8.  Paren

Het was een lange, zware dag geweest. Annie keek op van haar bureau in de grote, zonnige keuken en gaf haar ogen rust door door het raam naar Gracie Square te kijken. Vandaag had ze niet aan het manuscript gewerkt, dat sinds haar terugkomst uit Japan, weken geleden, langzaam groeide. In plaats daarvan had ze, wat ze als haar wiskundehuiswerk beschouwde, gedaan.

Ze dacht dat ze bijna een miljoen voor het appartement zou kunnen krijgen. Misschien iets meer. Als ze dan het meubilair verkocht - een aantal van de dingen die haar vader haar had nagelaten was heel mooi - zou ze misschien nog eens 150000 dollar of iets meer bij elkaar kunnen krijgen. Als ze die veilig belegde, kon ze rekenen op een opbrengst van 100000 dollar per jaar. Daarmee zou ze de school van Sylvie kunnen betalen en nog een beetje overhouden. Als ze het zorgvuldig beheerde, zou dat Sylvie de rest van haar leven kunnen onderhouden.

Waar Annie zou gaan wonen en hoe ze voor zichzelf zou zorgen, was niet zo duidelijk. Ze kon het huisje van Nana verkopen, maar dat vond ze vreselijk - het zou toch niet veel opbrengen en ze had altijd gehoopt het aan de jongens te kunnen nalaten. Ze had nog wat contanten - genoeg om een bescheiden appartement te huren voor een jaar of zo. Voor ongeveer duizend per maand kon ze een studio-appartement krijgen. En dan?

Het beeld van zichzelf, gescheiden, in een klein kamertje wonend en proberend te leven van een paar honderd per week, maakte haar bang. Ze kon ergens heen verhuizen waar het minder duur was, maar waarheen? Iedereen die ze kende, woonde hier. Ze had haar hele volwassen leven in New York gewoond.

Aaron zou natuurlijk een aardig bedrag voor zijn aandeel in het reclamebureau krijgen, hoewel de bijzonderheden nog niet waren uitgewerkt. En een deel van dat geld zou naar Sylvie terugvloeien. Annie moest glimlachen. Door het antiek van Bill aan Brenda te verkopen, was het Elise gelukt zich op Bill te wreken, Brenda’s carrière van de grond te krijgen en een deel van Sylvies schoolgeld te betalen. Alles in één klap.

Maar Aaron had tegen haar gezegd dat hij geld nodig had om zijn eigen zaak te beginnen en Annie had besloten nooit meer afhankelijk van hem te willen zijn. Zij alleen zou zorgen dat de verzorging van Sylvie verzekerd was.

Ze duwde zichzelf bij het bureau vandaan, stond op en begon door het appartement te lopen. Het was een heldere dag, maar de stralende zon maakte haar niet vrolijker In een donkere kamer wonen, dit licht, dit uitzicht, dit gemak opgeven, was een vreselijke gedachte. Daarom had ze het zo lang uitgesteld over haar financiën na te denken. Maar het was duidelijk dat ze iets moest doen.

Ze wilde geen geld van Elise aannemen en evenmin van meneer Tanaki, hoewel ze het prachtig vond dat hij overwoog Sylvan Glades een schenking te doen en dat hij het bezoek van dr. Gancher aan Japan had betaald, teneinde daar ook zo’n school te vestigen. En verder moest ze niet meer op Aaron rekenen en zijn beloftes dat hij het trustfonds weer aan zou vullen. Nee, ze zou gewoon zelfstandig iets moeten doen.

Het zijden kleed streelde haar blote voeten, de donkere gloed van de mahoniehouten tafel glom. In een nieuw huis zou geen plaats zijn voor een eettafel. Ze liep door de woonkamer naar de serre. De bonsai, haar favoriet, de Esdoorn, leek naar haar te knikken, terwijl ze langs liep. Het waren haar vrienden geweest, haar getuigen, terwijl ze hier volwassen was geworden, terwijl ze haar realiteit onder ogen had gezien. Zachtjes streelde ze een klein, rood blaadje. Zonder kas overleefden ze het niet. Geen bonsai meer.

Ze liep naar buiten het terras op. Een zacht windje woei door haar haar. Er kwamen tranen in haar ogen. Ik zou dankbaar moeten zijn, zei ze tegen zichzelf, dat ik dit alles heb om te verkopen. Zo weinig mensen hebben dat. Ik zal alle drie mijn kinderen gelukkig, gezond en verzorgd kunnen zien. Ik zal niet van de honger omkomen en ik heb goede vriendinnen en misschien heb ik zelfs wat talent. Ik heb mijn leven in eigen handen en ik neem de stappen die nodig zijn. Een leuke man schijnt me aardig te vinden en ik vind hem aardig. Dat is meer dan de meeste mensen hebben. Ik zou dankbaar moeten zijn.

Maar dat was ze niet. Op het moment was ze egoïstisch en voelde ze zich ellendig. Ze ging op de bank op het terras zitten en huilde.

Die avond gingen Annie en Miguel uit eten, naar een Cubaans-Chinees restaurant op Columbus en Ninety-fourth Street, verder de stad in dan de yuppies en trendy Westsiders meestal kwamen. Haar depressie van eerder die dag zakte langzaam weg, terwijl ze een glas wijn dronken en Miguel haar aan het lachen maakte. Hij vertelde haar van zijn vorderingen met Morty Cushman - hij dacht dat hij een goede kans had hem voor het gerecht te krijgen - en dat hij een sterke aanklacht kon indienen tegen Gil Griffïn. Het zou haar problemen niet oplossen, maar maakte haar wel blij. Zoals haar vader had gezegd, alleen de sterken krijgen gerechtigheid. Ze besloot dat zij sterk zou zijn.

Na het eten liepen ze Columbus af en dronken in het Museumcafé nog een slaapmutsje. Annie kwam zelden in de West Side. Het leek er jonger, vrolijker, van een grotere etnische verscheidenheid dan haar eigen rustige buurt. Misschien kon ze hier ergens gaan wonen. Maar ze moest toegeven dat ze zich hier alleen niet op haar gemak zou voelen. Maar nu was ze niet alleen. Ze was heel blij samen met deze charmante man te zijn. Ze voelde zich deel van het vrijdagavond-vertier, terwijl ze arm in arm verder liepen.

Toen Miguel haar meenam over het stenen pad langs het Planetarium, wist ze wat er komen ging. En ze was blij.

‘Heb je het koud?’ vroeg hij, toen hij haar voelde rillen. ‘Zal ik je thuis brengen?’

‘Ik wil niet naar huis,’ zei ze. ‘Daar word ik nu verdrietig van.’

‘Ik weet het.’ Hij keek haar vol medegevoel aan. ‘Ik word van mijn huis ook droevig.’ Hij zweeg even. ‘Ik zou graag met je willen vrijen.’

‘Ik weet het,’ zei ze. ‘Dat wil ik ook.’

‘Maar ik zou je niet mee willen nemen naar mijn huis. Dat is mijn thuis niet. Ik slaap daar alleen maar. Het zou niet goed zijn.’

Ze glimlachte naar hem. Ze dacht eraan hoe moeizaam seks met Aaron was geworden en hoe ze zo bij dr. Rosen terecht was gekomen. Nerveus, maar ook vol zelfvertrouwen, dacht ze dat ze op de een of andere manier geen problemen zou hebben met Miguel. Dat komt omdat ik niet kwaad op hem ben, dacht ze. Zo eenvoudig was dat.

Een heel lange tijd was ze zo kwaad op Aaron geweest, dat ze zichzelf geen ogenblik zou hebben kunnen laten gaan. Als ik dat had gedaan, dacht ze, zou ik misschien geprobeerd hebben hem te vermoorden. Hij was werkelijk vreselijk tegen haar geweest en ze had zo lang geweigerd dat in te zien. Ze bleef even staan, dacht na en glimlachte toen. Ze keek Miguel aan, pakte vervolgens zijn hand en nam hem mee naar de hoek. Ze stak haar hand op om een taxi aan te houden.

‘Ik weet waar we heen kunnen gaan,’ zei ze snel, alsof ze plotseling een idee had gekregen.

‘Chauffeur,’ zei ze tegen de man achter het stuur, ‘wilt u ons naar het Carlyle brengen?’

In de lift stonden ze heel dicht bij elkaar, de sleutel van Kamer 705 bungelde losjes in Annies hand en tikte tegen het dijbeen van Miguel aan. Haar handen waren koud, zoals altijd, maar ze voelde de warmte die in golven van zijn lichaam af leek te komen. Zonder iets te zeggen liepen ze de gang door. Met gemak stak ze de sleutel in het slot en deed de deur open.

‘Miguel,’ zei ze, toen ze de kamer binnengingen, ‘ik ben nerveus.’

‘Ik ook.’

‘Ik doe dit niet iedere dag.’

‘Ik ook niet.’

‘Sinds mijn huwelijk ben ik met niemand anders naar bed geweest dan mijn man.’

‘Ik ook niet. Ik bedoel, niet jouw man. Mijn vrouw.’

‘Echt waar?’ Op de een of andere manier had Annie het idee dat mannen altijd partners hadden. Nu ze wist dat dat met Miguel niet zo was geweest, werd ze niet minder nerveus. Ik denk, bedacht ze verbaasd bij zichzelf, dat ik nog steeds verwacht dat mannen op dit gebied de leiding nemen. Ze herinnerde zich hoe gemakkelijk Aaron het in Boston voor haar had gemaakt. Zo gemakkelijk en zo verkeerd.

Ze deed een stap naar Miguel toe, nam zijn warme hand in haar koude en trok hem zachtjes naar de zijkant van het bed.

‘Wat ben je koud!’ riep hij.

‘Maak me warm,’ zei ze tegen hem. Hij glimlachte en bracht haar beide handen naar zijn gezicht.

‘Dit is het Paradijs,’ zei hij, op haar oor knabbelend.

‘Annie Paradise?’

‘St. Michiel in het Paradijs,’ zei hij.

‘Nog niet, maar zo meteen.’

Hij boog zijn hoofd en kuste haar handpalmen. Zijn adem was warm en kietelde heerlijk. Toen was zijn mond op de hare en drukte haar zacht op het bed neer.

Brenda lag op haar rug in het brede, witte bed, met haar hand op haar buik. Hij was beslist platter. Ze voelde een bobbel aan weerszijden van haar ronde buikje. Toen ze de eerste bobbel had ontdekt, was ze bang geworden: in haar familie stonden bobbels gelijk aan kanker. Maar toen ze even verder had gevoeld en de tweede had gevonden, had ze hardop gelachen - ondanks haar schrik moest ze toegeven dat het grappig was als je je eigen heupbeen niet herkende.

Ze draaide haar hoofd opzij om naar Diana te kijken, die naast haar lag te slapen. Brenda glimlachte. Het was lief hoe kinderlijk het gezicht van Diana werd als ze sliep. Zonder make-up, met haar strokleurige haar in de war, zag ze eruit als een boerenmeisje. Brenda kon nauwelijks geloven dat deze briljante vrouw, deze geestige, succesvolle, gevatte tante werkelijk van haar hield en van haar hield zoals ze was.

En de laatste tijd ging het steeds beter met haar, moest Brenda toegeven. Het was niet alleen het gewicht. Brenda had het gevoel dat ze voor het eerst genoeg zelfvertrouwen had om te zeggen wat ze voelde en niet alleen spottende opmerkingen te maken. Het mooiste was dat Diana luisterde en nooit scheen te denken dat Brenda gek was of onredelijk.

Ze trok het laken over de schouder van Diana en stopte die in. Brenda was gelukkig. Ze had genoeg geld, ze had goede vriendinnen, ze had haar zelfvertrouwen terug en ze werd bemind. Hoe lang kan dit duren? vroeg ze zich af en trok toen een lelijk gezicht. Cynisme, dat was de oude Brenda en nu herkende ze het als een teken van haar wanhoop. Zo lang dit duurt, duurt het, zei ze tegen zichzelf. Sommige mensen krijgen het helemaal nooit. Ik ben een van de bijzonder gelukkigen.

Oké, wie zou zichzelf nog meer gelukkig prijzen wakker te worden als gescheiden, dikke lesbienne van middelbare leeftijd, vroeg Brenda zichzelf af. Misschien niet dik meer, gaf ze toe. Misschien alleen maar mollig. Maar die andere drie beslist wel. Lesbienne. Ze deed erg haar best aan het woord, het idee te wennen. Lesbienne, homo, pot, hoe het ook heten mocht. Brenda Cushman, vrouwelijke homoseksueel. Ze keerde zich weer naar Diana. Als het houden van Diana betekende dat ze lesbisch was, dan was ze daar trots op. Want van Diana houden was iets geweldigs.

En Anthony en Angela schenen Diana ook aardig te vinden. Ze wist niet zeker wat ze vermoedden, maar tot nu toe had ze niets over het seksuele gezegd. In feite zei ze überhaupt niet zo veel tegen de kinderen. Gisteren nog had Anthony haar gebeld en Angela klaagde dat ze haar moeder niet vaak genoeg zag. Brenda moest lachen om de ommekeer. Misschien had ze zich vroeger inderdaad een beetje te veel met hen bemoeid.

Nu had ze het daar veel te druk voor. Diana was overal enthousiast over, van een nieuw restaurant tot een goed boek of een pas uitgekomen lachfilm. En de seks! Zelfs nu, terwijl ze alleen in het donker wakker lag, moest Brenda blozen. Ze had nooit beseft dat seks zo kon zijn, zo evenwichtig, zo sensueel en toch zo romantisch. Brenda schudde haar hoofd. Als ze afwijkend was, lesbisch, of wat dan ook, het zij zo. Dat was al zo geweest sinds ze heel jong was. Zó was ze en ze zou zichzelf nooit meer verloochenen. Ze bad alleen dat Diana van haar zou blijven houden. Want de liefde, hoe die ook kwam, was altijd zo’n wonder.

Gil strekte zich uit in de brede, comfortabele stoel in de eerste klas.

Zoals altijd had hij twee tickets gekocht, zodat hij geen last zou hebben van iemand naast zich tijdens de achttien uur durende vlucht van Tokio naar Kennedy. Zelfs in de eerste klas kon je tegenwoordig allerlei idioten naast je krijgen. Maar wat belangrijker was, op deze manier zou niemand zien hoe vreselijk bang hij in een vliegtuig was. Zelfs Kingston niet. Vooral Kingston niet, die het op kantoor zou kunnen rondvertellen.

Een stewardess gaf hem een deken. Die oosterse vrouwen waren charmant, absoluut geboren om te dienen. Gil pakte twee van de dekens, zei tegen haar dat hij een beetje grieperig was en wilde slapen. Daarna nam hij twee Seconals en slikte ze door met een slokje champagne. Het opstijgen was het ergst. Daar zou hij zich doorheen slaan en dan zou hij buiten westen zijn.

Hij dacht aan zijn besprekingen van de afgelopen week en trok een lelijk gezicht. De reis, die zes dagen had moeten duren, was uitgelopen tot meer dan drie weken. Oosterse mannen waren helemaal niet charmant. Het waren lawaaierige apen, maar uiteindelijk had hij het voor elkaar gekregen, zij het met vreselijk veel moeite. De Japanse banken waren in het begin aarzelend om samen te werken met een Amerikaan die op het punt stond een van hun landgenoten over te nemen, ondanks het enorme voordeel dat er voor hen aan vastzat. Hij deed zijn voorstellen, hoe hij Maibeibi uit zou kopen, een aantal van de nevenbedrijven zou verkopen, hoe ze daarmee hun hele investering terug zouden verdienen en toch nog eigenaar zouden zijn van de centrale, winstgevende kern. Uiteindelijk waren ze voor hun hebzucht bezweken, zoals hij bij hun Amerikaanse neefjes ook telkens weer had zien gebeuren.

Het enige waar hij over in zat, was dat verrekte dossier dat weg was. Mary had gezworen dat ze alles in de map had gestopt die hij had meegenomen, maar een aantal van de gegevens was weg. Hij had het dossier zeker niet weggemaakt, dat wist hij. Maar toen hij bij haar was weggegaan, had ze niet helder nagedacht. En als ze kwaad was, en dat was ze geweest, had ze er uit nijd van alles mee kunnen doen.

Hij schoof ongemakkelijk heen en weer in zijn stoel. Het was niet alleen het opstijgen waardoor hij zich ellendig voelde. Misschien waren de drie weken van die kant bekeken goed geweest. Tijd om te vergeven en te vergeten. Hij betreurde het incident. Het zou niet meer gebeuren. Hij was vastbesloten niet in dat afschuwelijke patroon te vervallen waarin hij met Cynthia was geraakt. Het was stom. Hij gedroeg zich als een ploert. Hij was niet het soort man dat vrouwen sloeg. Hij keek naar de aktentas naast zich. Er zat een schitterende parelketting in, van drie strengen, een vredesoffer aan Mary. Hij had er spijt van en verlangde naar de troost van het lichaam van Mary. Hij hield van haar. Dit incident, hoe onfortuinlijk ook, zou overwaaien. Hij had het met de Japanners geregeld, hij zou het met Mary regelen en dan zou hij zijn zet doen wat Maibeibi betreft. Kingston had de koopopdracht al gegeven. Ze waren rijp als een kers die geplukt kan worden en hij was vastbesloten zijn zin te krijgen. Dan zou hij de onbetwiste koning van Wall Street zijn. Niemand had ooit zo’n slag geslagen. Daarbij vergeleken waren de anderen kleuters. En het was niet alleen het geld. Het was het aanzien. Hierdoor zou hij door iedereen worden erkend.

Intussen lag Mary alleen in het grote bed in het appartement aan Fifth Avenue. Het was bijna vijf uur in de ochtend, lokale tijd, maar Mary sliep niet. De ijszak, die ze had gebruikt om de verkleuring van haar ogen tegen te gaan, lag nog steeds op het kussen naast haar. Alleen mijn ijszak en ik, dacht ze grimmig. Het had bijna twee weken geduurd voor de zwelling weg was, maar om de een of andere reden wilde ze de relikwie niet opgeven. De vernedering van het naar haar werk moeten gaan, naar de bespreking van het benefiet-comité, het moeten praten met Gunilla Goldberg en Bette Bloogee met een dichtgeslagen oog! Het was eerst verkleurd tot een nijdig paars, daarna groen, toen, na meer dan een week, een lelijk geel. Zelfs nu, alleen in bed, voelde ze de pijn nog. Iedereen die haar aanstaarde en dan snel de ogen afwendde.

Het benefietdiner was al over twee weken en ze kon zich niet voorstellen hoe ze erheen kon gaan. Jaren en jaren had ze haar best gedaan, zich uit de naad gewerkt, had ze met massa’s idioten geflikflooid, gevochten om binnen te komen in de elitewereld van rijkdom, macht, talent en succes. Ze was niet bijzonder mooi en ze had geen uniek talent. Dus had ze gewoon doorgezwoegd, hopend dat de juiste kans zou komen. En nu, nu ze er bijna was, moest dit gebeuren.

Wat moest ze doen? Gil verlaten en proberen het alleen te maken ? Ze was niet zo stom dat te proberen - ze wist dat ze hier voorlopig alleen maar getolereerd werd. Gunilla, Annie Paradise, Lally Snow, Bette Bloogee, ze zouden allemaal gewoon afwachten om te zien hoe lang ze het volhield. Het zou op z’n minst een paar jaar duren voor ze haar positie verstevigd had. Maar hoe kon ze het uithouden bij Gil te blijven? Hoe kon ze?

Ze kon nog steeds niet geloven dat Gil haar had geslagen, dat hij het lef had gehad, het volkomen gebrek aan respect. Zelfs Bobby, met al zijn fouten en al zijn macho-onzin, zelfs Bobby had haar nooit durven slaan. Mary lag daar op het ontzettend dure bed in het appartement dat bijna een miljoen dollar per kamer had gekost en ze besefte dat ze zich nog nooit zo armoedig had gevoeld. En gekwetst. Zo vreselijk gekwetst. Hoe kon een man die van haar hield dit doen? Ze kon niet slapen en ze kon niet bedenken wat ze moest doen. Ze probeerde zich in te denken dat ze haar spullen zou pakken en weg zou gaan, maar haar praktische kant zou dat nooit toestaan. O, nee. Niet na alles wat je hebt doorgemaakt. Je bent nu berucht. Wie zou je in dienst nemen? Maar als ze bleef, zou ze zich met Gil moeten verzoenen. In het openbaar met hem moeten verschijnen, met hem werken, met hem leven, met hem naar bed gaan.

‘Nooit,’ zei ze hardop, heen en weer schuivend in het grote, lege bed. Ze zou hem nooit meer bij zich binnenlaten. Hoe kon ze blijven, maar hoe kon ze weggaan? In de weken sinds hij naar Japan was vertrokken, had ze zich daar telkens weer het hoofd over gebroken. Ze kon onmogelijk blijven, ze kon onmogelijk weggaan.

Stilletjes huilde ze. Maar de tranen deden nog steeds pijn aan haar zere oog. O, kon ze maar tegen iemand aankruipen, zich warmen aan Bobby’s rug, armen om zich heen voelen, getroost worden. Ze zou nu graag bij hem willen zijn. Voor eventjes maar. Als ze maar een orgasme kon krijgen, een bevrijding, zou ze kunnen slapen. Ze moest een poosje slapen. Langzaam liet ze haar hand tussen haar benen glijden en dacht aan Bobby. Zijn handen waren enorm, zijn benen waren zo lang. En zijn pik! Ze voelde een lichte rilling door zich heen gaan. Het was moeilijk geweest opgewonden te raken over dat deel van Gil na Bobby. Nu zou ze dat niet hoeven proberen. ‘Bobby,’ fluisterde ze, terwijl haar vingers in het vocht gleden dat zijn beeld had veroorzaakt. ‘O, Bobby.’

Duarto werd plotseling wakker en hoefde zijn ogen niet open te doen om te weten dat Asa niet naast hem in bed lag. Nu Duarto eraan gewend was geraakt - en verrassend snel - was het bijna een zesde zintuig dat hem vannacht wekte en vertelde dat hij alleen was. Anders dan al die andere nachten die hij alleen had geslapen sinds Richard dood was. Het was anders, omdat hij de laatste tijd bijna iedere avond met Asa naast zich in slaap viel.

Er was geen verklaring van eeuwige liefde geweest, geen beslissing om samen te gaan wonen. Er was eigenlijk helemaal geen besluit gevallen. Iedere dag traden ze tegemoet als een nieuwe dag. Duarto nam niets als vanzelfsprekend aan en hij had het idee dat Asa dat ook niet deed. Elke dag leek over te gaan in een volgende, een nieuwe afspraak. Het was vanzelf zo gelopen.

Zonder dat daar een beslissing over was genomen, bracht Asa steeds meer tijd door in het appartement van Duarto in Tenth Street, net achter Fifth Avenue. Langzaam begon Duarto in een kast ruimte te maken voor de kleren van Asa, toen kwam Asa met boodschappen om eten te koken en vervolgens gaf Duarto hem zijn extra sleutel. Asa hield zijn appartement nog aan, maar eigenlijk was het belachelijk huur te betalen voor een ruimte die hij nóóit meer gebruikte.

Duarto keek naar boven naar het plafond, zonder dat hij de trompe-l’oeil blauwe hemel en witte wolken kon zien die hij daar had geschilderd. Als Asa naar het toilet was, bleef hij lang weg. Duarto ging rechtop zitten, hij was plotseling bang. Er kwam geen licht onder de deur van de badkamer door. ‘Asa?’ riep hij. Toen hij geen antwoord kreeg, sprong Duarto uit bed en liep naar de entresol die uitkeek op de woonkamer. ‘Asa?’ riep hij nogmaals in het donker.

Duarto hoorde een geluid en kon toen Asa onderscheiden, die op de bank naar buiten zat te kijken door het hoge raam. Zijn gestalte werd nu zichtbaar in het licht van de straatlantaren.

‘Asa,’ zei Duarto, terwijl hij naar beneden ging en naar hem toeliep.

Asa zat voorovergebogen, met zijn ellebogen op zijn blote knieën steunend, zijn gezicht in zijn handen. Hij huilde. Duarto ging naar hem toe en raakte Asa’s schouder aan, maar hij zei niets. Hij wilde Asa laten merken dat hij er was.

Even later bedaarde het snikken van Asa en zei hij: ‘O God, Duarto, ik moet je iets vreselijks vertellen. Je zult me haten.’

Duarto voelde zijn knieën knikken en hij ging op zijn billen op de grond zitten, voor zijn benen het zouden begeven. Hij wilde het niet vragen. Hij wilde dat hij droomde, maar wist dat dat niet zo was. De huid van Asa was warm onder zijn aanraking. Hij kon de gedachte niet verdragen aan wat Asa hem te zeggen had. Hij wist het. Na Richard, na al die mannen die hij kende die dood waren, hoefde er niets te worden gezegd.

Duarto wilde die woorden ook niet horen, alsof ze leven kregen door ze geluid te geven. Hij kon dit niet nogmaals doormaken. Dat kon Asa niet van hem verwachten. Na alle zorg die hij de stervenden had gegeven, na al het verlies, waarom nu, waarom meer?

Maar hij wist ook dat hij niet géén liefde, geen zorg kon geven aan deze man. Asa was het middelpunt van zijn leven geworden. Hij probeerde de woede weg te slikken die hij plotseling voor Asa voelde. Waarom heb je het me niet eerder verteld, schoft? Voor ik verliefd op je werd? Voor ik me aan je hechtte?

Toen huiverde hij. O, Jezus, als hij ziek is; we hebben niet veilig gevreeën. Hij heeft me verteld dat hij negatief was, en dat hij vijf jaar met niemand naar bed was geweest. God, God, laat hem geen leugenaar zijn. Alstublieft ik zal voor hem zorgen als hij ziek is. Maar laat hem alleen niet tegen me hebben gelogen.

‘Asa, ik denk niet dat ik je ooit kan haten. Wat is er aan de hand? Heb je tegen me gelogen over iets? Vertel het me, Asa.’ Asa schudde het hoofd en Duarto hield aan. Hij moest het allemaal horen, nu meteen. ‘Vertel me de waarheid, Asa.’

Asa slikte zijn snikken in en fluisterde: ‘Ik zit in moeilijkheden, Duarto. Ik heb gemene zaak gemaakt met Gil Griffin. Ik heb last met de Economische Controledienst, die doen een onderzoek naar beursfraude van Gil. Ze zullen mij ook pakken. Ik heb voor geld een artikel geschreven, Gil heeft me betaald.’ Asa begon weer te huilen. ‘Haat me niet, Duarto, alsjeblieft.’

Duizelig van blijdschap stond Duarto op. ‘Daarom huil je, Asa? Vanwege de Economische Controledienst?’

Asa knikte. ‘Ze zouden me kunnen arresteren.’

Duarto gooide het hoofd in de nek en huilde als een wolf tegen de maan, vervolgens rolde hij lachend over het kleed. Asa hief zijn gezicht op en keek hem geschokt aan. ‘Duarto, ben je gek geworden ? Waarom lach je?’

‘Jij leeft, en ik leef,’ zei hij en kwam toen naar Asa toe en sloeg zijn armen om hem heen. ‘Ik dacht dat je me zou gaan vertellen dat je ziek was, dat je...’

‘Wat? Nee, ik ben niet ziek. Ik ben volkomen gezond. Maar, Duarto, zie je niet hoe ernstig dit is? Ik zit vreselijk in moeilijkheden.’

‘Nee,’ riep Duarto. ‘Je zit niet in moeilijkheden. In het ziekenhuis aan de slangen liggen, dat zijn moeilijkheden. De Economische Controledienst? Dat is niet meer dan een probleem. Een juridisch probleem. Daarom heeft de duivel advocaten gemaakt.’ Hij trok Asa tegen zich aan. ‘Kom nu weer mee naar bed. Alles komt dik voor elkaar.’

‘O, Larry,’ fluisterde Elise op dat moment. Hij was weer in haar, heel langzaam bewegend, terwijl hij heel diep in haar kwam. Ze waren naar bed gegaan, uitgeput na het werk van die dag, en hadden vijf uur geslapen.

Sinds de dag na de begrafenis waren zij en Larry onafscheidelijk geweest. En het was geweldig. Hij maakte haar aan het lachen, hij sloeg zijn armen om haar heen als ze huilde, hij verwende haar, wanneer ze niet bezig was hem te verwennen. Nu had hij haar wakker gemaakt. Alleen een jonge man zou dat doen. Een verliefde jonge man. Ze voelde zich levendig, wakker, verfrist. Kwart over vijf ’s morgens vond ze best. Er was geen verwarrende Greenwich-tijd meer, geen wazigheid. Sinds haar afspraak met Brenda had ze geen druppel meer gedronken, hoewel het weinig had gescheeld. Maar nu maakten het werk en de liefde haar gelukkig. Gelukkig en nuchter. Ze keek op naar zijn gezicht en hij glimlachte heel lief naar haar en hield net lang genoeg op met bewegen om zich voorover te buigen en haar voorhoofd met kussen te bedekken.

‘Mijn lieve, mooie Elise,’ zei hij. ‘Ik hou zo veel van je.’

Weer voelde Elise zoals gewoonlijk de tranen in haar ogen springen. Weer hield Larry op, maar hij had onderhand het feit geaccepteerd dat haar geluk haar aan het huilen maakte en hij maakte zich niet ongerust. Wat haar betreft deed ze haar best zich niet ongerust te maken over de vergelijking van haar huid met de zijne, haar ervaring, haar geld, haar leeftijd, tegenover de zijne. ‘Niet de jouwe vergeleken met de mijne,’ had hij gezegd. ‘De jouwe gecombineerd met de mijne.’

En dus maakte ze de film. Dat was besloten. Met hun gezamenlijk talent.

Ze had nog nooit met zoveel plezier met iemand samengewerkt. Zelfs niet met Truffaut. Ze vulden elkaar inderdaad goed aan en Elise was blij te merken dat ze nog zo veel wist van het maken van een film en dat Larry veel van haar aannam. Ze had de regel van haar moeder gebroken: zij financierde de productie. Misschien was het een vergissing. Misschien was Larry een vergissing. Maar ze wist ook dat zijn oog goed was en zijn inzicht feilloos. De film zou kort, strak, volmaakt worden. Zolang haar acteren goed was, zou het ongetwijfeld een succès d'estime worden. Maar Elise hoopte op meer. Veel meer.

Nu strekte ze haar armen uit en sloeg ze om Larry’s schouders heen. Ze drukte hem stevig tegen zich aan. Hij kreunde. Ze liet haar handen over zijn brede rug glijden, in de holte voor de zwelling van zijn billen en toen over zijn billen heen. Ze greep ze vast en duwde hem nog dieper in haar. ‘Zo heerlijk,’ fluisterde hij in haar oor. Toch hield hij zich nog in. Ze was tevoren al een keer klaargekomen, maar hij bracht zijn hand vlak boven de plek waar hij bij haar binnendrong en begon haar weer te strelen. Het was bijna te veel, bijna te gevoelig. Ze huiverde, slechts een heel lichte beweging, maar hij hield onmiddellijk op. ‘Nee?’ vroeg hij.

Ze glimlachte tegen hem. ‘Kunnen we even ophouden?’ vroeg ze.

Larry trok zijn wenkbrauwen op. ‘Is er iets?’ vroeg hij.

‘Nee hoor, ik ben alleen zo gelukkig. De eerste dag van het toewijzen van de rollen is goed gegaan, vind je niet?’

Hij glimlachte opgelucht. ‘Moeten we dat niet vieren?’ vroeg hij. ‘En ik heb hier iets voor je.’ Hij bracht haar hand naar zijn erectie. Ze sloot haar hand zachtjes eromheen. Dit was heerlijk, zo heerlijk, maar ze moest gewoon praten.

‘Larry, ik wil dat je weet dat wat er ook gebeurt, of de film flopt of niet, zelfs als iedereen me uitlacht, of als je op een dag wakker wordt en me moet verlaten omdat ik een oude tang ben, ik wil dat je weet dat niemand me ooit zo gelukkig heeft gemaakt of zo lief voor me is geweest.’

‘En jij hebt mij gelukkig gemaakt. En je hebt mr. Happy gelukkig gemaakt. En daar word jij gelukkig van. En zo is iedereen gelukkig.'

‘Waarom geeft een man zijn penis een naam?’ vroeg Elise met een glimlach, naar mr. Happy kijkend.

‘Hoe moet ik hem dan noemen: “Hé, jij daar”?’

Elise lachte. ‘Soms ben je ongelofelijk stom.’

‘Dank u. Dat hoort allemaal bij de service van Larry Cochran, mevrouw. En over service gesproken...’

Hij was weer in haar, nu haar mond kussend, waarbij zijn tong zijn lange, langzame stoten herhaalde. Elise klemde zich dicht tegen hem aan. Ze kende deze man, zijn goedheid, zijn talent, zelfs zijn kinderachtigheid. God, wat hield ze veel van hem!

‘Praat nooit over bij me weggaan,’ zei hij. ‘Ga nooit bij me weg. Alsjeblieft. Verlaat me nooit.’ Zijn stem was diep, een kreunend gefluister. ‘Beloof het me,’ smeekte hij.

‘Nooit,’ beloofde ze. ‘Nooit.’

Bill keek hoe Phoebe het laatste lijntje cocaïne van de glazen salontafel snoof. De tafel lag vol met nummers van Art World en Rolling Stone, een oude verflap en de resten van het Chinese eten dat ze gisteren had gehaald. Ze was opgewonden geweest toen ze hem gisteravond op zijn werk belde, opgewonden en een beetje onsamenhangend, maar toen hij op de zolder kwam, was ze bijna in coma geweest. Nadat ze een paar uur tegen hem had zitten bazelen, was ze om middernacht opgestaan. Sindsdien was ze bijna manisch geweest. Ze waren in iedere club en bar in SoHo geweest en waren ten slotte weer naar de zolder teruggegaan. Christus, het werd al bijna weer licht. Ze zei dat ze alleen maar een paar lijntjes snoof om wakker te worden. Daarna gingen ze naar haar studio zodat hij haar nieuwe werk kon zien.

Hij maakte zich ongerust. Al weken werd ze steeds opgewondener over haar nieuwe werk, maar ook steeds geheimzinniger over wat het precies was. ‘Het is een doorbraak. Een echte doorbraak. Ik denk dat ik met behulp van Leslie eindelijk die onzinnige scheiding heb weggescheurd, die de media aanbrengen tussen kunst en leven. Ik meen het. Dit is belangrijk.’

Bill hoopte het omdat hij nerveus was. Phoebe weigerde nog steeds pertinent naar een ontwenningskliniek te gaan en hij moest haar kant kiezen, maar hij was er nu niet zo van overtuigd dat deze zachte therapie werkte. Hij vroeg zich soms af wat dat mens van Rosen in haar schild voerde. Er was geen twijfel aan dat Phoebe steeds vreemder was geworden. Hij wist natuurlijk dat kunstenaars anders waren, maar de drugs, de seks, de buien begonnen vreselijk uit de hand te lopen en hij werd meegesleurd. De familie van Phoebe had ieder contact afgesneden en had al stappen ondernomen om een curator aan te wijzen. En hij zat krap bij kas. Elise had uit nijd zijn verzamelingen voor één dollar verkocht en hij kon er wettelijk niets tegen doen vanwege de bepalingen in het echtscheidingsconvenant dat hij zo haastig had getekend. Phoebe, de baan, zijn financiën, het was allemaal te veel. Toch hield hij van haar. Hij zou haar nooit kunnen opgeven. Zij had hem nodig.

Maar de laatste tijd, sinds ze aan die therapie met dr. Rosen was begonnen, had ze alleen maar anale seks gewild. Bill had het prachtig gevonden, in het begin tenminste. Het was zo verboden, zo vreselijk sexy, en wanneer Phoebe zich uitkleedde en over het bed heen leunde, met haar knieën op de grond en hem erom smeekte, had hij gretig gedaan wat ze vroeg. Hij had een geweldige erectie gehad. Phoebe had iets gezegd over oorspronkelijke gebruiken die in ere werden hersteld. Allemaal prachtig, maar hij begon er genoeg van te krijgen. Het probleem was dat dat het enige was wat ze wilde, wanneer ze überhaupt seks wilde. Het gaf hem een onprettig gevoel. Het was, ach, hij wist het niet. Een soort obsessie, misschien.

Phoebe stond nu op van de tafel, haar lichaam zo mager als dat van een hazewindhond. Ze keek naar Bill en met een wee gevoel in zijn maag en een groeiende spanning in zijn kruis, herkende hij die verhitte grijns. Phoebe bleef hem aan kijken, bijna alsof ze in trance was en begon toen langzaam haar strakke jurk met tijgerstrepen omhoog te trekken. Ze trok hem tot aan haar middel op, waardoor haar geschoren schaamlippen, haar dunne benen en haar scherp uitstekende schaambeen zichtbaar werden. Ze draaide haar lichaam om, maar bleef hem over haar schouder aankijken. Heel langzaam begon ze zich voorover te buigen, de lage tafel gebruikend om op te steunen. Daarna bracht ze haar handen naar haar billen en opende de spleet.

‘Geef me een beurt, pappie. Geef me daar een beurt.’

Geheel in haar ban, zijn pik hard tegen zijn been, liep Bill naar haar toe. Hij boog zich over haar heen en sloeg zijn armen om haar heen. ‘Nee!’ siste ze, zichzelf losrukkend. ‘Raak me niet aan. Geef me alleen een beurt.’

‘Phoebe, ik...’

‘Niet praten,’ siste ze. ‘Geef me een beurt.’

‘Alsjeblieft, Phoebe, alsjeblieft.’ Hij voelde dat zijn pik popelde om bevrijd te worden. ‘Praat alsjeblieft tegen me. Laten we gaan liggen. Laat me je in mijn armen nemen.’ Er was iets mis. Er was iets heel erg mis. Tot zijn verbazing voelde Bill dat er tranen in zijn ogen kwamen. Niet op letten. Hij zou haar geven wat ze wilde.

Aaron werd wakker. De droom was nog steeds reëler dan de gestalte van zijn vrouw, die stijfjes in het donker naast hem lag. Het was weer die vogel, die vogel die naar beneden kwam en hem oppakte in zijn scherpe klauwen, hem hoog mee de lucht in voerde, alleen om hem daarna als een baksteen te laten vallen. Hij werd wakker voor hij de grond raakte.

Hij probeerde op te houden met hijgen, draaide zich om om naar Leslie te kijken en vroeg zich af hoe lang ze nog zo kil tegen hem zou blijven doen. Na de verliezen van het trustfonds had ze hem wekenlang buitengesloten. Nu zijn plan om de zaak over te nemen in duigen lag, had ze de muur weer opgetrokken.

Aaron voelde de nabijheid van haar warme lichaam in het bed. Christus, het kon niet veel erger worden dan het nu was. Hij had zijn carrière naar de maan geholpen, de toekomst van zijn dochter, zijn nieuwe huwelijk en zijn relatie met zijn ex-vrouw, en dat allemaal binnen een paar maanden. Wat was er in vredesnaam met hem aan de hand? Was hij een mislukkeling?

Aaron begon te zweten. Christus, hij was geen mislukkeling. Mislukkelingen waren mensen die met de bus gingen, die confectiepakken droegen, die een smoking moesten huren in plaats van er een in de kast te hebben hangen. Mislukkelingen hadden dijbenen die langs elkaar wreven als ze liepen. Ze woonden in buitenwijken en dorpen. Ze haalden zelf hun kleren op bij de stomerij. Ze konden niet bij Nells naar binnen. Christus, ze hadden nog nooit van Nells gehoord. Ze hadden een wijkende kin, een wijkende haarlijn, een dikke buik. Ze hadden persoonlijke leningen lopen. Zo was hij niet. Hij had iets van zijn leven gemaakt. Zijn zoon studeerde voor arts. Uit het niets had hij Paradise/Loest geschapen. Hij was geen mislukkeling.

Hij schoof naar Leslie toe en wreef zijn hand over haar smalle rug. Tot zijn verrassing kreunde ze en draaide ze zich naar hem om, hoewel ze haar ogen dichthield. Haar borsten, zo mooi groot en rond in contrast met haar smalle lichaam, drukten tegen haar blauwe, zijden nachthemd en haar linkertepel kwam net boven de rand van de kant uit. Zachtjes, voorzichtig, liet hij zijn hand steeds verder naar beneden glijden, in de diepe kloof tussen haar borsten; daarna begroef hij zijn hoofd daar.

O, veilig op haar borst te kunnen liggen. Aaron had het gevoel daar voor altijd te kunnen blijven liggen. Het was geen seks wat hij wilde. Het was warmte, het was troost, acceptatie.

Maar Leslie bracht haar handen naar zijn dijbenen, toen naar zijn kruis. Toen trok ze ze heftig terug, alsof ze zich had gebrand.

‘Wat heeft dat verdomme te betekenen?’ vroeg ze, duidelijk klaarwakker en starend naar zijn slappe lid.

‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Jij bent de sekstherapeut.’ Hij voelde geen begeerte naar haar; hij was leeg als de schelp van een leeggepikte oester. En in een moment van helderheid wist hij dat hij nooit meer begeerte voor haar zou voelen.

‘En jij bent een impotente klootzak,’ spuwde ze.

‘Dat gaat goed samen met een castrerend kreng,’ antwoordde hij en draaide zich om.

Hij keek naar de wekker: 5.33. Vlak voor het licht begon te worden. Het uur van de wolf. Aaron wist dat hij niet meer in slaap zou kunnen vallen. Hij vroeg zich even af of haar woede op hem zo diep zat dat ze die in haar slaap voelde. Hoe dan ook, van die kant was geen troost te verwachten. Ach nou ja, dacht hij, het was een ramp geweest, dat moest hij toegeven. In het donker moest Aaron bijna glimlachen om de ironie. Pas toen hij met een sekstherapeute was getrouwd, kon hij hem niet meer omhoog krijgen.

Morty Cushman lag in de vroege ochtendschemering te kijken hoe het raam van zijn cel lichter werd. Om zich heen hoorde hij het gesnurk en de andere, dreigender geluiden. Hij probeerde ze niet te identificeren, maar ze waren onmiskenbaar. Het gekreun diep in de keel, sekspraat in hees gefluister, het lange ‘O, God,’ van iemand die klaarkwam. Morty vond het walgelijk en hij was erg bang. Hij kende de universele waarheden, dat mannen die zonder vrouwen opgesloten zaten, seksueel agressief werden ten opzichte van andere, minder sterke mannen en dat je met seks dingen kon regelen in de gevangenis. Hij wist het, maar op de een of andere manier geloofde hij het nooit echt. Hij wilde het nooit geloven, nu zéker niet.

Maar het besef dat iemand ergens voor betaalde, maakte hem doodsbang. Als hij geen tv’s en andere spullen meer had, wist hij dat hij zijn veiligheid op een andere manier zou moeten kopen. Hij herinnerde zich de opmerking die de bewaker had gemaakt over het hebben van een kunstgebit en was dankbaar voor zijn electronica. Maar wat zou hij doen als dat op was? Hij probeerde daar nu niet aan te denken. Onder hem, in het onderste bed, ging het gesnurk gestaag door. Godzijdank. Big Mo sliep. Morty had zelf geen oog dichtgedaan.

Hij zou ingaan op het aanbod van De Los Santos. Het was nu zeker dat hij zou moeten zitten. Maar niet lang. Niet als hij tegen Gil getuigde. En dat zou hij doen. Hij zou zingen als een vogel om uit deze hel weg te komen.

Zo dadelijk zou de bel voor het opstaan gaan en dan zou het ontbijt volgen, wat hij niet door zijn keel zou kunnen krijgen. Morty sliep en at niet goed hier in de gevangenis. En wat seks betreft, Morty wilde er niet eens aan denken.