15
Brigadier Kevin Templeton genoot van zijn nieuwe opdracht en hij genoot nog meer van het feit dat Winsome met hem mee moest om alles te observeren. Hoewel hij niets bij haar had bereikt, en dat kwam niet omdat hij het niet had geprobeerd, vond hij haar nog altijd waanzinnig aantrekkelijk en bij de aanblik van haar bovenbenen onder de strakke stof van haar krijtstreepbroek, brak hem nog steeds het zweet uit. Hij had lange tijd gedacht dat hij op de borsten van een vrouw viel, maar Winsome had snel een eind gemaakt aan die illusie. Ze verlieten de stad via de drukke Lyndgarth Road; Winsome reed en Templeton probeerde niet al te opzichtig naar haar te staren. De boerderij stond aan het eind van een lang modderig pad en hoewel ze zo dicht mogelijk bij de deur parkeerden, was het onvermijdelijk dat hun schoenen onder de modder kwamen te zitten.
‘Jezus, wat stinkt het hier, zeg,’ kreunde Templeton.
‘Het is een boerenerf,’ zei Winsome.
‘Ja, dat weet ik ook wel. Luister, laat mij het woord doen, oké? Intussen hou jij de vader in de gaten.’ Bij de deur hinkte Templeton op één been, terwijl hij probeerde de modder van zijn mooiste paar Converse-sportschoenen te schrapen.
‘Er is een schoenenschraper, hoor,’ zei Winsome.
‘Een wat?’
Ze wees. ‘Dat ding daar met die verhoogde metalen rand bij de deur. Daarmee kun je de modder van de zool van je schoenen schrapen.’
‘Weer wat geleerd,’ zei Templeton en hij ging aan de slag met de schoenenschraper. ‘Dat is zeker het nieuwste van het nieuwste. Wat zullen ze hierna in vredesnaam weer bedenken?’
‘Dit is anders al heel lang geleden bedacht,’ zei Winsome.
‘Dat weet ik ook wel. Het was sarcastisch bedoeld.’
‘O.’
Vlak bij hen stond een hond woest te grommen en te blaffen, maar gelukkig zat hij met een ketting vast aan een paal.
Templeton keek naar Winsome. ‘Daarom hoef jij niet meteen óók sarcastisch te doen. Denk maar niet dat ik het niet doorheb. Ben je het eens met de aanpak die de hoofdinspecteur heeft gekozen?’
‘Helemaal.’
Templeton kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Moet ik daaruit opmaken dat je niet...?’
Voordat hij zijn zin kon afmaken, ging de deur open en stond Calvin Soames voor hen. ‘Politie?’ zei hij. ‘Wat moeten jullie nou weer?’
‘Alleen maar wat duidelijkheid scheppen
over een paar dingetjes, meneer
Soames,’ zei Templeton; hij glimlachte allervriendelijkst en stak
zijn hand uit. Soames negeerde het gebaar. ‘Is uw dochter
thuis?’
Soames bromde iets.
‘Mogen we even binnenkomen?’
‘Voeten vegen.’ Hij verdween in de duisternis en liet hen aan hun lot over.
Nadat ze hun voeten nog eens extra hadden geveegd aan de ruwe mat liepen ze achter hem aan het huis in, waar ze hem hoorden roepen: ‘Kelly! Het is voor jou.’
Het meisje kwam naar beneden. Toen ze Templeton en Winsome in de gang zag staan, keek ze teleurgesteld. ‘Komt u maar mee,’ zei ze en ze ging hen voor naar de keuken, waar het iets lichter was en naar bleekmiddel en overrijpe bananen rook. Een zwart-witte kat rekte zich loom uit, sprong van zijn stoel en tippelde de kamer uit.
Ze namen allemaal plaats om de tafel, op een stevige stoel met rechte rug. Calvin Soames mompelde iets over werk en wilde weglopen, maar Templeton riep hem terug. ‘Dit gaat u ook aan, meneer Soames,’ zei hij. ‘Gaat u alstublieft weer zitten.’
Soames bleef even staan, maar ging toen toch weer zitten.
‘Waar gaat het dan over?’ vroeg Kelly. ‘Ik heb jullie alles al verteld.’
‘Tja, dat is het hem nu juist,’ zei Templeton. ‘Wij van de politie zijn zo wantrouwig als de pest en geloven iets nooit zomaar meteen. Het is net als een eerste indruk, begrijp je? Die zijn vaak ook onjuist. Kunnen we misschien een kop thee of zo krijgen?’
‘Ik zal water opzetten,’ zei Kelly.
Ze zag er verrekte goed uit, dacht Templeton bij zichzelf, en hij staarde haar na toen ze met amper bewegende, in een strakke spijkerbroek gehulde heupen naar het fornuis liep. Haar middel was rank als een jong boompje en ze droeg een gitzwarte navelpiercing, die mooi afstak tegen haar bleke huid. Haar blonde haar was in een paardenstaart gebonden, maar er waren een paar plukjes ontsnapt, die nu haar bleke, ovalen gezicht omlijstten. Haar borsten bewogen verleidelijk onder het korte gele T-shirt en Templeton vermoedde dat ze geen beha droeg. Die Barber was een mazzelpik, dacht Templeton bij zichzelf. Als een neukpartij met Kelly Soames het laatste was wat hij had gedaan, dan was dat beslist geen slechte manier om te sterven. Hij vroeg zich af of hij zelf misschien een kans bij haar zou maken, zodra dit gedoe voorbij was.
Toen de thee was ingeschonken, pakte Winsome haar opschrijfboekje en leunde Templeton achterover in zijn stoel. ‘Zo,’ zei hij. ‘Meneer Soames, u bent dus op vrijdagavond om een uur of zeven hier teruggekomen. Klopt dat?’
‘Dat klopt.’
‘Om te kijken of u het gas wel had uitgedraaid?’
‘Soms staat het vuur zo laag,’ antwoordde hij, ‘dat een klein zuchtje wind het al kan uitblazen. Ik heb al een paar keer meegemaakt dat ik gas rook toen ik thuiskwam. Ik vond dat ik het maar beter even kon controleren, want ik woon toch niet zo ver bij de Cross Keys vandaan.’
‘Een ritje van zo’n vijf minuten, is het niet?’
‘Aye, zo ongeveer.’
‘En jij was de hele avond aan het werk in de Cross Keys, Kelly?’
Kelly beet op haar duimnagel en knikte.
‘Hoe lang werk je daar al?’
‘Bijna twee jaar. Er valt hier niet veel anders te doen.’
‘Ooit overwogen om naar de grote stad te verhuizen?’
Kelly keek naar haar vader en zei: ‘Nee.’
‘Is de Cross Keys een leuke plek om te werken?’
‘Het gaat wel.’
‘Een goede plek om jongens te ontmoeten?’
‘Ik snap niet wat u bedoelt.’
‘Och, kom nou toch, Kelly. Je staat achter de bar. Er zijn ongetwijfeld heel wat jongens die met je flirten. Zo’n mooie meid als jij.’
Ze bloosde en er flitste heel even een glimlachje over haar lippen, zag Templeton. Misschien maakte hij echt een kans bij haar. Calvin Soames keek toe en de frons op zijn voorhoofd verdiepte zich in een reeks lijnen die tot aan de brug van zijn neus liepen.
‘Praten ze met jou over hun problemen?’ ging Templeton verder. ‘Vertellen ze je dat ze door hun vrouw niet begrepen worden en dat ze te goed zijn voor hun werk?’
Kelly schokschouderde. ‘Soms,’ zei ze. ‘Wanneer het rustig is.’
‘Wat doe je zoal in je vrije tijd?’
‘Weet ik niet. Uitgaan met vriendinnen.’
‘Waar gaan jullie dan naartoe? Er valt hier voor een jonge meid zeker niet veel te beleven, hè? Echt spannend kan het niet zijn.’
‘We kunnen altijd naar Eastvale.’
‘O, ja. Je vindt het vast enig om op zaterdagavond met de jongens naar Eastvale te gaan, hun schuine moppen te moeten aanhoren, je met de anderen vol te gieten en vervolgens met z’n allen alles uit te kotsen bij het marktkruis. Nee, dat geloof ik niet. Een meisje als jij kan toch zeker wel iets beters krijgen?’
‘Soms zijn er dansfeesten en treden er bands op,’ zei Kelly.
‘Van wat voor muziek hou je?’
‘Weet ik niet.’
‘Kom, je hebt vast wel een favoriete band.’
Ze verschoof op haar stoel. ‘Ik weet het echt niet. Keane, misschien.’
‘Aha, Keane.’
‘Kent u ze?’
‘Ik heb ze weleens gehoord,’ zei Templeton. ‘Nick Barber wist ook veel van bands, hè?’
Kelly verstijfde. ‘Hij zei dat hij van muziek hield,’ zei ze.
‘Heeft hij niet gezegd dat hij je kaartjes voor de beste concerten in Londen kon bezorgen?’
‘Nee, hoor. Ik kom nooit in Londen.’
Templeton voelde dat Winsomes blik zich in de zijkant van zijn hoofd boorde. Ze had haar benen over elkaar geslagen en een ervan bewoog onrustig. Het was duidelijk dat ze de manier waarop hij het gesprek rekte en het moment suprême uitstelde, afkeurde. Hij had er echter plezier in. Nu naderde hij zijn prooi om toe te slaan.
‘Heeft Nick Barber je beloofd je daar mee naartoe te nemen?’
‘Nee.’ Kelly schudde met een paniekerige uitdrukking op haar gezicht haar hoofd. ‘Waarom zou hij dat doen?’
‘Uit dankbaarheid, misschien?’
Calvin Soames’ gezicht stond op onweer. ‘Wat bedoel je daarmee, kerel?’
Templeton schonk geen aandacht aan hem. ‘Kelly?’
‘Ik weet niet waarover u het hebt. Ik heb alleen maar met hem gepraat als hij bij de bar iets te drinken bestelde. Hij was aardig en beleefd. Meer niet.’
‘Och, kom nou toch, Kelly,’ zei Templeton. ‘We weten toevallig dat je tweemaal met hem naar bed bent geweest.’
‘Wat...’ Calvin Soames wilde opstaan, maar Templeton duwde hem zachtjes terug in zijn stoel. ‘Blijft u alstublieft waar u bent, meneer Soames.’
‘Waar gaat dit allemaal over?’ vroeg Soames dreigend. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Op woensdagavond en vrijdagmiddag,’ ging Templeton verder. ‘Een leuk verzetje in de middag. In elk geval stukken beter dan de tandarts, zou ik zeggen.’
Kelly begon te huilen en haar vader werd paars van kwaadheid. ‘Is het waar, Kelly?’ vroeg hij. ‘Is het waar wat hij zegt?’
Kelly sloeg haar handen voor haar gezicht. ‘Ik voel me niet lekker,’ zei ze tussen haar vingers door.
‘Is het waar?’ schreeuwde haar vader.
‘Goed dan. Ja! Ja, verdomme!’ zei ze met een woeste blik op Templeton. Toen keek ze haar vader aan. ‘Hij heeft me geneukt, papa. Ik heb me door hem laten neuken. Ik vond het héérlijk.’
‘Smerige slet!’ Soames hief zijn hand op om haar te slaan, maar Winsome hield hem tegen. ‘Dat lijkt me geen goed idee, meneer Soames,’ zei ze.
Templeton keek naar Soames. ‘Wilt u zeggen dat u dit nog niet wist, meneer Soames?’ vroeg hij.
Soames ontblootte zijn tanden. ‘Als ik het had geweten, dan had ik...’
‘Dan had u wat?’ vroeg Templeton en hij hield zijn gezicht vlak bij dat van Soames. ‘Uw dochter in elkaar geslagen? Nick Barber vermoord?’
‘Wat?’
‘U hebt me wel gehoord. Is dat wat er is gebeurd? U kwam erachter wat Kelly uitspookte, wachtte tot ze weer aan het werk was achter de bar en verzon toen een smoes om de pub een paar minuten te kunnen verlaten en naar Barber te gaan. Wat is er toen gebeurd? Lachte hij u uit? Vertelde hij u hoe goed ze was? Of zei hij dat ze niets voor hem betekende en alleen maar goed was voor een lekkere neukpartij? Was het bed misschien nog warm van hun vrijpartij? U sloeg hem met een pook op zijn hoofd. Misschien was het niet uw bedoeling hem te doden. Misschien knapte er gewoon iets bij u. Het komt wel vaker voor. Daar lag hij dus op de vloer. Morsdood. Is het zo gegaan, Calvin? Als u het ons nu vertelt, is dat beter voor u. Ik weet zeker dat een rechter en jury wel begrip kunnen opbrengen voor de terechte woede van een vader.’
Kelly rende naar de gootsteen en was nog maar net op tijd. Winsome hield het meisje bij haar schouders vast terwijl ze kokhalsde.
‘En?’ zei Templeton. ‘Heb ik gelijk?’
Soames stortte in en was nog slechts een verdrietige, verslagen oude man uit wie alle woede was weggelopen. ‘Nee,’ zei hij vlak. ‘Ik heb niemand gedood. Ik had er geen idee van dat...’ Hij keek met tranen in zijn ogen naar Kelly, die over de gootsteen stond gebogen. ‘Tot nu dan. Ze is geen haar beter dan haar moeder,’ voegde hij er verbitterd aan toe.
Het was even stil. Kelly was klaar met overgeven en Winsome schonk een glas water voor haar in. Ze gingen weer aan tafel zitten. Haar vader weigerde naar haar te kijken. Na een tijdje stond Templeton op. ‘Goed, Calvin,’ zei hij. ‘Als u van gedachten verandert, dan weet u waar u ons kunt vinden. Blijf in de tussentijd alsjeblieft in de buurt, zoals ze dat in de film zo mooi zeggen.’ Hij gebaarde naar Kelly. ‘Jij trouwens ook, jongedame.’
Maar niemand keek of luisterde naar hem. Ze zaten allemaal vast in hun eigen wereldje, vol ellende, pijn en verraad. Dat ging wel weer over, wist Templeton, en hij zou Kelly Soames onder betere omstandigheden terugzien, daar was hij van overtuigd.
Buiten ontweek hij de plassen en modder zo goed mogelijk. Bij de auto keek Templeton handenwrijvend naar Winsome en hij zei: ‘Nou, dat ging best goed, vond ik. Wat denk jij, Winsome? Denk je dat hij het wist?’
Hij moest heel wat informatie verwerken, dacht Banks bij zichzelf, terwijl hij zijn auto bij de Co-op-winkel aan de haven parkeerde en naar de winkels en restaurantjes van West Cliff wandelde. Hij kwam langs een replica van de geel-zwarte hms Grand Turk die was gebruikt voor de televisieserie Hornblower . Hij bleef even staan om de zeilen en het tuigage te bewonderen. Het leven op zee moest indertijd echt afgrijselijk zijn geweest, dacht hij bij zichzelf. Misschien was het voor officiers iets minder erg geweest, maar de gewone matroos kreeg te maken met slecht eten vol maden, afranselingen, verschrikkelijke verwondingen na gevechten en kwakzalverij onder het mom van chirurgie. Uiteraard was zijn kennis grotendeels gebaseerd op Hornblower en Master and Commander , maar die leken hem aardig waarheidsgetrouw en hoe moest hij het eigenlijk weten als ze dat níét waren?
Hij dacht terug aan wat Keith Enderby hem zojuist had verteld, en het drong tot hem door dat hij rond dezelfde tijd in Notting Hill moest hebben gewoond als Linda Lofthouse en Tania Hutchison. Hij wist zeker dat hij het zich nog wel had herinnerd als hij daar iemand was tegengekomen die zo mooi was als Tania, ook al was ze toen nog niet beroemd, maar er schoot hem niets te binnen. Er waren toen heel veel mooie jonge vrouwen in kleurrijke kleding geweest, wist hij nog, en hij had er ook best veel leren kennen.
Tania en Linda hadden zich echter in andere kringen bewogen. Om te beginnen kende Banks niemand die in een band zat; hij had gewoon betaald voor toegangskaartjes voor concerten, net als al zijn vrienden. Ook ontbeerde hij het benodigde muzikale talent om op te treden in clubs en disco’s in de buurt, hoewel hij wel vaak was gaan luisteren naar degenen die dat wel hadden. Wat misschien nog wel het belangrijkste was, was dat hij zich ergens altijd een buitenstaander was blijven voelen, die slechts in de periferie meedeed. Hij had nooit lang haar gehad; hij had zich er wat kleding betreft nooit toe kunnen zetten verder te gaan dan een gebloemd overhemd of stropdas en had nooit een kaftan of kraal aangeraakt; hij had het evenmin kunnen opbrengen aan politieke demonstraties mee te doen; en wanneer hij al eens verzeild raakte in een alternatief gesprek, dan vond hij meestal dat het allemaal nogal simplistisch, kinderachtig en saai klonk.
Banks leunde op de reling en staarde een tijdje naar de vissersboten die deinend voor anker lagen in de haven. Toen liep hij naar een cafeetje waar ze, als hij het zich goed herinnerde, uitstekende fish-and-chips serveerden, een van de dingen waar je je in Whitby wel op kon verlaten. Hij ging het bijna lege café binnen en bestelde bij een verveelde jonge serveerster in een zwart schort en witte blouse een pot thee en een extra grote portie schelvis met friet, plus witte boterhammen met boter om een sandwich met frietjes te maken.
Hij ging bij het raam zitten dat uitkeek over de haven tot aan het oude deel van de stad, waar 199 traptreden omhoog voerden naar de vervallen abdij en St. Mary’s-kerk met de grafstenen die door het zilte water van hun namen waren beroofd. Een groep jonge gothics, allemaal in zwarte kleding gehuld met witte gezichten en ingewikkelde zilveren sieraden, liep langs de hokken waar vissers hun boten uitlaadden en hun vangst verkochten.
Banks had het een en ander over hen gelezen en weleens iets van hun muziek gehoord, en hij maakte eruit op dat ze geobsedeerd waren met de dood en zelfmoord, met ‘ondoden’ en de ‘duistere zijde’ in het algemeen, maar ook dat ze passief en pacifistisch en erg begaan waren met maatschappelijke problemen als racisme en oorlog. Banks luisterde graag naar Joy Division, dat wel werd omschreven als de archetypische gothic band. Alles bij elkaar genomen waren gothics niet vreemder dan de hippies van vroeger met hun fascinatie voor het occulte, poëzie en door drugs ingegeven verlichting, oordeelde hij.
Het jaar 1969 was een belangrijke overgangsperiode geweest voor Banks. Nadat hij met redelijke cijfers van school was gegaan, was hij in een eenkamerflatje in Notting Hill terechtgekomen en een opleiding gaan volgen in business studies in Londen. Hij had echter niet het idee dat hij veel gemeen had met zijn medestudenten, dus trok hij veel meer op met een groep mensen van de kunstacademie, van wie er twee samenwoonden in hetzelfde gebouw als hij. Hoewel hij er rijkelijk laat mee was, maakte hij via hen voor het eerst kennis met de vreemde mengeling van existentialisme, communalisme, hedonisme en narcisme die zijn mening over het eind van de jaren zestig had bepaald. Ze deelden hun stickies met hem en met Jem van de overkant van de gang, bezochten samen concerten en poëzievoordrachten, discussieerden over krakersrechten, Vietnam en Oz , en luisterden steeds opnieuw naar Alice’s Restaurant .
Banks wist toen totaal niet wat hij met zijn leven wilde doen. Zijn ouders maakten hem duidelijk dat ze verlangden dat hij een carrière op kantoor koos in plaats van de baksteenfabriek of de metaalfabriek waar zijn vader werkte, dus business studies leek een logische stap. Bovendien wilde hij gewoon ontsnappen aan het verstikkende provincialisme van Peterborough.
Hij was gek op muziek en was in de zomer van dat jaar, toen hij nog thuis in Peterborough woonde, met zijn eerste echte vriendin Kay Summerville liftend naar het Blind Faith-concert in Hyde Park geweest, en naar het optreden van The Rolling Stones ter ere van Brian Jones, waarbij Mick Jagger alle in hokken opgesloten vlinders die niet van de hitte waren gestorven had vrijgelaten. Hij herinnerde zich ook het optreden van Dylan op het Isle of Wight, die pas laat op de avond op het podium was gekomen en ‘She Belongs to Me’ en ‘To Ramona’ had gezongen, twee van Banks’ lievelingsnummers.
In Peterborough kwam hij vrijwel niet in
aanraking met de hippe gebruiken, goede doelen en ideologieën van
die tijd, en was hij beschamend onwetend gebleven van wat er in de
rest van de wereld allemaal gebeurde. Ondanks alle opgeklopte
veranderingen en dé revolutie van het decennium was het een
heilzame les om te beseffen dat ‘Strawberry Fields Forever’ van de
nummer
1-positie werd gehouden door Engelbert Humperdincks ‘Release Me’,
en wanneer je in Peterborough opgroeide kon je duidelijk zien
waarom.
Hij wist nog dat hij tijdens zijn eerste studiejaar met afschuw het gebeuren rond Manson en zijn ‘familie’ had gevolgd, die uiteindelijk werden opgepakt voor de moord op Sharon Tate, Leno LaBianca en de anderen. Inmiddels was het natuurlijk allemaal in de geschiedenisboeken verdwenen, maar toen hadden het verhaal, dat zich van dag tot dag verder ontvouwde in de kranten en op televisie, en de gruwelen die boven water kwamen een overweldigende indruk gemaakt, niet in de laatste plaats omdat de leden van de Manson-familie wel iets weg hadden van hippies, en de Beatles en revolutionaire slogans citeerden. Er waren ook meisjes bij geweest, Mansons liefdesslavinnen, met rare namen als Patricia Krenwinkel, Squeaky Fromme en Leslie Van Houten. Met hun kleding en hun kapsels konden ze zo uit Notting Hill komen. De beroemde foto van een bebaarde, starende Manson had Banks net zoveel nachtmerries bezorgd als de foto van een naakte Christine Keeler op een stoel hem natte dromen had bezorgd.
Aan het eind van 1969 had ook Altamont plaatsgevonden, herinnerde hij zich; daar was iemand tijdens een optreden van de Stones doodgestoken door een Hells Angel. Hij herinnerde zich vaag nog enkele andere dingen: de politie-inval in een huis in Piccadilly om krakers uit te zetten, rellen in Noord-Ierland, verhalen over vrouwen en kinderen die door Amerikaanse troepen werden vermoord in My Lai, gewelddadige antioorlogsdemonstraties en de vier studenten die op Kent State waren neergeschoten door de National Guard.
Misschien was het achteraf makkelijk praten, maar het leek wel of er toen een ommekeer plaatshad en alles achteruitging of uit elkaar viel, of misschien was dat proces al veel langer aan de gang en viel het hem nu pas op, omdat hij erbij was geweest en er middenin had gezeten. Als hij in Peterborough was gebleven, had hij de verandering in het politieke klimaat waarschijnlijk niet eens opgemerkt. Misschien was het nog wel goed gekomen met zijn carrière in de zakenwereld als hij het eind van de jaren zestig niet in Notting Hill had beleefd. Nu was hij echter aan het eind van het eerste studiejaar alle belangstelling voor kostenberekeningen, bedrijfspsychologie en handelsrecht kwijtgeraakt.
Hij kon zich echter totaal niet herinneren dat hij indertijd iets had gehoord over de moord op een meisje tijdens een festival in Yorkshire. Toen werden de provincies, met name die in het noorden, gewoon niet belangrijk genoeg geacht door degenen in het centrum van de macht, en lokale politiekorpsen werkten veel onafhankelijker van elkaar dan tegenwoordig. Hij vroeg zich af of Enderby het bij het juiste eind had en of de moord op Linda Lofthouse inderdaad het sappige verhaal was waarop Nick Barber had gedoeld. Hij was er zo zeker van geweest dat het om Robin Merchant ging en hij sloot die mogelijkheid nog steeds niet helemaal uit. Het nieuws over Linda Lofthouse gaf echter een andere draai aan de zaak, zelfs als die moord al was opgelost. Zat de moordenaar nog steeds in de gevangenis? En zo nee, kon hij dan op een of andere manier betrokken zijn bij de dood van Nick Barber? Hoe meer Banks erover nadacht, ondanks wat Catherine Gervaise had gezegd, des te vaster hij ervan overtuigd raakte dat hij gelijk had en dat Barber was omgekomen omdat hij in het verleden groef naar iets wat de dader absoluut verborgen wilde houden.
Tijdens de maaltijd van schelvis met friet zag Banks vanuit het oosten enkele wolken komen aandrijven en toen hij klaar was met eten, begon het te miezeren. Hij betaalde, liet een kleine fooi achter en liep naar zijn auto. Voordat hij vertrok, belde hij Ken Blackstone in Leeds om hem te vragen zo veel mogelijk uit te vinden over Stanley Chadwick en het onderzoek naar Linda Lofthouse.
Zondag 21 september 1969
Het was al laat in de middag toen Steve de deur opendeed en Yvonne op de stoep zag staan. Hij draaide zich om en liep weg door de gang. ‘Ik had niet gedacht jou ooit nog te zien,’ zei hij. ‘Je hebt wel verdomd veel lef om hier te komen.’
Yvonne liep achter hem aan naar de woonkamer. ‘Het was niet mijn schuld, Steve. Het kwam door McGarrity. Hij probeerde zich aan me op te dringen. Hij is gevaarlijk. Je moet me geloven. Ik wist niet wat ik moest doen.’
Steve draaide zich om en keek haar aan. ‘Dus ben je regelrecht naar je pappie gelopen.’
‘Ik was overstuur. Ik wist niet wat ik deed.’
‘Je hebt me nooit verteld dat je vader een smeris is.’
‘Je hebt er nooit naar gevraagd. Wat doet het er ook toe?’
‘Wat het ertoe doet? Hij is onze leefruimte binnengedrongen. Hij en die anderen. We zijn opgepakt. Natuurlijk doet het er wel toe. Nu moeten we morgenochtend voor de rechtbank verschijnen. Ik krijg op zijn minst een boete. Als mijn ouders er achterkomen, ben ik de lul. Dan houden ze mijn toelage in. Allemaal dankzij jou.’
‘Het was echt niet mijn schuld, Steve. Het spijt me, heus. Ik wist niet dat ze jou ook zouden oppakken.’ Yvonne liep naar hem toe en stak een hand naar hem uit om hem aan te raken.
Hij rukte zich los en ging in een leunstoel zitten. ‘Och, donder toch op. Je wist best dat we hier een paar jointjes zaten te roken en naar muziek luisterden. Je hebt zelf vaak genoeg met ons meegedaan.’
Yvonne knielde bij zijn voeten neer. ‘Ik heb ze niet hierheen gestuurd. Echt niet. Ik dacht dat ze alleen McGarrity zouden arresteren. Je weet dat ik nooit iets zou doen wat jou in de problemen kan brengen.’
‘Dan ben je nog dommer dan ik al dacht. Luister, het spijt me, maar ik wil niet dat je hier nog langer komt. Je hebt ons bewust of onbewust alleen maar ellende bezorgd. Wie weet ben je zelfs wel gevolgd.’
Yvonnes hart bonsde in haar keel. Ze had nog één troef. ‘McGarrity heeft me verteld dat je een ander hebt.’
Steve lachte. ‘Je zou jezelf eens moeten horen.’
‘Is het waar?’
‘En wat dan nog?’
‘Ik dacht dat we... ik bedoel... ik snap niet...’
‘O, Yvonne, word toch in godsnaam eens volwassen. Je klinkt af en toe net als een klein kind. We mogen allebei omgaan met wie we willen. Ik dacht dat dat vanaf het begin duidelijk was.’
‘Ik wil helemaal niemand anders. Ik wil alleen jou.’
‘Wat je dus eigenlijk zegt is dat je niet wilt dat ik ook andere vriendinnen heb. Je kunt iemand niet bezitten, Yvonne. Je kunt de emoties van een ander niet dwingen.’
‘Toch is het zo.’
Steve wendde zijn gezicht af. ‘Nou, maar ik moet jou niet meer. Dat gaat dus gewoon niet door.’
‘Maar...’
‘Ik meen het. Je bent trouwens ook niet langer welkom in Bayswater Terrace en Carberry Place. Daar zijn ook invallen geweest, voor het geval je dat nog niet wist. Er zijn mensen opgepakt en ze zijn niet blij met je. Het nieuws verspreidt zich snel, weet je. Het is een klein wereldje.’
‘Wat had ik dan moeten doen? Vertel me eens wat ik dan had moeten doen.’
‘Je had helemaal niets moeten doen. Je had die stomme bek van je moeten houden. Je had moeten weten dat wij in enorme moeilijkheden zouden komen als je de juten erbij haalde.’
‘Maar hij is mijn váder. Ik moest het aan iemand vertellen. Ik was echt heel erg van streek, Steve. Ik trilde helemaal. McGarrity...’
‘Ik heb je al eerder gezegd dat hij geen kwaad doet.’
‘Zo kwam hij anders niet op mij over.’
‘Je was high, heb ik gehoord. Misschien ging je fantasie wel met je op de loop. Misschien wilde je wel dat hij je aanraakte. Misschien zou jij juist eens met je fantasie op de loop moeten gaan.’
‘Ik snap niet waar je het over hebt.’
Steve zuchtte diep. ‘Ik kan je niet meer vertrouwen, Yvonne. Wíj kunnen je niet meer vertrouwen.’
‘Ik hou van je, Steve.’
‘Ach, welnee. Doe niet zo dwaas. Dat is geen echte liefde waarover jij het hebt, dat is gewoon romantisch gezwets van een schoolmeisje. Het is bezitterige liefde, een en al jaloezie en dwang, allemaal negatieve emoties. Je bent niet volwassen genoeg om te weten wat echte liefde is.’
Yvonne kromp in elkaar bij het horen van zijn woorden. Ze voelde dat ze helemaal koud werd, alsof er een emmer water over haar was uitgestort. ‘En jij wel?’
Hij stond op. ‘Fuck, wat een tijdverspilling is dit. Hoor eens, ik ga niet verder met jou in discussie. Waarom ga je niet gewoon weg? En kom niet meer terug.’
‘Maar, Steve...’
Steve wees naar de deur en verhief zijn stem. ‘Wegwezen. En waag het niet je vader met zijn diendervriendjes nog een keer op ons af te sturen, want dan weten we je te vinden.’
Yvonne stond langzaam op. Ze had Steve nog nooit zo wreed gezien of gehoord. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ze.
‘Laat maar. Rot gewoon op.’
Yvonne keek naar hem. Hij zag er razend uit. Het was duidelijk dat hij niet meer met haar wilde praten. In elk geval niet vanmiddag en misschien wel nooit meer. De tranen rolden al over haar wangen toen ze zich plotseling omdraaide en wegliep.
‘Het gaat niet eens zozeer om wat hij zei of deed, inspecteur,’ zei Winsome, ‘het gaat erom dat hij ervan genoot.’
Annie knikte. Ze had Winsome uitgenodigd om na werktijd wat te gaan drinken in de Black Lion, in een steegje achter de markt, een beetje uit de buurt van alle nieuwsgierige ogen en oren van het hoofdbureau van politie van de westelijke divisie. Winsome was duidelijk van slag en Annie wilde er het fijne van weten. ‘Kev kan soms erg gevoelloos zijn,’ zei ze.
‘Gevoelloos?’ Winsome nam een teug van haar wodka en tonic. ‘Gevoelloos? Het was eerder sadistisch, verdomme. Het spijt me, inspecteur, maar ik tril nog steeds. Kijk maar.’
Ze stak haar hand uit. Annie zag dat deze zacht beefde. ‘Rustig maar,’ zei ze. ‘Nog iets te drinken? Je hoeft toch niet te rijden, hè?’
‘Nee. Ik kan hiervandaan naar huis lopen. Hetzelfde, graag.’
Annie liep naar de bar en haalde de drankjes. Afgezien van de barjuffrouw en een paar van haar vriendinnen achter in de ruimte was er verder niemand. Een van de meiden stond bij de gokautomaten en een ander hield, met een sigaret in de ene hand en een drankje in de andere, twee peuters in de gaten. Telkens wanneer een van de jongetjes het op een brullen zette of een ander geluid maakte, riep ze dat hij zijn kop moest dichthouden. Steeds hetzelfde. Brul. Kop dicht. Brul. Kop dicht. Er stond een cassettebandje op met oude muziek: ‘The House of the Rising Sun’, ‘The Young Ones’, ‘Say a Little Prayer’, ‘I Remember You’. Het was het soort muziek dat Banks goed kende, en het moest het opnemen tegen een op hoog volume afgespeelde aflevering van Murder She Wrote op een van de Sky-kanalen op de televisie. Het lawaai overstemde in elk geval alles wat Annie en Winsome bespraken.
Annie was van plan een Britvic Orange voor zichzelf te halen, omdat ze nog terug moest naar Harkside, maar ze was nog steeds razend na haar gesprek met hoofdinspecteur Gervaise en voelde zich zo verre van kalm dat ze zelf verdomme ook wel een stevig glas alcohol kon gebruiken, dus bestelde ze een groot glas wodka bij haar sinaasappelsap. Als straks bleek dat ze teveel op had, liet ze de auto wel staan en zou ze zich door een van de agenten naar huis laten brengen of, als het echt niet anders kon, een taxi nemen. Zoveel kon dat niet kosten. Ze had de laatste tijd vaak overwogen om naar Eastvale te verhuizen, omdat dat veel gemakkelijker was voor haar werk, maar de huizenprijzen waren daar inmiddels torenhoog en ze wilde haar kleine cottage niet opgeven, ook al was die nu bijna twee keer zoveel waard als wat zij ervoor had betaald.
Winsome bedankte Annie voor het drankje. ‘Dat arme kind,’ zei ze.
‘Luister, Winsome, ik weet hoe je je voelt. Ik voel me net zo schuldig. Ik weet zeker dat Kelly gelooft dat ik degene ben die haar vertrouwen heeft geschonden. Brigadier Templeton deed echter gewoon zijn werk. Hoofdinspecteur Gervaise had hem opgedragen de verklaring van het meisje met die van haar vader te vergelijken en dat heeft hij nu eenmaal zo aangepakt. Jij kunt dat misschien hardvochtig vinden, maar het werkte wel.’
‘Ik kan haast niet geloven dat u het voor hem opneemt,’ zei Winsome. Ze nam een teug wodka en zette het glas weer op tafel. ‘U was er niet bij, anders had u beslist begrepen wat ik bedoel. Nee. Ik wil niet meer met hem samenwerken. Plaats me maar over als het moet. Doe wat u wilt. Ik weiger echt nog langer met die klootzak samen te werken.’ Ze sloeg resoluut haar armen over elkaar.
Annie nam een slokje van haar drankje en slaakte een zucht. Al vanaf het moment dat Kevin Templeton promotie kreeg, had ze problemen verwacht. Hij had zijn brigadiersexamen eeuwen geleden al gehaald, maar wilde niet terug naar de uniformdienst en hij wilde evenmin worden overgeplaatst, dus het had even geduurd eer de juiste gelegenheid zich aandiende. Toen had hij de carrière van een mogelijke seriemoordenaar afgekapt en was hij de snel stijgende ster geworden. Annie had hem altijd een tikje verwaand gevonden en vreesde het effect van een klein beetje macht op zijn toch al onevenwichtige karakter. Als hij dacht dat het haar niet was opgevallen hoe hij kortgeleden bijna in haar bij de hals openstaande blouse had staan kwijlen, dan hield hij zichzelf aardig voor de gek. Het probleem was dat hij het werk gedaan kreeg, dat werd nu alleen maar weer eens onderstreept. Banks deed dat ook, maar wist het te bereiken zonder op de tenen van anderen te trappen, met uitzondering van die van zijn leidinggevenden; Templeton vertegenwoordigde echter een nieuwe generatie die zich nergens iets van aantrok. Annie zat het nu voor hem op te nemen, terwijl ze verdomd goed wist dat Winsome, die eveneens met vlag en wimpel voor het brigadiersexamen was geslaagd en niet uit Eastvale weg wilde, geschikter was geweest voor de baan. Waar is positieve discriminatie wanneer je het echt nodig hebt? vroeg ze zich af. Overduidelijk niet in Yorkshire.
‘Ik had geen belofte mogen doen die ik niet kon nakomen,’ zei Annie. ‘De schuld ligt helemaal bij mij. Ik had het zelf moeten doen.’ Ze wist dat ze Kelly Soames bewust helemaal niets had beloofd, maar het voelde alsof dat wel het geval was.
‘Pardon, inspecteur, maar zoals ik al zei: u was er niet bij. Luister naar wat ik zeg: hij genoot ervan. Hij genoot van elke seconde. De vernedering. Het tarten. Hij rekte het gesprek om er zo lang mogelijk plezier van te hebben. Na afloop besefte hij niet eens dat hij iets fout had gedaan. Misschien is dat nog wel het allerergste.’
‘Goed, Winsome, ik geef toe dat er het nodige op brigadier Templeton valt aan te merken.’
‘Aan te merken? Die vent is gewoon een sadist. Weet u wat het ook was?’
‘Wat?’
Winsome verschoof een stukje op haar stoel. ‘U moet niet lachen, maar het had iets... seksueels.’
‘Iets seksueels?’
‘Ja. Ik kan het niet uitleggen, maar het leek wel alsof hij geilde op de macht die hij over haar had.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Niet helemaal. Misschien lag het wel aan mij en schatte ik de situatie verkeerd in. Het zou niet de eerste keer zijn. Het hele gebeuren had iets heel engs, vooral toen het meisje misselijk werd...’
‘Is Kelly letterlijk ziek geworden?’
‘Ja. Ik dacht dat ik u dat had verteld.’
‘Nee. Wat gebeurde er precies?’
‘Ze moest overgeven.’
‘Wat deed brigadier Templeton toen?’
‘Hij ging gewoon door alsof er niets aan de hand was.’
‘Heb je dit verder nog aan iemand verteld?’
‘Nee, inspecteur. Als ik dacht dat het iets zou uithalen, had ik het wel aan hoofdinspecteur Gervaise verteld, maar die vindt alles wat Kevin Templeton doet fantastisch.’
‘Is dat zo?’ Het verbaasde Annie niet. Alleen al bij het horen van de naam Gervaise stonden haar nekharen weer recht overeind. Die schijnheilige trut, die Annie had opgezadeld met het doornemen van getuigenverklaringen, een klus die normaal gesproken door gewone agenten werd uitgevoerd, en die neerbuigende opmerkingen had gemaakt over Annies privéleven.
‘Hoe dan ook,’ vervolgde Winsome, ‘ik hoef dit niet te pikken. Er staat nergens geschreven dat ik dergelijk gedrag moet accepteren.’
‘Dat is waar,’ zei Annie. ‘Alleen verloopt het leven helaas niet altijd volgens de regels.’
‘Wel wanneer je het eens bent met die regels.’
Annie lachte. ‘Wat wil je er dan aan doen?’
‘Weet ik nog niet,’ zei Winsome. ‘Er is weinig wat ik eraan kán doen, vermoed ik. Ik blijf gewoon uit de buurt van die griezel en als hij ooit probeert iets te flikken, dan sla ik hem zo in elkaar dat hij alleen nog maar bloed pist.’
Annie lachte. Het was vreemd dit door Winsome met haar Jamaicaanse accent te horen zeggen. ‘Je kunt hem niet steeds ontlopen,’ zei ze. ‘Ik bedoel, ik zal natuurlijk mijn best doen om ervoor te zorgen dat je geen team meer met hem hoeft te vormen, maar hoofdinspecteur Gervaise kan dat te allen tijde ongedaan maken en blijkbaar wil ze zich iets meer met ons werk bemoeien dan hoofdinspecteur Gristhorpe.’
‘Ik mocht meneer Gristhorpe wel,’ zei Winsome. ‘Hij was ouderwets, net als mijn vader, en hij kon soms een beetje angstaanjagend zijn, maar hij was eerlijk en trok zijn lievelingetjes niet voor.’
Nou, dacht Annie bij zichzelf, dat laatste was niet helemaal waar. Banks was beslist een lievelingetje van Gristhorpe geweest, maar over het algemeen had Winsome wel gelijk. Er was een verschil tussen lievelingetjes hebben en ze voortrekken. Gristhorpe was er niet op uit geweest om een klein rijk voor zichzelf te bouwen, onderscheid te maken tussen zijn mensen en ze tegen elkaar op te zetten, zoals Gervaise wel leek te doen. Hij bemoeide zich evenmin met het privéleven van zijn mensen. Hij was ongetwijfeld op de hoogte geweest van haar relatie met Banks, maar had er niets over gezegd, in elk geval niet tegen haar. Mogelijk had hij Banks wel gewaarschuwd, veronderstelde ze, maar als dat zo was, dan had dat hun relatie, zowel op het werk als daarbuiten, niet beïnvloed.
‘Tja, Gristhorpe is weg en we zitten nu eenmaal met Gervaise opgescheept,’ zei Annie, ‘en daar zullen we zo goed en zo kwaad als het gaat mee moeten leren leven.’ Ze keek op haar horloge. Het glas voor haar was nog halfvol. ‘Zeg, ik moet ervandoor, Winsome. Ik heb nu nog niet teveel gedronken, maar als ik nog meer drink wel.’
‘U kunt wel bij mij blijven slapen, als u wilt.’ Winsome sloeg haar ogen neer. ‘Sorry, inspecteur, ik wilde niet aanmatigend zijn. Ik bedoel, u bent tenslotte inspecteur en mijn baas en zo, maar ik heb een logeerkamer. Het helpt ge-woon om erover te praten. Ik weet trouwens niet hoe het met u zit, maar ik heb zin om straalbezopen te worden.’
Annie dacht even na. ‘Waarom ook niet?’ zei ze toen en ze dronk haar glas leeg. ‘Ik zal even nieuwe halen.’
‘Nee, blijft u maar zitten. Het is mijn beurt.’
Annie keek haar na toen ze naar de bar liep, een lange, elegante Jamaicaanse schoonheid met lange benen van wie ze... nou, eigenlijk bijna niets afwist. Tja, welbeschouwd wist ze eigenlijk van niemand veel af, besefte ze, zelfs niet van Banks. Ze staarde glimlachend voor zich uit. Zou het niet grappig zijn, dacht ze bij zichzelf, als hoofdinspecteur Gervaise erachter kwam dat ze bij Winsome was blijven slapen? Wat zou die trut daar wel niet van denken?
Maandag 22 september 1969
‘We hebben geen echte bewijzen, Stan,’ stribbelde hoofdinspecteur McCullen op maandagochtend tegen. Ze zaten in zijn kantoor en de regen spetterde zo tegen de ramen dat het uitzicht werd vervormd.
Chadwick streek met een hand over zijn haar. Hij had er van tevoren goed over nagedacht en de hele avond aan niets anders kunnen denken. Hij wilde Yvonne er niet bij betrekken; dat was het grote probleem. Hij had de blauwe plek gezien die McGarrity op haar arm had veroorzaakt en dat was voldoende voor een aanklacht wegens geweldpleging, maar als hij daar gebruik van maakte, kon hij verder niets voor Yvonne doen. Ze was nu al enorm overstuur en hij wilde haar niet dwingen in de rechtbank te getuigen. Als hij eerlijk was, wilde hij ook niet dat zijn reputatie werd besmet door het dwaze gedrag van zijn dochter. Hij was van mening dat hij, ook zonder haar, een redelijk sterke zaak had en legde het omstandig aan McCullen uit.
‘Om te beginnen heeft hij een strafblad,’ zei hij.
McCullen trok een wenkbrauw op. ‘O?’
‘De meest recente arrestatie betrof het bezit van een illegaal goedje, namelijk lsd. November 1967.’
‘Alleen maar bezit?’
‘Ze vermoeden dat hij zijn voorraad door de wc heeft gespoeld toen hij hen hoorde aankomen. Helaas voor hem had hij nog twee doses in zijn zak zitten.’
‘De meest recente, zei je?’
‘Ja. De andere is iets interessanter. Maart 1958.’
‘Hoe oud was hij toen?’
‘Tweeëntwintig.’
‘En?’
‘Geweld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Tijdens een knokpartij tussen studenten en de plaatselijke jeugd in Oxford, waar hij blijkbaar vandaan komt, heeft hij een student in de schouder gestoken. Helaas was die student toevallig de zoon van een parlementslid uit de omgeving.’
‘Pijnlijk,’ zei McCullen met een sluwe glimlach rond zijn lippen.
‘Het feit dat McGarrity een nozem was, werkte al evenmin in zijn voordeel. Blijkbaar moest de rechter niets van nozems hebben. Hij heeft hem echt keihard aangepakt. Hij had ook aan Brasenose gestudeerd, net als die student. McGarrity kreeg achttien maanden. Als de wond ernstiger was geweest en niet uit zelfverdediging was toegebracht tijdens een handgemeen, de studenten hadden blijkbaar onder andere cricketbats bij zich, dan had hij minstens vijf jaar gekregen. Wat ook interessant is,’ ging Chadwick verder, ‘is dat het wapen in kwestie een knipmes was.’
‘Hetzelfde mes dat bij het meisje is gebruikt?’
‘Hetzelfde sóórt mes.’
‘Ga verder.’
‘Dat was het zo’n beetje,’ zei Chadwick. ‘Gisteren hebben we de mensen uit de drie panden gehoord die McGarrity kennen. Hij kende het slachtoffer inderdaad.’
‘Hoe goed?’
‘Niets wijst erop dat ze regelmatig met elkaar omgingen en afgaande op wat ik over Linda Lofthouse te weten ben gekomen, lijkt mij dat ook zeer onwaarschijnlijk. Maar hij kende haar wel.’
‘Verder nog iets?’
‘Iedereen zei dat hij een vreemde snoeshaan was. Ze begrepen de helft van de tijd niet waarover hij het had en hij speelde vaak met zijn knipmes.’
‘Wat voor soort knipmes?’
‘Een gewoon knipmes met een schildpadhandvat.’
‘Waarom pikten ze dat van hem?’
‘Als u het mij vraagt, hoofdinspecteur, dan had het met drugs te maken. Onze mensen hebben in de gasmeter in Carberry Place honderdvijftig gram cannabishars gevonden, die daar zat verstopt. Zo te zien was het slot gesloopt. Wij denken dat het spul van McGarrity was.’
‘Dan hebben ze zeker ook het gasbedrijf bedonderd, durf ik te wedden?’
Chadwick glimlachte. ‘Dezelfde shilling, steeds opnieuw gebruikt. De narcoticabrigade beschouwt hem als een kleine dealer die af en toe enkele tientallen grammen koopt, en die opsnijdt in snel verkoopbare doses. Dat is waarschijnlijk ook waar hij het mes voor gebruikte.’
‘Dus die jongelui tolereerden hem?’
‘Ja. Hij was ook op het festival en volgens het groepje waarmee hij was gekomen, heeft hij het grootste deel van de tijd in z’n eentje over het terrein gezworven. Niemand kan ons vertellen waar hij op het tijdstip van de moord uithing.’
McCullen tikte met zijn pijp op de asbak en zei: ‘En het mes?’
‘Dat is nog niet terecht.’
‘Jammer.’
‘Dat is het zeker. McGarrity kán het mes natuurlijk toevallig zijn kwijtgeraakt rond hetzelfde tijdstip waarop een jonge vrouw met een soortgelijk wapen werd neergestoken, maar we hebben weleens met minder voor de rechter gestaan.’
‘Aye. En van tijd tot tijd ook verloren.’
‘Tja, de rechter laat hem dagvaarden voor de aanklacht wegens dealen. Geen vaste woon- of verblijfplaats, dus geen borg. Hij gaat voorlopig nergens naartoe.’
‘Begin dan maar met de voorbereiding van de rechtszaak wegens moord, als je denkt dat je dat kunt hardmaken. Pas wel op voor tunnelvisie, Stan. Vergeet die andere vent die je als verdachte op het oog had niet.’
‘Rick Hayes? Het onderzoek naar hem is nog niet afgerond.’
‘Mooi. Stan?’
‘Ja, hoofdinspecteur?’
‘Zorg dat je dat mes vindt. Dat zou echt heel veel schelen.’
Sommige mensen gaan nooit echt ver weg uit de omgeving waar ze zijn opgegroeid, besefte Banks, en Simon Bradley was zo iemand. Hij was in zijn carrière verschillende keren overgeplaatst, vertelde hij, naar Suffolk, Cumbria en Nottingham, maar was uiteindelijk weer in Leeds beland, en toen hij in 2000 op zesenvijftigjarige leeftijd als hoofdinspecteur bij de verkeerspolitie met pensioen ging, waren zijn vrouw en hij in een aardig vrijstaand stenen huisje vlak bij Shaw Lane in Headingley getrokken. Het stond op slechts een steenworp afstand van het eenvoudige Meanwood, waar hij zijn jeugd had doorgebracht, zei hij tegen Banks. Achter het hoge, groene hek lag een keurig verzorgde tuin die, zo zei Bradley, de trots van zijn vrouw was. Bradleys eigen trots bleek een kleine bibliotheek te zijn, met van plafond tot vloer boeken, waarin hij zijn verzameling eerste drukken van misdaadromans en thrillers bewaarde, voornamelijk Dick Francis, Ian Fleming, Len Deighton, Ruth Rendell, P.D. James en Colin Dexter. Daar nam hij Banks mee naartoe om onder het genot van een kop koffie over zijn jaren in Brotherton House te praten. Gezeten in de vredige ruimte vol boeken kon Banks maar moeilijk geloven dat iets verderop aan de weg Hyde Park lag, waar een van de zelfmoordenaars had gewoond die de afgelopen zomer een bomaanslag hadden gepleegd.
‘Ik was nog een broekie in 1969,’ zei Bradley. ‘Vijfentwintig pas, maar ik heb nooit echt bij die generatie gehoord.’ Hij lachte. ‘Dat ging ook een beetje moeilijk, denk ik; hippie én agent zijn. Een beetje alsof je aan beide kanten tegelijk staat.’
‘Ik ben maar een paar jaar jonger dan u,’ zei Banks, ‘maar ik hield wel van de muziek. Nog steeds, trouwens.’
‘Echt? Ik vond het vreselijke herrie,’ zei Bradley. ‘Ik heb zelf altijd meer met klassiek gehad: Mozart, Beethoven, Bach.’
‘Daar hou ik ook van,’ zei Banks, ‘maar soms is er niets fijners dan een beetje Jimi Hendrix.’
‘Smaken verschillen. Ik denk dat ik de muziek altijd teveel heb geassocieerd met de levensstijl en de dingen die zich toen allemaal afspeelden,’ zei Bradley afkeurend. ‘Een soundtrack voor drugs, lang haar en promiscuïteit. Ik was een jonge bekrompen zeurpiet, een burgermannetje zal ik maar zeggen, en nu ben ik een oude bekrompen zeurpiet. Ik ging elke zondag naar de kerk, droeg mijn haar altijd kort en vond dat je moest wachten met seks tot je getrouwd was. Dat vind ik nog steeds, tot groot verdriet van mijn zoon. Helemaal niet modern.’
Bradley was bijna tien jaar ouder dan Banks en lichamelijk in puike conditie. Bij hem geen extra laagje vet zoals bij Enderby het geval was geweest en hij had nog altijd een mooie kop met haar. Hij droeg een witte broek en overhemd met daaroverheen een grijze trui met V-hals, net een cricketspeler, vond Banks, of een cricketspeler uit vroeger tijden, voordat deze was veranderd in de hedendaagse kleurrijke wandelende advertentie voor van alles en nog wat, van mobiele telefoons tot sportschoenen.
‘Kon u goed overweg met inspecteur Chadwick?’ vroeg Banks, die terugdacht aan Enderbys beschrijving van de IJspegel als kil en hardvochtig.
‘Tot op zekere hoogte,’ zei Bradley. ‘Inspecteur Chadwick was geen man die zich gemakkelijk blootgaf. Hij had bepaalde... ervaringen... gehad tijdens de oorlog en hij had de gewoonte lange stiltes te laten vallen die je niet durfde te onderbreken. Hij sprak er nooit over, de oorlog, maar je wist dat die op de achtergrond altijd aanwezig was en hem op een bepaalde manier had gevormd, zoals bij zoveel mensen van zijn generatie het geval was. Ja, ik kon redelijk goed met hem overweg.’
‘Herinnert u zich de zaak-Linda Lofthouse nog?’
‘Alsof het gisteren is gebeurd. Het lag voor de hand dat het uiteindelijk een keer zou gebeuren.’
‘Wat precies?’
‘Wat haar is overkomen. Linda Lofthouse. Je kon erop wachten. Al die mensen die met lsd en God weet wat nog meer op, in de modder lagen te rollen. Het lag toch voor de hand dat op een gegeven moment hun primitieve aard de overhand zou krijgen? Als je dat dunne, maar uiterst belangrijke laagje van beschaving en fatsoen, van gehoorzaamheid en orde verwijdert, wat krijg je dan? Het beest dat in ons schuilgaat, meneer Banks, het beest dat in iedereen schuilgaat. Het lag voor de hand dat iemand iets zou overkomen. Dat was vanzelfsprekend. Het verbaast me alleen dat het niet vaker voorkwam.’
‘Wat was er dan met Linda Lofthouse dat tot haar dood leidde?’
‘Toen ik haar voor het eerst zag in die slaapzak, met haar jurk helemaal om-hooggeschoven, dacht ik eerlijk gezegd dat het een seksmoord was. Zo zag ze er namelijk uit, begrijpt u?’
‘Hoe dan?’
‘Je zag het in die tijd bij veel jonge meisjes. Alsof ze de eerste de beste in haar slaapzak zou uitnodigen, als ze daar zin in had.’
‘Ze was toch dood?’
‘Ja, natuurlijk. Dat weet ik ook wel.’ Bradley lachte zenuwachtig. ‘Ik ben heus geen necrofiel of zo. Ik wil u alleen maar duidelijk maken wat mijn eerste indruk van haar was. Uiteindelijk bleek het helemaal geen seksmoord te zijn, maar een of andere gestoorde gek. Zoals ik al zei: het ligt voor de hand als je zulk afwijkend gedrag aanmoedigt. Ze had een bastaardkind gehad, weet u.’
‘Linda Lofthouse?’
‘Ja. Toen we haar vonden, was ze net als heel veel anderen aan de pil, maar toen ze vijftien was, was ze dat blijkbaar nog niet. Ze heeft het kind in 1967 ter adoptie afgestaan.’
‘Heeft iemand kunnen ontdekken wat er van het kind is terechtgekomen?’
‘Dat was voor ons niet van belang. We hebben de vader van het kind wel opgespoord: een knul die Donald Hughes heette en als monteur in een garage werkte. Hij heeft ons het een en ander verteld over het soort leven dat Linda leidde en waar, maar hij had een alibi en geen motief. Hij was verdergegaan met zijn leven, had een keurige baan en wilde niets meer te maken hebben met Linda en haar leven als hippie. Dat was ook de reden dat ze uit elkaar gingen. Als zij zich niet door die verkeerde levensstijl had laten verleiden, was de baby misschien wel gewoon opgegroeid bij zijn eigen vader en moeder.’
De identiteit van het kind kon nu weleens belangrijk zijn, dacht Banks bij zichzelf. Een kind dat aan het eind van de jaren zestig was geboren, moest nu eind dertig zijn en als hij had ontdekt wat zijn biologische moeder was overkomen... Nick Barber was achtendertig, maar hij was het slachtoffer. Banks haalde nu te veel misdaden door elkaar: Lofthouse, Merchant, Barber. Hij moest zichzelf scherp houden. De mogelijke connectie tussen Barber en Lofthouse was tenminste iets wat hij kon natrekken zonder een al te grote flater te slaan als hij ernaast zat.
‘Wat was het motief?’
‘Daar zijn we nooit achtergekomen. Het was gewoon een halvegare.’
‘Was dat indertijd de officiële term voor psychopaat?’
‘Zo noemden we die types,’ zei Bradley, ‘maar ik neem aan dat psychopaat of sociopaat, ik kan het verschil nooit onthouden, politiek correcter is.’
‘Heeft hij de moord bekend?’
‘Zo goed als.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Toen we hem met het bewijsmateriaal confronteerden, ontkende hij het niet.’
‘Het mes zeker?’
‘Met zijn vingerafdrukken en Linda Lofthouse’ bloed erop.’
‘Hoe zijn jullie terechtgekomen bij die, hoe heette hij trouwens?’
‘McGarrity. Patrick McGarrity.’
‘Hoe zijn jullie terechtgekomen bij die McGarrity?’
‘We ontdekten dat het slachtoffer bekend was bij verschillende huizen in de stad waar studenten en nietsnutten woonden en drugs verkochten. McGarrity kwam regelmatig in deze panden en was overigens zelf drugsdealer; dat is ook waar we hem na de inval aanvankelijk voor hebben opgepakt.’
‘En toen werd inspecteur Chadwick achterdochtig?’
‘Ehm, ja. We hoorden dat McGarrity een halvegare was en dat zelfs de bewoners van de huizen waar hij vaak kwam een beetje bang voor hem waren. Mensen waren in die tijd vrij tolerant jegens rare types, vooral wanneer ze via hen aan drugs konden komen, wat ook de reden is waarom ik net zei dat het me verbaasde dat het niet vaker is voorgekomen. Die McGarrity kampte duidelijk met ernstige mentale problemen. Misschien was hij als baby wel op zijn hoofd gevallen of zo. Om te beginnen was hij veel ouder dan de rest en daarnaast had hij een strafblad en een gewelddadig verleden. Hij speelde altijd met zo’n knipmes. Het maakte mensen zenuwachtig, wat ongetwijfeld ook zijn bedoeling was. Er deed ook een gerucht de ronde dat hij een jong meisje had lastiggevallen. McGarrity was een bijzonder onaangenaam individu.’
‘Heeft dat jonge meisje zich bij jullie gemeld?’
‘Nee. Het kwam gewoon ter sprake tijdens het verhoor. McGarrity ontkende het. We konden hem echter op de andere aanklachten pakken en meer hadden we niet nodig.’
‘Hebt u hem zelf ontmoet?’
‘Ik was aanwezig bij een deel van de verhoren. Zeg, ik snap eigenlijk niet waarom u dit allemaal wilt weten. Het staat onomstotelijk vast dat hij het heeft gedaan.’
‘Daar twijfel ik ook niet aan,’ zei Banks. ‘Ik probeer alleen een reden te vinden voor de moord op Nick Barber.’
‘Nou, dat staat helemaal los van McGarrity.’
‘Nick Barber werkte aan een artikel over de Mad Hatters,’ zei Banks, ‘en Vic Greaves was een neef van Linda Lofthouse.’
‘Is dat die ene die stapelmesjogge is geworden?’
‘Zo zou u het kunnen zeggen, ja,’ zei Banks.
‘Hoe moet je het anders zeggen? Ik heb hem trouwens nooit ontmoet. Inspecteur Chadwick heeft het grootste deel van het onderzoek in North Riding verricht, samen met brigadier Enderby. Volgens mij hebben zij de band wel verhoord.’
‘Ja, ik heb Keith Enderby al gesproken.’
Bradley snoof verachtelijk. ‘Een sloddervos en niet helemaal te vertrouwen, als u het mij vraagt. Hij leek wel een beetje op die types met wie we van doen hadden, vond ik.’
‘Was brigadier Enderby een hippie?’
‘Nou ja, niet als zodanig, maar hij droeg zijn haar een beetje lang en droeg af en toe ook wel een gebloemd overhemd of stropdas. Ik heb hem zelfs een keer in sandalen zien lopen.’
‘Met sokken?’
‘Nee.’
‘Godzijdank,’ zei Banks.
‘Luister, ik weet heus wel dat u dat sarcastisch bedoelt,’ zei Bradley met een zelfingenomen glimlachje. ‘Dat geeft niet. Het blijft echter een feit dat Enderby de kantjes ervan afliep en totaal geen respect had voor het uniform.’
Banks kon zich wel voor zijn kop slaan dat hij zijn sarcasme de vrije loop had gelaten, maar Bradleys superieure houding begon hem mateloos te irriteren. Hij had graag opgemerkt dat Enderby Bradley had omschreven als een hielenlikker, maar hij had informatie nodig en die kreeg hij niet door ruzie te maken. Tijd om je te beheersen en alleen over relevante zaken te praten, hield hij zichzelf voor.
‘U denkt dus dat die schrijver is vermoord omdat hij een artikel aan het schrijven was over de Mad Hatters, maar hebt u daar ook een reden voor?’ vroeg Bradley.
‘Tja,’ zei Banks, ‘we weten dat hij een artikel schreef en dat hij zich tegen een vriendin heeft laten ontvallen dat een moord wellicht ook een rol speelde in het verhaal; we weten ook dat Vic Greaves tegenwoordig vlak bij de cottage woont waar Nick Barber is vermoord. Helaas zijn al Barbers aantekeningen verdwenen, net als zijn mobiele telefoon en laptop, dus we hebben verder niets kunnen achterhalen. Het is op zich trouwens ook verdacht dat al zijn persoonlijke spullen en aantekeningen zijn meegenomen.’
‘Veel is het niet, hè? Ik neem aan dat beroving bij u net zo vaak voorkomt als in de rest van het land.’
‘We willen geen overhaaste conclusies trekken,’ zei Banks. ‘Het kan heel goed zijn dat er andere mogelijkheden zijn. Hadden jullie nog meer verdachten?’
‘Ja. Een man die Rick Hayes heette. Hij was de organisator van het festival. Hij had vrije toegang backstage en kon niet vertellen waar hij was op het tijdstip waarop het meisje vermoedelijk was vermoord. Bovendien was hij net als McGarrity linkshandig.’
‘Dat waren de enige twee?’
‘Ja.’
‘Het mes gaf dus de doorslag?’
‘We wisten dat we de juiste man te pakken hadden, u hebt dat gevoel vast ook weleens gehad, we konden het alleen niet meteen bewijzen. We hebben hem echter opgepakt in verband met drugs en tijdens zijn verblijf bij ons hebben we het moordwapen gevonden.’
‘Hoe lang was dat nadat u hem voor het eerst had verhoord?’
‘Het was in oktober, een week of twee daarna dus.’
‘Waar lag het?’
‘In een van de huizen.’
‘Ik neem aan dat die panden grondig zijn doorzocht nadat u McGarrity had gearresteerd?’
‘Ja.’
‘Toen hebben jullie het mes echter niet gevonden?’
‘Wat u moet begrijpen,’ zei Bradley, ‘is dat er verschillende mensen woonachtig waren in elk van die huizen. Het was er verschrikkelijk onhygiënisch en overvol. Mensen sliepen er gewoon op de vloer en in allerlei onwaarschijnlijke combinaties. Er slingerde ook van alles rond. We wisten niet wat van wie was en ze waren allemaal ontzettend nonchalant ten opzichte van hun eigendommen.’
‘Hoe hebt u het uiteindelijk gevonden?’
‘We zijn gewoon blijven zoeken. Het bleek in een kussen te zitten. Een paar mensen die daar woonden, vertelden ons dat ze McGarrity met zo’n mes hadden gezien, het had een schildpadhandvat, en we hadden het geluk dat zijn vingerafdrukken erop stonden. Uiteraard had hij het lemmet schoongeveegd, maar het lab vond op de plek waar het overging in het heft toch wat bloed en vezels. Het bloedtype kwam overeen met dat van Linda. Zo eenvoudig kan het dus zijn.’
‘Kwam het mes overeen met de wonden?’
‘Volgens de patholoog was het mogelijk.’
‘Mogelijk? Niet meer dan dat?’
‘Hij zat in de rechtszaal. U weet hoe advocaten zijn. Mogelijk was het haar bloed, mogelijk was het het mes. Een lemmet dat overeenkomsten vertoonde met het lemmet van... blablabla. De jury vond het overtuigend genoeg.’
‘De patholoog heeft dus niet geprobeerd het mes te vergelijken met de wond op het lichaam zelf?’
‘Dat kon niet meer. Het lichaam was al begraven en zelfs als het noodzakelijk was geweest om het weer op te graven, dan nog zou het vlees te erg verteerd zijn geweest om een nauwkeurige indruk te geven. Dat weet u ook.’
‘McGarrity ontkende dus niet dat hij haar had vermoord?’
‘Inderdaad. Ik was erbij toen inspecteur Chadwick hem met het bewijsmateriaal confronteerde, hij had toen zo’n vreemd glimlachje op zijn gezicht en zei: “Zo te zien hebt u me te pakken”.’
‘Dat waren zijn precieze woorden: “Zo te zien hebt u me te pakken”?’
Bradley fronste geërgerd zijn wenkbrauwen. ‘Het is meer dan dertig jaar geleden. Ik kan niet garanderen dat het zijn precieze woorden waren, maar het was iets in die geest. U kunt het opzoeken in het dossier en de rechtbankverslagen. Hij keek ons wel spottend aan. Sarcastisch.’
‘Ik ben van plan de verslagen later te bekijken,’ zei Banks. ‘Ik ga er niet van uit dat u betrokken was bij het onderzoek naar de dood van Robin Merchant?’
‘Wie?’
‘Een ander lid van de Mad Hatters. Hij is ongeveer negen maanden na de moord op Linda Lofthouse verdronken.’
Bradley schudde zijn hoofd. ‘Nee. Sorry.’
‘Meneer Enderby kon me er het een en ander over vertellen. Hij was een van de mensen die het onderzoek hebben verricht. Ik vroeg het me gewoon af. Ik heb begrepen dat inspecteur Chadwick een dochter had?’
‘Ja. Ik heb haar één keer ontmoet. Een knap jong ding. Yvonne heette ze volgens mij.’
‘Waren er op een gegeven ogenblik niet problemen met haar?’
‘Inspecteur Chadwick sprak nooit met mij over zijn gezinsleven.’
Een onbestemd gevoel bekroop Banks. Bradleys antwoord was net iets te snel gekomen en klonk net iets te ingestudeerd om helemaal geloofwaardig te zijn. De klank in zijn stem was kortaf en zei Banks dat hij mogelijk niet de hele waarheid vertelde. Waarom zou hij echter liegen over Chadwicks dochter? Hoogstwaarschijnlijk om Chadwicks gezin en reputatie te beschermen. Als Enderby gelijk had en Yvonne problemen had gehad, of nog steeds had, dan was het misschien de moeite waard om uit te zoeken wat voor problemen dat dan precies waren. ‘Weet u waar Yvonne Chadwick nu is?’ vroeg hij.
‘Ik ben bang van niet. Volwassen geworden en getrouwd, zou ik denken.’
‘En inspecteur Chadwick?’
‘Die heb ik al in geen jaren gezien, sinds de rechtszaak niet meer. Dood, zou ik denken. Hij was toen al eind veertig en zijn gezondheid was niet best. De rechtszaak vergde veel van hem. Ik ben in 1971 naar Suffolk overgeplaatst en we zijn elkaar uit het oog verloren. Maar personeelszaken kan u daar ongetwijfeld meer over vertellen. Nog wat koffie?’
‘Graag.’ Banks hield zijn mok op en staarde naar de ruggen van de boeken. Leuke hobby, dacht hij bij zichzelf, eerste drukken sparen. Misschien was het wel iets voor hem. Graham Greene, bijvoorbeeld, of Georges Simenon. Daar waren er genoeg van om een leven lang mee bezig te zijn. ‘Hoewel hij eerder had bekend, beweerde McGarrity dus dat hij onschuldig was?’
‘Ja. Een heel domme zet. Hij wilde ook zijn eigen verdediging voeren, maar dat stond de rechter niet toe. Tijdens de rechtszaak stond hij steeds op om mensen te onderbreken, herrie te schoppen of te roepen dat iemand hem voor de moord liet opdraaien. De brutaliteit van die man, nadat hij het eerst min of meer had toegegeven. Het liep helemaal niet goed voor hem af. Het vergelijkbare feitelijke bewijs van de eerdere steekpartij werd in de rechtszaal toegelaten. De bewakers moesten hem minstens tweemaal uit de zaal verwijderen.’
‘Hij zei dus dat iemand anders hem voor de moord liet opdraaien?’
‘Tja, zeggen ze dat niet allemaal?’
‘Zei hij er nog iets meer over?’
‘Nee. Dat kon hij ook niet echt, hè, want het was allemaal één grote leugen. Bovendien kraamde hij wartaal uit. Er was geen twijfel mogelijk: Patrick McGarrity was zo schuldig als maar kon.’
‘Misschien moet ik maar eens met hem gaan praten.’
‘Dat zal moeilijk gaan,’ zei Bradley. ‘Hij is dood. In 1974 neergestoken in de gevangenis. Het had iets te maken met drugs.’