze had ook gedetailleerde profielschetsen gemaakt van de mensen met wie de patiënten direct contact hadden gehad, maar die de ziekte zelf niet hadden gekregen. Zoals dr. Layne al had gesuggereerd, was nauw lichamelijk contact nodig voor het overbrengen van het virus, hoewel overdracht door seksueel verkeer, anders dan bij aids , geen superbelangrijke factor leek te zijn. Dergelijke contacten waren er alleen geweest tussen dr. Richter en de secretaresse, en dr. Zabriski en diens echtgenote. Gezien het feit dat de hermorragische koorts zich kon verbreiden doordat onbekenden toevallig een zelfde handdoek hadden gebruikt, of door een zeer oppervlakkige aanraking, leek aids een storm in een glas water vergeleken met het Ebola-virus. Marissa wilde haar theorie proefondervindelijk bevestigen door te experimenteren met Guineese biggetjes. Dat betekende dat ze toegang zou moeten krijgen tot het containment-lab en daar was haar nog altijd geen pasje voor verstrekt.
'Verbazingwekkend!' riep Tad op een middag uit toen Marissa hem een techniek demonstreerde die ze had bedacht om viruskwe- ken te redden die door bacteriën waren besmet. 'Ik kan me niet voorstellen dat Dubchek je die pas nu nog zal weigeren.' 'Ik kan me dat wel voorstellen,' zei Marissa. Even dacht ze erover Tad te vertellen wat er in dat hotel in l.a . was gebeurd, maar weer besloot ze toch dat niet te doen. Ze zou er niets wijzer van worden, maar wel was de kans groot dat de relatie tussen Tad en Cy- rill erdoor zou worden bemoeilijkt.
Ze liep achter haar vriend aan naar diens kantoor, waar ze een lekker kopje koffie namen. 'Tad, toen we naar het containment- lab toe gingen, heb je me verteld dat daar allerlei soorten virussen worden bewaard, inclusief het Ebola-virus.' 'Klopt. We hebben monsters van iedere keer dat dat virus is uitgebroken, inclusief de laatste twee keren hier in Amerika.' 'Worden er voor zover je weet elders nog andere monsters van bewaard?'
Tad dacht even na. 'Dat weet ik niet. Je bedoelt hier in de Verenigde Staten?' Marissa knikte.
'Het kan zijn dat het leger monsters bewaart in fort Detrick, het centrum voor de biologische oorlogvoering, zoals je weet. De man die de leiding over dat centrum heeft, heeft hier vroeger gewerkt en hij heeft altijd belangstelling gehad voor virale hermorragische koortsen.' 'Beschikt het leger ook over een laboratorium als het onze?' Tad floot. 'Die mensen hebben alles .` 'En volgens jou heeft de man die daar de leiding heeft, belangstelling voor virale hermorragische koortsen?'
'Hij was, samen met Dubchek, een van de mensen die meteen naar Zaïre zijn gestuurd toen het Ebola-virus zich daar voor het eerst had aangediend.'
Marissa nam een slokje van haar koffie en vond dat er sprake was van een interessant toeval. Vaag in haar achterhoofd begon ook een idee post te vatten dat zo onplezierig was, dat ze wist dat ze dat maar beter niet als een redelijke hypothese in overweging kon nemen.
'Een ogenblikje alstublieft, mevrouw,' zei de geüniformeerde wachtpost met een zwaar zuidelijk accent.
Marissa hield halt bij de hoofdingang van fort Detrick. Hoewel ze enige dagen lang had geprobeerd zichzelf ervan te overtuigen dat haar vermoeden dat het leger iets met het Ebola-virus te maken had, uit de lucht was gegrepen, had ze uiteindelijk toch besloten een vrije dag te gebruiken om eens nader op onderzoek uit te gaan. Die twee berovingen bleven haar dwarszitten. De vlucht naar Maryland had anderhalf uur geduurd. Op het vliegveld had ze een auto gehuurd en ze was meteen doorgereden naar het fort. Ze had van tevoren gebeld en gezegd dat ze graag eens wilde praten met iemand die ook bekend was met het Ebola- virus en kolonel Woolbert had enthousiast op haar verzoek gereageerd.
De wachtpost liep terug naar Marissa's auto. 'U wordt verwacht in gebouw nummer achttien.' Hij gaf haar een pasje dat ze op de revers van haar blazer moest bevestigen en salueerde toen keurig netjes. Het zwart-witte hek schoof open en ze kon de basis oprijden.
Nummer 18 was een raamloos, betonnen gebouw met een plat dak. Een niet-geüniformeerde man van middelbare leeftijd zwaaide toen Marissa de auto uit stapte. Het was kolonel Woolbert. Marissa vond dat hij er eerder uitzag als een prof dan als een hoge officier. Hij was heel vriendelijk, humoristisch zelfs, en liet duidelijk merken dat hij ingenomen was met het bezoek van Marissa. Hij zei haar meteen dat ze de meest aantrekkelijke en kleinste functionaris van het cdc was met wie hij ooit kennis had gemaakt. Het gebouw was net een bunker. Je kon het betreden via een reeks metalen schuifdeuren, die op afstand werden bediend. Boven iedere deur waren kleine televisiecamera's aangebracht. Het laboratorium zelf zag er echter net zo uit als een ziekenhuislab, inclusief de altijd aanwezige koffiepot op een bunsenbrander. Het enige verschil was het ontbreken van ramen.
Kolonel Woolbert gaf haar een snelle rondleiding, waarbij het bestaan van een containment-lab niet werd genoemd. Daarna liepen ze naar een ruimte waar ze uit automaten een donut en een Pepsi haalden, en aan een kleine tafel gingen zitten. Kolonel Woolbert vertelde haar meteen dat hij tegen het einde van de jaren vijftig bij het cdc was gaan werken en zich steeds meer was gaan interesseren voor de microbiologie en uiteindelijk ook de virologie. In de jaren zeventig was hij op kosten van de regering verder gaan studeren.
'Heel wat beter dan naar zere kelen en ontstoken oren kijken,' zei de kolonel.
'U wilt me toch zeker niet vertellen dat u kinderarts bent geweest!' riep Marissa uit.
Lachend constateerden ze dat ze alletwee waren opgeleid in het kinderziekenhuis van Boston. Daarna vertelde kolonel Woolbert haar hoe hij in fort Detrick was beland. Het was in die tijd usance geweest dat mensen van Detrick naar het cdc overstapten en andersom, en het leger had hem een aanbod gedaan dat hij niet kon afslaan. Hij zei dat ze de beschikking hadden over een prima lab en perfecte apparatuur en dat een van de grootste voordelen voor hem wel was dat hij niet om geld hoefde te bedelen. 'Maar heeft \i geen problemen met het doel waarvoor hier uiteindelijk onderzoek wordt verricht?' vroeg Marissa. 'Nee,' antwoordde kolonel Woolbert. 'Driekwart van de werkzaamheden die hier worden verricht, hebben het doel de u.s. te kunnen verdedigen tegen een biologische oorlogvoering. Dat impliceert dat naarstig wordt gezocht naar manieren waarop virussen als Ebola kunnen worden geneutraliseerd.' Marissa knikte. Daar had ze niet bij stilgestaan. 'Bovendien,' ging kolonel Woolbert verder, 'word ik hier volkomen vrijgelaten en kan ik me bezighouden met dingen die mijn interesse hebben.'
'En waar bent u op dit moment mee bezig?' vroeg Marissa onschuldig. Even bleef het stil. Er dansten pretlichtjes in de lichtblauwe ogen van de kolonel.
'Ik denk dat ik dat wel mag vertellen, omdat ik al enige artikelen over de door mij behaalde resultaten heb gepubliceerd. De laatste drie jaar gaat mijn belangstelling v ooral uit naar het influenza-vi rus.'
'Niet naar Ebola?' vroeg Marissa.
Kolonel Woolbert schudde zijn hoofd. 'Nee, het is jaren geleden dat ik me voor het laatst met het Ebola-virus heb beziggehouden.' 'Houdt iemand hier zich er op dit moment wel mee bezig?' vroeg Marissa verder.
Kolonel Woolbert aarzelde. Toen zei hij: 'Ik denk dat ik het u wel kan vertellen, omdat er vorig jaar door het Pentagon een artikel over is gepubliceerd in Strategie Studies. Het antwoord luidt nee. Niemand houdt zich met Ebola bezig, ook de Russen niet, en dan voornamelijk omdat dat virus op geen enkele manier kan worden behandeld en er geen vaccin voor bestaat. Men is algemeen van mening dat die hermorragische koorts zich binnen de legers van beide partijen in een razend tempo zou verspreiden.' 'Maar nu hebben we het in de hand kunnen houden,' zei Marissa. 'Dat weet ik. Ik heb de berichtgeving over l.a. en St. Louis heel geïnteresseerd gevolgd. Er zal een dag komen waarop we ons oordeel over het organisme moeten herzien.'
'Begint u daar alstublieft niet aan omwille van mij,' zei Marissa. Het laatste dat ze wilde was het leger aanmoedigen met het Ebola- virus in de weer te gaan. Tegelijkertijd voelde ze zich opgelucht nu ze te horen had gekregen dat dat in ieder geval nu nog niet zover was.
'Ik heb me laten vertellen dat u deel heeft uitgemaakt van het internationale team dat in 1976 naar Yambuku is gestuurd,' zei ze. 'Inderdaad, en daardoor kan ik ook zoveel waardering opbrengen voor wat u doet. Ik wil u wel vertellen dat ik daar in Afrika doodsbang ben geweest.'
Marissa grinnikte. Ze vond de man aardig en vertrouwde hem ook. 'U bent de eerste die toegeeft bang te zijn geweest,' zei ze. 'Ik ben al bang vanaf de dag waarop ik naar l.a. werd gestuurd.' 'En niet ten onrechte,' zei kolonel Woolbert. 'Ebola is een raar virus. Hoewel de indruk bestaat dat het makkelijk op nonactief kan worden gesteld, is het uitzonderlijk besmettelijk, wat betekent dat een paar organismen al voldoende zijn om de ziekte over te brengen. In dat opzicht verschilt Ebola duidelijk van aids. Om die ziekte over te brengen zijn miljarden organismen nodig en zelfs dan is statistisch gesproken de kans dat iemand werkelijk wordt geïnfecteerd nog laag.'
'En wat denkt u van het reservoir?' vroeg Marissa. 'Ik weet dat de officiële instanties destijds hebben verklaard dat er in Afrika geen reservoir is gevonden, maar had u er een eigen mening over?' 'Ik denk dat het in principe een ziekte is die alleen bij dieren voorkomt,' zei kolonel Woolbert. 'Ik denk dat iemand uiteindelijk wel zal kunnen bewijzen dat een Afrikaanse aap ergens in de buurt van de evenaar de kwaaie pief is. Om kort te gaan: een zoönose ofte wel een ziekte van een dier die incidenteel op de mens kan overgaan.' 'Dus bent u het eens met het officiële standpunt dat het cdc ten aanzien van l.a. en St. Louis inneemt?'
'Natuurlijk,' zei kolonel Woolbert. 'Welke andere mogelijkheid zou er zijn?'
Marissa haalde haar schouders op. 'Heeft u hier monsters van het Ebola-virus?'
'Nee,' zei kolonel Woolbert. Maar ik weet wel waar we die zouden kunnen verkrijgen.'
'Dat weet ik ook,' zei Marissa, niet geheel naar waarheid. Tad had haar gezegd dat ze in het containment-lab werden bewaard, maar waar precies wist ze niet. Ze was vergeten hem daarnaar te vragen toen ze die avond stiekem een bezoekje hadden gebracht aan dat zo streng beveiligde deel van het lab van het cdc.