2. Campbells soep
Waarschijnlijk de helft van de rijke bovenlaag in het zogenaamde zijden-kousen-district van Manhattan en nagenoeg alle beroemdheden worden begraven vanuit het uitvaartcentrum van Campbell. Het is ook een tweede thuis voor paparazzi, die foto’s maken van de treurende familie en vrienden (wanneer een belangrijk iemand is gestorven) en dan koffie en doughnuts krijgen (op kosten van de begrafenis) bij de zij-ingang.
Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren. Daar gaan we weer, dacht Larry Cochran, terwijl hij een film in zijn camera stopte. De mensen die de roddelbladen kopen zijn dol op die afgetobde gezichten.
Maar vandaag werd er geen belangrijk iemand begraven. Toen Larry Cochran verscheen, was het gewoon omdat hij niets beters te doen had en ook omdat hij een gratis ontbijt wel kon gebruiken. Hij overzag het geheel snel en gaf onmiddellijk de hoop op een prijs-foto op. Een of andere huismoeder uit Connecticut. Een vrouw waar nooit iemand van had gehoord. Hoe kon het ook anders. Het zat hem nu al weken tegen.
Hij bleef een tijdje staan praten met Bob Collechio, die de catering deed. Hij wilde niet dat het al te duidelijk was dat hij als een beest de gebakjes weg stond te werken en probeerde uit de regen te blijven. Zijn perspas liep eind juni af en als hij niet snel wat opnames kreeg, zou hij niet alleen op zwart zaad zitten, maar ook geen werk hebben om te laten zien. Het verbaasde hem telkens weer dat het altijd nog slechter kon gaan in het leven en dat dat meestal ook gebeurde.
‘Is er nog nieuws?’ vroeg hij Bob.
‘Nou, dit was een mooi geval. Heeft er een eind aan gemaakt. Een snijer. De poetsjuffrouw heeft haar een paar avonden later gevonden, leeggelopen in de badkuip. Ze hoefden haar niet leeg te laten bloeden voor ze haar balsemden, maar ik hoop dat die opgeblazen klootzak van een ex-man geen korting verwacht. Het moest allemaal heel snel. Ze hebben haar gisteren gebracht en vandaag stoppen ze haar onder de grond.’
Larry kromp inwendig in elkaar bij zijn eigen beeld van de bloederige badkuip en de ‘poetsjuffrouw’. Larry was visueel ingesteld. Hij zag dingen die andere mensen beschreven. Wat het hem gemakkelijker maakte de kost te verdienen als fotograaf en filmer, dat gaf hij toe, maar soms trok hij zich de beelden te zeer aan. Hij had de medewerking van Bob nodig, maar vond het vreselijk met hem om te moeten gaan.
‘Waarom die haast?’
‘Ah, ze is de eerste vrouw van een of andere grote jongen van Wall Street en nu heeft hij een nieuwe op Park Avenue zitten, dus denk ik dat hij geen toestanden wil, begrijp je wat ik bedoel?’ Hij gaf Larry een knipoog. ‘Het is niet goed voor de zaken als je de dames tegen je in het harnas jaagt, weet je.’ Hij lachte, een blikkerig geluid dat onaangenaam raspte.
‘En hoe heet ze?’ Goed, het was een schot in het duister, maar misschien zat er iets in.
‘Griffin.’
‘Zoals in Gil Griffin? De eerste vrouw van Gil Griffin?’ Dit zou nieuws kunnen zijn. Iedereen wist wie Gil Griffin was. Hij was de barracuda van vijandige overnames, een van de grote spelers aan de tafel met de hoge inzetten. En hij had klasse. Niet zoals Boesky of Milkin. Discreet. Dat was hij in ieder geval geweest tot het schandaal uitbrak over zijn kantoorromance met die blonde bedrijfseconome die bij hem in opleiding was, die met dat paardengezicht en het ongelofelijke lichaam. In de pers had hij het maanden lang ontkend, over huis en haard en over zijn vrouw gepraat, maar toen hij niet meer door de pers werd lastiggevallen, scheidde hij van zijn eerste vrouw en trouwde met de econome. Na een korte opleving waren de koppen over het Seksschandaal in de Directie uit de kranten verdwenen. Nu kon Larry zich de naam van de econome niet eens meer herinneren en evenmin die van de eerste vrouw van Gil. Hij was heel slecht in namen, maar kon geweldig goed gezichten onthouden. Hij was tenslotte fotograaf. Hij keek over Bobs hoofd heen naar het mededelingenbord. Cynthia. Cynthia Griffin. ‘Luister, bedankt voor de tip. Ik denk dat ik nog even blijf.’
De tip bleek waardevol te zijn toen een paar minuten later een grote, zwarte Mercedes stopte en Elise Elliot Atchison uitstapte. Larry herkende haar natuurlijk meteen. Hij zou die gelaatsstructuur overal herkennen, de vorm van haar onvergetelijke gezicht. Ze droeg een donkerblauw pakje met een roomwitte blouse en haar fabuleus lange benen waren gehuld in zijdeachtige kousen die pasten bij haar eenvoudige, beige, hooggehakte pumps. Haar haar, dat tientallen tinten blond had, was aan de achterkant ingevlochten en haar ogen gingen schuil achter een enorme zonnebril. Om haar hoofd droeg ze een sjaal van donkerblauwe chiffon.
Vorige week had Larry nog een van haar oude films gezien, een van zijn favorieten, Walking in the Dark. Nu hief hij zijn camera op om een foto te maken, maar hij had zo lang gewacht dat hij haar miste. Dat was lange tijd niet gebeurd. Hij besefte dat hij werkelijk opgewonden was. En dat kwam niet omdat hij de foto kon verkopen, waarvan hij overtuigd was. Het kwam omdat hij echt onder de indruk was. Hij, Larry Cochran, persmuskiet uit New York en toekomstig filmer, was onder de indruk. Ze moest onderhand, wat, vijfenvijftig zijn? Zestig? Ze was vlak na Grace Kelly gekomen, diens gedoodverfde opvolgster. Maar hoe oud Elise Elliot ook mocht zijn, ze zag er nog steeds mooi uit. Larry vroeg zich even af hoe ze deze Cynthia Griffin kende, maar onmiddellijk verscheen de scène uit Nobody’s Fool voor zijn geest, waarin de persoon die door Elise Elliot werd gespeeld de begrafenis van haar zuster had bijgewoond. Dit had een herhaling kunnen zijn, maar dertig jaar later. Jammer dat hij de opname had gemist, maar hij zou blijven wachten tot hij haar op de foto kon zetten als ze weer wegging.
Elise Elliot was werkelijk bijzonder geweest. Als het studiosysteem niet kapot was gegaan, zou ze een grote Hollywoodster zijn geweest in plaats van een interessante voetnoot. Ze was een intelligente actrice geweest tijdens een periode van domme, sexy blondjes, maar haar intelligentie was strijdig geweest met haar seksualiteit. Ze had beide gehad en toen ze Hollywood verliet en naar Frankrijk ging om met onbekende regisseurs in buitenlandse films met een klein budget te gaan werken, vond iedereen dat ze gek was, maar ze hadden het mis. Ze had een aantal prachtige films gemaakt, nu klassiekers, en toen had ze zich bijna twintig jaar geleden teruggetrokken. Ze was gewoon verdwenen, getrouwd met een of andere grote zakenjongen. Christus, hoe heette die vent? Atkins of zoiets. Een volslagen onbekende figuur. En ze had gewerkt met Chabrol, Gerard Artaud, alle groten. Larry had al haar films minstens tien keer gezien, maar hij had haar nog nooit in levenden lijve gezien. Het duurde een paar minuten voor hij zich weer had hersteld en weer op kon letten. Hé, wie weet wie er nog meer zouden komen? dacht hij.
Twee vrouwen liepen over Madison naar hem toe. Hij probeerde te zien of het wat was. Misschien zouden er een hoop sterren van een bepaalde leeftijd komen. Een van de vrouwen was dik, ze was gekleed in een enorme zwarte poncho met een soort bontrandje, franje of zoiets. Sommige van die vrouwen lieten zichzelf wel erg gaan en hadden totaal geen smaak. Nee, dit was niemand. Die andere ook niet, een magere, aantrekkelijke brunette. Maar dat was niet erg. Hij was gewend te wachten. En een foto van een treurende Gil Griffin zou misschien iets opleveren. Hij kon wachten. Dat was zijn vak.
In het uitvaartcentrum hadden Annie Paradise en Brenda Cushman, haar vriendin, hun jassen al afgegeven en liepen door de met tapijt belegde, grijze gang naar Salon D. Boven hen fonkelden kroonluchters, maar ondanks de sombere kleuren deden de vele vertrekken en de mededelingenborden bij iedere deur aan een kantine denken.
‘Dit doet me altijd denken aan een geweldige plek om een protestantse bar mitswa te houden,’ fluisterde Brenda tegen Annie. ‘Als zoiets tenminste zou bestaan.’
Haar hese stem droeg ver en Annie zei dat ze stil moest zijn. Annie voelde zich leeg, ze had geen tranen meer, maar was nog steeds erg boos en verdrietig.
‘Toe nou, zeg. Wie zou ik van streek moeten maken? Cynthia? Die ellendeling van een Gil? Het interesseert hem geen bal.’
‘Brenda, als je je niet gedraagt, zweer ik je dat ik ergens anders ga zitten.’
‘Oké, oké. Maar ik ben geen huichelaar. Ik ben nooit met Cynthia bevriend geweest. Ze trok haar neus voor me op, net als alle andere vrouwen hier in Greenwich. Annie, jij was de enige die aardig tegen me was. Jij bent de enige magere vrouw die ik uit kan staan, en als je blond was zou jij het ook kunnen vergeten.’ Ze zweeg even en trok haar wenkbrauwen op. ‘Over magere, rijke, blonde krengen gesproken, kijk eens wie daar aankomt.’
Annie draaide zich om en zag haar andere goede vriendin Elise Atchison naar hen toe lopen.
‘Annie,’ zei Elise, zich vooroverbuigend om de lucht naast Annies wang te kussen. ‘Wat afschuwelijk, vind je niet?’ Elise zag er bleker uit dan anders en ze had vage kringen onder haar ogen. ‘Ik kon Bill vanmorgen niet bereiken, dus hij komt niet.’
‘Hallo,’ zei Brenda luid, haar hand uitstekend. ‘Brenda Cushman,’ bracht ze Elise in herinnering, die haar een knikje gaf.
‘Ze gaan zo beginnen,’ zei ze tegen Annie en de drie vrouwen liepen samen verder.
Ze kwamen bij de deur van Salon D en Annie deed hem open. Elise ging als eerste naar binnen, maar Annie deed een stap opzij om Brenda door te laten, hetgeen haar maar net lukte zonder met haar brede heupen langs de deurposten te schampen. Voor ongeveer de zevenduizendste keer wenste Annie dat ze Brenda bij de Weight-watchers of in een of andere therapie kon krijgen zodat ze kon afvallen. Ze had haar een exemplaar gegeven van Honger naar Liefde: Vrouwen en Dwangmatige Eetstoornissen. Brenda had niets gezegd en haar een exemplaar van Vet is een Feministisch Onderwerp gestuurd.
Salon D was niet goed verlicht en er was bijna niemand. ‘Ik zei toch dat we te vroeg zouden zijn,’ siste Brenda, maar Annie keek op haar Cartier en het was al vijf over tien.
Ze had een bonsaiboompje meegenomen, eentje die ze zelf had opgekweekt en die Cynthia mooi had gevonden, maar nu voelde ze zich te weinig op haar gemak om het ergens neer te zetten, zeker niet op de kist. Er waren zo weinig mensen dat ieder geluid en elke beweging aandacht zouden trekken. Zij en Brenda volgden Elise naar een rij stoelen en namen plaats.
Door haar huid heen, zoals mensen de aanwezigheid kunnen voelen van iemand van wie ze houden, wist Annie dat Aaron er al was. Ze keek voorzichtig om zich heen. Ja, daar zat hij, aan de andere kant van de kapel, bijna vooraan. Ze wist dat hij zou komen. Ze voelde haar hart sneller kloppen. Wat een verspilling. Ze zou de achterkant van zijn nek herkennen tussen een miljoen andere: dat heel donkere haar dat altijd glansde alsof het duizend keer was geborsteld; de nek met die gezonde, roze-bruine gloed. Zelfs van achteren zag Aaron er vitaler, levendiger uit dan andere mensen.
Het deed er niet toe dat hij haar had verlaten. Het deed er zelfs niet toe dat hij gevraagd had de scheiding officieel te laten uitspreken. Liefde was niet zoals water uit de kraan, die je gewoon dicht kon draaien. Ze kon leren zonder hem te leven - dat had ze geleerd - maar ze kon niet ophouden van hem te houden. Ze hoopte nog steeds. Het was schandelijk, haar geheim, maar het was waar.
Ze keek naar Brenda rechts van haar en naar Elise die links van haar zat, de een van haar man gescheiden, de ander nagenoeg verlaten door de hare. En ik ben ook een vrouw alleen, dacht Annie. Net als Cynthia. Ze zuchtte.
Verspreid in het vertrek zaten nog een paar vrouwen. Annie herkende er een of twee. Voorin zat een Spaans uitziende vrouw zachtjes te huilen, de enige vrouw met een man naast zich. Behalve hij en Aaron waren er alleen maar vrouwen aanwezig. Vreselijk voor Cynthia om haar leven te eindigen zonder mannelijke aandacht. Toen kwam er gehaast een oudere man binnenlopen, gevolgd door een jongere, maar Annie herkende de oudere als een advocaat van Cromwell Reed, het eerbiedwaardige advocatenkantoor dat Cynthia en haar familie al generaties had vertegenwoordigd. Niet meer dan zakelijke belangstelling dus.
Alles bij elkaar zat er misschien een dozijn mensen in Salon D.
‘Waar is die schoft?’ fluisterde Brenda en even dacht Annie dat ze Aaron bedoelde. Ze draaide haar hoofd in zijn richting.
‘Die niet. Ik bedoel die schoft van Cynthia.’
Annie zag Elise met haar ogen knipperen, maar Annie vroeg zich hetzelfde af. Waar was Gil? Misschien stond hij achter de coulissen te wachten om de lijkrede uit te spreken. De kist stond voor in het vertrek opgebaard. Er was maar één bloemstuk, rode rozen. Wat vreselijk, dacht Annie. Cynthia haatte rode rozen. God, daar had ik in ieder geval op kunnen letten. Ze zette haar bonsaiboompje op de lege stoel naast zich. Cynthia’s familie had iets beters moeten regelen.
Maar wie was de familie? vroeg ze zich af. Geen ouders meer, geen kinderen meer, geen huwelijk meer. Maar Cynthia had een broer, Stuart Swann, waar was hij? Hoewel hij en Cynthia al een tijd niet meer met elkaar spraken, zou Stuart toch zeker afscheid willen nemen. Annie kende hem goed genoeg om te weten dat hij zich zou willen gedragen zoals het hoorde. En was er niet ergens nog een beverige tante? Tante Esme. Maar ik weet niet of ze überhaupt nog leeft, besefte Annie. Ze herinnerde zich wat Cynthia in het ziekenhuis had gefluisterd: ‘Mijn moeder hield niet van me.’ Misschien had niemand dat gedaan. Annies ogen vulden zich plotseling met tranen. Wat een tragisch verlies.
Weer voelde Annie die golf van eenzaamheid. Ze miste Cynthia, ze miste haar twee zonen, ze miste Aaron. En binnenkort zou ze Sylvie missen. Ze dacht dat ze over de pijn van de scheiding heen was en die was gaan accepteren, maar de dood van Cynthia had alle wonden weer geopend.
Annie keek op toen een uitgemergelde man met wit haar in een donkere toga door een zijdeur binnenkwam en het podium opstapte. Annie vond dat hij eruitzag als het prototype van de doorsnee dominee en hij begon onmiddellijk aan een doorsnee lijkrede. De dagen van de mens zijn als zand in een zandloper en de zaligheid van God en onze goede daden blijven bewaard. Er werd niets gezegd over Cynthia’s leven, over de spectaculaire tuin die ze had aangelegd, over haar vrijgevigheid, over Carla. In feite noemde hij Cynthia slechts één keer bij naam. De rest van de tijd was ze ‘de overledene’. Het was alsof hij het zou kunnen vergeten, of het verkeerd zou zeggen als hij haar naam nog een keer probeerde te noemen. Maar Gil zou vast wel iets persoonlijks zeggen in zijn toespraak. De scheiding was bitter, vernederend en openbaar geweest, maar hij zou wel iets weten te zeggen.
Pas toen de ‘doorsnee dominee’ aan het Onze Vader begon om de dienst te besluiten, besefte Annie dat Gil niet ‘achter de coulissen’ stond, dat hij niet eens op het toneel zou verschijnen. Zo moest het voor Cynthia ook zijn geweest, dacht ze, ze had nooit helemaal geloofd dat Gil werkelijk zo koud en gevoelloos was als hij kennelijk was.
Een vreselijk ogenblik lang vroeg Annie zich af of Aaron ook niet op de begrafenis zou komen als zij dood was. Ze was de moeder van zijn kinderen. God, ze begon morbide te worden. Ze schudde haar hoofd om helder te kunnen denken. Zij had in ieder geval haar kinderen, haar vrienden. En Aaron? Annie keek naar het achterhoofd van haar man. Hij moest nog steeds iets om haar geven. Hij was nooit gemeen geweest, had haar nooit vernederd. Arme Cynthia. Hoe kon Gil haar zo rot behandelen? Zo’n triest, armzalig einde. En Annie had geholpen. Gil had haar gebruikt om een paar mensen bij elkaar te krijgen en toen zijn handen ervan afgetrokken. Cynthia was opgeruimd. Afval.
Toen de dienst ten einde was, deed de directeur van Campbell een aankondiging. ‘De overledene wordt naar de City of Angels begraafplaats in Greenwich gebracht. Willen degenen die de begrafenis willen bijwonen zich bij mij vervoegen voor vervoer.’ Elise schudde het hoofd. Annie keek naar Brenda. ‘Mij niet gezien!’ fluisterde Brenda. Annie verfrommelde zenuwachtig de natte tissues in haar hand. Ze had nog zoveel te doen voor het vertrek van Sylvie. Elk ogenblik dat ze nog met haar dochter had was zo kostbaar. Erger nog, ze haatte begrafenissen, maar wie zou erbij zijn als de arme Cynthia in de grond werd gestopt? Wat eenzaam, als ze werd begraven zonder een enkele getuige. Annie stond tegelijk met alle anderen op. Ze veegde snel over haar ogen en begon naar de achterkant van het vertrek te lopen, heel langzaam, hopend dat het niet al te duidelijk was dat ze naast Aaron uit wilde komen. Met haar lange stappen was Elise snel het middenpad door. Brenda bleef naast Annie en gaf haar een knikje.
‘Hij is weg. Als eerste buiten,’ zei ze.
Maar in de gang stond Aaron te wachten. ‘Hallo, Annie. Wat een vreselijk nieuws, hè?’ Hij zag er bleek uit, geschokt.
‘Afschuwelijk.’ Ze wilde dat hij haar hand zou pakken, een arm om haar heen zou slaan, maar hij schudde alleen maar het hoofd. Ze stonden elkaar een tijdje zwijgend aan te kijken. Annie herinnerde zich hoe slecht Aaron tegen verlies kon.
‘Ze is nooit echt gelukkig geweest,’ zei Aaron.
Even voelde Annie dat ze kwaad werd. Waarom dachten mensen in vredesnaam dat je een leven in één zin kon samenvatten en dan ook nog zo’n banale zin?
‘Wie wel?’ vroeg ze wrang en bad in stilte dat Aaron vervolgens niet zou zeggen dat ‘het beter was zo’.
‘Nou, Alex maakt een heel gelukkige indruk. Hij heeft zijn laatste examen gedaan.’
'Heb je hem gesproken?’ Alex, haar oudste zoon, had haar het afgelopen weekend niet gebeld. Hij had gevraagd Sylvie niet mee te nemen en zijn besluit had Annie pijn gedaan. Aaron was opgelucht geweest, wist ze. Alleen Chris, de middelste, wist goed hoe speciaal Sylvie was.
‘Hij heeft gisteravond gebeld. Hij verheugt zich op morgen.’
‘Ik ook.’ Het lukte Annie naar Aaron te glimlachen. Ze zouden samen in Boston zijn voor het feest van de diploma-uitreiking. Misschien zou in Boston... Als ze nu maar een paar vriendelijke woorden konden wisselen; als ze maar een teken zag dat hij nog steeds om haar gaf.
‘Wanneer gaat Sylvie weg?’
‘Over drie dagen.’
‘Je verandert niet van gedachten? Het zijn vernederende instellingen,’ zei hij. ‘Ze slaan de kinderen. Ze misbruiken ze. Uiteindelijk wordt ze een plant.’
‘Aaron, alsjeblieft. We hebben het niet over een staatsinstelling. We hebben het over een besloten privé-gemeenschap. We hebben het hier al eerder over gehad.’
‘Luister, we zullen meer hulp voor je aannemen. Ernesta is niet genoeg.’
‘Dat is het niet. Ik heb niet meer hulp nodig. Het gaat om Sylvie, Aaron. Ze moet bij andere mensen zijn die zijn zoals zij. Ze is te eenzaam, Aaron. Ze is te geïsoleerd.’
‘Doe niet zo belachelijk. Ze is voortdurend bij jou.’ Hij klonk bitter.
Annie zuchtte. ‘Dat is het probleem. Ze is te afhankelijk. Zij van mij.’ En misschien ik van haar, dacht ze bij zichzelf. Hoe moet ik mijn dagen vullen zonder Sylvie? ‘Aaron, alsjeblieft. We hebben het hier al honderd keer over gehad. Niet nu.’
‘Prima,’ zei hij kortaf.
Ze kende die toon. Ze had hem gekwetst. O, God, dit wilde ze niet.
‘Ik moet terug naar kantoor,’ zei hij en draaide zich om. Hij draaide zich om en liep de deur van Campbell uit zonder een vriendelijk woord voor Cynthia of enige troost voor haarzelf. Mannen! dacht ze. Emotioneel gestoord waren ze.
Annie wendde haar blik af van de verdwijnende rug van Aaron en zag een soort rij, aan het eind waarvan Gil Griffin handen stond te geven en condoleanties in ontvangst nam. Annie voelde dat ze begon te beven. ‘Hoe kon hij?’ vroeg ze zich af, zowel Aaron als Gil bedoelend. ‘Hoe konden ze?’
Ze had de vraag niet aan iemand in het bijzonder gesteld, maar Brenda, die achter haar was komen staan, gaf antwoord. ‘Met gemak, als je een huichelachtig reptiel bent,’ zei ze.
Verdoofd liep Annie achter de anderen aan. God, het laatste wat ze wilde was nu met Gil praten. Nee, het laatste wat ze wilde, was naar het kerkhof gaan; het was erg om Gil nu te spreken, maar niet zo erg als dat. Welk excuus zou hij kunnen hebben om de dienst te hebben gemist? En nu wel te komen voor deze farce. Het was een belediging; nee, erger dan een belediging. Hij zou Cynthia toch zeker wel naar haar graf begeleiden.
Toen Annie bij Gil kwam, stak ze haar hand niet uit, maar Gil pakte hem toch.
‘Bedankt, Anne,’ zei hij. Haar vingers waren koud, zijn hand was verbazend warm. Ze trok haar hand terug. Elise, die naast haar stond, vouwde haar handen achter haar rug. ‘Hallo, Gil,’ zei ze koel.
Annie was uiterst verlegen met de situatie. ‘Zal ik met je meerijden naar het kerkhof?’ hoorde ze zichzelf vragen. Daar ga ik weer, het braafste meisje dat er bestaat, dacht ze. En het was de grootste opoffering die er bestond, maar ze kon die opbrengen.
‘O, ik heb nu geen tijd om naar Greenwich te gaan.’
‘Wat?’ vroeg Brenda. Zelfs de harde Brenda klonk geschokt.
‘Ik red het niet. Ik heb al dubbele afspraken. Het was heel moeilijk om überhaupt hier te komen.’
‘Kennelijk,’ zei Annie kil. ‘Je was niet op tijd voor de dienst en nu ga je niet naar de begrafenis?’
‘Eigenlijk is het jullie zaak niet,’ zei Gil kalm. Hij wilde bij hen drieën weglopen.
‘Gil, kom alsjeblieft naar het kerkhof. Cynthia zou het op prijs stellen.’
Gil bleef even staan en keek haar spottend, met zijn hoofd een beetje scheef aan. Hij glimlachte grimmig. ‘Ze heeft weinig op prijs te stellen. Ze is dood, weet je.’ Hij liep weg.
Annie stond zwijgend in de gang tussen haar twee vriendinnen, zwaar ademend. Toen begon ze te beven.
Toen Brenda en Elise weg waren, beefde Annie nog steeds. Alle andere begrafenisgasten waren weg en Annie merkte dat ze de enige was die naar het kerkhof ging. Ze zei Elise gedag en zag Brenda Madison Avenue inlopen in de lichte regen die begon te vallen. Ze zei tegen Hudson dat hij de richting moest vragen voor het geval ze de lijkauto kwijtraakten. Toen hij terugkwam met een paraplu en haar in de auto hielp, kwam Stuart Swann, de broer van Cynthia, aanlopen. Annie had hem jaren niet gezien, maar ze herkende hem meteen. Hij ziet er nog steeds leuk uit, dacht ze, maar verlopen. Ze zag zijn roodomrande ogen en slappe huid.
‘Hallo, Stuart.’ Ze stak beleefd haar hand uit, hoewel ze er eigenlijk geen zin in had. Waarom was hij niet op tijd naar de dienst gekomen? Waarom zou ze beleefd zijn? Altijd het brave meisje, dacht ze weer bij zichzelf. Ze wilde uitleg vragen, maar zijn verdrietige gezicht hield haar tegen. Wat was er nu uiteindelijk nog aan te doen?
‘Ik had moeten weten dat je zou komen, Annie. Trouw tot aan het einde.’ Zijn ogen vulden zich met tranen en hij gaf haar een klopje op haar schouder. Net als bij een hond die braaf is geweest, dacht ze en zo voelde ze zich nu ook.
‘Het spijt me zo vreselijk.’
‘Mij ooit. Ik heb het net gehoord. Ik was in Japan. Ik kan het nauwelijks geloven.’ Hij zweeg en de tranen rolden over zijn wangen. ‘O, God, het spijt me.’
Annie wist niet of het hem speet dat hij huilde of dat het hem speet van Cynthia of allebei. Er viel niets te zeggen, dus pakte ze zijn hand en kneep erin. Hij kneep terug, wanhopig.
‘Annie, kan ik met jou meerijden?’
‘Ja, natuurlijk, Stuart.’
‘Dank je. Dank je.’
Samen reden ze door de regen over de kletsnatte Taconic Parkway, tussen het verkeer dat op weg was naar New York. Stuart huilde een groot deel van de rit en was daarna stil. Tegen de tijd dat ze bij de begraafplaats kwamen, was de regen veranderd in een stortbui.
Cynthia was niet meer. Annie keek naar het kleine bonsaiboompje dat ze de hele morgen al in haar handen had. Nu kon ze het aan Cynthia geven. Ze zette het voorzichtig op de zakkende kist en huilde om haar vriendin. Ik zal het hem betaald zetten, Cynthia. Ik weet niet wat ik kan doen, maar ik zal het proberen, Cyn.
Ze stond bij het graf en keek hoe de aarde op de kist van Cynthia werd gegooid.