Hoofdstuk 12
Ron heeft vanochtend eerst gepraat met de directeur van Leonies school en een paar collega’s, maar dat heeft niets opgeleverd. Daarna waren de vrienden van Leonie aan de beurt. Het gesprek met Nancy en Thijs vond plaats in Nancy’s keuken. Ze bleef aan het werk, omdat ze tegen halfeen in een bedrijf een bijzondere lunch moest verzorgen. Ron heeft bewonderend gekeken naar de handige manier waarop ze sneed, hakte, maalde, mengde, van aanrecht naar fornuis liep, even roerde en proefde. Toch kon je goed merken dat ze nog altijd enigszins in shock was. Haar vriend Thijs leek in zichzelf gekeerd, maar misschien was dat zijn normale houding. Een stille, rustige man, die je nergens gek mee kon krijgen.
Ze hebben hem geen centimeter verder geholpen, behalve dat zijn voorstelling van Leonie verder is ingekleurd en steeds meer reliëf krijgt. Bovendien noemden ze ook de naam van Daniël Middelkoop. Heel voorzichtig, dat wel, alsof ze bang waren hem op voorhand vals te beschuldigen.
Hij ziet erg op tegen het tweede gesprek met Mark. ’s Nachts na de moord hebben ze met hem gepraat, maar dat was slechts kort, voorlopig en door emoties gekleurd. Mark was het ene moment in tranen en het volgende leek hij ver weg, alsof hij in gedachten op een andere plaats was, misschien een plaats waar zijn vrouw nog leefde en ze samen gelukkig waren. Ron heeft zichzelf al eerder dezelfde onmogelijke vraag gesteld en die komt weer boven nu hij met Mark zit te praten: wat is erger, je vrouw verliezen door kanker of door een moord? Het is bijna net zo’n dilemma als de keuze tussen blind en doof.
Harry zou meegaan, maar die werd weggeroepen vanwege een overval op een kleine juwelier. Mark vertelt over zijn werk, een kalm en ongevaarlijk begin van het gesprek. Category manager blijkt hij te zijn, een nieuw begrip voor Ron, die ooit in een brutale bui bedacht zich een keer voor te stellen als crime fighter. Mark is verantwoordelijk voor het brood en banket in de supermarkt, alles wat er voor nodig is om dat op tijd in de schappen te krijgen, de hoogste kwaliteit voor de laagste prijs, de aantrekkelijkste verpakking, de beste presentatie, bijzondere soorten brood. ‘Laatst hadden we dus honing-mosterdbrood… lekker met pittige kaas, of met geitenkaas… en groentebrood, maar alle twee liepen ze voor geen meter. Die hebben we daarom weer uit het assortiment gehaald.’
Als Mark uitgepraat lijkt te zijn over zijn werk, begint Ron over afgelopen maandag. Is er toch iets bijzonders gebeurd, die ochtend of de dagen ervoor? ‘Loop alles nog eens na. Wat ging er anders dan anders? Wat heb je gezien? Heeft Leonie iets gezegd dat op een of andere manier opvallend was, zeker nu je er achteraf naar kijkt? Elk detail kan belangrijk zijn.’
Mark leunt achterover in zijn stoel, kijkt naar het plafond en begint dan met een verslag van die dag. Kleine, alledaagse gebeurtenissen die geen enkel houvast geven voor het onderzoek.
Ron vraagt wie er allemaal wisten dat Mark die avond niet thuis zou zijn.
‘De mensen op mijn werk, natuurlijk. Leonie, misschien dat zij het aan iemand heeft verteld, een collega op De Regenboog bijvoorbeeld. Twee dagen eerder ben ik met Edwin, Thijs en Otto wezen fietsen, op zaterdag. Onderweg gaan we dan altijd ergens koffiedrinken, appelgebak eten… een soort traditie. Later, aan het eind, drinken we vaak een biertje omdat we dat verdiend hebben. Dat vinden we tenminste. Misschien dat ik het toen over die avond heb gehad, maar dat weet ik niet precies meer. Soms praten we over werk, maar vaak over heel andere dingen… de buurt, sport, politiek, noem maar op.’
‘Zijn er mensen op je werk die Leonie kennen of kenden?’
‘Ja, we hebben weleens een bedrijfsborrel waar partners voor uitgenodigd worden. Eén keer per jaar een soort uitje met mijn afdeling.’ Dan is het of Mark in één keer beseft waarom Ron zijn vraag stelde. ‘Maar je denkt toch niet dat een van hen…’
‘Dat denk ik absoluut niet, maar het is mijn taak om alle mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart te brengen. Alle mensen zijn onschuldig, tot ik de schuldige gevonden heb.’ Soms denkt hij dat iedereen schuldig is tot hun onschuld is bewezen, maar dat houdt hij voor zich. ‘Verder was er niemand met wie je vrouw een conflict had?’ Ron vindt zichzelf een enorme zeur dat hij die vraag alweer stelt, maar tot zijn verbazing lijkt hij nu beet te hebben.
‘Nee, Leonie had geen vijanden, behalve…’ Er trekt een wat zure glimlach over Marks gezicht. ‘Nou ja, destijds met die man, die Daniël Middelkoop, maar ik vind het moeilijk om over hem te praten.’
‘Begrijp ik.’
Ze zitten even zwijgend tegenover elkaar.
Dan begint Mark toch te vertellen. ‘Het was een soort bevlieging van haar. Misschien dat ik ook niet altijd genoeg aandacht aan haar besteedde. Ik was net nieuw in die baan en was helemaal gefocust op het werk. Ik heb zelfs een tijdje ergens anders gewoond. Een maand, anderhalve maand, maar toen was het net zo plotseling weer over als het begonnen was.’
‘Dat hebben we gehoord.’
‘Maar die man liet haar niet met rust. Hij stalkte haar bijna.’
‘Aangifte gedaan?’ vraagt Ron naar de bekende weg. Dit hebben ze uiteraard al uitgezocht.
‘Nee, dat wilde Leonie niet. Het ging ook langzaam over. Hij zag waarschijnlijk dat het zinloos was. Behalve een tijdje geleden, toen was hij er plotseling weer, alsof hij het nog een laatste keer wilde proberen. Is hij trouwens een verdachte?’ Er klinkt enige gretigheid door in Marks stem.
‘Misschien, dat weten we nog niet. We kunnen de mogelijkheid in ieder geval niet uitsluiten.’ Dan vraagt Ron of Leonie misschien nog andere vijanden had.
Mark glimlacht. ‘Ja, één.’
Ron schuift naar voren op zijn stoel. Hoopvol kijkt hij Mark aan.
‘De weegschaal. Daarmee was het voortdurend oorlog.’
Teleurgesteld leunt Ron weer terug.
‘Misschien hield ze te veel van lekker eten,’ gaat Mark door, ‘maar ze bleef proberen om er kilo’s af te krijgen. Hoeveel diëten ze niet heeft gevolgd… Montignac, dokter Atkins, Sonja Bakker, brooddieet, dokter Frank… noem maar op, en zij heeft het geprobeerd. Bovendien ging ze dan weer eens bij Nancy langs, zogenaamd voor nieuwe, slanke recepten. Maar die had weer allerlei lekkere dingen klaargemaakt, en ja… dan moest ze even proeven. Een hapje van dit, een slokje van dat.’
‘Een hechte club, die vrienden van je, Nancy en die anderen?’
‘Hecht? Ja, nogal. We kennen elkaar ook al zo lang. Weekendjes met z’n achten, etentjes, borrels, verjaardagen. De mannen gaan fietsen, de vrouwen gaan samen de stad in.’ Er verschijnt een blik in zijn ogen alsof hij zijn vrouw weer met haar vriendinnen door de stad ziet zwieren, zoals Ron zelf soms een schim waarneemt van Annemiek die staat te koken, Alisha voorleest of met Lukas zit te praten. Als hij dan goed kijkt, wordt het beeld enkele seconden werkelijkheid, voordat het oplost in het niets. ‘We helpen elkaar als dat kan, met klusjes en zo,’ gaat Mark verder. ‘Edwin doet bijvoorbeeld de belasting-aangiftes, ook voor het bedrijf van Nancy. Hij heeft vroeger bij de belastingdienst gewerkt.’
‘Handig, zo iemand in de buurt,’ zegt Ron.
‘Otto helpt als er iets met de computer is. Laatst was bij ons de computer gecrasht en toen heeft hij bijna alle bestanden weten te redden. Was dat nou vorige week? Nee… ik begin alles een beetje door elkaar te halen. Het is nog altijd een warboel in mijn kop. Het was natuurlijk voordat Leonie… Want het ging ook om bestanden voor haar school. En Marleen…’ Marks gezicht lijkt weer op te lichten. ‘Die is er altijd om je te helpen. Vandaag vroeg ze weer of ik kwam eten, of ze wat voor me kon doen, maar…’
Ron heeft het idee dat hij nu door moet vragen, maar hij weet niet waarover. Ze blijven in een cirkeltje ronddraaien terwijl ze er juist uit zouden moeten breken. Elke dag dat ze geen spoor vinden of geen verdachte arresteren, wordt het onwaarschijn-lijker dat dat ooit zal gebeuren.
Otto Groenewoud woont slechts een paar honderd meter bij Mark vandaan. De straat uit, een hoek om en Ron staat voor zijn huis.
Otto gaat hem voor naar de woonkamer. Aan de muur hangen veel foto’s, voornamelijk van een vrouw en een kind; soms staat Otto er zelf ook op. Een paar foto’s zijn overduidelijk genomen op een zeilboot.
‘Kun je me vertellen wat je van Leonie Schothuizen weet?’
‘Niet veel. Een ontzettend aardige vrouw, altijd vrolijk en opgewekt, daarom is het zo…’ Hij zwijgt en wendt hoofdschuddend zijn gezicht af.
‘Ja, verschrikkelijk dat ze om het leven is gebracht.’
‘Vermoord, zomaar vermoord. En waarom?’
Ron zegt dat de politie daar juist achter moet zien te komen. ‘Als we weten wat het mogelijke motief is van de dader, kunnen we gerichter zoeken.’
Otto zegt dat hij dat begrijpt.
‘Hoe lang kende je haar al?’
‘Al meer dan tien jaar. Ze was een van de beste vriendinnen van Sandra, mijn vrouw… eh, mijn ex.’ Otto maakt een gebaar naar een paar foto’s.
‘Je ex?’ Door hetgeen Marleen Zoetelief heeft verteld, is hij al op de hoogte van Otto’s situatie. Toch meent hij deze vraag te moeten stellen.
Otto vertelt over de scheiding, over het vertrek van zijn vrouw naar de Verenigde Staten, haar nieuwe liefde achterna. Dat ze daar nu woont en wil blijven wonen. ‘Met mijn dochtertje, Fenne, want Sandra is eerste voogd. Fenne zat net een paar maanden op De Regenboog, de school waar Leonie lesgaf.’
‘Dus je vrouw en je dochtertje wonen niet meer in Nederland?’
Otto knikt, zijn hoofd enigszins voorovergebogen, zijn rug gekromd.
Ron weet dat dit niets te maken heeft met de zaak waaraan hij nu werkt, maar hij kan Otto’s woorden niet negeren. Een man die in één klap zijn vrouw en zijn kind is kwijtgeraakt. Zomaar naar Amerika vertrokken vanwege een nieuwe liefde. En het leven is cynisch: dit is dus de man die een tijdje geleden dat meisje Dianne terugvond, terwijl hij zijn eigen kind moet missen. ‘Dat moet heel erg voor je zijn.’
‘Als ik niks doe, zie ik haar nooit meer terug. Fenne, bedoel ik. Dat het met Sandra uit is… nou ja, kan gebeuren. Maar dat ze me meteen, als het ware in één moeite door, mijn kind heeft afgepakt… Nee, dat kan ik niet accepteren.’
‘Wat ga je dan doen?’
Otto zegt dat hij dat nog niet weet. ‘Maar ik ga wel binnenkort naar de States, naar Boston. Ik moet Fenne zien, ik wil haar vasthouden, haar voelen, haar stem horen. Ze is tenslotte mijn dochter, eigenlijk het enige wat ik heb op de wereld.’ Het is of Otto zich plotseling realiseert dat hij tegenover een vreemde zit. ‘Nou ja, daar heeft u natuurlijk niets mee te maken.’
‘Je moest niet werken vandaag?’ Ron weet niet waarom hij deze vraag stelt, misschien omdat het gesprek over Otto’s dochtertje te pijnlijk en te persoonlijk wordt.
‘Ik heb me ziek gemeld.’
En inderdaad, Otto ziet eruit als een zieke man. Lege ogen, die af en toe nerveus knipperen, een grauwe huid, trage gebaren. Hij begint een sigaret te draaien. Dat doet hij langzaam, maar geconcentreerd, alsof het een zeer precies werkje is.
‘Je vrouw… Sandra was dus een goede vriendin van Leonie? Zou ze iets weten wat belangrijk is voor het onderzoek?’
‘Misschien.’ Otto steekt met een lucifer zijn sigaret aan en inhaleert diep.
‘Een adres,’ zegt Ron, ‘een e-mailadres en een telefoonnummer van haar in Amerika zou voor ons handig kunnen zijn. Dan kunnen we contact met haar zoeken.’
‘Ik dacht dat we om vier uur bij jullie op het bureau hadden afgesproken. Waarom komen jullie me hier dan lastigvallen? Een beetje met jullie legitimatie zwaaien voor mijn secretaresse… Wat moet ze wel niet denken?’
‘Dat u een oppassende burger bent die altijd bereid is de politie te helpen.’ Ron trekt zijn vriendelijkste gezicht tegenover het chagrijn dat Middelkoop uitstraalt. Ze zijn op de bonnefooi naar de drukkerij gegaan waar Middelkoop directeur is, een uur voor de afspraak op het bureau. Vroeger moet het bedrijf aan de rand van de stad hebben gestaan, maar nu is het van drie kanten ingesloten door een grote nieuwbouwwijk. Het raam van Middelkoops directiekamer geeft zicht op een straat met aan weerszijden nieuwe woningen. Over de ene stoep loopt een moeder achter een buggy, over de andere schuifelt een bejaarde voort met zijn rollator. Dergelijke combinaties kun je zomaar cadeau krijgen op een doordeweekse middag, bedenkt Ron.
Eerst is het tijd voor wat smalltalk. Ze praten over de drukkerij, het werk, de vernieuwingen. Ja, de Copy-in op de Markt is ook van Middelkoop. Binnenkort opent hij een tweede vestiging. Hij wil verder iets gaan doen in printing on demand en zoekt samenwerking met een paar boekhandels en enkele uitgeverijen. De wereld is in beweging en de printwereld zeker.
Dan zegt Middelkoop: ‘Ik heb het gehoord van Leonie Schothuizen. Verschrikkelijk. Daar komen jullie toch voor?’
‘Ja,’ antwoordt Harry, ‘Leonie Schothuizen… een tragische zaak. Een jonge vrouw, in de bloei van haar leven. Zomaar om het leven gebracht.’
‘Weten jullie ook wie…?’
‘U kende haar dus,’ zegt Ron. ‘U hebt een relatie met haar gehad.’
‘Ja, een paar jaar geleden.’
‘En daar heeft zij een eind aan gemaakt.’
‘Ja, maar jullie denken toch niet dat ik…’
‘We denken nog helemaal niks,’ onderbreekt Ron hem. ‘We zijn bezig zoveel mogelijk informatie te verzamelen.’
Middelkoop knikt, alsof hij daar begrip voor heeft.
‘Uw echtgenote is inmiddels bij u terug?’ vraagt Harry.
‘Nee, Barbara is weggegaan en nooit meer teruggekomen. Ze heeft nu geloof ik een ander, maar ik moet nog wel altijd een enorme stoot alimentatie betalen. Ze heeft eruit gesleept wat eruit te slepen viel.’
‘Ze heeft het huwelijk opgebroken vanwege uw relatie met Leonie Schothuizen?’
‘Ja, van de ene dag op de andere, toen ze ontdekte dat ik met Leonie…’ Middelkoop maakt zijn zin niet af, alsof wat er gebeurd is voor hem nog steeds niet goed te bevatten is.
‘En u was het daarmee eens?’
‘Het was toen net nieuw met Leonie. Ik was helemaal van de kaart. De eerste keer dat ik haar zag, viel ik meteen voor haar. Zo’n leuke vrouw, zo spontaan, zo lief.’ Er verschijnt een dromerige blik in Middelkoops ogen.
‘U werd verliefd op haar.’
‘Ja, en zij op mij.’
‘Maar dat duurde niet lang.’
‘Nee, helaas niet.’
‘Zij maakte dus een eind aan de relatie en daar had u het moeilijk mee, heel moeilijk.’
Middelkoop zwijgt.
‘Waarom zegt u niets meer?’ vraagt Ron.
‘Ik weet wat jullie denken.’
‘O ja? Wat denken we dan?’