11.  Elise is niet blij

Bill had haar gevraagd met hem te lunchen. Dat was ongebruikelijk, maar natuurlijk was het de laatste tijd überhaupt ongebruikelijk samen met Bill te eten. Ze bracht veel tijd alleen in Greenwich door, of in de zomer in East Hampton. In Manhattan had ze het gevoel dat ze opgesloten zat. Wees eerlijk, Elise, New York behoort aan al die vrouwen die werken. Zoals Linda Robinson, Tina Brown, Alice Mason en die vreselijke Mary Birmingham, die Gil van Cynthia had afgepikt. Ja, New York was voor de harde werkers. Dus ook al kreeg ze de beste tafeltjes bij Mortimers, Le Cirque en de andere gelegenheden voor dames die gaan lunchen, ze voelde zich altijd vervangbaar en een soort decor voor de mensen die werkelijk belangrijk waren.

Weer gingen haar gedachten terug naar kamer 705 en haar slippertje vorige week. O, God. Ik wil er niet aan denken. Maar hij had een camera. Ik herinner me duidelijk een camera, dacht ze. Daarna bande ze de hele episode uit haar gedachten. Ik ga eerst bij Martha’s langs om te kijken wat ze hebben, daarna lunchen met Bill. Ze voelde zich prettig bij Martha’s, de meest exclusieve winkel van de stad. Daar zou ze op verhaal komen zonder dat ze zich zorgen hoefde te maken dat iemand naar haar keek, zonder dat ze last had van aanmatigende verkoopsters.

Terwijl Elise naar Manhattan reed, werd ze zich ervan bewust hoe ongemakkelijk - lichamelijk ongemakkelijk - ze zich voelde in haar huid. Ze onderdrukte de behoefte zich een wodka in te schenken uit het kastje voor haar en friemelde in plaats daarvan aan haar zoom, haar haar en weer aan haar rok. Ik zie eruit als een oudere dame uit Greenwich die in de stad gaat lunchen, dacht ze. Ik kan in deze kleren niet eens gaan winkelen. Het beeld maakte haar bang, dus drukte ze op het knopje van de intercom met haar chauffeur en zei: ‘Ik wil eerst even naar de flat.’ Ik moet iets anders aantrekken, zei ze in zichzelf.

In de lift naar boven wenste ze dat ze eraan had gedacht om Chessie mee terug te nemen naar de stad. Ze verlangde naar de zachte, discrete verzorging van Chessie en haar buitengewoon goede smaak, maar hier in Manhattan hadden ze alleen de butler, de kok en de werkster. Net als Oscar Wilde was Elise alleen tevreden met het beste, maar dat was steeds moeilijker te vinden. Hoe moest ze zich redden als Chessie ooit bij haar wegging? Chessie droeg zorg voor haar garderobe, haar haar en haar agenda. Ach, Chessie zou nooit weggaan, dus laten we ons daar geen zorgen over maken, zei ze tegen zichzelf.

Ja, laten we ons geen zorgen maken. De zorgen vergiftigden haar leven, ze ging steeds meer drinken en dat was haar aan te zien. Ze bekeek zichzelf in de spiegel van de lift en glimlachte moeizaam. Ze zou zich met nog meer zorg dan anders kleden en opmaken. Ze zouden versteld staan op het kantoor van Bill.

Ze ging de flat binnen en liep meteen naar haar slaapkamer, die groot en hoog was, met aan het plafond een Oostenrijkse, kristallen kroonluchter, die Elise absoluut nooit aandeed. Licht van boven maakte je vreselijk lelijk. Haar kamers werden verlicht door schemerlampen met flame-lampen van zestig watt en de kappen waren allemaal gevoerd met roze zijde. De muren waren ook roze, een tint die kleuren minder hard maakte. De muren werden verder gesierd door prachtig pleisterwerk en er waren twee nissen met elk een porseleinen vaas, die Elise had geërfd uit de enorme collectie van haar moeder, die nu in een eigen vleugel van het Metropolitan was ondergebracht. Verder was de kamer verrassend gewoon, met enigszins ouderwetse (en enigszins sjofele) met stof beklede stoelen.

Elise trok snel het pak uit dat ze droeg, terwijl ze probeerde te beslissen wat ze aan zou trekken. Misschien een Blass, of een Armani. Die waren een hele tijd goed geweest. Misschien te lang. Ze bedacht zich. Ik wil er niet uitzien als Nancy Reagan die een dagje in de Big Apple is, dacht ze met een glimlach. Een jazzpianist die ze in haar Parijse tijd had gekend, had haar eens verteld dat New York de Big Apple werd genoemd, omdat alle verleidingen des vlezes er te vinden waren. Ze dacht weer aan kamer 705 en zuchtte. Nee. Ze zou iets Europees aantrekken. Misschien die lavendelkleurige, leren Claude Montana met die brede schouders en het schootje; het was opvallend, maar het paste bij haar lange gestalte en de kleur stond haar goed. En het was beslist niets voor een oudere dame uit Greenwich. Ze had het maar één keer aangehad en het hier ergens achtergelaten. Bovendien had het een vermogen gekost, dus kon ze het beter nog eens aantrekken.

Elise was opgegroeid met de overtuiging dat je het beste moest hebben en er lang mee moest doen. Ze had nog steeds haar eerste Chanel-pakjes uit de jaren vijftig, Halston-hoeden uit de jaren zestig, Mackies uit de jaren zeventig en La Croixs uit de jaren tachtig. Haar huizen waren ingericht door McMillan en zagen eruit alsof er geen binnenhuisarchitect aan te pas was gekomen - en de meubels en de stoffering waren een beetje versleten. Het was nooit opnieuw gedaan. Ze was opgegroeid in een enorm huis in New York, een villa in Palm Beach en het nog grotere buitenhuis in East Hampton en in alle drie de huizen zaten er gaten in de kleden en waren de zijden lampenkappen gescheurd. Maar het waren Aubusson-tapijten en de lampenkappen waren van Italiaanse zijde. Generaties van rijkdom en deftigheid hadden afgerekend met de noodzaak iemand iets te bewijzen.

Nog slechts gekleed in haar Montenapoleone-lingerie en kousen liep ze over het kale tapijt naar haar kleedkamer en begon naar de Montana te zoeken. Het was er niet, maar kon op verschillende plaatsen zijn. Hoewel de kleedkamer zo groot was als de slaapkamers in een normale flat, had Elise ook nog kleren in de kasten van de logeerkamer en de gang en zelfs in de veel kleinere kleedkamer van Bill. Ze keek in de andere kasten, maar kon het opvallende lavendelkleurige pakje niet vinden.

Ze liep haar slaapkamer weer door en deed de deur naar de bad- en kleedkamer van Bill open. Ze bleef op de drempel staan en zette grote ogen op. Het vertrek was leeg. Er stond geen flesje of pot op de wastafel, er lag geen overhemd op de planken, geen schoenen op het schoenenrek dat speciaal was gemaakt vanwege de grote voeten van Bill. Elise rende naar een lade en maakte hem open. Geen ondergoed, geen sokken, geen sweaters. Het leek of haar ademhaling stokte, toen ging zij met horten en stoten weer verder. Hij was weg. Ze had het al die tijd al geweten. Hij ging haar verlaten. O God. Hij had haar al verlaten.

Ze zakte neer op de rand van het bad. Wat had hij door de telefoon gezegd? Denk na, denk na. Ze deed haar uiterste best het zich te herinneren. Hij had haar uitgenodigd met hem te gaan lunchen en hij had erop gestaan in het restaurant af te spreken. Hij had niet gewild dat ze het wist, dat was het. Maar het kon niet waar zijn. Het kon niet.

Maar het kon niets anders zijn. In alle drie hun huizen en in hun flat in Londen had Bill een volledige garderobe. Hij hoefde zelden meer dan een weekendtas te pakken. Nu was alles weg. Hij had haar verlaten en ze had het niet eens beseft. Zonder hoop stond ze op en maakte de deur van de kast van zijn pakken open. Misschien toch ... De deur ging gemakkelijk open en er was een donker gat te zien, leeg op het lavendelkleurige, leren Claude Montana-pakje na, dat zachtjes heen en weer wiegde in de leegte.

‘Rij Fifth Avenue af,’ zei Elise tegen haar chauffeur. Maar waarheen? dacht ze. Wat moet ik doen? Waar kan ik heen? ‘Naar St. Patricks Cathedral,’ voegde ze eraan toe, het eerste noemend wat bij haar opkwam.

Elise liet haar hoofd achterovervallen tegen de roomkleurige leren hoofdsteun, terwijl haar limousine zich langzaam een weg baande door het verkeer. Ze was nog te geschokt om het effect te voelen van de dubbele wodka die ze achterover had geslagen voor ze de flat verliet. Toen ze haar ogen sloot, werd ze overweldigd door de leegte. Ze legde de vingers van haar rechterhand tegen haar keel. De snelle polsslag stelde haar gerust dat ze echt nog leefde. Door de zachtheid van haar eigen aanraking op haar huid slaakte ze een lang, zacht, bijna dierlijk gekreun. Omdat ze de tranen in haar ooghoeken voelde prikken, drukte ze snel op de knop waardoor de matglazen ruit tussen haar en haar chauffeur omhoog kwam.

Langzaam, alsof het een mantra was, zei ze het woord op een zachte fluistertoon: ‘leeg’. Ze wist niet of ze de kasten bedoelde of zichzelf. Maar de leegte voelde oud, heel oud. En zij voelde zich oud. Nu was haar ergste angst waarheid geworden. Ze was alleen. Wat ze ook had gedaan om ervoor te zorgen dat ze die eenzaamheid nooit zou hoeven voelen, hoeveel compromissen ze in haar leven ook had gesloten om die te vermijden, nu was ze alleen. Al haar geld, al haar relaties, haar uiterlijk, haar talent - niets kon deze aanslag afweren. Ze haalde een zakdoek uit haar tas. Wat moet ik doen? dacht ze weer, terwijl haar tranen langzamer begonnen te komen. Wat moet ik doen?

Ze haalde zich de kleedkamer van Bill voor de geest en ging in gedachten nog één keer iedere kast door, iedere lade, om zeker te weten dat ze zich niet had vergist. Nee, ze waren allemaal leeg. Alles was weg. Dat kon niet anders worden uitgelegd. Ineens schudde ze bijna heftig haar hoofd om het afschuwelijke beeld van al die open kastdeuren, de open laden van zich af te schudden, zonder een spoor van de man met wie ze meer dan twintig jaar getrouwd was geweest. Ze sloeg haar handen in elkaar en kneep heel hard, alsof door die inspanning de spanning uit haar lichaam zou verdwijnen.

Toen haar tranen en het stille snikken ophielden, besefte ze dat ze zichzelf niet eens de klassieke, onvermijdelijke vraag had gesteld en daardoor voelde ze zich onmiddellijk beter. Sinds haar ontdekking dat Bill haar en hun huwelijk in de steek had gelaten, had ze zich geen ogenblik de vraag gesteld die het eerst bij verlaten vrouwen schijnt op te komen - wat heb ik verkeerd gedaan? Elise snoot haar neus en dacht even over dat feit na, het aanvaardend als een klein geschenk. Ik ben niet verantwoordelijk, dacht ze. En zonder een greintje twijfel wist ze dat ze alles had gedaan wat ze kon om hun huwelijk in stand te houden. Het was Bill die steeds weer verhoudingen had gehad, die haar telkens weer verraadde en intussen genoot van haar rijkdom en sociale positie.

Elise ging rechtop zitten en hief haar hoofd op, het voelde niet langer zwaar aan. Ze bette haar ogen nog een keer en pakte een spiegeltje om de schade te bekijken. Automatisch herstelde ze haar make-up, deed nieuwe lippenstift op en bewoog haar lippen over elkaar om het laagje gelijkmatig te verdelen. Bill wist niet dat Elise naar de flat was gegaan. Hij dacht dat ze rechtstreeks uit Greenwich naar hun lunchafspraak kwam. Was hij van plan het me tijdens de lunch, in een openbare gelegenheid, te vertellen? dacht ze. Dat was het natuurlijk. Hij nodigde haar uit om haar te zeggen dat hij haar had verlaten. En hij had vertrouwd op de beschaving van Elise en haar aangeboren afkeer van scènes in het openbaar om zijn zegje te kunnen doen en weg te kunnen gaan zonder met haar emoties te maken te krijgen.

Ze draaide haar hoofd lusteloos opzij en zag het Guggenheim Museum. Door het getinte glas van het raampje van het portier kreeg het gebouw een luguber, buitenaards aanzien, waardoor Elise snel haar ogen weer dichtdeed. Toen ze ze weer opendeed, zag ze rechts van haar de grandeur van het Metropolitan Museum opdoemen en werd overweldigd door de grootte ervan. Pas toen ze de hanteerbare statigheid van het Frick zag, kon ze weer nadenken. Ze herinnerde zich de heerlijke middag in mei die ze daar met Annie had doorgebracht, langzaam van het ene vertrek naar het andere lopend. Naderhand hadden ze tussen de uitbundig bloeiende azalea’s op de stenen bank in de tuin gezeten. Wat had Annie die dag gezegd? Mannen hadden het zo gemakkelijk.

Ze besefte toen dat ze geen zin had in de drukte bij St. Patricks. Ook niet in de zwerm toeristen in Rockefeller Center. ‘Mosely, ik ben van gedachten veranderd. Rij Madison Avenue in.’ Misschien zou ik naar dat mooie antiquariaat op Ninety-third Street kunnen gaan, dacht ze. Ik zou rustig tussen de stellingen kunnen gaan zitten en bedenken wat ik nu moet doen.

Annie had natuurlijk gelijk. Ze pakken gewoon hun koffer en gaan ervandoor. Hoe kwam het dat mannen het in de steek laten van vrouwen niet zagen als de laffe daad die het eigenlijk was. Elise was, zoals de meeste vrouwen van haar generatie veronderstelde ze, opgegroeid in de overtuiging dat echte mannen moedig en betrouwbaar waren, ondanks bewijzen van het tegendeel. Bill, zo moest ze nu toegeven, was geen van beide. Evenals die loze pakken die doorgingen voor geschikte partners van de vrouwen die ze kende en bewonderde. Zoals Aaron van Annie.

Elise pakte de autotelefoon en toetste het nummer van Annie in, biddend dat ze thuis was, en ze was opgelucht toen er na twee keer bellen werd opgenomen. ‘Annie, met Elise.’ Ze schraapte haar keel. ‘Ik heb je nodig.’

‘Elise, wat is er aan de hand?’

‘Annie, ik... Bill heeft me verlaten.’ Elise hoorde haar stem klein worden.

Maar Annies stem klonk gelijkmatig, kalmerend in Elises oor. ‘Waar ben je, Elise? Wil je dat ik naar je toe kom?’

‘Bedankt, Annie,’ zei Elise moeizaam, met een lach waarvan ze wist dat hij afschuwelijk klonk. ‘Ik zit ongeveer tien minuten bij je vandaan in mijn auto. Zou ik naar je toe kunnen komen? Zou je beneden voor het gebouw op me kunnen wachten?’

‘Ik ben er,’ zei Annie en hing op.

Mooi, dacht Elise. Nu had ze een doel. Ze ging Annie ophalen. Voor het eerst sinds een uur haalde ze diep adem. ‘Mosely, breng me naar Gracie Square.’

Annie stapte in de auto, terwijl de chauffeur het portier openhield. Ze ging tegenover Elise zitten in plaats van naast haar.

‘Waar gaan we heen?’ vroeg Annie.

‘Ik weet het niet. Ik heb me maar wat rond laten rijden.’

‘Mosely,’ zei Annie in de intercom, ‘we gaan naar Sutton Place.’ Tegen Elise voegde ze eraan toe: ‘We kunnen daar uitstappen en in dat parkje gaan wandelen. Daar is nooit iemand.'

Toen de auto York Avenue inreed, maakte Elise het deurtje van de bar open en pakte de fles wodka. ‘Wil jij iets, Annie?’ Elise deed twee ijsblokjes in een kristallen glas en schonk een dubbele wodka in. Ze roerde er even met haar wijsvinger in en nam een grote slok.

‘Geef mij maar een Spa. Ik pak het zelf wel.’ Nadat Annie zich een glas mineraalwater had ingeschonken, keek ze Elise aan en zei: ‘Vertel eens, wat is er gebeurd?’

Elise draaide zich om en keek naar buiten, haar glas in de ene hand en de verkreukelde zakdoek in de andere. Vervolgens keerde ze zich weer naar Annie. ‘Bill heeft me verlaten. Hij heeft zijn koffers gepakt en hij is weg.’ Elise haalde haar schouders op.

Annie zweeg even. ‘Het werd onderhand tijd. Dus waarom huil je?’ vroeg Annie nuchter.

‘Wat? Begrijp je het niet? Annie, ik ben helemaal alleen. We zijn niet meer getrouwd,’ zei Elise. ‘Ik ben helemaal alleen,’ herhaalde ze, elk woord langzaam uitsprekend.

‘Je bent al heel lang nog slechts in naam getrouwd, Elise. En het sloopt je. Je bent ook al heel lang alleen, dus wat is het verschil? Waar ben je bang voor?’

Elise zweeg en probeerde de kalme redenatie van Annie tot zich door te laten dringen. Ze nam weer een grote slok. Te veel drank, te veel angst, te veel eenzaamheid. ‘Annie,’ stamelde ze, de woorden zoekend. ‘Ik ben bang dat het met mij net zo afloopt als met Cynthia.’

Annie pakte haar tas van de grond, maakte hem open en haalde er een envelop uit. Ze gaf hem aan Elise en zei: ‘Lees dit.’

Elise zette haar glas in de holte van de armleuning en pakte de brief van Annie aan. ‘Wat is dat?’ vroeg ze.

‘Het is de zelfmoordbrief van Cynthia. Ik wilde je hem laten lezen en ik denk dat dit een perfect moment is.’

Elise gooide de envelop weer in Annies schoot, alsof de brief plotseling vlam had gevat. ‘Annie, doe niet zo griezelig.'

Annie gaf de envelop weer aan Elise. ‘Lees hem,’ zei ze. ‘Als je niet wilt dat het net zo met je gaat als met Cynthia.’

Elise tikte tegen de envelop en maakte hem aarzelend open. De boodschap van Cynthia kroop uit het graf en bezorgde haar kippenvel.

Annie wachtte tot Elise klaar was, vouwde de brief toen weer op en stopte hem zwijgend terug in de envelop. ‘Dus geen spijt, Elise. Je bent er net op tijd van af. Ik wil dat je naar huis gaat en met lippenstift op de spiegel in je badkamer schrijft: ‘Hij was niet goed genoeg voor me.'

Elise voelde een aarzelende glimlach bij haar mondhoeken. ‘Dat was hij ook niet, weet je,’ zei ze.

Annie glimlachte terug. ‘Wat zijn je plannen voor de rest van de dag?’

Elise haalde haar schouders op. ‘Aan het eind van de middag moet ik naar mijn moeder. En ik zou met Bill gaan lunchen, maar...’

Annie schoot overeind. ‘Hij weet nog niet dat je hebt ontdekt dat hij weg is?’

‘Nee. Ik ben uit Greenwich gekomen om met hem te lunchen en in een opwelling ben ik eerst langs de flat gegaan. Hij zou het me waarschijnlijk tijdens de lunch hebben verteld... in een openbare gelegenheid natuurlijk, zodat ik geen scène zou maken.’

‘Maak een scène, Elise,’ drong Annie aan.

‘Annie, ik zou nu niet eens meer met hem aan hetzelfde tafeltje kunnen zitten,’ zei Elise. ‘Ik ben te...’ Ze zweeg, zoekend naar het goede woord.

‘Te wat?’

‘Te kwaad. Ik ben bang dat ik de vloer met hem aanveeg als ik hem zie.’

‘Doe het, Elise, maar niet in een restaurant waar hij weg kan gaan. Ga naar zijn kantoor. Drijf hem in een hoek,’ vervolgde Annie.

‘Als een rat?’ vroeg Elise. ‘Precies. Hij is ook een rat,’ antwoordde ze zichzelf. Elise grinnikte bij de gedachte dat ze Bill in zijn kantoor zou vernederen. ‘Annie, hij zou ter plaatse dood blijven als ik hem daar ter verantwoording riep. Ik zou het graag doen, maar ik kan het niet.’

‘Ik ga met je mee en wacht in de auto,’ bood Annie aan.

Achteroverleunend in de diepe bekleding van de limousine dacht Elise een ogenblik zwijgend na en gaf haar chauffeur toen het adres van het kantoor van Bill. Ze keek Annie aan. ‘Ik ben zenuwachtig,’ gaf Elise toe.

‘Ik blijf op je wachten. En naderhand zul je blij zijn.’

Elise keek naar haar vriendin en probeerde elegant haar schouders op te halen. ‘Wat kan mij het schelen,’ zei ze. ‘Ik heb niets te verliezen.’

Klootzak, dacht ze en lachte hees. Een verrassing, Bill. Er wacht je een gróte verrassing. Dit laat ik niet over mijn kant gaan, dacht ze. O, nee. Wat moeder ook gezegd zou hebben, ik ben niet van plan als een geslagen hond stilletjes weg te kruipen. Dat heeft Annie gedaan en Aaron heeft haar met haar neus door zijn verraad gehaald, zoals een wrede baas de neus van zijn hond door zijn uitwerpselen haalt. Annie heeft gelijk. Ik laat hem niet wegsluipen. Dat heeft Annie met Aaron wel gedaan en zij weet hoe dat voelt.

En ondanks al haar gladde, stoere verhalen heeft Brenda Morty weg laten gaan, haar nagenoeg zonder een cent en helemaal alleen achterlatend, terwijl hij miljoenen dollars overhield. Net als Bill heeft hij de zwakheid van zijn vrouw gebruikt om er zijn voordeel mee te doen. Alleen wacht jou een verrassing, Bill. Ik ben niet zo voorspelbaar als je had gedacht.

Ze stelde zich Bill voor in zijn kantoor, terwijl hij zich opmaakte met de meegaande, kleinsteedse Elise te gaan lunchen, ervan overtuigd dat hij zonder kleerscheuren weg zou kunnen komen. Ze stelde zich hem daar voor, in het kantoor dat zij discreet in gedempte blauwe tinten had laten inrichten, met William Taft Atchison - Partner in gouden letters op de deur. Dank zij haar was hij als partner benoemd, zij het een ondergeschikte, bij het deftige advocatenkantoor van Cromwell Reed. Ze zag voor zich hoe hij vandaag verscholen zat achter de dikke deur, omgeven door de kleine, rustgevende totems van zijn hobby’s en macht, die clichés van een deftig oud geslacht waar hij zoveel waarde aan hechtte. De handgesneden lokeenden, de leren golftas, de polohamers zouden hem vandaag niet helpen. Zijn enorme mahoniehouten bureau niet, noch zijn verzameling kristallen presse-papiers, noch zijn verzameling antiek Japans porselein, nee, zelfs niet de massief zilveren lijst met haar foto erin die ze hem had gegeven en die op de hoek van zijn bureau stond.

Toen de auto voor de vooringang van het imposante gebouw aan Wall Street stopte, had Elise het portier al open voor de chauffeur was uitgestapt. Annie leunde uit het raampje, terwijl Elise zich naar haar omdraaide. ‘Hij was niet goed genoeg voor je, Elise. En Gil was niet goed genoeg voor Cynthia. Dus ga naar binnen en geef hem de wind van voren. Voor ons allemaal.’

‘Deze ronde is voor mij. Ga niet weg, het duurt niet lang.’ Daarna liep Elise resoluut de draaideur door en ze duwde zo hard dat ze de deur achter zich hoorde zoeven. Eenmaal in de lift, drukte ze hard op de knop voor de vijfenveertigste verdieping.

Elise zag Bill opschrikken toen ze de deur van zijn kantoor opensmeet, waardoor die met een klap tegen de houten lambrisering kwam en nog natrilde in het zware koperen scharnier. Ze bleef in de deuropening staan, ze was langer dan hij, en ze zag het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. ‘Jij ongelofelijke, slappe zak. Van alle verachtelijke dingen die je me hebt aangedaan, is dit wel het ergst.’ Ze deed twee grote stappen in de richting van zijn bureau en sloeg haar armen over elkaar. De secretaresse van Bill stond aarzelend bij de deur, niet wetend wat ze moest doen. Elise wuifde haar zonder zich om te draaien weg, dus stapte ze over de drempel, maar bleef staan kijken.

Elise blies een lok van haar meestal volmaakt gekapte haar uit haar gezicht en zei: ‘Je was niet mans genoeg om me in mijn gezicht te vertellen dat je wegging? Ik moest je lege kasten zien om erachter te komen? Waar is het briefje, Bill? Zelfs Nelson Rockefeller liet een briefje achter, jij lelijke wurm.’

Ze zag zweetdruppeltjes te voorschijn komen op Bills bovenlip. Hij worstelde met een droge mond en stamelde ten slotte met gespannen, hoge stem: ‘Kalmeer wat, Elise. Laten we geen scène maken. Ik was van plan tijdens de lunch met je te praten.’

Het slot van de deur moest kapot zijn, want de secretaresse kon hem niet dichthouden. Elise zag uit haar ooghoek dat zich een groepje secretaresses verzamelde in de gang. Bill zag ze ook. ‘Laten we hier als volwassen mensen over praten.’

‘Volwassen,’ riep ze, ‘jij wilt volwassen zijn?’ Hij gebaarde naar de deur. Zijn teken negerend ging ze door. ‘Vijfentwintig jaar, Bill. Vijfentwintig jaar van leugens, ontrouw en vernedering. Ik hield van je. Ik heb je een thuis gegeven, ik heb je mijn lichaam gegeven, ik heb mijn carrière voor je opgegeven. Het enige wat ik wilde was een normaal leven en misschien liefde. We hadden ook nog zoveel meer kunnen hebben. Ik heb je nooit om dankbaarheid gevraagd, ik heb je nooit laten voelen dat jij op mijn zak teerde, zelfs niet toen ik je hier heb ingekocht. Ik ben een goede vrouw voor je geweest. Ik verdien beter.’

Bill schoof om het bureau heen, maar Elise kwam achter hem aan. ‘Vertel me alleen dit, Bill, en dan ga ik. Ik moet het gewoon weten. Waarom nu? Waarom nu, na jaren van verhoudingen en slippertjes en maîtresses en vrouwen die midden in de nacht opbellen. Na alle secretaresses en dienstmeisjes en serveersters. Waarom nu?’ Ze merkte dat hij probeerde haar tegen te houden, maar ze bleef om het bureau heen lopen en hij liep achteruit. Toen viel haar oog op de zilveren lijst. Ze bleef staan. Haar foto was eruit gehaald en nu zat er een foto in van een andere vrouw - een veel jongere vrouw - iemand die haar vaag bekend voorkwam.

‘Deze keer ben ik verliefd,’ zei hij.

Elise staarde hem een ogenblik aan. Ze liep om het bureau heen naar de tafel. Ze pakte een met de hand gesneden lokeend op, draaide zich om en smeet hem naar de foto van haar vervangster. Bill schrok van haar plotselinge beweging, van het geluid van verbrijzelend glas. Ze zag zijn gezicht asgrauw worden en zijn mond openvallen.

Daarop kwam Don Reed, de oudste firmant, het kantoor binnen met een verzoenende glimlach op zijn gezicht. Voor hij een woord kon zeggen, keerde Elise zich ook naar hem toe en zei met een stem zo diep als die van Mercedes McCambridge in The Exorcist. ‘Eruit!’ Hij gehoorzaamde onmiddellijk.

Bill leunde naar voren en steunde met zijn vingertoppen op het bureau, alsof hij wilde voorkomen dat hij niet viel. ‘Elise, alsjeblieft, niet hier en niet nu. Laten we er straks over praten, thuis.’

Ze walgde van de smekende toon in zijn stem. ‘Thuis? Wiens thuis, Bill? Jij bent weggegaan. We hebben geen gezamenlijk thuis meer, weet je nog?’ Ze haalde een golfclub uit de tas die tegen de muur stond en met een machtige zwaai sloeg ze de Lalique-kap van de bureaulamp aan gruzelementen.

Bill staarde alleen maar.

Een volgende zwaai verbrijzelde de glazen doos van Imari. ‘Je hebt me gebruikt en afgedankt.’ Ze gooide de golfclub op de grond, liep knarsend over het gebroken glas naar de deur en baande zich een weg door de menigte firmanten en secretaresses die de deuropening nu versperden.

‘Dit laat ik niet over mijn kant gaan, Bill. Deze keer niet.’

Terwijl Elise naar de lift liep, hoorde ze Don Reed, het hoofd van het advocatenkantoor, zeggen: ‘Bill, we willen je graag even spreken in mijn kantoor.’

Elise klopte zachtjes op de deur van haar moeders slaapkamer en deed hem toen voorzichtig open. De verpleegster van haar moeder stond op van haar stoel naast het bed en draaide zich met een glimlach om.

‘Hallo, mevrouw Atchison. We hadden het net over u.’ De verpleegster kwam naar Elise toe en zei zachtjes: ‘Ik ben bang dat ze was vergeten dat u zou komen. Ik moest haar eraan herinneren.’ Met een klopje op de arm van Elise voegde ze eraan toe: ‘Ze is de hele dag al zo wazig, de stakker.’ Vervolgens liep ze de kamer uit en zei: ‘Roep me als u me nodig hebt. Ik ben hiernaast.’

Elise ging naar haar moeder toe en legde haar hand op de satijnen sprei, zorgvuldig het plastic infuus vermijdend dat naar haar moeders pijnlijk magere arm liep. Week in week uit wist Elise nooit of ze haar moeder volledig helder aan zou treffen, of zwevend in een wereld van dromen en het verleden.

Elise zag de ogen van haar moeder opengaan, toen ze haar wang streelde. ‘Moeder, ik ben het, Elise.’

‘Ja, natuurlijk ben jij het. Het is toch maandag?’

Elise ademde uit en ging zitten. ‘Dat klopt,’ zei ze met een glimlach. ‘Het is maandag, dus moet het Elise zijn.’ Elise boog zich naar voren, kuste haar op haar voorhoofd en zei: ‘Hoe is het met u, moeder?’

‘Oud en moe. En hoe is het met jou, liefje?’ vroeg ze, Elise aandachtig aankijkend. Ook oud en moe, dacht Elise. En zo alleen. Ik hoop dat ik er niet al te vreselijk uitzie. Ik hoop dat ze de eenzaamheid in mijn ogen niet kan zien.

‘Prima, moeder. En ik heb iets voor u meegebracht.’ De laatste keer dat Elise was geweest, was haar moeder van streek geraakt toen Elise zei wie ze was. Haar moeder had geroepen: ‘Nee, mijn Elise is nog maar een klein meisje.’ Elise haalde een plat pakje uit haar tas, gewikkeld in bruin papier. Ze maakte het touwtje los en haalde er een foto in een zilveren lijstje uit. Ze hoopte dat een recente foto van haarzelf een geheugensteuntje voor haar moeder zou zijn; het was te pijnlijk als haar moeder haar niet herkende. ‘Kunt u hem zien zonder bril?’

‘Natuurlijk.’ Haar moeder kneep haar ogen samen, terwijl ze probeerde het gezicht op de foto te onderscheiden. ‘Jij bent het. Wat mooi.’

‘Ja, die is vorige zomer op het strand genomen. Ik vind dat ik er goed op sta, vindt u niet, moeder?’

‘Is die voor een film?’

Elise keek plotseling op. ‘Een film?’ vroeg ze.

‘Ga je nog steeds naar Hollywood, Elise? Wat een vreselijk oord. Je moet heel voorzichtig zijn.’

‘Ik ben al jaren niet in Hollywood geweest. Dat was toen ik nog heel jong was, weet u nog? Ik woon nu hier. In New York. Ik ga nergens heen.’

Elises moeder sloot haar ogen en schudde langzaam haar hoofd. ‘Ze zullen achter je geld aan zitten, Elise. Ze zullen willen dat je je geld in hun films steekt. Dat moet je niet doen, lieverd. Dat zou te vernederend zijn.’

Elise voelde een rilling over haar rug lopen. Ze wist dat het niets zou helpen, dat die gaten in het geheugen van haar moeder als met een eigen wil kwamen en gingen, maar Elise moest het proberen. ‘Moeder, ik ben lang geleden naar Hollywood gegaan, maar nu ben ik weer terug. Ik blijf hier. Ik ben nu ouder, moeder.’

‘In Hollywood leven mannen van mooie vrouwen,’ vervolgde haar moeder, zonder te horen wat Elise had gezegd. ‘Een rijke, mooie vrouw zou geen kans hebben. Ze zullen je gebruiken, schat, en tegen je zeggen dat ze van je houden. Maar het gaat om het geld. Altijd het geld.’

Elise hield haar adem in, een plotselinge snik onderdrukkend. Ze slikte en zei toen: ‘Ik zal voorzichtig zijn, moeder, maar soms vind ik dat ik te voorzichtig ben. Ik moet een kans wagen.’

‘Je zult er nooit overheen komen, Elise. Ze zullen je vernederen, je geld afpakken en je vervolgens afdanken. Kijk wat ze met je nicht Barbara hebben gedaan. Het arme kind woont daar in Afrika, met allemaal vreemde mannen om haar heen. Ze geven haar drugs en pakken haar geld af.’ De stem van haar moeder werd luider, ze deed haar ogen open en keek Elise indringend aan. ‘Laat je niet naar beneden halen, liefje. Hou je waardigheid. Uiteindelijk is dat alles wat je ooit zult hebben, je eer. Doe nooit iets ongepasts.’

Elise voelde een prop in haar keel komen en hoopte dat haar moeder het niet merkte. Ze zou nu heel teleurgesteld in me zijn, dacht Elise, als ze het wist. En hoezeer Elise ook verlangde naar liefde en begrip van haar moeder, ze kon haar moeder nooit vertellen hoe Bill haar had verraden en hoe vreselijk indiscreet ze was geweest in het Carlyle. En hoe een achtenswaardig leven geen verzekering was tegen eenzaamheid.

Ze keek naar haar moeder, die nu weg begon te doezelen, haar vliesdunne oogleden trillend gesloten. Heel zacht zei Elise: ‘Moeder, het is laat en u moet wat gaan rusten.’

Elise zette haar ingelijste foto op het nachtkastje, naast de pillen en drankjes die het grootste deel van het oppervlak in beslag namen. ‘Ik zie u volgende week weer. Kan ik iets voor u doen voor ik wegga?’ Haar moeder deed haar ogen niet open, maar mompelde: ‘Zeg tegen grandpère dat ik op mijn pony wil rijden.’

Elise stond op en kuste haar op haar wang. Er stonden nu tranen in haar ogen en ze voelde zich op dat moment meer alleen dan ze zich ooit in haar leven had gevoeld. ‘Ja, ik zal het tegen hem zeggen.’