11

Wanneer je in een dorp als Lyndgarth iets te weten wilde komen over een ingezetene kon je het beste navraag doen bij de plaatselijke pub of het postkantoor, wist Banks. In het geval van Vic Greaves was Jean Murray, die het postkantoor en de kiosk runde, degene die hem naar de laatste cottage aan de linkerkant aan Darlington Road verwees en hem vertelde dat ‘meneer Jones’ daar inmiddels een paar jaar woonde, een wat vreemde man, niet helemaal goed bij zijn hoofd, maar vrij onschadelijk, die zijn kranten altijd netjes op tijd betaalde. Hij was een soort kluizenaar, voegde ze eraan toe, en hij hield niet van bezoek. Ze had geen flauw idee hoe hij zijn tijd besteedde, maar er waren nooit klachten over hem geweest. Haar dochter, Susan, meldde dat hij niet vaak bezoekers had, maar dat ze een paar keer een auto had zien komen en gaan. Ze kon die auto alleen niet beschrijven.

Banks parkeerde zijn auto op de keitjes van de markt, in het centrum van het dorp. Het was weer een akelige dag, deze keer voor de verandering met wind en regen uit het oosten, en de flagstonedaken van de huizen waren donkergroen als plaggen korstmos. Achter de televisieantennes wuifden kale boomtakken tegen de fletse achtergrond van een lucht die grijs als afwaswater was.

Aan de noordoostkant van het plein bevond zich tussen het oude Burgundy Hotel en de donkere, gedrongen methodistenkerk een smal pad, dat naar een beek in het bos leidde. Aan weerszijden ervan stond een rij kleine tweekamerwoningen, die ooit onderdak hadden geboden aan landarbeiders. Banks bleef voor de laatste cottage aan de linkerkant even staan om te luisteren. Hij hoorde niets en zag geen lichten branden. Op de begane grond waren de gordijnen dicht, maar boven waren ze open, net als de ramen.

Na een tijdje klopte hij op de deur.

Er gebeurde niets, dus klopte hij nogmaals, harder deze keer.

Hij had net bedacht dat er waarschijnlijk niemand thuis was toen de deur openging en een gespannen ogende gedaante in de deuropening verscheen. Het was moeilijk te zeggen of het Vic Greaves was, want Banks moest afgaan op oude foto’s van de band en daarop was Greaves een veelbelovende rocker van in de twintig geweest. Hij was nu in de vijftig, wist Banks, maar zag er veel ouder uit. Hij had kromme schouders en een bierbuik ter grootte van een voetbal, en droeg een zwart T-shirt met een zilverkleurige Harley-Davidson erop en een wijde spijkerbroek, maar geen schoenen of sokken. Zijn ogen waren flets en diep weggezonken, en zijn droge huid was bleek en gerimpeld. Hij was kaal of misschien schoor hij zijn hoofd wel regelmatig, wat zijn ingevallen wangen en weggezonken ogen extra benadrukte. Banks vond dat hij er ziek uitzag en lichtjaren was verwijderd van de knappe, jonge vent die door alle meisjes werd aanbeden en de carrière van de Mad Hatters opwaarts had gestuwd.

‘Ik ben op zoek naar Vic Greaves,’ zei Banks.

‘Die is er vandaag niet,’ zei de man, met een nietszeggende uitdrukking op zijn gezicht.

‘Weet u dat zeker?’ vroeg Banks.

Dit bracht de man zo te zien in verwarring en hij werd onrustig. ‘Misschien is hij hier geweest. Misschien is hij hier geweest, als hij niet heeft geprobeerd om naar huis te gaan. Zijn auto is kapot. De wielen doen het niet meer.’

‘Pardon?’

Plotseling glimlachte de man, waarbij hij een mond vol gevlekte, scheve tanden onthulde met hier en daar een gat ertussen, en hij zei: ‘Ik heb niets met hem te maken.’ Toen draaide hij zich om en liep het huis weer in, maar hij liet de deur openstaan. Nieuwsgierig liep Banks achter hem aan. De deur gaf direct toegang tot de woonkamer, net als in Banks’ eigen cottage. Omdat de gordijnen dicht waren, was de begane grond in schemerduister gehuld, maar zelfs in het zwakke licht zag Banks dat de kamer vol stond met stapels boeken, kranten en tijdschriften. Er hing een zweem van zure melk in de lucht en van kaas die te lang buiten de koelkast heeft gelegen, maar ook een veel aangenamer geur: olijfolie, knoflook en kruiden.

Banks volgde de man naar de achterkant van het huis, waar de keuken lag en iets meer licht binnenkwam door de smoezelige ramen en half openhangende, gebloemde gordijnen. Het was er kraakhelder en netjes, met glimmende potten en pannen aan haken aan de muur en fonkelende borden en kopjes achter de glazen deuren van de keukenkastjes. Het kon best zijn dat Greaves, want Banks was ervan overtuigd dat het Greaves was, problemen had, maar het weerhield hem er in elk geval niet van beter voor zijn huis te zorgen dan de meeste andere vrijgezellen die Banks kende. De man stond met zijn rug naar Banks in een pan op het vuur te roeren.

‘Bent u Vic Greaves?’ vroeg Banks.

Geen antwoord.

‘Luister,’ zei Banks. ‘Ik ben van de politie. Inspecteur Banks. Alan, ik heet Alan. Ik wil u graag spreken. Bent u Vic Greaves?’

De man draaide zich half om. ‘Alan?’ vroeg hij en hij tuurde nieuwsgierig naar Banks. ‘Ik weet niet wie u bent. Ik ken helemaal geen Alan. Ik ken u niet, hè?’

‘Dat heb ik u net verteld. Ik ben van de politie. Nee, u kent me niet.’

‘Het was niet de bedoeling dat ze zo hoog zouden groeien, hoor,’ zei de man en hij keerde zich weer om naar zijn pan. ‘Soms doet de regen goede dingen.’

‘Wat?’

‘De heuvelhellingen drinken het op.’

Banks probeerde zo te gaan staan dat hij het gezicht van de man kon zien. Toen de man zich weer half omdraaide en hem zag staan, keek hij verbaasd. ‘Wat doet u hier?’ vroeg hij, alsof hij Banks’ aanwezigheid echt was vergeten.

‘Dat heb ik u al verteld. Ik ben van de politie. Ik wil u een paar dingen vragen over Nick Barber. Hij is hier geweest om met u te praten, hè? Weet u dat nog?’

De man schudde zijn hoofd en er verscheen een treurige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Als Vic vandaag naar het bos wil gaan...’ zei hij.

‘Is Vic Greaves in het bos?’ vroeg Banks. ‘Wie bent u dan?’

‘Nee,’ zei hij. ‘Hij moest wat spullen halen, want die had hij nodig voor de stoofpot.’

‘Bent u eerder vandaag in het bos geweest?’

‘Soms wandelt hij daar als het een mooie dag is. Het is er rustig. Hij luistert graag naar de vogels en vindt het leuk om naar de blaadjes en paddenstoelen te kijken.’

‘Woont u hier alleen?’

Hij zuchtte diep. ‘Ik ben op doorreis.’

‘Vertelt u me eens over Nick Barber.’

Hij hield op met roeren en keek Banks aan, zijn gezicht nog altijd nietszeggend en ondoorgrondelijk. ‘Er is hier iemand geweest.’

‘Dat klopt. Zijn naam was Nick Barber. Wanneer was hij hier? Weet u dat nog?’

De man zei niets en staarde slechts op een verontrustende manier naar Banks. Het hele gebeuren gaf Banks langzaam maar zeker een ongemakkelijk gevoel. Was Greaves soms onder invloed van drugs? Kon hij elk moment gewelddadig worden? In dat geval stond het rek met keukenmessen veel te dicht bij hem in de buurt. ‘Moet u horen,’ zei hij. ‘Nick Barber is dood. Iemand heeft hem vermoord. Kunt u zich nog herinneren wat hij heeft gezegd?’

‘Als Vic vandaag naar het bos wil gaan...’ herhaalde de man.

‘Die man, Nick Barber. Waarnaar heeft hij u gevraagd? Ging het over de dood van Robin Merchant? Of over Swainsview Lodge?’

De man sloeg zijn handen voor zijn oren en liet zijn hoofd hangen. ‘Vic kan het niet horen,’ zei hij. ‘Vic wíl het niet horen.’

‘Denk goed na. U weet het toch nog wel? Herinnert u zich Swainsview Lodge nog?’

Greaves begon hardop te tellen. ‘Een, twee, drie, vier, vijf...’

Banks wilde iets zeggen, maar het tellen werd alleen maar harder. Ten slotte gaf hij het op. Hij draaide zich om en liep weg. Hij kwam een andere keer wel terug. Er moest een manier zijn om antwoorden uit Vic Greaves los te krijgen.

Toen Banks het dorp uitreed, kwam hij een slanke zilverkleurige Mercedes tegen, maar hij stond er niet lang bij stil. Op weg terug naar het bureau dacht hij na over de bizarre ervaring die hij zojuist had gehad en zelfs Pink Floyds ‘Remember a Day’ op de autoradio kon zijn sombere bui niet verdrijven.

‘Kev. Heb je wat gevonden?’ vroeg Annie Cabbot toen brigadier Templeton aan het begin van de middag onder het stof en zichtbaar chagrijnig naar haar bureau slofte en zich op de stoel tegenover haar liet vallen.

Templeton zuchtte diep. ‘We zouden eens wat aan die kelder moeten doen,’ zei hij. ‘Dat ding is een gevaar voor de gezondheid.’ Hij veegde wat stof van zijn zestig pond kostende, kunstmatig oud gemaakte Topman-spijkerbroek en legde met een klap een stapel dossiers op het bureau. ‘Het staat er allemaal in, mevrouw,’ zei hij. ‘Ook al is het niet veel.’

‘Kev, ik heb je al eens eerder gevraagd me niet met “mevrouw” aan te spreken. Ik weet dat hoofdinspecteur Gervaise erop staat, maar dat is haar voorrecht. Als je me per se met iets wilt aanspreken, volstaat een eenvoudig “inspecteur”.’

‘Begrepen, inspecteur.’

‘Vat het even kort voor me samen.’

‘Het belangrijkste,’ zei Templeton, ‘is dat er nooit een volledig onderzoek is uitgevoerd. Het oordeel van de lijkschouwer luidde dood door ongeval, en daar hield het mee op.’

‘Geen verdachte omstandigheden?’

‘Voor zover ik heb kunnen zien niet.’

‘Wie waren er indertijd in het huis aanwezig?’

‘Het staat allemaal in het dossier.’ Templeton tikte op een dikke, bruingele map. ‘Voor wat het waard is. Getuigenverklaringen en noem maar op. Het komt erop neer dat de bandleden, hun manager, lord Jessop en diverse vriendinnetjes, groupies en fans aanwezig waren. Ze staan allemaal op de lijst en zijn allemaal ondervraagd.’

Annie nam vluchtig de lijst door en legde hem toen weg. Geen onverwachte personen, hoewel de meeste namen haar niets zeiden.

‘Het ongeval vond plaats na een privéfeest ter ere van het succes van hun tweede album met de titel, het moet ook echt niet gekker worden: He Whose Face Gives No Light Shall Never Become a Star .’

‘Dat is een citaat van Blake,’ zei Annie. ‘William Blake. Mijn vader citeerde hem vroeger altijd.’

‘Ik vind het anders als een hoop gelul klinken,’ zei Templeton. ‘Het album is in de winter van ’69-’70 in Swainsview Lodge opgenomen. Lord Jessop gaf hun toestemming om een oude eetzaal die niet meer in gebruik was te verbouwen, eerst tot oefenruimte en later tot privéopnamestudio. In de daarop volgende jaren hebben heel wat bands er gebruik van gemaakt.’

‘Wat is er op de avond van het feest precies gebeurd?’

‘De fuif was om een uur of twee, drie afgelopen en iedereen beweerde dat er toen niets met Merchant aan de hand was, maar de volgende ochtend trof de tuinman hem naakt en op zijn rug in het zwembad aan. Bij de lijkschouwing werd de aanwezigheid van de drug mandrax in zijn lichaam vastgesteld.’

‘Wat is dat?’

‘Geen idee. Een soort slaapmiddel?’

‘Was het genoeg om fataal te zijn?’

‘Volgens de patholoog niet. Hij had echter ook gedronken en dat versterkt het effect en vergroot de risico’s. Waarschijnlijk had hij eveneens wiet gerookt en lsd geslikt, maar daar bestonden in die tijd geen toxicologische tests voor.’

‘Wat wordt er dan als doodsoorzaak gegeven?’

‘De officiële lezing is dat hij aan de rand van het zwembad is uitgegleden, in het ondiepe gedeelte is gevallen, met zijn hoofd op de bodem is geklapt en is verdronken. Er zat water in zijn longen.’

‘Hoe zit het met die klap op zijn hoofd? Is het mogelijk dat hij met een stomp voorwerp is geslagen?’

‘Het letsel duidde op een groot plat oppervlak, groter dan een stomp voorwerp.’

‘De bodem van een zwembad bijvoorbeeld?’

‘Precies.’

‘Wat hadden de feestgangers te melden?’

‘Precies wat je in zo’n geval zou verwachten. Iedereen beweerde op dat tijdstip te slapen en niets te hebben gehoord. Als ze allemaal vol met drugs zaten en hij inderdaad in het zwembad is gekukeld, is het ook wel logisch dat ze niets hebben gemerkt. Er valt dan ook niet veel te horen. Hij was al bewusteloos omdat hij zijn hoofd had gestoten.’

‘Enige verklaring voor het feit dat hij naakt was?’

‘Nee,’ zei Templeton. ‘Was dat toen niet heel gewoon? Hippies en vrije liefde en zo. Orgiën en ga zo maar door. Die hadden geen excuus nodig om hun kleren uit te trekken.’

‘Wie hebben het onderzoek uitgevoerd?’

‘Hoofdinspecteur Cecil Grant had de leiding, hij is inmiddels overleden, en brigadier Keith Enderby heeft het meeste werk verricht.’

‘De zomer van 1970,’ zei Annie. ‘Dan is hij inmiddels waarschijnlijk met pensioen, maar met een beetje mazzel leeft hij nog wel.’

‘Ik zal het navragen bij personeelszaken.’

‘Kev, kreeg jij tijdens het doorspitten van het dossier de indruk dat iemand het onderzoek heeft afgekapt omdat er een beroemde rockband en iemand van de Britse adelstand bij betrokken waren?’

Templeton wreef over een wenkbrauw. ‘Tja, nu u het zegt, is dat inderdaad wel bij me opgekomen. Als je echter naar de feiten kijkt, wijst niets erop dat het anders is gegaan dan anders. Brigadier Enderby heeft onder de omstandigheden zo te zien prima werk verricht. De feestgangers hebben echter de rijen gesloten en een verregaande eensgezindheid getoond. Ik geloof voor geen meter dat iedereen om twee of drie uur in de ochtend is gaan slapen en verder niets heeft gehoord. Ik durf te wedden dat er mensen wakker waren en rondslopen, hoewel ze misschien niet in staat waren werkelijkheid van fantasie te onderscheiden. Het is heel goed mogelijk dat iemand heeft gelogen om een ander te beschermen. Of misschien hebben ze het wel met zijn tweeën gedaan. Een samenzwering. Alleen ontbrak er een motief.’

‘Geen onenigheid binnen de band?’

‘Daar was indertijd niets over bekend. Tja, als dat het geval was, lag het na-tuurlijk ook niet voor de hand dat ze het aan de politiemensen zouden vertellen die bij het onderzoek betrokken waren.’

‘Nee, maar misschien deden er geruchten de ronde binnen het muziekwereldje. Het leven van die mensen speelde zich voor een groot deel af voor het oog van het publiek.’

‘Nou, als er iets aan de hand was, dan was het een goed bewaard geheim,’ zei Templeton. ‘Ik heb een paar dingen op internet uitgezocht en het was een succesvolle band die het ver kon schoppen. Als iemand nu wat dieper zou graven en de juiste vragen zou stellen... Misschien zou het dan... ik weet niet... anders liggen.’

‘Waarom kijk jij niet of je die Enderby kunt opsporen, dan ga ik met inspecteur Banks praten.’

‘Ja, inspecteur,’ zei Templeton en hij stond op. ‘Zal ik de mappen hier laten liggen?’

‘Doe maar,’ zei Annie. ‘Ik kijk er nog wel even naar.’

Donderdag 18 september 1969

Het kantoor van Rick Hayes was gevestigd boven een Italiaans restaurantje in Frith Street in Soho, niet al te ver bij Ronnie Scott’s vandaan en vlak bij een aantal smoezelige seksshops en striptenten. Na een espresso bij de Bar Italia aan de overkant van de straat beklom Chadwick de vervallen trap en klopte op de glazen ruit van de deur waarop stond vermeld: Hayes Concert Organisatie. Een stem nodigde hem uit om binnen te komen en toen hij dat deed, zag hij Hayes achter een bomvol bureau zitten met een hand over het mondstuk van de telefoon geslagen.

‘Inspecteur. Da’s nog eens een verrassing,’ zei Hayes. ‘Gaat u zitten. Als u even een ogenblikje hebt? Ik probeer deze vent al tijden te pakken te krijgen.’

Chadwick wachtte, maar in plaats van te gaan zitten, wandelde hij door de ruimte, een gewoonte die, zo was zijn ervaring, mensen vaak zenuwachtig maakte. Aan de muren hingen ingelijste gesigneerde foto’s van Hayes met diverse beroemde rocksterren: Jimi Hendrix, Pete Townsend, Eric Clapton. De dossierkasten waren volgepropt met mappen. Hij trok een paar laden van een kast bij het raam open en blijkbaar baarde zijn gesnuffel Hayes zoveel zorgen dat hij zijn telefoongesprek voortijdig afkapte.

‘Wat doet u?’ vroeg Hayes.

‘Ik kijk gewoon even rond.’

‘Die dossiers zijn privé.’

‘O ja?’ Chadwick ging zitten. ‘Tja, ik ben er een groot voorstander van geen tijd te verspillen door niets te gaan zitten doen, dus ik toonde slechts een beetje initiatief.’

‘Hebt u een huiszoekingsbevel?’

‘Nog niet. Hoezo? Heb ik dat dan nodig?’

‘Wel om in die mappen te kijken.’

‘Och, ik geloof niet dat daar iets interessants voor mij bij zit. De reden dat ik hier ben, is dat u vanaf onze eerste ontmoeting tegen me hebt gelogen en ik wil weten waarom. Ook wil ik weten wat uw betrokkenheid is bij de moord op Linda Lofthouse.’

‘Linda Lofthouse?’

‘Speel geen spelletjes met me, man,’ snauwde Chadwick en hoe bozer hij werd, des te sterker zijn Glasgowse accent in zijn stem doorklonk. ‘Dat verliest u toch. Het is de naam van het slachtoffer.’

‘Hoe moest ik dat nou weten?’

‘Het heeft in alle kranten gestaan.’

‘Die lees ik niet.’

‘Ja, ja, omdat ze vol met leugens van de overheid staan zeker. Het kan me niet schelen of u de kranten hebt gelezen of niet. U hebt het stoffelijk overschot in Brimleigh gezien. U was al ter plekke voordat ik arriveerde.’

‘Nou, en?’

‘U bevond zich in een prachtige positie om ons allemaal te misleiden en met het bewijsmateriaal te knoeien. Zij lag daar dood aan uw voeten en u zei tegen mij dat u haar nog nooit had gezien.’

‘Ik heb u later verteld dat ik haar mogelijk backstage ben tegengekomen. Er liepen daar heel wat mensen rond en ik had het razend druk.’

‘Dat zei u al, ja. Veel later.’

‘Dus?’

‘Toen waren er twee belangrijke dingen die ik nog niet wist, dingen die u me had kunnen vertellen, maar dat deed u niet.’

‘Ik volg u niet. Wat bedoelt u?’

Chadwick telde op zijn vingers af: ‘Ten eerste dat het slachtoffer Linda Lofthouse heette en ten tweede dat u haar veel beter kende dan u wilde toegeven.’

Hayes pakte een elastiekje van zijn bureau en begon het rond zijn met nicotine bevlekte vingers te winden. Hij had zich een paar dagen niet geschoren en zijn sluike haar moest nodig worden gewassen. Hij droeg een spijkerbroek en een rood, kraagloos overhemd van een of andere dunne stof. ‘Ik heb u alles verteld wat ik weet,’ zei hij.

‘Onzin. U hebt me helemaal niets verteld. Ik heb alles bij elkaar moeten sprokkelen uit gesprekken met anderen. U had me een hoop moeite kunnen besparen.’

‘Het is niet mijn taak om smerissen moeite te besparen.’

‘Laat die zogenaamde hippieonzin maar achterwege. Het past niet bij u. U bent een zakenman, een vuige slippendrager van het kapitalisme, net als de rest, ook al kleedt u zich anders en wast u zich zelden. U kende Linda Lofthouse via Dennis Nokes van het huis aan Bayswater Terrace in Leeds en via haar neef Vic Greaves van de Mad Hatters. Ook kende u Linda’s vriendin Tania Hutchison, het meisje met wie ze samen in Brimleigh was, maar u verkoos ons dat niet te vertellen, hè?’

Hayes’ mond zakte open. ‘Wie heeft u dit allemaal verteld?’

‘Dat doet niet ter zake. Is het waar?’

‘En wat dan nog?’

‘Dan hebt u belangrijke informatie achtergehouden in een moordonderzoek en dat, mijn beste, is een misdaad.’

‘Ik wist niet dat we in een politiestaat leefden.’

‘Neemt u maar van mij aan dat u het verschil echt wel zou weten als dat het geval was. Wanneer hebt u Linda Lofthouse voor het eerst ontmoet?’

Hayes speelde nog steeds met het elastiekje en staarde Chadwick nu nijdig aan. ‘Bij Dennis thuis,’ zei hij.

‘Wanneer?’

‘Dat weet ik niet meer, man. Een hele tijd terug.’

‘Weken geleden? Maanden? Jaren?’

‘Hoor eens, Dennis is een oude vriend van me. Als ik in de buurt ben, ga ik altijd even bij hem langs.’

‘En tijdens een van die bezoekjes ontmoette u Linda?’

‘Precies. Ze logeerde bij Dennis.’

‘Waren ze een stel?’

‘Welnee. Linda was onbereikbaar.’

Zo te horen had Nokes in elk geval in dit opzicht de waarheid verteld. ‘Dat moet dan in de winter van ’67, begin ’68 zijn geweest. Klopt dat?’

‘Als u het zegt.’

‘Hoe vaak hebt u haar daarna nog gezien?’

‘Ach, u weet wel, een paar keer maar.’

‘Nee, dat weet ik dus niet. Vertelt u me dat eens.’

‘Ik heb een paar concerten gedaan met de Hatters en zij was bij een ervan aanwezig. Ik kwam haar ook nog een keer tegen bij Dennis, maar ik kende haar niet echt. Ik bedoel, we waren niet goed bevriend of zo. We trokken weleens op met dezelfde mensen, net als een heleboel anderen, maar daar hield het wel mee op.’

‘Waarom zei u dan dat u haar niet kende, als het allemaal zo onschuldig was?’

‘Dat weet ik ook niet, man. Ik wilde er gewoon niet bij betrokken raken. Jullie politieagenten denken toch altijd meteen dat ik het heb gedaan. Bovendien kostte elke minuut die ik op dat veld stond te niksen me klauwen met geld. U weet niet hoe dit wereldje in elkaar steekt en hoe moeilijk het soms is om quitte te spelen.’

‘U loog dus omdat u bang was dat ik u van uw werk zou houden en dat het u geld ging kosten als u de waarheid vertelde?’

‘Inderdaad. Dat begrijpt u toch zeker wel?’

‘O, ik begrijp het maar al te goed,’ zei Chadwick. ‘Nu spreekt u een taal die ik versta. Zorgen over geld komen veel vaker voor dan u denkt.’

‘Dus...?’

‘Wat deed u op zondagavond nadat u Led Zeppelin had aangekondigd?’

‘Zodra ik een ogenblikje tijd had, keek ik naar hun optreden. Ze waren ongelooflijk. Ik was er helemaal ondersteboven van.’

‘Waar stond u te kijken?’

‘Overal en nergens. Ik had het nog steeds druk. We wilden de boel na de show zo snel mogelijk opbreken en wegwezen, dus ik had geen tijd te verliezen. Uiteindelijk...’

‘Maar waar bent u gaan staan om naar hen te luisteren? Het persvak voor het podium was met een touw afgezet. Blijkbaar had je daar het beste zicht. Bent u daar naartoe gegaan?’

‘Nee. Ik zei net al dat ik geen tijd had om rustig te blijven kijken. Ik moest van alles doen. Het was hectisch, man. Mensen vielen helemaal stoned van het podium, anderen probeerden aan alle kanten naar binnen te sluipen. Managers vroegen om geld, sommige auto’s stonden helemaal ingebouwd, er arriveerden limo’s om mensen op te halen, de apparatuur moest in de gaten worden gehouden. Serieus, man, ik had helemaal geen tijd om iemand te vermoorden, al had ik het gewild. Wat niet zo was. Welke reden kan ik nou hebben gehad om Linda te vermoorden? Het was een fantastisch wijf. Ik mocht haar wel.’ Hij stak een sigaret op.

‘Ik zie dat u linkshandig bent,’ merkte Chadwick op.

‘Ja. Nou, en?’

‘De moordenaar was linkshandig.’

‘Een heleboel mensen zijn linkshandig.’

‘Hebt u een knipmes?’

‘Echt niet, man. Die zijn verboden.’

‘Mooi, ik ben blij dat u de wet kent.’

‘Hoor eens, zijn we nu klaar? Ik moet nog een heleboel mensen bellen.’

‘We zijn pas klaar als ik dat zeg.’

Hayes keek woest, maar zei niets.

‘Ik hoop dat u beseft dat u in grote moeilijkheden verkeert,’ ging Chadwick verder.

‘Luister, ik heb alleen maar gedaan wat iedereen zou doen. Je bent tegenwoordig niet goed bij je hoofd als je de politie ook maar een vinger geeft, zeker wanneer je een beetje anders bent.’

‘In uw geval heeft het niets opgeleverd, hè? Ik ben er toch achtergekomen. Nu hoeven we alleen nog maar iemand te vinden, één persoon maar, die u tijdens het optreden van Led Zeppelin het backstageterrein heeft zien verlaten en naar het bos heeft zien gaan. Weet u heel zeker dat niemand u heeft ge-zien? We hebben tenslotte al uw andere leugentjes ook ontmaskerd. Waarom deze dan niet?’

‘Ik heb geen voet buiten de omheining gezet. Ik ben niet in het bos geweest.’

‘Wat hebt u met het mes gedaan?’

‘Ik geloof mijn oren niet! Ik heb nooit een mes gehad.’

Chadwick legde zijn handen gespreid voor zich op tafel, het gebaar van een redelijk mens die al zijn kaarten op tafel legt. ‘Luister eens, meneer Hayes, ik verdenk u niet omdat u anders bent. Volgens mij bent u namelijk niet echt veel anders dan de meeste kleine criminelen die ik tegenkom. U kleedt zich anders, dat is het enige. Waarom maakt u het ons allemaal niet gemakkelijker door me te vertellen wat er is gebeurd?’

‘Ik wil mijn advocaat bellen.’

‘Hoe zit het met Tania Hutchison? Hebt u het ook bij haar geprobeerd?’

‘Ik zeg geen woord meer.’

‘Linda was echter degene die u wilde hebben, is het niet? Linda, die onaantastbaar was. “Onbereikbaar”. Zei u het niet zo? Ze was erg mooi. Vond ze u soms niet goed genoeg? Was ze niet onder de indruk van uw geld en uw beroemde kennissen? Hoe is het precies gegaan? Zij wandelde het bos in. U kweet u van uw taak als ceremoniemeester en toen iedereen geboeid naar de oorverdovende Led Zeppelin stond te luisteren, ging u het bos in, Linda achterna. Ze wees u opnieuw af en dat was de laatste druppel. Ze was ongesteld. Had ze u dat verteld? Dacht u dat het een smoes was? Dat zag u dan verkeerd, het was waar. Misschien was u stoned? Misschien had u drugs gebruikt? Dan kon u zich er waarschijnlijk op beroepen dat u niet toerekeningsvatbaar was. Dat was echter de laatste keer dat ze u de rug toedraaide. U greep haar van achteren beet en stak op haar in. Toen u eenmaal besefte wat u had gedaan, begreep u dat u ons om de tuin moest leiden. Het was een klungelige poging, maar het beste wat u onder druk kon verzinnen. U liep naar de rand van het veld, wist daar een slaapzak te stelen zonder dat iemand u zag, en toen u terugkeerde had gelukkig niemand het stoffelijk overschot ontdekt. U propte haar in de slaapzak, zeer slordig, mag ik wel zeggen. Dat was voor mij de eerste aanwijzing dat ze niet in de slaapzak was vermoord. Daarna droeg u haar naar het veld. Iedereen keek naar het podium, dus u legde de slaapzak in het donker neer aan de rand van de mensenmassa en toen bent u snel weer aan het werk gegaan. Ik neem aan dat het niet lang heeft geduurd. Moest u veel bloed van uw handen wassen? Ik denk het niet. U hebt ze met bladeren afgeveegd en daarna in de beek schoongespoeld. Had u spetters op uw kleding gekregen? Nou ja, dat kunnen we altijd nog controleren. Waar hebt u het mes verstopt?’

Bij het horen van Chadwicks woorden trok Hayes wit weg. ‘Me van al deze dingen beschuldigen is één ding,’ zei hij ten slotte, ‘maar het bewijzen is iets heel anders.’

‘We hebben slechts één getuige nodig die u op het betreffende tijdstip het terrein heeft zien verlaten.’

‘En het niet-bestaande mes.’

Dat was slim van hem, vond Chadwick. Het mes kon heel belangrijk zijn, vooral als Hayes’ vingerafdrukken en Linda Lofthouse’ bloed erop zaten. Er waren echter wel eerder rechtszaken aangespannen, en zelfs gewonnen, op basis van zo weinig bewijsmateriaal. Hayes kon zijn haar laten knippen en een pak dragen voor de jury, maar dan nog zouden de mensen dwars door hem heen kijken.

Chadwick boog zich naar voren en pakte de hoorn van Hayes’ telefoon. ‘Ik bel even iemand van bureau West End Central,’ zei hij. ‘Dan hebben we binnen afzienbare tijd een huiszoekingsbevel voor uw kantoor, uw huis en alle andere plekken waar u in de afgelopen twee weken langer dan tien minuten bent geweest. Als Linda’s bloed ook maar ergens op zit, zullen we het vinden.’

‘Ga uw gang,’ zei Hayes, maar hij klonk minder zelfverzekerd dan hij hoopte. ‘Zodra u klaar bent, laat ik mijn advocaat komen en klaag ik u aan wegens onrechtmatige vrijheidsberoving.’

‘Ik heb u niet van uw vrijheid beroofd,’ zei Chadwick, terwijl hij het nummer draaide. ‘Nóg niet.’

‘Ja, ik weet wat mandrax is. Of liever: was,’ zei Banks aan het begin van de avond onder het genot van een pint in de Queen’s Arms tegen Annie.

Buiten was het donker en de rumoerige pub zat vol met mensen die net uit hun werk kwamen, maar ook met mensen die nooit werkten en er al de hele dag zaten, voornamelijk hard pratende, grofgebekte jongeren die elkaar bij de biljarttafel schunnige moppen vertelden. Banks had de eigenaar van de pub verteld dat hij met die tafel een grote fout beging, maar Cyril had geantwoord dat hij met zijn tijd mee moest, omdat hij zijn jongere klanten anders zou verliezen aan de Duck and Drake of de Red Lion. Opgeruimd staat netjes, dacht Banks bij zichzelf. Maar goed, híj hoefde er niet van rond te ko-men.

De mengeling van accenten zei veel over de veranderende Dales; Banks hoorde Londen, Newcastle en Belfast tussen het plaatselijke dialect. Ook in Eastvale nam het aantal relschoppers toe. Het was iedereen opgevallen en gaf aanleiding tot grote ongerustheid, waarover werd geschreven in de kranten en gesproken door leden van de gemeenteraad en plaatselijke politici. Politie In Actie In De Wijken, het initiatief waar Gavin Rickerd naar was overgestapt, was dan ook in het leven geroepen om notoire herrieschoppers in de gaten te houden en kennis uit te wisselen met andere dorpen en steden.

De aanwezigheid van het politiebureau aan de rand van het marktplein maakte blijkbaar geen enkel verschil voor de dronken hufters die elke zaterdagavond na sluitingstijd uit hun dak gingen en een spoor van brokstukken en vernielingen achterlieten op de oeroude keitjes, om nog maar niet te spreken van de bloedende mensen die af en toe werden aangetroffen. Winkeliers en pubbazen, die op zondagochtend in het centrum kots en gebroken glas stonden op te vegen, vormden inmiddels een gebruikelijke aanblik voor de kerkgangers van Eastvale.

‘Mandrax was een zeer krachtig slaapmiddel,’ zei Banks. ‘Het werd ook wel “mandies” genoemd. Het is al sinds de jaren zeventig niet meer verkrijgbaar.’

‘Als het een slaapmiddel was,’ vroeg Annie, ‘waarom vielen mensen er dan niet gewoon van in slaap?’

Banks nam een teug van zijn Black Sheep, de enige pint die hij zichzelf toestond voordat hij naar Gratley terugreed. ‘Dat was ook de bedoeling. Echter, wanneer je ze met alcohol innam en de eerste moeheid uitzat, veroorzaakten ze een prettige, relaxte roes. Ze waren ook met name goed voor de seks. Ik neem aan dat dát de reden was dat Robin Merchant naakt was.’

‘Was dat echt zo?’

‘Wat?’

‘Waren ze ook echt goed voor de seks?’

‘Dat weet ik niet. Ik heb er één keer twee geslikt, maar had indertijd geen vriendin. Ik ben in slaap gevallen.’

Annie gaf hem een duwtje. ‘Arme stakker. Was Merchant op weg naar een geheim rendez-vous of maakte hij juist een postcoïtaal ommetje?’

‘Wat staat er in het dossier?’ vroeg Banks.

‘Ze waren opmerkelijk zwijgzaam over het onderwerp. Niemand gaf toe met hem naar bed te zijn geweest. Als hij de hele nacht in het water had gelegen, was het natuurlijk lastig voor de patholoog om vast te stellen of hij seks had gehad of niet.’

‘Had hij in die tijd een vriendin?’

‘Niet echt,’ zei Annie. ‘De officiële rapporten over de zaak bevatten geen enkele informatie over Robin Merchants seksuele gewoontes of voorkeuren.’

‘Misschien kan die Enderby ons daar iets meer over vertellen, als Templeton hem tenminste weet op te sporen.’

‘Zou hij soms homoseksueel zijn geweest?’ vroeg Annie. ‘Waren lord Jessop en hij misschien samen onder de lakens gekropen? Ik kan me voorstellen dat ze zoiets wilden verzwijgen.’

‘Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat lord Jessop homoseksueel was,’ zei Banks. ‘Blijkbaar was hij juist gek op de vrouwtjes. In elk geval toen hij jong was.’

‘Wat gebeurde er toen?’

‘Hij raakte verslaafd aan heroïne, maar wist zich nog jarenlang redelijk te handhaven. Dat geldt trouwens voor een heleboel verslaafden, zolang ze maar regelmatig een nieuwe voorraad krijgen. Heroïne heeft echter geen al te beste invloed op je seksleven. Uiteindelijk heeft hij via een besmette injectienaald aids opgelopen.’

‘Je zou toch denken dat hij, een lord nota bene, zich wel schone naalden kon veroorloven.’

‘Hij was toen al blut,’ zei Banks. ‘Blijkbaar was hij tegen het eind een tamelijk tragische figuur. Hij stierf in eenzaamheid. Al zijn vrienden hadden hem in de steek gelaten, ook zijn beroemde maatjes uit de rockwereld. Hij had zijn erfenis erdoorheen gejaagd en het grootste deel van zijn landgoed verkocht. Niemand wilde Swainsview Lodge kopen en hij had geen erfgenamen. Verder had hij alles wat hij bezat al verkocht.’

‘Is hij daar ook overleden? In Swainsview?’

‘Ironisch genoeg wel, ja,’ zei Banks. ‘Dat huis heeft een triest verleden.’

Ze zwegen allebei om het te laten bezinken en toen zei Annie: ‘Die mandies veroorzaakten dus desoriëntatie en vermoeidheid?’

‘Inderdaad. Als Robin Merchant mandies had geslikt en daarbij alcohol had gedronken, is het heel goed mogelijk dat hij is uitgegleden. Toen hij met zijn hoofd tegen de bodem in het ondiepe sloeg, moet het effect van die pillen al voelbaar zijn geweest en daarom is hij wellicht verdronken. Op een bepaalde manier is het zelfs vergelijkbaar met Jimi Hendrix: die is in zijn eigen braaksel gestikt doordat hij zoveel Vesperax in zijn lijf had dat hij niet op tijd wakker werd om het te voorkomen. Meestal heeft het lichaam een sterke drang tot zelfbehoud, de neiging om te kokhalzen bijvoorbeeld, maar bepaalde verdovende middelen kunnen zulke reflexen tegenhouden of onderdrukken.’

Aan de andere kant van de ruimte tikte een witte bal tegen een driehoek van rode en het uiteenvallen van het frame luidde een nieuwe spelronde in. Iemand begon luidkeels lallend over de regels te steggelen.

‘Wat is er met mandrax gebeurd?’ vroeg Annie.

‘Het fijne weet ik er niet van, maar aan het eind van de jaren zeventig is het in elk geval van de markt gehaald. Het werd al snel vervangen door mogadon, ook wel “moggies” genaamd. Vergelijkbaar spul, maar een kalmerend middel, geen slaapmiddel, en waarschijnlijk minder schadelijk.’

Annie nam een slokje bier. ‘Het is toch nog steeds mogelijk dat iemand hem heeft geduwd?’

‘Ja, natuurlijk. Maar zelfs als we een motief weten te vinden, zal dat na al die tijd ontzettend moeilijk te bewijzen zijn. Strikt genomen is dat ook niet ons werk.’

‘Wel als er een verband bestaat met de moord op Nick Barber.’

‘Dat is waar. Ik zie het echter niet gebeuren dat Vic Greaves ons helpt.’

‘Dat gesprek met hem heeft je echt van je stuk gebracht, hè?’

‘Wel een beetje, ja,’ zei Banks. Hij speelde met een bierviltje. ‘Hij is nooit een van mijn idolen geweest, maar om hem in die staat aan te treffen en de leegheid in zijn ogen van dichtbij te zien...’ Banks rilde onwillekeurig.

‘Komt het door de drugs? Is hij ten onder gegaan aan lsd?’

‘Dat beweerde iedereen indertijd wel. Weet je, het had toen zelfs bijna iets heroïsch. Hij werd op een voetstuk gezet omdat hij gek was. Veel mensen vonden het wel cool. Hij kreeg een soort cultaanhang, echt gestoorde types. Ze zitten nog steeds achter hem aan.’ Banks schudde zijn hoofd. ‘Wat een maffe tijd moet dat zijn geweest. Zwervers die werden opgehemeld en gekken die voor profeten werden aangezien.’

‘Denk jij dat het iets anders was?’

‘Ik weet niet hoeveel lsd hij heeft gebruikt. Waarschijnlijk handenvol. Ik heb begrepen dat hij in de loop der jaren een paar keer in verschillende psychiatrische inrichtingen heeft gezeten, groepstherapie heeft gevolgd plus nog een aantal andere therapieën die in die tijd toevallig populair waren, maar bij mijn weten is er nog altijd geen officiële diagnose gesteld. Blijkbaar wist niemand precies wat hem mankeerde, laat staan dat ze hem konden genezen. Lsd-slachtoffer, psychotisch, schizofreen, paranoïde schizofreen. Zeg jij het maar. Uiteindelijk doet het er ook allemaal niet toe. Hij is Vic Greaves en in zijn hoofd zit het niet goed. Het moet daarbinnen een ware hel zijn.’

Toen Banks thuiskwam zaten Brian en Emilia in de televisiekamer op de plasmatelevisie naar La Dolce Vita te kijken. Ze zaten op de bank, Brian rechtop met zijn voeten op een poef en zijn arm om Emilia heen geslagen, die met haar hoofd op zijn borst lag en een sluier van haren voor haar gezicht had hangen. Zo te zien had ze een van Brians T-shirts aan dat los rond haar middel hing, aangezien ze niets aan had om het in te stoppen. Ze waren zich, in de paar dagen dat ze er waren, beslist thuis gaan voelen in Banks’ huis en het drong opeens tot Banks door dat hij het zo druk had gehad dat hij hen amper had gezien. Vanuit de keuken dreef een heerlijke geur de kamer binnen.

‘O, hallo, pa,’ zei Brian en hij zette de dvd op pauze. ‘We hebben je briefje gevonden. We waren aan het wandelen in de buurt van Relton.’

‘Niet echt een mooie dag om te wandelen, vrees ik,’ zei Banks en hij liet zich in een van de leunstoelen vallen.

‘We waren doorweekt toen we terugkwamen,’ zei Emilia.

‘Dat gebeurt hier wel vaker,’ zei Banks. ‘Ik hoop dat het je niet heeft afgeschrikt?’

‘Nee, hoor, meneer Banks. Het is hier zo prachtig. Zelfs wanneer het grauw en regenachtig is, heeft het een soort romantische, primitieve schoonheid. Net Woeste hoogten .’

‘Daar heb je helemaal gelijk in,’ zei Banks. Hij gebaarde naar het scherm. ‘Zeg alsjeblieft Alan. Ik wist niet dat jullie Fellini-fans waren. Het is er een van je oom Roy. Ik probeer ze allemaal te kijken. Bergman. Truffaut. Chabrol. Kurasawa. Ik begin zo langzamerhand wel gewend te raken aan ondertiteling, maar het kost me soms nog steeds moeite om te volgen wat er precies ge-beurt.’

Brian lachte. ‘Ik hoorde een tijdje geleden iemand over La Dolce Vita zeggen dat het zo’n goede film is en toen zag ik hem hier staan. Emmy is actrice.’

‘Ik dacht al dat ik je ergens van kende,’ zei Banks. ‘Je hebt toch dingen voor televisie gedaan?’

Emilia bloosde. ‘Een paar. Ik heb bijrolletjes gehad in Spooks , Hustle en Bad Girls , en ik heb ook vrij veel toneelwerk gedaan. Nog geen films.’ Ze stond op. ‘Als jullie me even willen excuseren...’

‘Natuurlijk.’

‘Wat ruik ik toch?’ vroeg Banks aan Brian toen ze de kamer had verlaten.

‘Emilia is aan het koken.’

‘Ik dacht dat we vanavond iets zouden bestellen.’

‘Dit is veel lekkerder, pa, geloof me. Je hebt ons zondag al mee uit eten genomen. Emilia wil graag iets terugdoen. Ze kan heel goed koken. Lamsbout met knoflook en rozemarijn en gegratineerde aardappels.’ Hij zette zijn vingers tegen zijn lippen en maakte een zoengeluid. ‘Fantastisch.’

‘Oké,’ zei Banks. ‘Ik sla een lekkere maaltijd nooit af, maar ze hoeft zich niet verplicht te voelen.’

‘Ze vindt het leuk om te doen.’

‘Dan zal ik een mooie fles wijn opentrekken.’

Banks liep naar de keuken en opende een fles Australische shiraz van Peter Lehrman, die volgens hem goed bij het lamsvlees paste. Toen Emilia terugkwam, had ze een spijkerbroek aan, waar het T-shirt netjes in was gestopt; haar lange haar was in een paardenstaart samengebonden. Ze glimlachte met gloeiende wangen naar hem en bukte zich om de oven te openen. De geur werd sterker.

‘Heerlijk,’ zei Banks.

‘Het is nu zo klaar,’ zei Emilia. ‘Het lamsvlees en de aardappels zijn bijna gaar. Ik maak nog even een salade. Peer met blauwe kaas. Dat is toch goed, hè? Brian zei dat u van blauwe kaas houdt.’

‘Uitstekend,’ zei Banks. ‘Het klinkt eerlijk gezegd verrukkelijk. Dankjewel.’

Emilia schonk hem een verlegen glimlachje en hij vermoedde dat ze zich een beetje geneerde omdat hij haar, zogezegd, met haar broek om haar enkels had betrapt.

Banks schonk een glas shiraz in, bood Emilia er ook een aan, die echter zei dat ze nog even wilde wachten, en ging toen weer bij Brian zitten, die de dvd-speler had uitgezet en de cd van het eerste album van de Mad Hatters had opgezet, die Banks bij de muziekwinkel in Oxford Street had gekocht, evenals hun tweede en derde album.

‘Wat vind je ervan?’ vroeg hij aan Brian.

‘Het moet in die tijd echt bijzonder zijn geweest,’ zei Brian. ‘Ik vind de mix van gitaar en keyboard erg goed. Heel origineel en excentriek. Het is erg goed. Zeker voor een debuut. Beter dan ik me herinnerde. Ik heb hun muziek in jaren niet gehoord.’

‘Ik ook niet,’ zei Banks. ‘Ik heb Vic Greaves vandaag ontmoet. Tenminste, dat denk ik.’

‘Vic Greaves? Jezus, pa. Dat is een legende. Wat is hij voor iemand?’

‘Erg vreemd. Hij was totaal onbegrijpelijk en sprak in de derde persoon over zichzelf.’ Banks haalde zijn schouders op. ‘Wat zal ik ervan zeggen? Iedereen zegt dat hij te veel lsd heeft gebruikt.’

Brian zat enige tijd in gedachten verzonken en zei toen: ‘Een lsd-slachtoffer. Dat doet een beetje aan oorlog denken. Zulke dingen gebeurden nu eenmaal. Hij was heus niet de enige.’

‘Dat weet ik,’ zei Banks, die zichzelf erop betrapte dat hij zich afvroeg hoe het eigenlijk met Brian zat. Zijn zoon leefde ook het leven van een rocker, net als Vic Greaves. Wat spookte hij allemaal uit? Hoeveel wist hij over drugs?

‘Het eten is klaar!’ riep Emilia.

Banks en Brian stonden op en liepen naar de keuken, waar Emilia kaarsen had aangestoken en een kunstig uitziende salade klaarstond.

Ze praatten tijdens het eten over Brians muziek en Emilia’s acteerwerk, een aangename verademing voor Banks na zijn onrustbarende ontmoeting met Vic Greaves. Deze keer haalde Banks zelfs het dessert, geflambeerde frambozen, voordat de telefoon ging. Vloekend excuseerde hij zichzelf.

‘Inspecteur?’

‘Ja.’

‘Met Winsome. Het spijt me dat ik u moet storen, maar het gaat om Jean Murray. U weet wel, van het postkantoor in Lyndgarth. Ze belde vijf minuten geleden over Vic Greaves. Ze zei dat ze de hond aan het uitlaten was en een enorme herrie uit het huis hoorde komen. Lichten die aan en uit gingen, schreeuwende stemmen, rennende voetstappen en dingen die kapotvielen. Ik vond dat u het moest weten.’

‘Heel verstandig,’ zei Banks. ‘Heb je er een patrouillewagen naartoe ge-stuurd?’

‘Nog niet.’

‘Mooi, laat dan maar. Is er meer dan één persoon bij betrokken?’

‘Zo klinkt het wel.’

‘Bedankt, Winsome,’ zei Banks. ‘Ik kom zo snel mogelijk.’

Hij bedankte Emilia voor het heerlijke maal, verontschuldigde zich en vertrok met de mededeling dat hij niet wist hoe laat hij terug zou zijn. Uit de manier waarop Brian in het kaarslicht naar Emilia keek en haar hand vasthield maakte hij op dat die dat beslist niet erg vond.