HOOFDSTUK 12

 

Daar kwamen we snel genoeg achter. De beesten konden ons niet vinden doordat ons geurspoor doodliep, maar toevallig kreeg een ervan ons in het oog terwijl we voort kropen over de heggen, en woedend grommend wierp het dier zich op ons. Maar de buxusheggen waren te hoog en de paden van het doolhof zo nauw dat de kat geen ruimte had om zich af te zetten voor een sprong. Het ondier kon zich alleen tegen de scherpe takken van de heg werpen. Na enkele pogingen hield het daar mee op, maar het bleef wel met ons meelopen, de oren plat tegen de kop van woede, grommend en dat vreemd klinkende, bloedstollende geblaf uitstotend. Benjamin klemde zijn mes stevig vast en spoorde mij aan om voort te maken.

'Trekje wambuis uit, Roger,' bracht hij buiten adem uit. Hijgend en worstelend, terwijl de scherpe takken van de heg in mijn lichaam priemden, gooide ik het wambuis naar beneden, waar de luipaard het aan repen scheurde. Het moet ons wel een uur gekost hebben om over de heggen naar de muur te kruipen. Af en toe haalde een van de luipaarden ons in, en dan gooide Benjamin of ik een of ander kledingstuk naar beneden. Dat redde ons weliswaar van de luipaarden, maar maakte ons des te kwetsbaarder voor de scherpe buxustakken. Mijn handen, borst en buik zaten onder de prik-en snijwondjes en Benjamin had een lelijke snee onder zijn rechteroog.

'Goddank!' bracht hij uit.

'Waarvoor?' grauwde ik.

'Goddank dat de mammeluk de luipaarden heeft losgelaten en niet samen met hen is gaan jagen.'

Na lange tijd bereikten we de rand van de doolhof en lieten wij ons op de grond in elkaar zakken, als niet meer dan twee door en door bezwete, bloederige hoopjes.

'Komaan, Roger,' fluisterde Benjamin. 'De muur!' We hadden nog maar juist onze sprint ingezet, of de mammeluk kwam als een schaduw des doods uit een van de paden van de doolhof glippen, zijn grote kromzwaard met twee gevesten boven zijn schouder geheven, klaar om toe te slaan. Op zijn tenen, als een danser, kwam hij op ons toe gelopen. Benjamin duwde mij vooruit, liet zich op een knie zakken, bracht zijn hand met de stiletto achteruit, en wierp toen het mes met al zijn kracht. Half struikelend draaide ik mij om. Ik zag dat de dolk de mammeluk iets onder zijn keel getroffen had en zich diep in zijn schouder had geboord. Het was geen dodelijke worp, maar het schepsel viel wel met starende ogen en openstaande mond op zijn knieën, waarbij het grote kromzwaard hem ontglipte. Benjamin stoof op hem af, pakte het wapen op en voordat de mammeluk, die nu weerloos was door de pijn, kon reageren, hakte hij het hoofd van de man eraf.

Ik hoorde het hoofd met een doffe plof op de grond neerkomen, alsof het een bal was, draaide mij om en zag dat het donkerrode bloed meters de lucht in spoot. Toen dook Benjamin weer naast mij op, vloekend omdat ik niet verder rende. We bereikten de muur. De bakstenen zaten los en mijn handen en knieën deden pijn toen wij erbovenop klommen. Verrassend genoeg waren er geen wachters. Vauban had natuurlijk alle vertrouwen gehad in zijn mammeluk en zijn luipaarden. Ik keek om naar die gruwelijke doolhof en juist voordat ik van de muur af sprong zag ik het eerste luipaard de doolhof uitkomen en als een geest op het weerzinwekkende, onthoofde lijk aflopen. (Ach, nemen jullie mij niet kwalijk, maar mijn kapelaan is mij in de rede gevallen. Hij wil niet geloven dat wij over die buxusheggen zijn gekropen. Maar als ik nog jong genoeg was zou ik hem meteen het tegendeel bewijzen en als hij zijn grote mond niet houdt moet hij oppassen dat ik hem niet dwing om iedereen te laten zien dat het wel kan. Zit u daarom in het midden van een doolhof, vraagt hij. Nu ja, dat zou ik denken! Toen, op die vreselijke zomerdag, heb ik iets geleerd. Als je bescherming wilt, als je echt veilig wilt zijn, ga dan in het hart van een doolhof zitten. Ook al komt je vijand binnen, hij komt er nooit meer levend uit. Alle grote schurken uit de geschiedenis zaten in het hart van een doolhof, in tuinen of paleizen. Catharina de Medici, Madame Serpent, liet haar paleis in Chambard verbouwen tot een labyrint van doodlopende gangen, geheime tunnels en doorgangen en bewegende vloeren met oubliettes, valluiken waardoor ze haar onfortuinlijke slachtoffers liet verdwijnen.) Maar genoeg daarover. Benjamin en ik hadden overal pijn, waren van top tot teen bebloed en onze zenuwen waren strakgespannen als luitsnaren, maar we hadden één voordeel, dat zich het best laat samenvatten in de woorden van dat Ierse gebed: 'O Heer, maak mijn vijanden arrogant.' Vauban was arrogant: hij dacht dat wij zouden sterven in de doolhof en dat onze bloederige, toegetakelde lichamen 's ochtends in zakken genaaid konden worden en met stenen verzwaard in de Seine gegooid. Daarom waren er geen wachters, geen getuigen die met Engels zilver zouden kunnen worden omgekocht. Ik zag al voor me hoe Vauban opgewekt naar Maubisson reed om de condoleances van Zijne Hoogs Christelijke Majesteit over te brengen naar aanleiding van de onverwachte en raadselachtige verdwijning van de twee Engelse gezanten.

Maar de gebeurtenissen hadden een andere wending genomen en wij keerden op ons tandvlees terug naar Maubisson. Onze paarden en wapens waren we kwijt, en een van Benjamins en alle twee mijn laarzen waren nu het trotse bezit van die verrekte katten van Vauban. We deden ons voor als bedelaars, wat in onze toestand niet moeilijk was, en wisten nog net voor de avondklok de Porte St. Denis uit te glippen. We konden meerijden met een karrenvoerder en kwamen laat de volgende ochtend op

Maubisson aan. Een alerte schildwacht haalde Dacourt erbij. Deze kwam puffend en blazend naar beneden, maar Benjamin was merkwaardig zwijgzaam en weigerde hem tekst en uitleg te geven van ons slonzige voorkomen. Dacourt mompelde nog iets over Venner, maar Benjamin viel hem bruusk in de rede.

'Sir John,' zei hij met rauwe stem, 'ik wil doctor Agrippa spreken - nu!'

Iets in de toon die mijn meester aansloeg maakte dat de oude militair bereidwillig gehoorzaamde en we hadden onze kamer nog niet bereikt of Agrippa kwam er al aan. Zoals altijd was hij in het zwart gekleed, maar zijn joviale glimlach was in flagrante tegenspraak met de harde blik in zijn ondoorgrondelijke ogen. Benjamin brak zijn bloemrijke begroetingen af.

'Doctor Agrippa, u beschikt over volmachten van de koning en mijn oom. Ontkent u het niet,' zei Benjamin vlug. 'Ik ken mijn oom en ik ken u. U beschikt over blanco volmachten die u de macht over leven en dood, alsook gezag over alle onderdanen van de koning geven. Welnu, ik wil dat het chateau verzegeld wordt, dat iedere poort en deur wordt afgesloten en dat er boogschutters op de borstweringen worden geposteerd. Niemand mag gaan of komen zonder uw toestemming. Zijn de boodschappers al terug?' Agrippa knikte en kneep zijn ogen tot spleetjes.

'Zij moeten hier blijven, maar stuurt u een man die u kunt vertrouwen naar Calais met geheime boodschappen. Geef de bevelhebber van het garnizoen aldaar opdracht een peloton bereden troepen op de been te brengen en laat ze zich klaar houden bij de vestingwallen.'

'Ik heb u ook nog iets te vertellen,' antwoordde Agrippa.

'Niet nu, waarde heer doctor, als ik u bidden mag. Als u doet wat ik u heb gevraagd, is Raphaël van ons.'

Agrippa haalde zijn schouders op en schuifelde weg.

Benjamin wachtte tot het geluid van zijn voetstappen was verklonken. 'Kom mee, Roger, we moeten die koeriers spreken. Ga jij ze zoeken. Zeg dat ze hier moeten komen en dat ze ieder antwoord of pakje meebrengen dat ze in het klooster hebben gekregen.' Ik trof de beide mannen zonnebadend aan in een kleine, omheinde wei bij de paardenstallen. Ze leken onwillig om hun rust te onderbreken, maar toen ik mijn beurs liet rinkelen sprongen ze prompt op. Ze verdwenen en kwamen terug met een kleine linnen zak die aan de bovenkant was dichtgeknoopt. Ik nam het tweetal mee naar mijn meester, die de kamerdeur achter hen afsloot en de zak haast uit de hand van de verbaasde koerier rukte.

'Vanwaar die haast, meester?' bromde de man. Benjamin knikte naar mij. Ik haalde twee zilverstukken tevoorschijn en gaf hun er ieder een.

'Hebben jullie dit gekregen in het klooster?'

'Ja, het is voor Lady Clinton.'

'Maar,' viel Benjamin de man bars in de rede, 'jullie hebben de orders van de koning opgevolgd en het geheimgehouden?'

'Ja, meester, we hebben het verstopt. Niemand weet waar wij heen geweest zijn of wat we mee terug gebracht hebben.' Benjamin glimlachte. 'Goed! Laten we dat dan maar zo houden. Begrijpen jullie? Nu dan. Jullie kunnen gaan.'

Zodra zij de kamer uit waren, opende Benjamin de zak. Hij haalde er een klein pakje uit, scheurde het dikke perkament open en beiden staarden we ongelovig naar een klein, met rood en gouddraad geborduurd kussentje. Mijn meester pakte het op en woog het voorzichtig op zijn handen.

'Je mes, Roger.'

Hij pakte mijn mes aan, sneed het kussen open en kraaide van genoegen toen bleek dat er een klein flesje in verborgen was.

'Wat is dat, meester?'

Benjamin hield het tegen het licht. 'O, ik denk dat ik het al weet,' mompelde hij. 'Maar laat dit voorlopig maar, Roger.' Hij verborg het flesje onder zijn matras. 'Eerst de belangrijkste dingen, Roger. Kom, dan wassen we de stank van Vaubans luipaarden en zijn verrekte doolhof van ons af.' We stuurden bedienden om emmers heet water en wasten ons grondig. Benjamin goot inferieure wijn over de snijwonden en ontvelde plekken op mijn handen, armen en benen, tot ik het gevoel had alsof ik overal in mijn lichaam met spelden werd geprikt. Toen aten we en deden we een dutje van ongeveer een uur. Midden in een prachtige droom over Lady Francesca werd ik ruw door mijn meester gewekt. Doctor Agrippa zat welwillend glimlachend aan de voet van mijn bed. Kennelijk had Benjamin hem verteld wat ons op de Tour de Nesle was overkomen, want de waarde heer doctor feliciteerde ons met onze ontsnapping en maakte toen het nieuws bekend dat hij ons al eerder had willen geven.

'Venner is dood.'

'Venner!' riep mijn meester uit. 'Wanneer?'

'Gisteravond.'

'Hoe?'

'Vergif. Kennelijk drinken Sir Robert en Lady Francesca altijd samen een glas witte wijn voordat ze zich te ruste leggen. Venner had de wijn getapt; hij had de kan achtergelaten op hun kamer en iemand had er genoeg witte arsenicum in gedaan om het hele chateau te vellen. Venner moet van de wijn geproefd hebben. Hij was niet naar beneden gekomen voor het avondeten. Hij is door de bedienden gevonden, zo dood als een pier.' Agrippa trok een gezicht. 'Millet is gearresteerd voor de misdaad.'

'Waarom Millet?' vroeg ik.

'Er is een flesje witte arsenicum op zijn kamer gevonden.'

'Dat kan er ook door iemand verstopt zijn.'

'Dat dacht ik ook al, maar er zijn nog andere dingen ontdekt in een van de geheime vakken van zijn koffer; een gecodeerde boodschap aan het Franse hof, een kleine, witte waskaars, het symbool van de Luciferi, en meer goud dan Millet in zijn hele leven verdiend kan hebben.'

'Waar is hij nu?' vroeg mijn meester.

'In de kerkers.'

'En wat stond er in die gecodeerde boodschap?'

'Dat hij u, mij en Sir Robert Clinton niet vertrouwde en dat wij op het punt stonden zijn ware identiteit te achterhalen.'

'Dus daarom,' riep ik uit, 'heeft hij Clintons wijn vergiftigd?'

'Daar heeft het alle schijn van, ja, maar Millet had er niet op gerekend dat Venner er een slokje van zou nemen.' We werden onderbroken door een luid geklop op de deur. Sir John Dacourt kwam waggelend de kamer in gelopen.

'Alles is zoals u heeft bevolen!' baste hij boos. Hij wierp een boze blik op Agrippa, de onopvallende hoveling die hem zijn macht had ontnomen.

Benjamin keek hem gemaakt glimlachend aan. 'Dank u wel, Sir John. Maar houd u Millet goed in de gaten. Vanavond zal ik het bewijs leveren dat hij zowel de verrader als de moordenaar is, en dus zal hij misschien proberen zichzelf van het leven te beroven. Zet hem op water en brood en laat alles voorproeven wat hij te eten en te drinken krijgt.' Hij zweeg even. 'En brengt u onze diepe deelneming aangaande de dood van Venner over aan Sir Robert Clinton en Lady Francesca, maar zeg hen dat zij uiterst voorzichtig moeten zijn. Houd een waakzaam oog op de anderen, want ik zal ook bewijzen dat Millet een medeplichtige had.' Dacourt trok krijtwit weg. Hij mompelde enkele woorden en vertrok een stuk rustiger dan hij binnengekomen was. Agrippa keek Benjamin nieuwsgierig aan.

'Dus het masker van Raphaël bedekt twee gezichten?'

'Ja. Maar kunt u ons nu even alleen laten, doctor?' Agrippa glimlachte, gaf mij een knipoog en liep de kamer uit. De rest van de dag zat mijn meester gebogen over de papieren op zijn schrijftafel. Hij mompelde in zichzelf, stelde mij soms plotseling een vraag over dit of dat, als een openbare aanklager die een staat van beschuldiging opstelt, zijn argumenten ordent en zich voorbereidt om alle details nader toe te lichten. Laat in de middag knapten wij een uiltje, tot een bediende op de deur klopte ten teken dat het avondmaal werd opgediend. We troffen de overige medewerkers van de ambassade gespannen, opgewonden en vol verwachting aan, maar op aandringen van Benjamin en de doctor werd er niet gesproken over Raphaël en Millet. De maaltijd duurde niet lang en Benjamin vroeg of de tafel afgeruimd en de deuren van de zaal bewaakt konden worden. Een terneergeslagen Dacourt stemde toe en gezeten rond de tafel in het duistere, door kaarsen verlichte vertrek, als een commissie van rechters, leek het wel of wij het hof van de Star Chamber waren. Benjamin, die tijdens de maaltijd niet veel gegeten en gedronken had, nam plaats op de stoel van Dacourt aan het hoofd van de tafel en haalde een kleine rol perkament tevoorschijn. Hij haalde diep adem.

'Wij zijn hier bijeen,' begon hij, 'om de identiteit van de bloeddorstige verrader Raphaël te achterhalen, degene die verantwoordelijk is voor de dood van achtereenvolgens Giles Falconer, abbé

Gerard, Richard Waldegrave, Thomas Throgmorton en Ambrose Venner.'

Benjamin zweeg even en ik staarde naar het gezelschap rond de tafel. Lady Francesca droeg een donkerblauwe, hoogsluitende jurk van brokaat en een dikke, witte gaassluier, die tot op haar schouders viel en op zijn plaats gehouden werd door een gouden ketting met fijne schakels om haar voorhoofd. Ze zag er bleek en gekweld uit en had donkere kringen onder haar ogen. Naast haar zat Sir Robert. In zijn zwarte jasje met alleen het dunne randje van een witte sjaal erbovenuit had hij iets weg van een geestelijke. Ik kan me nog steeds voor de geest halen hoe zijn gezicht stond, kil, onbewogen en ondoorgrondelijk. Sir John Dacourt zat erbij als een verslagen man, vernederd als hij was door de wetenschap dat zijn secretaris mogelijk een verrader was. Peckle was vermoeid en bloednerveus. Zijn knokige, met blauwgroene inktvlekken overdekte vingers bewogen voortdurend. Agrippa zat ons stil aan te kijken, als een duistere schaduw. Naast hem zat mijn meester, zijn lange gezicht hard en wit als marmer - dit was een van de weinige keren dat ik hem heb zien zieden van woede. Hij zag er even wreed en kil uit als de eerste de beste rechter in Westminster die de bevoegdheid had om beklaagden tot de strop te veroordelen.

'We hebben de moordenaar, meester Daunbey,' sprak Lady Francesca plotseling. 'Dat meende u toch ook? Meester Millet heeft geprobeerd ons te vermoorden, zoals hij de andere ongelukkigen die u zojuist noemde heeft vermoord.' Benjamin trok een gezicht. 'Och ja, meester Millet. Sir John, geef uw wachters opdracht hem binnen te brengen.' Opnieuw zaten wij stilzwijgend bijeen. Dacourt liep naar de deur en fluisterde de kapitein van de wacht enkele orders toe. Enige tijd later werd de jonge secretaris binnengesleurd. Hij zag er niet meer als een fat uit. Zijn haar was vuil en verward, zijn gezicht ongeschoren en onder zijn donkere ogen zaten grote blauwe plekken. Zijn mooie overhemd was besmeurd met vieze vegen en zijn kniebroek zag eruit alsof hij hem al in weken niet verschoond had. Zijn handen waren stevig voor hem vastgebonden en toen de wachters zijn armen loslieten, zakte hij als een beklagenswaardig hoopje in elkaar op de vloer. Benjamin zat erbij en keek de meelijwekkende jongeman aan, terwijl deze pleitte voor zijn onschuld. Plotsklaps stond hij op, trok zijn dolk, knielde voor de gevangene neer en sneed met één haal diens boeien door.

'Wat doet u nu?' vroeg Dacourt.

De jongeman dook ineen op de vloer en keek op met tranen in zijn ogen. Benjamin gaf Millet een klopje op zijn rug en nam weer plaats op zijn zetel.

'Ik laat Michael Millet vrij,' verklaarde hij op zachte toon,

'omdat hij aan niets anders schuldig is dan jonge heren prefereren boven jongedames en bevriend te zijn met een van de ontelbare spionnen uit de legioenen van de heer Vauban.' Benjamin nipte van zijn wijnbeker. Ik spande mijn spieren, want het drama stond op het punt zich te voltrekken. 'Michael Millet is geen moordenaar,' vervolgde Benjamin. 'Hij is Raphaël niet, of wel soms, Sir John?'

Dacourt zat er hoofdschuddend bij.

'Hoe weet u dat hij Raphaël is, Sir John?'

'Dat weet ik niet!'

Benjamin richtte zijn blik op Peckle. 'En u, heer Walter?

Gelooft u dat Millet een moordenaar en spion is?'

'Geen idee!' luidde het gesnauwde antwoord.

'Lady Francesca?'

Zij staarde met een wezenloze blik terug.

'En wat denkt u ervan, Sir Robert? U weet dat Millet Raphaël niet is, nietwaar?'

'Waarom zou ik moeten weten dat hij dat niet is?'

'Omdat, Sir Robert, u Raphaël bent!' De op zachte toon geuite beschuldiging bracht onmiddellijk verontwaardiging en opschudding teweeg. Clinton sprong op en liet zijn hand naar zijn dolk zakken, maar Agrippa sloeg met zijn hand op de tafel.

'Gaat u zitten, Sir Robert, en de anderen ook. Iedereen die zonder mijn toestemming deze zaal verlaat, of hij nu de neef van de kardinaal is of de vriend van de koning, wordt onmiddellijk gedood.'

'Hoe durft u dat te beweren?' De ogen van Sir Robert fonkelden van woede. 'Ik was niet eens in Frankrijk toen abbé Gerard en Falconer om het leven zijn gekomen.' Hij knipperde met zijn ogen. 'En ook al was ik de spion, waarom zou ik dan Falconer en abbé Gerard doden? Zij waren mijn vrienden!'

'Dat was de koning ook!' kaatste Benjamin terug.

'Laat ons de zaken aan een nauwgezet onderzoek onderwerpen,' onderbrak Agrippa. 'Meester Daunbey?' Mijn meester boog zich over de tafel. 'Ik zal eerst beschrijven hoe deze zaak zich heeft ontwikkeld,' begon hij. 'En later pas verklaren waarom. Anderhalf jaar lang,' vervolgde hij, 'is er een spion actief geweest in het hart van de Engelse Geheime Raad. Via een van zijn betrouwbaarste agenten vernam meester Falconer dat de naam van die spion Raphaël luidde. Dat hoorde hij in de Stille Week, toen u, Sir Robert, hier op Maubisson was.' Hij maakte een handbeweging. 'En werpt u nu alstublieft niet tegen dat u samenwerkte met Falconer. Natuurlijk had hij u verteld over de spion. U was immers bevriend met de koning en hoofd van de kanselarij die zich bezighoudt met Franse zaken. U

speelde deze informatie door aan uw meesters op het Louvre en monsieur Vauban regelde dat Falconers agent werd vermoord.

'Nu kreeg Falconer onmiddellijk achterdocht toen hij dit hoorde, en hij concentreerde zich op de naam Raphaël. Voordat u naar Engeland vertrok was het u waarschijnlijk opgevallen dat zijn houding tegenover u was veranderd en bedacht u een zeer slimme methode om deze gevaarlijke klerk uit de weg te ruimen. Herinnert u zich nog? U vertrok in de Stille Week: zoals alle anderen nam ook Falconer de religieuze vasten in acht en onthield hij zich van vlees en wijn. Maar toen de vastentijd voorbij was wilde hij dat vieren, met een dronk uit zijn getijdenbeker voor de paastijd. U hebt die beker ingesmeerd met een zeer bijzonder vergif.' Benjamin keek naar zijn eigen beker en dronk hem tot de bodem leeg. 'Het moet een uniek soort vergif geweest zijn, maar voor iemand als u, die geïnteresseerd is in de scheikunde en de alchemie, niet moeilijk te bereiden. Het sap van moederkoren, vermoed ik, of wat herbalisten 'Claviceps Purpurea' noemen. Uiteindelijk zijn alruin of moederkoren toch wel dodelijk, ziet u, maar het zijn vergiften met een lange werkingsduur. Het voornaamste effect is dat de slachtoffers hallucinaties krijgen. Zij voelen zich gelukzalig en geloven dat zij alles kunnen wat in hun gedachten opkomt.' Benjamin staarde Dacourt van over de tafel aan. 'De wijn die u met Falconer gedronken heeft, Sir John, was niet vergiftigd, maar Falconers beker wel. Nadat u hem alleen had gelaten, raakte Falconer onder invloed van het sterke goedje dat op zijn beker was gesmeerd. Hij hield van vogels en bestudeerde ze graag in hun vlucht. Het was een zoele lenteavond en dus klom hij naar het torendak.' Benjamin haalde zijn schouders op. 'Is hij uitgegleden of dacht hij zelfs te kunnen vliegen? Hoe dan ook, hij viel dood, met de beker in zijn handen.' Mijn meester glimlachte.

'Dit is niet vergezocht. Iedereen die wel eens te veel wijn gedronken heeft weet tot welk bedrog de geest in staat is.'

'Onzin!' Clinton sprong op, zijn gezicht zo wit als een doek, en staarde de tafel rond. 'Wat is dit voor onzin? Ook al had ik dit gedaan, hoe had ik dan kunnen weten dat Falconer dood zou vallen?'

'O, dat was ook een onverwacht voordeel,' antwoordde Benjamin. 'Als dat niet was gebeurd en hij was op zijn kamer gebleven, zou het droomeffect langzaam uitgewerkt zijn. Hij zou tot een diepe bewusteloosheid zijn vervallen en in zijn slaap zijn overleden, zonder enig zichtbaar symptoom van vergiftiging te zien te geven. Zijn dood zou aan natuurlijke oorzaken geweten zijn. De wijn was tenslotte niet vergiftigd en wie zou eraan denken de beker te onderzoeken?' Benjamin staarde enkele ogenblikken naar het tafelblad. 'Ja, u heeft het slim ingekleed, Sir Robert. Maar neemt u alstublieft weer plaats. Ik ben nog niet uitgesproken.' Clinton liet zich terugzakken op zijn stoel. Ik hield mijn blik gericht op Lady Francesca. Ze zat nu met gebogen hoofd en handenwringend naast haar echtgenoot.

'Heel slim,' zei Benjamin op zachte toon, 'om iemand te vergiftigen door op zijn verbeelding in te spelen. En heel geraffineerd van u om dit van mijlen afstand te arrangeren.'

'En abbé Gerard?' blafte Dacourt, die zijn luide spreekstijl enigszins hervonden had.

Benjamin stak een hand op. 'Ik kan niet anders zeggen dan dat de dood van de abbé gemakkelijk te regelen was. Het was nog steeds vastentijd; ook de abt nam de vasten in acht. Hij ontving enkele geschenken, waaronder een stopkan wijn van Sir Robert, hem toegestuurd vlak voordat hij en Lady Clinton naar Londen terug zouden keren. De brave abbé opende de kan na Eerste Paasdag, toen de vastentijd voorbij was. Het was maar een klein kannetje, met een inhoud van twee, hooguit drie bekers. Onder invloed van het vergif in de wijn, hetzelfde vergif dat Falconer had ingenomen, begon de brave abbé te denken aan zijn fascinatie voor de wonderen van Christus, vooral het wonder van Jezus die over het water liep.' Benjamin staarde Clinton aan. 'U, als vriend van de abbé, wist daar alles van, nietwaar, Sir Robert?' Benjamin wachtte zijn antwoord niet af. 'Terwijl hij hallucineerde liep de brave abbé naar de karpervijver en probeerde op het water te lopen. Hij was al een oude man en de schok van het koude water, om nog maar te zwijgen van de effecten van het vergif dat hij ingenomen had, veroorzaakten binnen enkele minuten zijn dood. Hij spartelde nog, maar hij was zwak en verdronk stilletjes. Niemand vermoedde dat er moord in het spel was en zijn lichaam werd uit de vijver gehaald om te worden begraven. De beker waaruit hij gedronken had was met hem in het water gevallen en schoongewassen en de kan werd bij het afval gegooid. Toen de abbé dood was, begonnen Vauban en de Luciferi te zoeken naar het boek.' Benjamin zweeg even en glimlachte in zichzelf. 'Maar de oude pastoor was een schrander man. Het boek was van grote waarde voor hem en dus had hij het verstopt.' Benjamin keek Clinton recht in de ogen. 'O ja, Sir Robert, ik heb het boek gevonden en bewaar het op een veilige plaats.'

Weten jullie, ik heb met tal van moordenaars van doen gehad, mannen zowel als vrouwen, besmeurd met het bloed van anderen. Al die lieden waren arrogant als Kaïn, die God durfde weerstaan en trots verklaarde dat hij niet wist waar zijn broeder was. Niettemin komt er een moment waarop die arrogantie plotseling verdampt, wanneer het tot de moordenaar doordringt dat hij het spel niet langer beheerst. Clinton had dit punt bereikt. Hij staarde Benjamin met halfopen mond aan, als een zwakke, seniele oude man, die niet langer de beheersing over zijn verstand en redeneervermogen heeft.

'Ik heb dat boek gevonden,' herhaalde Benjamin. 'En ik heb gezien wat u erin geschreven hebt. De achternaam van uw eerste vrouw was Harpale. Als je de letters van die naam, zoals Falconer probeerde, in een andere volgorde plaatst, krijg je het woord Raphaël.' Een kille glimlach verscheen op Benjamins gezicht. 'Ik weet zeker,' vervolgde hij, 'dat een nauwgezet onderzoek van alles wat u aan uw vrouw geschreven hebt zou uitwijzen dat u dat anagram als koosnaam voor haar hebt gebruikt.' Hij kuchte en nam een slok wijn. 'Nietwaar, Roger?'

'Jazeker,' bevestigde ik. Ik hield Clinton nog steeds in de gaten, vooral zijn handen. 'Toen Falconer had vastgesteld dat de spion het woord Raphaël gebruikte, besloot u abbé Gerard het zwijgen op te leggen. U wist van het boek dat hij in zijn bezit had. Ik vermoed dat hij het u wel eens had laten zien en dat u de naam Harpale op een van de bladzijden achterin had zien staan. Wie weet? Misschien heeft hij zich zelfs herinnerd dat u uw eerste vrouw Raphaël noemde.'

Nu begon Lady Francesca zacht te huilen en over haar hele lichaam te beven van het snikken.

'Natuurlijk,' ging ik meedogenloos verder, 'moest u ook nog anderen het zwijgen opleggen. De dronkelap Waldegrave, die misschien meer van Falconer had vernomen dan u dacht. Zijn dood was gemakkelijk te regelen. Op een nacht, toen hij stomdronken was, ging u naar zijn kamer en smeerde u zijn gewaden in met varkensbloed. De dronken priester verzette zich niet. Misschien had u hem verdoofd met iets nog sterkers, een slaapmiddel bijvoorbeeld. Toen u zijn gewaden helemaal vol met bloed gesmeerd had sleepte u hem naar de stal van Vulcanus, deed de deur open en smeet hem naar binnen. Vervolgens vergrendelde u de staldeur. Het oorlogspaard, met zijn vurige karakter en getraind om te doden, schrok van de plotselinge inval en de geur van bloed en stampte de arme Waldegrave dood.'

'En Throgmorton?' liet Dacourt zich plotsklaps horen.

'Dat komt zo dadelijk,' zei ik. Ik staarde naar Millet, die nog steeds in elkaar gedoken op de vloer zat, als een dronkelap die niet meer in staat was zich te verroeren. 'Sir John, neemt u Sir Robert alstublieft zijn dolk af en helpt u meester Millet op de been. Misschien voelt hij zich beter als hij een beker wijn drinkt?' Dacourt haastte zich aan mijn verzoek gehoor te geven. Clinton gaf gewillig zijn dolk af. Hij staarde voor zich uit de zaal in, terwijl de oude militair de nog steeds tranen vergietende Millet op een vrije zetel hielp.

'Throgmorton,' verklaarde ik, 'was een bemoeial. Een goede arts, maar hij hield ervan jonge meisjes en iedere vrouw op wie hij viel te bespioneren, Lady Francesca inbegrepen.' Clintons vrouw hief met een ruk haar hoofd op. Haar gezicht was vertrokken van angst en verdriet; haar huid zag er wit en pafferig uit, als deeg, en haar ogen waren bloeddoorlopen. Ik wisselde blikken met Benjamin, want wij hadden afgesproken bepaalde zaken niet in dit gezelschap aan te roeren. 'Op Fontainebleau,' vervolgde ik mijn betoog, 'had Throgmorton iets vreemds op de kamer van Lady Francesca gezien en, bemoeial die hij was, bazuinde hij dat aan iedereen rond. Op de terugreis naar Maubisson vroeg Sir Robert aan Throgmorton of hij even naar het been van zijn paard wilde kijken, terwijl Venner en hij de wijn en het eten serveerden.'

'Maar van die wijn hebben wij allemaal gedronken!' riep Peckle uit.

'Jazeker,' antwoordde Benjamin. 'Herinnert u zich nog dat Sir Robert voor iedereen een roemer vulde en die ronddeelde?

Welnu,' Benjamin pakte zijn eigen beker op met zijn vingers over de rand gespreid, 'Sir Robert pakte iedere beker beet zoals ik nu doe. Als u allen kijkt naar zijn rechterhand, ziet u dat hij daaraan verschillende zware ringen draagt. Volgens mij is aan een van die ringen een klein klepje bevestigd dat met de duim open geschoven kan worden, waardoor je vergif uit een geheim vakje vrij kunt laten. Zo heeft hij de beker van Throgmorton vergiftigd. Een paar korreltjes van een dodelijk vergif, en Throgmorton was binnen een paar uur dood.'

Benjamin stond op en liep naar de tafel. Hij trok zijn dolk en zette de punt op Sir Roberts nek.

'Sir Robert, toont u mij uw rechterhand.'

Geholpen door Dacourt greep Benjamin Clintons slappe hand en drukte hem met de palm omhoog op de tafel. De zilveren ringen die hij aan drie van zijn vingers droeg glinsterden in het kaarslicht. Benjamin tikte op de ring aan de middelvinger en gaf Dacourt opdracht de kaars dichterbij te schuiven.

'Ziet u, Sir John, een klepje! Als je het terugschuift - ziedaar!' Clinton wilde zijn hand met geweld terugtrekken, maar Dacourt hield hem in een stevige greep en trok de ring van Clintons vinger. Hij liet hem rondgaan voor inspectie. Het was een ring van een geraffineerd ontwerp. Als het klepje teruggeschoven werd met de duim van de hand waaraan hij gedragen werd, kwam er uit het uitgeholde metaal een kleine hoeveelheid dodelijk poeder vrij. Clinton had het vergif uit de ring laten stromen juist voordat hij de beker aan Throgmorton gaf.

'Natuurlijk!' riep Dacourt uit. 'Daarom vroeg hij of Throgmorton naar het paard wilde kijken. Clinton wilde zorgen dat wij allen onze wijn hadden voordat hij de dokter bediende!' Clinton keek met een asgrauw gezicht om zich heen.

'Dit is onzin!' mompelde hij. 'Klinkklare onzin!' Maar zijn stem haperde en hij zat er in elkaar gezakt bij, als een verslagen man. Lady Francesca snikte, maar toen, plotseling, veranderde Clintons opstelling. Hij keek opzij en grijnsde, alsof hij zich heimelijk een goede grap herinnerde.

'En hoe zat het met Venner?' riep Millet uit met hese stem. Hij maakte een zwaaiende handbeweging naar Clinton. 'Die schoft daar heeft mij beschuldigd van zijn dood!'

'O, dat was Sir Roberts slordigste moord,' merkte ik op. 'Ziet u, voordat wij vertrokken naar de Tour de Nesle had ik in deze zaal verklaard dat ik de namen kende van de vrouw van Sir John Dacourt en van de overleden zuster van Millet. Toen begon Clinton te vermoeden dat wij ook de achternaam van zijn eerste vrouw te weten waren gekomen en misschien ook hadden ontdekt datje daarmee het woord Raphaël kon vormen. En dus ondernam hij een aanval op twee fronten: hij stuurde Vauban een geheime boodschap, zodat die schoft ons kon uitnodigen om te sterven op de Tour de Nesle, terwijl Clinton zelf zorgvuldig de schuld voor de moorden in Millets schoenen schoof. Dat was een koud kunstje. Millets nachtelijke uitstapjes naar Parijs, zijn omgang met jonge dandy's aan het Franse hof, het feit dat hij en zijn zuster toevallig naar aartsengelen genoemd waren...' Ik trok een gezicht. 'De rest was gemakkelijk. Hij legde een paar dingen in Millets koffer, vergiftigde Venners wijn en de wijn voor Sir Robert en Lady Francesca. Maar Venner heeft niet van die wijn gedronken. Hij was al eerder vergiftigd en zijn lijk was in de kamer van Clinton achtergelaten.'

'Hoe weet u dat?' vroeg Dacourt plots. 'Dat Venner niet van die wijn gedronken had?'

'Omdat de arme kerel alleen aangelengde wijn dronk. Maar Sir Robert zag dat over het hoofd. Hij hoopte dat wij allen gevierendeeld zouden worden op de Tour de Nesle en dat Millet van de moorden zou worden beschuldigd, terwijl hij zelf voor de edele Engelse gezant zou spelen die ternauwernood aan de dood had kunnen ontsnappen.'

Agrippa, die tijdens de hele episode geen vin had verroerd, boog zich plotseling naar voren en tikte met de knop van zijn korte dolk op de tafel.

'En dat brengt ons,' sprak hij de nu zwijgende groep toe, 'op de waaróm-vraag.' Hij stond op. 'Maar mijne heren, dit is niet voor ieders oor bestemd. Sir John, meester Peckle, meester Millet, trekt u zich terug.'

'Ik weiger!' snauwde Dacourt terug.

'Sir John, als u dat weigert,' antwoordde Agrippa bedaard,

'zult u dit chateau niet levend verlaten. Ik vraag u niet of u wilt gaan. Ik smeek het u, voor uw eigen bestwil!'

De oude militair slaakte een diepe zucht, haalde zijn schouders op en liep stilletjes de zaal uit, gevolgd door Peckle en Millet. Agrippa vergewiste zich ervan dat de deur achter hen werd afgesloten.

'Welnu, Sir Robert,' kondigde hij aan, 'wij zullen u zeggen waarom u een spion, een verrader en een moordenaar bent, en ook waarom u enige tijd geleden glimlachte. Meester Daunbey?' Benjamin ging naast Clinton zitten, als een priester die de biecht afneemt.

'Ik zal u een verhaal vertellen, Sir Robert,' begon hij. 'Het gaat over een jonge hoveling, een militair en een geleerde, die bevriend was met de koning. Deze hoveling hield van zijn koninklijke meester en diende hem trouw. Hij werd op deze missie gestuurd en dan weer op die en als hij daarvan terugkeerde, vertoefde hij vaak samen met zijn mooie vrouw aan het hof van de koning. Wat deze diplomaat echter niet wist, was dat zijn koninklijke meester een scherp oog voor vrouwelijk schoon had, geen oprechte vriendschappelijke gevoelens kende en dat er een ziedende wellust in hem woedde die schreeuwde om bevrediging. De koning verleidde de vrouw van zijn vriend, behandelde haar als een slet, als een of andere courtisane uit de stad, en de hoveling kwam dat te weten. Alle trouw, alle vriendschappelijke gevoelens verdwenen als sneeuw voor de zon. In de verrotting die achterbleef werden een afgrondelijke haat en een diepe wraakzucht geboren.'

Plotseling verborg Clinton zijn gezicht in zijn handen. Toen hij ze wegtrok en ik de verschrikkelijke blik in zijn ogen zag kreeg ik even medelijden met hem. Er was geen haat meer in te lezen, maar nog slechts een stille, angstaanjagende doodsheid, alsof zijn ziel binnen in hem verschrompeld was.

'Deze diplomaat,' ging Benjamin verder, 'beraamde een vreselijke wraak. Hij bracht zijn vrouw over naar hun familiewoning, behandelde haar met alle zorgzaamheid, maar in het geheim vergiftigde hij haar, zodat zij een langzame dood stierf, niet aan een gezwel of tumor maar aan de korrels vergif die hij in dit gerecht of die beker liet vallen. Zodra ze dood was, of misschien kort voordat ze stierf, nam de diplomaat contact op met de Franse vijanden van zijn koning en bood hij aan ieder geheim dat hij te weten kon komen aan hen te verraden. Hij zou zichzelf Raphaël noemen, een spottend gebruik van de meisjesnaam van zijn vrouw, en de koosnaam waarmee hij haar ooit had aangesproken, want Raphaël is een engel van grote schoonheid.' Benjamin keek de zaal in en volgde de blik van Sir Robert, die keek alsof hij de geesten van zijn slachtoffers door de schaduwen van de halfduistere zaal op zich toe zag kruipen.

'Welnu, Sir Robert, de meeste mannen hadden gevonden dat hun wraak compleet was, maar deze diplomaat was een geleerde die enige kennis bezat van de medicijnen en de verwoestingen die ziektes kunnen aanrichten. Terwijl hij in dienst was van zijn Franse meesters, leerde deze man in een klooster een jonge edelvrouw kennen. Eerst leek het hem dat zij daar ondergebracht was om haar opvoeding te voltooien, maar ook zij had een verschrikkelijk geheim. Als enige dochter van ouders die al op leeftijd waren, was zij ongelukkigerwijs verliefd geworden op een jonge Franse edelman die had gevochten in Italië. Evenals sommige andere Franse soldaten was hij zich er bij zijn terugkeer niet van bewust dat hij drager was van een verwoestende geslachtsziekte, syfilis. De ziekte was erg besmettelijk en honderden Fransen overleden eraan na hun terugkeer, maar niet voordat zij de ziekte hadden overgedragen op hun vrouwen en geliefden. De jonge Franse edelman stierf een langzame dood en ook zijn verloofde vertoonde symptomen van de ziekte. Daarom werd zij naar een nonnenklooster gestuurd, niet alleen voor haar opvoeding dus, maar ook om de tedere zorgen van de nonnen te ontvangen en hun kundigheid in het verplegen van zieken.' Benjamin zweeg.

'Sir Robert?'

Clinton draaide zich om en staarde hem aan als de ter dood veroordeelde man die hij was.

'Die diplomaat bent u, Sir Robert. Henry van Engeland is de koning en Lady Francesca het jonge meisje in het klooster.'

'Het is de waarheid!' barstte zij uit. 'Het is de waarheid! Toen mijn verloofde teruggekeerd was uit Italië verlangde hij vurig naar mij.' Ze keek op, haar ogen vol tranen maar haar lippen omgekruld van woede. 'Hij overleed, maar ik was al besmet met de ziekte. Sir Robert was vriendelijk. Hij verkoos de ziekte te negeren, trouwde met mij maar zei dat we niet als man en vrouw zouden leven.' Ze verfrommelde de zwarte stof van haar jurk tussen haar vingers. 'Eerst bracht mijn huwelijk met Sir Robert mijn woede over het onrecht van de hele geschiedenis tot bedaren, maar dat was maar voor een tijdje.' Ze droogde haar tranen. 'U

heeft gelijk, meester Daunbey, wat betreft de uiteindelijke wraak van Sir Robert. Hij nam me mee naar het hof en stelde mij voor aan de koning, die met mij begon te flirten. Ik was gevleid.' Ze krulde haar lippen. 'We bedreven de liefde,' snauwde ze. 'En waarom niet? Gaston zou niet overleden zijn als de ambities en begeerte van koningen niet bestonden.' Ze haalde diep adem. 'Ik vermoedde wel dat Sir Robert niet degene was voor wie hij zich uitgaf, want hij liet oogluikend toe dat zijn koninklijke meester met mij flirtte. Ze viel terug op haar stoel en lachte hysterisch.

'Nu heeft Henry van Engeland wat ik heb. Moge zijn corpulente karkas verrotten!'

Ik zette grote ogen van ongeloof op toen ik zag welke verandering zich in deze mooie jonge vrouw voltrokken had. Haar gezicht zag er wit en gekweld uit, haar ogen waren vol haat en woede. Ik realiseerde mij ook welke verschrikkelijke dingen wij elkaar aandoen. Ik ben een boef, een geboren schavuit, maar volgens mij vergiet zelfs Satan tranen als hij ziet hoe wreed wij elkaar behandelen. Natuurlijk had ik Henry met Lady Francesca zien paren op dat bed in Hampton Court. De benen van die vrouw hadden mij wit geleken, terwijl Lady Francesca een goudbruine huid had. Ik glimlachte om mijn eigen onschuld. Ze had lichte vleeskleurige kousen gedragen en onze koninklijke moordenaar was geen heer. (Anne Boleyn heeft mij ooit verteld dat hij haar nauwelijks de tijd gunde om haar kleren uit te trekken!)

'Hoe bent u dat te weten gekomen?' vroeg Lady Francesca. Ze gebaarde boosaardig in de richting van haar man. 'Heeft hij het u soms verteld?'

Sir Robert negeerde haar en zat verdiept in zijn eigen gedachten, terwijl zijn lippen zonder iets te zeggen bewogen.

'Nee,' antwoordde Benjamin. Hij draaide zich om en keek Agrippa aan, die plots een rol perkament van onder de tafel trok.

'Nee, wij hebben dit afgeleid uit kleine beetjes informatie, kleine stukjes van de puzzel, die uiteindelijk op hun plaats vielen. Ten eerste waren de brave nonnen van het klooster erg bezorgd om uw gezondheid en waren ze Sir Robert erg dankbaar. Ten tweede de houding van koning François. Ik dacht dat hij u simpelweg niet mocht, maar hij wist van uw ziekte en daarom deed hij alsof u niet bestond. Ten derde heeft Shallot hier gezien dat u een flesje bij u had waarop de letters sul stonden. Dit bevatte zwavel, een stof die, vermengd met kwik, een van de middelen is waarmee de ziekte een halt kan worden toegeroepen. Ik weet wel zeker dat Throgmorton dat flesje ook gevonden heeft toen hij rondsnuffelde op uw kamer. Hij provoceerde u ermee toen we Fontainebleau verlieten. U vertelde het uw man en Throgmorton moest sterven.' Lady Francesca keek mij aan en ik huiverde toen ik de duistere blik in haar ogen zag.

'Beste heer Roger,' zei ze op halfluide toon. 'Het idee was wel bij mij opgekomen u te verleiden, maar u bent te slim. U wist zelfs te ontkomen aan het Luciferi-complot om u om het leven te brengen in de arena met dat wilde zwijn op Fontainebleau. Maar op een dag, meester Shallot, zult u zichzelf nog wel eens tegenkomen.' Ze richtte haar blik op Benjamin. 'U mocht ik graag, meester Daunbey. U bent vriendelijk en gevoelig. Ik heb Sir Robert verteld dat u vermoedde dat ik ziek was.' Benjamin wendde zijn blik af. Hij wist zich met zijn figuur geen raad.

'Ik ben in uw geboortedorp geweest,' bekende ik. 'Daar heb ik gehoord van uw verloving met Gaston en uw plotselinge vertrek naar het klooster. Mijn meester begon zich af te vragen waarom de Engelse koeriers hier in Parijs regelmatig stilhielden bij dat klooster. Nu wisten we dat u de zusters geschenken stuurde en ik vroeg mij af of Raphaël die geschenken gebruikte om zijn boodschappen in te versturen. Dat hadden we bij het verkeerde eind, natuurlijk. Het ging niet om wat de koeriers naar het klooster brachten, maar om wat zij mee terugnamen. Geneesmiddelen voor u.'

'Daarom zijn die andere koeriers gedood,' viel Benjamin mij in de rede. 'Ik weet niet hoe of waarom, Lady Francesca, maar ik heb zo'n vermoeden dat zij toevallig uw geheim hadden ontdekt. Ik weet ook zeker dat de brave nonnen de geneesmiddelen altijd goed verborgen in de geschenken die zij u toestuurden. Maar de koeriers waren nieuwsgierig en hebben misschien te veel vragen gesteld voordat zij uit het klooster vertrokken. De nonnen, die onder strikte orders van monsieur Vauban stonden, speelden deze informatie door en het lot van de koeriers was bezegeld.' Benjamin omklemde het tafelblad met beide handen. 'Om mijn hypothese te testen stuurde ik twee boodschappers naar het klooster, die net moesten doen alsof zij een geschenk van u brachten. Ik gaf een van hen opdracht spraakzaam te zijn en te zeggen dat u zich niet goed voelde. De brave nonnen liepen erin. Zij stuurden een geschenk terug: een geborduurd kussen. Toen ik het open sneed vond ik er een flesje kwik en zwavel in.' Doctor Agrippa boog zich voorover uit het halfdonker. 'Sir Robert, ontkent u deze aanklachten?'

Clinton bleef stokstijf op zijn plaats zitten en staarde de zaal in.

'Sir Robert,' herhaalde Benjamin, 'u bent Raphaël, de meestermoordenaar. U speelde de geheimen van de koning door aan de Fransen. Dat deed u niet via de zendingen of brieven. U gaf de informatie rechtstreeks door aan Vaubans agenten in Londen, met strikte orders dat de Fransen pas op grond van die informatie actie mochten ondernemen nadat de brieven waren aangekomen op de Engelse ambassade in Parijs. Daarom werden de zadeltassen en de berichten van de dode koeriers ook zo gewillig door de Fransen overhandigd. U en Vauban wensten het zo voor te stellen dat de geheime documenten pas uitlekten naar de Luciferi nadat ze Dacourt hadden bereikt.'

Plotseling verroerde Clinton zich. 'Ja, u hebt het goed gezien,' mompelde hij. Hij keek Benjamin aan. 'Meester Daunbey, u bent een briljant man. Vauban zei het ook al. Hij wilde dat u en uw knecht ' - Clinton staarde mij aan - 'hij wilde dat u beiden zo vlug mogelijk om het leven gebracht zouden worden.' Hij gaf zijn vrouw een zacht klopje op haar hand, maar zij trok hem haastig terug, alsof hij haar pijn had gedaan. 'Zij is onschuldig, geschonden maar onschuldig. Ik heb gebruik van haar gemaakt. Ik hield van Claire, maar de koning maakte misbruik van mij en nu zal hij leven in de hel op aarde waar ik hem mee heb opgescheept!' Agrippa stond langzaam op. 'Sir Robert Clinton,' sprak hij gewichtig, 'u hebt zelf toegegeven dat u een spion bent, een verrader en de moordenaar van goede vrienden en trouwe onderdanen van de koning. U bent,' vervolgde hij, 'schuldig aan de dood van de volgende personen: de agent die is omgebracht in de stegen van Parijs, Giles Falconer, abbé Gerard en de twee koeriers die zijn vermoord op weg naar Parijs. Verder de priester Richard Waldegrave, de geneesheer Thomas Throgmorton en uw eigen knecht, Ambrose Venner. U heeft uw koning verraden en zowel zijn persoon als zijn rijk in groot gevaar gebracht. En u bent verantwoordelijk voor nog meer sterfgevallen en ongevallen.'

'Wacht! 'riep ik uit.

Agrippa keek verrast op. 'Meester Shallot, bent u het hier niet mee eens?'

Ik liep om de tafel heen, boog mij naar Clinton toe en staarde hem in zijn zielloze ogen. Het was een moment waarvan ik genoot en waarnaar ik lang had uitgekeken.

'Sir Robert, u bent schuldig aan nog andere sterfgevallen. Bijvoorbeeld de dood van Bertrand de Macon, kapitein van het schip dat door Franse kapers is geënterd. Maar bovenal,' ik greep hem zo hard bij zijn schouder dat hij rilde van de pijn, 'bent u schuldig aan de dood van monsieur en madame Ralemberg, hun bediende en mijn geliefde, Agnes Ralemberg!' Ik keek op naar Agrippa. 'O zeker, waarde heer doctor.' Ik keerde Clinton de rug toe, zodat hij mijn tranen niet zou zien. 'Ik heb mij altijd afgevraagd,' zei ik over mijn schouder, 'hoe de moordenaars van de Luciferi het huis van monsieur Ralemberg binnen hebben kunnen dringen. Een behoedzaam man als hij zal alle deuren gebarricadeerd hebben tegen indringers en dus moet iemand hebben aangeklopt, iemand met gezag, iemand die vertrouwen wekte. Wie zou dat beter hebben kunnen doen dan een van de ministers van de koning?' Ik draaide mij om en wees met een beschuldigende vinger naar Clinton. 'U heeft de moordenaars binnengelaten, ellendeling! O, u kunt daar nu wel zitten en uw mooie vrouw kan hete tranen storten, maar ik zal jullie alle twee zien dansen op Tyburn! Jullie zullen half levend aan stukken worden gesneden en jullie lichamen zullen aan dampende mootjes worden gehakt!' (Eerlijk gezegd, zou ik daar niet bij geweest zijn. Ik ben niet bestand tegen terechtstellingen, maar die avond op Maubisson was ik zo woedend dat ik die vreselijke straf zelf had kunnen voltrekken.)

'Er zullen geen executies zijn,' antwoordde Agrippa boven de snikken van Lady Francesca uit.

'Mijn vrouw is onschuldig,' herhaalde Clinton op vlakke toon.

'Sir Robert, u hebt een keuze.' Agrippa stapte van het podium af en keek hem recht aan. 'Misschien krijgen wij u niet levend in Calais en komt Vauban tussenbeide, maar er bestaat een goede kans dat wij u daar wel krijgen. In dat geval zult u naar Engeland worden overgebracht, als verrader worden berecht in

Westminster Hall en op gruwelijke wijze ter dood gebracht. Of wij kunnen hetzelfde vonnis hier op Maubisson voltrekken, morgenochtend bij zonsopgang. Of...' Agrippa zweeg even en staarde mijn meester aan.

'Of,' vulde Benjamin hem aan, 'We kunnen het aan u zelf overlaten.'

'Mijn vrouw,' herhaalde Clinton, 'is onschuldig aan alles, behalve aan haar eigen woede en gekwetstheid.'

'Lady Francesca mag terugkeren naar haar klooster,' verklaarde Agrippa. 'Maar als zij ooit voet zet op Engelse bodem, zal zij worden gearresteerd, berecht en terechtgesteld!' Agrippa staarde naar de flakkerende vlam van de kaars. 'U bent een gifmenger, Sir Robert. Ik neem aan dat u de wapens van uw stiel op uw lichaam draagt. Wij zullen u een poos alleen laten.' Hij schoof de wijnkan naar hem toe. 'Wellicht heeft u verdere verfrissing nodig.'