Hoofdstuk 11
Daniël Middelkoop is niet te bereiken. Volgens zijn secretaresse is hij vanochtend vertrokken naar het buitenland, naar Keulen voor een of andere beurs. Ron belt hem op zijn mobiel, maar krijgt de voicemail. Hij vraagt of Middelkoop hem zo snel mogelijk wil terugbellen. Dan Roelofsen maar. Opvallend dat Marleen Zoetelief hem ook noemde.
Evert Roelofsen ontvangt hem met zichtbare tegenzin. Hij is gekleed in een trainingspak, maar ziet er niet uit of hij gesport heeft of van plan is te gaan sporten. Zijn kale schedel glimt in het licht van de lamp die boven zijn stoel hangt. Voor maandagavond heeft hij geen alibi. Hij woont alleen en naar eigen zeggen heeft hij de hele avond televisiegekeken. Wat hij dan gezien heeft? Zonder een moment te twijfelen somt hij een reeks programma’s op, die Ron vooral van naam kent, zoals Goede Tijden Slechte Tijden, Radar en Law and Order.
Ron weet dat Roelofsen die gegevens simpelweg uit een tv-gids kan hebben gehaald of uit de krant. ‘Dus u bent de deur niet uit geweest.’
‘Nee, waarom zou ik?’
Ron kijkt om zich heen. De woning ziet er opvallend netjes uit. Nergens een oude krant, een rondslingerend kledingstuk, een vuil glas. Alsof Roelofsen hem verwachtte en een keurige indruk wil maken, maar ook alsof er in het huis niet echt wordt geleefd. Het verhaal over de moord op Leonie Schothuizen heeft al in de krant gestaan. In de buurt zal erover gesproken zijn, hoewel Roelofsen er niet uitziet als een man die veel contacten heeft met zijn directe omgeving. Een man alleen, zo schat Ron hem in. Hij beschikt over veel tijd om zijn huis netjes te houden, want sinds zijn detentie is hij werkloos.
‘Kende u Leonie Schothuizen uit de…?’
Roelofsen onderbreekt Ron. Zijn toon is niet eens verontwaardigd, maar vlak en zakelijk. ‘Dat vermoorde vrouwtje? Nee, ken ik niet. Heb ik niks mee te maken. Jullie moeten ergens anders zoeken; zeker niet hier.’
Ron zwijgt een tijdje, omdat dat vaak goed werkt. ‘Dat was ook uw commentaar bij dat gevalletje destijds aan de Maltastraat,’ zegt hij ten slotte.
‘Tja…’
‘Leonie Schothuizen.’ Ron haalt een foto tevoorschijn.
Roelofsen toont geen emotie als hij enkele seconden naar de foto kijkt. ‘Misschien een keer gezien hier in de buurt, maar ik ken haar niet persoonlijk.’
‘Dus u bent ook niet op maandagavond…?’
Voordat Ron zijn zin kan afmaken, zegt Roelofsen opnieuw dat hij maandag de hele avond thuis is geweest.
Ron schrijft een aantal willekeurige woorden op in zijn blocnootje: tijd, vertrouwen, angst, deur. Misschien zijn ze niet zo willekeurig. Straks naar de supermarkt om eten voor vanavond te kopen. Aan het eerdere rijtje woorden voegt hij toe: melk, gehakt, worteltjes, yoghurt, brood, smeerworst, chips.
Rons telefoon gaat. ‘Sorry, deze moet ik even nemen.’
Roelofsen kijkt alsof er niets is wat hem minder interesseert.
In het gangetje praat Ron met Daniël Middelkoop. Hij wil hem graag zo snel mogelijk spreken.
‘Waarover?’
‘Dat vertel ik wel als u weer in Nederland bent en tegenover me zit.’
Ze maken een afspraak voor woensdag aan het eind van de middag. Ron vraagt zich af of hij het zo niet te lang laat duren voor hij Middelkoop kan ondervragen, maar het ligt niet voor de hand om hem op stel en sprong uit Keulen te laten komen terwijl er geen sprake is van een concrete verdenking. Bovendien kan hij zich nu zorgen maken over wat er aan de hand is. Zorgen maken betekent zenuwachtig worden en een nerveuze verdachte laat eerder steken vallen.
Ron excuseert zich nogmaals voor het interrumperende telefoongesprek. ‘De recidive is nog altijd bijzonder groot, ook bij mensen die zijn veroordeeld voor zoiets als inbraak met geweld.’
‘Jullie zullen ergens anders moeten zoeken, want ik was het niet.’ Door de glazen van zijn bril met zwaar hoornen montuur kijkt Roelofsen hem bijna triomfantelijk aan.
Harry heeft met een paar jonge agenten buurtonderzoek gedaan. ‘Niks. Niemand heeft wat gezien. Die man… tenminste aangenomen dat het een man was… is het huis binnengekomen, heeft haar neergeslagen en is weer verdwenen. Spoorloos. Geen signalement, niks. Er lijkt ook niks verdwenen te zijn.’
Ze lopen nog eens alles door wat ze met het hele team vanochtend al hebben besproken, de informatie waarover ze nu beschikken, inclusief alle onzekerheden. Rond tien uur moet het gebeurd zijn. Er zijn geen sporen van braak gevonden. De moordenaar belde aan en Leonie Schothuizen heeft de deur opengemaakt. Omdat ze de man kende? Of was ze zo goed van vertrouwen dat ze een vreemde binnenliet? Maar die kon zijn binnengedrongen nadat ze de deur op een kiertje openhield. Nederlanders hebben over het algemeen geen veiligheidskettinkje, Leonie Schothuizen en haar man evenmin. Voor zover bekend, was het donker in het huis; dat was het in ieder geval toen ze gevonden werd. Omdat ze een lang slaap-T-shirt droeg en daarover een ochtendjas, veronderstellen Harry en Ron dat ze al vroeg in bed lag en eruit gekomen is om de deur open te doen. Haar man zou pas later thuiskomen. Op haar werk had ze al gezegd zich niet zo lekker te voelen.
‘Stel dat de dader eropuit was om in te breken,’ zegt Ron.
‘Ja, en dan?’
‘Hij denkt dat er niemand thuis is, omdat al zo vroeg het licht uit is. Voor de zekerheid belt hij aan. Dan gaat de deur open en staat die vrouw plotseling voor zijn neus.’
Harry maakt een licht snuivend geluid. ‘En uit pure schrik slaat hij haar de hersens is. Lijkt me niet erg waarschijnlijk, makker.’
Harry is de enige man die Ron kent die af en toe ‘makker’ tegen hem zegt. Hij heeft verder niemand ooit dat woord horen gebruiken. ‘Nee, je hebt gelijk. Maar wat dan? Volgens het onderzoek is er seksueel gezien niks gebeurd. Een poging tot verkrachting ligt niet voor de hand.’
‘Misschien werd de dader gestoord omdat er iemand langs-kwam, en toen is hij gevlucht voordat hij wat met haar kon doen.’
‘Maar dan heeft hij haar eerst doodgeslagen? Nee, dat geloof ik niet.’
Harry neemt een slok koffie. ‘En die Roelofsen heeft dus niks opgeleverd?’
‘Voorlopig niet, nee. Misschien dat er later wat komt bovendrijven.’
‘Ik zal nog eens bij hem langsgaan. Als hij het gevoel heeft dat we hem op z’n huid blijven zitten, gaat hij misschien fouten maken.’
‘En Middelkoop?’ vraagt Ron.
‘Morgenmiddag zien we hem. Ik had de indruk dat hij liever niet had dat we hem op de zaak een bezoekje zouden brengen.’
‘Dan moeten we dat misschien juist doen.’
~
Als Ron voor zijn huisdeur staat, dringt het tot hem door dat hij vergeten is boodschappen te doen. Door het raam ziet hij een vredige huiskamer. Lotte is Alisha aan het voorlezen; ze gaan er zo in op dat ze hem niet in de gaten hebben. Lukas zit waarschijnlijk boven achter de computer. Twee uur per dag mag hij nu. Misschien is dat te lang. Tot voor kort voetbalde hij vaak ’s middags op het veldje bij het Merelplein, maar daar schijnt hij nu geen zin meer in te hebben. Het Merelplein, daar was hij vandaag bij Roelofsen. Alles grijpt in elkaar, niets is toeval.
Ron volgt de route terug. Kwart voor zes, de winkel is nog open. Zijn blocnootje heeft hij op het bureau laten liggen. In zijn hoofd repeteert hij wat hij moet kopen.