25

 

Gaius werd vroeg in de ochtend wakker. Wat er ook gebeurde, vandaag zou hij een poging moeten doen om zijn zoon te vinden. Ardanos moest weten hoe hij met zijn kleindochter in contact kon komen. Hij had niet bepaald zin in een gesprek met de oude man, die naar hij vermoedde op zijn manier even fanatiek was als Vader Petros, maar hij kon geen alternatief bedenken. Er restte nog slechts één probleem: hoe Ardanos te vinden, die niet meer in de buurt van Deva woonde. Maar terwijl hij daarover lag te piekeren hoorde hij dat er dringend op de voordeur geklopt werd, en dat zijn huismeester al mopperend ging opendoen. Gaius schoot een kledingstuk aan en glipte voorzichtig uit bed om Julia niet wakker te maken. In de voorhof stond een legioensoldaat te wachten met een verzoek van Macellius of hij naar hem toe wilde komen. Gaius trok een wenkbrauw op. Officieel had zijn vader het leger vaarwel gezegd, maar hij wist dat de oude man zichzelf had opgeworpen als de vertrouwensman van de jeugdige bevelhebber van het Twintigste Legioen.

Als hij weg was wanneer Julia ontdekte dat haar aapje dood was hoefde hij haar niet te zien huilen. Gaius reed de stad door, linea recta naar de poorten van het fort, en wisselde een groet met de dienstdoende wachtpost, die hem goed kende uit de tijd dat hij als procurator diende.

'Uw vader zei al dat u waarschijnlijk voor het middaguur zou komen,' zei de soldaat. 'U kunt hem vinden bij de legaat in het praetorium.'

Op de bank buiten het bureau van de bevelhebber zag hij een vermoeid ogende vrouw zitten. Ze was een Britse van het type van zijn moeders volk, met donker haar en een lichte huid, naar schatting zo tussen de dertig en de vijfendertig, gehuld in een jurk van saffraankleurige wol met nogal veel goudborduursel. Gaius vroeg zich af wat ze op haar kerfstok had, en toen de dienstdoende legionair hem bij de bevelhebber en zijn vader binnengelaten had vroeg hij dat ook.

'Haar naam is Brigitta,' antwoordde zijn vader vol afkeer. 'Ze noemt zich koningin van de Demetae. Toen haar man stierf liet hij haar en de keizer allebei de helft van zijn fortuin na, en zij schijnt te vinden dat ze daarom het recht heeft over zijn koninkrijk te heersen. Klinkt dat je niet bekend in de oren?'

Gaius likte over zijn droge lippen. Het kwam vaak voor dat een man zijn bezittingen tussen zijn familie en de keizer verdeelde, in de hoop dat de keizerlijke co-erfgenaam ervoor zou zorgen, dat de andere erfgenamen hun deel kregen. Agricola had dat ook gedaan.

De legaat keek van Gaius naar zijn vader. Hem klonk het duidelijk niet bekend in de oren.

'Boudicca,' zei Gaius kort. 'Haar man probeerde hetzelfde te doen, maar de Iceni stonden bij een paar tamelijk vooraanstaande senatoren in de schuld. Toen hij stierf grepen ze in, en zij probeerde zich te verzetten. Zij en haar dochters werden nogal... slecht behandeld, en ze zette de stam tot een opstand aan waardoor wij bijna uit dit land verdreven werden!' Dat was het spookbeeld dat Macellius voor zich zag als hij naar die ongelukkige vrouw daarbuiten keek, vooral omdat de Demetae tot de stammen behoorden bij wie de opvolging via de vrouwelijke lijn verliep.

'O, die Boudicca,' zei de legaat. Hij heette Lucius Domitius Brutus, en Gaius vond hem nogal jong voor zo'n vooraanstaande positie. Maar hij heette een goede vriend van de keizer te zijn.

'Die Boudicca,' herhaalde Macellius vol weerzin. 'Dus u begrijpt wel, waarom de tribuun in Moridunum haar heeft opgepakt zodra het testament werd voorgelezen, en waarom we de testamentaire bepalingen zoals die nu luiden niet simpelweg kunnen uitvoeren, hoe voordelig ze ook voor de keizer zijn!'

'Anderzijds,' zei Gaius, 'zal het natuurlijk ook duidelijk zijn dat deze vrouw als geblazen glas moet worden aangepakt. Alle Britten in dit land zitten op onze volgende stap te wachten, dat kan ik u verzekeren.' Hij kreeg een inval. 'Ze heeft zeker geen kinderen?'

'Ik heb gehoord dat ze ergens een stel dochters heeft,' zei Macellius vermoeid, 'maar ik weet niet wat er van hen geworden is; tot overmaat van ramp zijn ze pas drie of vier, of ik zou ze keurig netjes aan een Romeins burger hebben uitgehuwelijkt. Dat oorlogvoeren tegen vrouwen en kinderen zit me bepaald niet lekker, maar wat kunnen we anders als vrouwen zich met de politiek bemoeien? Het gerucht wil dat zij of degenen die haar graag zouden willen gebruiken boodschappers naar de Hiberniërs hebben gestuurd met het voorstel een bondgenootschap te sluiten.'

Gaius huiverde, denkend aan de overval op Eilans ouderlijk huis. 'Laat haar naar Londinium brengen,' stelde hij voor. 'Als ze naar Rome wordt gestuurd zal haar stam denken dat ze een gevangene is, maar als ze geïnstalleerd wordt in een fraai huis in de stad denken ze misschien dat ze hen heeft verraden. Zeg haar dat ze geen sestertius van het goud van haar man zal zien als ze niet in Londinium woont.'

'Dat zou kunnen werken,' zei Macellius peinzend. Hij keerde zich naar de legaat toe. 'Ik ben het eens met wat mijn zoon voorstelt. U hebt al een detachement klaarstaan om het garnizoen in Moridunum te versterken; zij kunnen het bericht meenemen.'

'Dan wordt ze dus een gijzelaar,' zei Domitius Brutus. Dat was iets wat hij begreep.

Toen hij het kantoor uitliep bedacht Gaius dat de dochters, hoe jong ze ook waren, toch een gevaar konden vormen. De vrouw wekte vagelijk zijn medelijden op; ze had er zo troosteloos uitgezien.

'Waar zijn je dochtertjes?' vroeg hij in het Brits.

'Ergens waar jij ze nooit zult vinden, Romein, en daar dank ik de goden voor,' zei ze. 'Denk je dat ik niet weet wat jullie legioensoldaten met jonge meisjes doen?'

'Niet met kleine kinderen!' riep Gaius uit. 'Kom nou, ik ben zelf vader van drie dochters die ongeveer even oud zijn als de jouwe. We zouden hoogstens passende voogden voor hen zoeken.'

'Die moeite zal ik jullie besparen,' zei ze fel. 'Ze zijn in goede handen!'

Er kwam een legioen soldaat aanlopen die haar arm aanraakte. Toen ze in elkaar kromp beval hij: 'Komt u rustig mee, vrouwe. We binden u liever niet vast.'

Ze keek om zich heen, en haar blik richtte zich op Gaius. 'Waar brengen jullie me naar toe?'

'Alleen maar naar Londinium,' zei hij sussend. Hij zag de spanning uit haar gezicht wijken, van opluchting of teleurstelling, dat wist hij niet, maar ze ging tamelijk gedwee mee.

De legioensoldaat die op wacht stond zag haar gaan en zei tegen Gaius: 'Als je haar zo ziet zou je nooit zeggen dat ze met bekende agitatoren omgaat, maar toen we haar oppakten zeiden ze dat ze met een beruchte rebel gezien was: Conmor, Cynric, of iets in die richting. Hij schijnt daar nog in de buurt te zijn.'

'Die ken ik,' zei Gaius.

De soldaat staarde hem aan. 'U?'

Gaius knikte en dacht aan de opgeruimde jongen die hem uit de everkuil had gehaald. Stond Cynric nog steeds met Eilan in verbinding? Als ze hem grepen zou Gaius kunnen vragen hoe hij een ontmoeting onder vier ogen zou kunnen arrangeren.

'Goden nog aan toe,' zei Macellius. Hij deed de deur van het bureau van de legaat achter zich dicht en volgde Gaius door de gang. 'Van al dit soort dingen ga ik me zo oud voelen!'

'Doe niet zo mal,' antwoordde Gaius.

'De legaat wil dat ik iets doe om het volk tot bedaren te brengen. Mijn oude contacten benutten,' zegt hij.

Misschien was Brutus niet zo dom als hij leek, dacht Gaius. Macellius' vermogen om de stammen tot samenwerking te bewegen was in zijn tijd legendarisch geweest.

'Maar ik ben het zat om andermans kastanjes uit het vuur te halen. Wie weet verhuis ik wel naar Rome. Het is lang geleden dat ik voor het laatst in die stad ben geweest. Misschien moet ik wel naar Egypte, om het weer eens een keertje warm te hebben.'

'Wat een dwaasheid,' zei Gaius afkeurend. 'Wat moeten mijn kleine meisjes zonder hun grootvader?'

'Ach kom, ze weten nauwelijks dat ik besta,' zei Macellius. Maar hij leek aangenaam getroffen. 'Natuurlijk zou het anders zijn als je een zoon had.'

'Ik - nou, misschien krijg ik te zijner tijd nog wel een zoon.' Het zweet brak Gaius uit. Macellius had Gaius zelf van Eilans zwangerschap op de hoogte gesteld, maar de keer dat hij haar en de baby in die hut in het bos had gezien, was het duidelijk geweest dat de geboorte geheim gehouden was. Als Macellius niet wist dat Eilan hem een zoon had gebaard, dan was dit niet het moment om dat tegen zijn vader te zeggen, dacht Gaius.

 

Eilan droomde dat ze in de schemering langs een meer liep; het had zowel ochtend als avond kunnen zijn. Een lichte nevel hing boven het water en maakte de overzijde onzichtbaar; de nevelen waren zilverwit, en zilverwit glansde het water; golfjes klotsten zachtjes tegen de oever. Het leek alsof er gezang over het water zweefde, en uit de nevelen kwamen negen witte zwanen aanzwemmen, schoon als de maagden uit het Huis in het Woud wanneer ze de maan hun groet brachten.

Eilan had nog nooit zoiets moois gehoord. Ze daalde af naar de oever van het meer en stak haar handen uit, en de zwanen cirkelden langzaam rond.

'Laat me bij jullie komen, laat me met jullie meezwemmen!' riep ze, maar van de zwanen steeg het antwoord op: 'Je kunt niet met ons mee; het gewicht van je gewaden en sieraden trekt je omlaag...' Ze begonnen weg te zwemmen, en Eilans hart werd door een gevoel van gemis verscheurd.

Eilan ontdeed zich van haar zware gewaad, haar sluiers en haar mantel en gooide de gouden halsring en armbanden van de Hogepriesteres weg. Toen haar schaduw in het water schemerde had hij de vorm van een zwaan. Ze wierp zich in het meer...

Toen de zilverwitte wateren zich boven haar hoofd sloten werd ze wakker en ontwaarde in het flauwe licht van de dageraad de welbekende balken van het Huis in het Woud. Even bleef Eilan stil zitten en wreef haar ogen uit. Dit was niet de eerste keer dat ze van het meer en de zwanen had gedroomd. Het leek iedere keer moeilijker om terug te keren. Ze had aan niemand verteld wat haar dwarszat. Zij was Hogepriesteres van Vernemeton, geen dwaas jong meisje dat zich bang liet maken door een vreemdsoortige droom. Maar telkens als het gebeurde was de droom levendiger, en de rol die zij na het ontwaken speelde werd steeds onwezenlijker.

Iemand bonsde op een deur. Vreemd genoeg was het de toegangsdeur tot haar tuin. Ze kon vagelijk horen hoe de jonge priesteres die daar de wacht hield haar stem verhief in protest.

'Wie denkt u in vredesnaam dat u bent? U kunt hier niet zomaar binnen komen wandelen en naar de Hogepriesteres vragen, en zeker niet op dit tijdstip!'

'Vergeef me,' antwoordde een zware stem. 'Ik zie haar nog steeds als mijn pleegzuster, niet als Hogepriesteres. Vraag haar alsjeblieft of ze me te woord wil staan!'

Eilan deed een omslagdoek om en haastte zich de veranda op. 'Cynric!' riep ze. 'Ik dacht datje ergens in het noorden was!' Ze hield abrupt halt. Om zijn nek hing een klein, donkerharig kind van twee, driejaar; een ander meisje van een jaar of vijf verstopte zich achter zijn mantel. 'Zijn die van jou?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Ze zijn van een onfortuinlijke vrouw, en ik kom jou vragen of je hen in naam van de Godin wilt beschermen.'

'Beschermen?' herhaalde Eilan dom. 'Maar waarom?'

'Omdat ze dat nodig hebben,' kaatste Cynric terug alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

'Wat ik bedoelde was, waarom hier? Hebben ze geen verwanten om voor hen te zorgen? Als ze niet van jou zijn, waarom ben jij dan verantwoordelijk voor hen?'

'Hun moeder is Brigitta, de koningin van de Demetae,' zei Cynric, niet op zijn gemak. 'Toen haar man stierf probeerde ze het koningschap voor zich op te eisen, en nu is ze de gevangene van Rome. We vreesden dat haar dochters gegijzeld zouden worden als ze in Romeinse handen vielen, of nog erger.'

Eilan keek naar de kinderen en dacht aan haar eigen zoon. Ze had van ganser harte met hun moeder te doen, maar wat zou Ardanos zeggen? Dit was een van die gelegenheden waarbij ze Cailleans raad goed had kunnen gebruiken, maar de oudere vrouw was naar de Gewijde Bron in het Zomerland.

'Je weet dat ze te jong zijn om voor de Godin te worden opgeëist.'

'Het enige wat ik vraag, is dat je ze bescherming en veiligheid biedt!' begon Cynric, maar voor hij nog iets anders kon zeggen klonk er buiten nog meer lawaai.

'Vrouwe, u kunt de priesteres nu niet spreken; ze heeft een gast...'

'Des te meer reden voor mij om bij haar te zijn,' zei een stem, en Dieda liep de tuin in. Bij de aanblik van Cynric slaakte ze een kreet, en hij keerde zich haastig naar haar toe. Bij haar terugkeer uit Eriu was ze van zijn activiteiten op de hoogte gesteld, maar dit was de eerste keer dat ze hem zag.

'Die kinderen zijn niet van mij!' riep hij uit toen de kleur uit haar gezicht wegtrok en vervolgens weer opvlamde. 'Ze zijn door koningin Brigitta gestuurd om hier hun toevlucht te zoeken.'

'Dan moeten ze naar het Maagdenhuis,' zei Dieda, die zichzelf weer in bedwang kreeg. Ze stak haar hand uit. Maar haar ogen waren nog steeds op Cynric gericht.

'Wacht,' zei Eilan. 'Laat me nadenken. Het Huis in het Woud kan het zich niet veroorloven in politieke affaires verstrikt te raken.'

'Zonder toestemming van de Romeinen?' zei Cynric smalend.

'Jij hebt makkelijk spotten,' begon Eilan, 'maar bedenk wel dat we bestaan omdat we geduld worden door diezelfde Romeinen die jij zo graag wilt laten inrukken. We moeten op zijn minst de Aartsdruïde raadplegen voordat we ons inlaten met iets dat op het steunen van een opstand lijkt.'

'Ardanos?' siste Cynric. 'Waarom niet de legaat in Deva persoonlijk? Misschien moeten we naar de gouverneur van Brittannië gaan en hem om toestemming vragen.'

'Cynric, ik heb heel wat voor jou en je zaak op het spel gezet,' bracht Eilan hem nuchter in herinnering. 'Maar ik kan het Huis in het Woud niet in gevaar brengen door zonder Ardanos' goedvinden politieke vluchtelingen op te nemen.' Een kort bevel, en de vrouw die bij haar was rende over het pad naar het nabijgelegen huis dat voor de Aartsdruïde gebouwd was.

Cynric zei: 'Eilan, weetje aan welk lotje deze meisjes overlaat?'

'Weet jij het?' snauwde ze. 'Waarom weet je zo zeker dat Ardanos zal weigeren?'

'En wat dan wel?' zei een nieuwe stem, en iedereen keek, Eilan fronsend, Cynric met een kleur van boosheid en Dieda bleek van een emotie waaraan Eilan geen naam kon geven. 'Die vrouw van je trof me pal buiten het hek aan,' legde Ardanos uit.

Eilan wees naar de kinderen.

'Voor Brigitta kan ik niets doen,' zei Ardanos toen ze uitgesproken was. 'Ze is ervoor gewaarschuwd wat er zou gebeuren als ze de heerschappij zou opeisen. Maar ze zullen niet ruw met haar omspringen; zelfs de Romeinen zullen zo'n vergissing niet tweemaal in één eeuw begaan. Wat de meisjes betreft, ik weet het niet. Ze zouden later problemen kunnen opleveren.'

'Maar nu nog niet,' zei Eilan vastberaden. 'En ik ben niet van plan om kinderen verantwoordelijk te houden voor de misdaden van hun ouders. Senara en Lia kunnen voor hen zorgen. Als we hun nieuwe namen geven en behandelen als alle andere kinderen zullen ze voorlopig wel veilig genoeg zijn. Geen mens zal er iets achter zoeken.' Ze glimlachte verbitterd. 'Per slot van rekening heb ik de naam dat ik moederloze kinderen onderdak verleen!'

'Het zal wel goed zijn,' zei Ardanos weifelend. 'Maar Cynric kan zich beter een heel eind uit de voeten maken. Want waar hij is, zo heb ik gemerkt, komen moeilijkheden.' Hij wierp de jongeman een boze blik toe, en Dieda verbleekte. 'De Romeinen zijn misschien niet geïnteresseerd in de meisjes, maar ze zijn ongetwijfeld naar jou op zoek!'

'Als ze zich met mij inlaten zouden ze wel eens meer moeilijkheden kunnen krijgen dan hun lief is!' zei Cynric fel.

Eilan zuchtte en dacht dat ze hem beter stormvogel dan raaf hadden kunnen noemen. Maar ze wist wel beter dan met Cynric te redetwisten, of met Dieda. Zij kon alleen maar proberen de vrede nog iets langer te bewaren. Soms leek het wel alsof het ganse gewicht van Brittannië op haar schouders rustte - en dat al haar familieleden onder één hoedje speelden om het zo te houden.

Senara werd geroepen om de kinderen naar hun nieuwe onderkomen te brengen, en Eilan hervatte haar plichten en liet Cynric en Dieda samen achter om afscheid te nemen. Later die middag hoorde ze iemand huilen in de schuur waar de kruiden gedroogd werden. Het was Dieda.

Ze schrok op. Haar ogen spuwden vuur, maar dat leek te doven toen ze zag wie het was. Al stonden ze elkaar niet meer zo na, Dieda had in elk geval niet de behoefte om te veinzen. Maar Eilan wist dat ze beter niet kon proberen haar aan te raken of troost te bieden.

'Wat is er?' zei ze.

Dieda wreef met de punt van haar sluier in haar ogen, zodat ze nog roder werden. 'Hij heeft me gevraagd of ik met hem meeging -'

'En je hebt geweigerd.' Eilan hield haar toon met opzet neutraal.

'Om te leven als een vogelvrije, me altijd in het bos te verstoppen, bang voor ieder geluid, voortdurend bezorgd of ik hem de volgende dag in ketenen meegevoerd zal zien worden, of doodgestoken door Romeinse zwaarden? Dat kon ik niet, Eilan! Hier heb ik tenminste mijn muziek, en werk waar ik in geloof. Hoe had ik weg kunnen gaan?'

'Heb je dat tegen hem gezegd?'

Dieda knikte. 'Hij zei, dat ik niet echt van hem hield als ik er zo over dacht; dat ik onze zaak verried... Hij zei dat hij me nodig had...'

Vast wel, de idioot, dacht Eilan, en zonder zich ooit af te vragen of zij hem soms nodig heeft!

'Het komt allemaal door jou!' riep Dieda uit. 'Als jij er niet was geweest was ik al lang geleden met hem getrouwd. Dan was hij misschien nooit buiten de wet geplaatst!'

Het kostte Eilan moeite om er niet op te wijzen dat Dieda uit eigen vrije wil de gelofte als priesteres had afgelegd. Zelfs toen Eilan na de geboorte van Gawen naar het Huis in het Woud was teruggekeerd had ze naar Cynric kunnen gaan in plaats van naar Eriu. Het arme kind wilde geen logica, ze wilde iemand de schuld geven.

'En nu kan ik alleen nog maar denken aan de manier waarop hij naar me keek! Het kan wel maanden of zelfs jaren duren voor ik weet hoe het met hem is, of wat er met hem gebeurt! Als ik bij hem was zou ik dat tenminste weten!' jammerde Dieda.

'Ik neem niet aan dat mijn goedkeuring je ook maar iets kan schelen,' zei Eilan zachtjes. 'Wat je ook van mijn beslissingen vindt, je weet dat ik heb geleerd ermee te leven. Maar ik heb ook in het donker zitten huilen omdat ik niet wist of ik het juiste had gedaan. Dieda, je zult het misschien nooit zeker weten - er zit niets anders voor je op dan het werk te doen dat je opgedragen is en hopen dat de Godin op een dag zal uitleggen waar het allemaal goed voor is geweest.'

Dieda had haar gezicht afgewend, maar Eilan had de indruk dat haar gesnik minder werd.

'Ik zal de meisjes zeggen dat je ziek bent en dat je vanavond niet met hen kunt zingen,' vervolgde ze. 'Ze zullen ongetwijfeld blij zijn om vrijaf te krijgen.'

 

Eilan meende dat het probleem van Brigitta's kinderen opgelost was, maar slechts enkele dagen later, vlak voor de avondmaaltijd, meldde het meisje dat dienst bij haar deed, dat er een Romein om audiëntie verzocht.

Ze dacht onmiddellijk aan Gaius, maar bij nader inzien begreep ze dat die hier nooit zou durven komen. 'Vraag wat zijn naam is en waarvoor hij komt,' zei ze op vlakke toon.

Even later kwam het meisje terug. 'Vrouwe, het is Macellius Severus die vraagt of u zo goedgunstig wilt zijn hem te woord te staan.' Ze voegde eraan toe: 'Hij was vroeger prefect van het kamp van Deva -'

'Ik weet wie hij is.' Lhiannon had hem een of twee keer ontmoet, maar Macellius had zich inmiddels uit het leger teruggetrokken. Wat wilde hij van haar, in naam van alle goden? Daar zou ze alleen achter kunnen komen door het hem te vragen. 'Zeg hem dat hij binnen kan komen,' beval ze. Ze trok haar japon recht en sloeg na een ogenblik nadenken haar sluier voor haar gezicht.

Weldra dook Huw door de ingang, gevolgd door een andere man. Gaius' vader... de grootvader van haar zoon... Van achter haar sluier bekeek Eilan hem nieuwsgierig. Ze had hem nooit eerder gezien, en toch zou ze hem overal herkend hebben. Verscheidene beelden over elkaar toonden haar de verweerde trekken van de oude man en de krachtige lijnen van neus en voorhoofd die waren teruggekeerd bij zijn zoon en nu ook naar voren begonnen te komen uit de kinderlijke rondingen in het gezicht van de hare.

Huw stelde zich naast de deur op en Macellius bleef voor haar staan. Hij richtte zich op en boog, en Eilan wist plotseling waar Gaius zijn trots vandaan had.

'Vrouwe.' Hij gebruikte de Romeinse term, domina, maar verder sprak hij vrij goed Brits. 'Het is erg vriendelijk dat u mij wilt ontvangen -'

'Doet u geen moeite,' antwoordde ze. 'Wat kan ik voor u doen?'

Het zou wel te maken hebben met een van de naderende feesten, zoals de keren dat hij zijn opwachting bij Lhiannon had gemaakt. Macellius schraapte zijn keel. 'Ik heb begrepen dat u de dochters van de koningin der Demetae een toevlucht hebt geboden -'

Plotseling was Eilan heel blij dat ze haar sluier voor had gedaan. 'Als dat zo zou zijn,' zei ze langzaam, terwijl ze wanhopig wenste dat Ardanos of Caillean er waren om haar te helpen, 'waarom zou u dat dan interesseren?'

'Als dat zo zou zijn,' herhaalde hij, 'zouden wij willen weten waarom.'

De woorden van Cynric schoten haar te binnen. 'Omdat mij gezegd werd dat ze dat nodig hadden. Kunt u een betere reden bedenken?'

'Nee,' antwoordde hij, 'en toch is hun moeder een opstandelinge die heeft gedreigd heel het westen tegen Rome op te zetten. Maar Rome is barmhartig geweest. Brigitta is in verzekerde bewaring naar Londinium gestuurd; er zal haar niets overkomen. Evenmin hebben we de dood van haar verwanten geëist.'

De kleintjes zullen blij zijn te weten dat hun moeder veilig is, dacht Eilan, die zich herinnerde hoe onnatuurlijk stil ze waren geweest. Maar waarom? Was het mogelijk dat Macellius evenzeer naar vrede tussen Rome en de Britten hunkerde als zij?'

'Als dat zo is, ben ik blij dat te horen,' zei ze, 'maar wat wilt u van mij?'

'Dat lijkt mij voor de hand te liggen, vrouwe. Deze meisjes mogen niet het verzamelpunt voor een toekomstige opstand worden. Brigitta zelf is niet belangrijk, maar in tijden van spanning is ieder voorwendsel bruikbaar.'

Ze zei: 'Ik denk dat u op dat punt gerust kunt zijn; als ze bij de maagden van het Huis in het Woud zouden zijn, zou er geen politiek gebruik van hen worden gemaakt.'

'Zelfs niet als ze volwassen zijn?' vroeg hij. 'Hoe weten we dat ze niet zullen worden uitgehuwelijkt aan mannen die zullen trachten, bij machte van hun huwelijk met de koningin, over de Demetae te heersen?'

Dat vroeg hij zich terecht af, dacht ze. Dat was net iets voor Cynric om te proberen. 'Hoe wilt u dat vermijden?'

'Het beste zou zijn hen bij loyale Romeinse families te plaatsen, en als ze volwassen zijn, goede, betrouwbare echtgenoten met Romeinse sympathieën voor hen te zoeken.'

'En dat is alles wat hun in handen van de Romeinen zou overkomen?'

'Dat is alles,' antwoordde Macellius. 'U gelooft toch niet, vrouwe, dat wij oorlog voeren tegen zuigelingen en kleine kinderen?'

Ze zweeg. Dat is precies wat mij is geleerd te geloven.

'Wilt u dan dat wij eeuwig blijven boeten voor wandaden, door anderen begaan? Op het gewijde eiland bijvoorbeeld?' zei Macellius, alsof hij kon horen wat ze dacht.

Dat is wat Cynric gelooft, maar de beslissing is aan mij. En ik ben degene die van de Godin moet horen wat ons te doen staat. Nog even bleef Eilan zwijgen, zoekend naar de innerlijke stilte waarin ze iets zou kunnen horen.

'Nee,' zei ze, 'maar ik zou het vertrouwen van mijn eigen volk verliezen als het lijkt of ik u al te graag geloof. Ik heb vernomen dat Brigitta's dochters beiden nog zo jong zijn dat geen mens aan een huwelijk zal denken. Ze hebben heel wat doorgemaakt. Zou het niet barmhartiger zijn hen enkele maanden te laten blijven waar ze zijn, of zelfs een jaar, tot de beroering is weggeëbd? Tegen die tijd weet iedereen hoe u hun moeder hebt behandeld. Dan zijn de gemoederen tot bedaren gekomen en zullen de mensen niet zo verontwaardigd meer zijn als ze horen dat ze zich in uw handen bevinden.'

'En worden ze dan bij ons gebracht?' zei Macellius met gefronst voorhoofd.

'Als alles is zoals u zegt: ja. Dat zweer ik bij de goden van mijn stam.' Eilan legde haar hand op haar halsring. 'Wees erop voorbereid hen volgend jaar met het Maagdenfeest in uw huis in Deva te ontvangen.'

Zijn gezicht lichtte op, en Eilan hield haar adem in toen ze over zijn doorgroefde gezicht de glimlach van Gawen zag flitsen. Kon ze hem maar vertellen wie zij was, en hem zijn kleinzoon laten zien, veilig en wel!

'Ik geloof u,' zei Macellius. 'Ik kan alleen maar hopen dat de legaat mij zal geloven.

'Vernemeton staat garant voor mijn oprechtheid.' Ze gebaarde om zich heen. 'Als die mij in de steek laat, heeft hij ons binnen handbereik.'

Hij zei: 'Vrouwe, ik zou graag uw hand kussen, maar uw wachter werpt mij uiterst wantrouwige blikken toe.'

'Nee, dat kan niet,' zei ze, 'maar ik aanvaard uw goede bedoelingen, heer.'

'En ik de uwe,' zei Macellius en hij boog nogmaals.

Toen hij weg was bleef Eilan een tijdlang zwijgend zitten; ze vroeg zich af of ze haar volk nu verraden of gered had. Was dit de reden waarom de goden zich hadden ingespannen haar op deze plek te krijgen? Was dit, waarvoor ze geboren was?

 

Laat op de volgende dag keerde Caillean terug uit het Zomerland. Ze zag er moe maar opgetogen uit. Nadat de oudere vrouw een bad had genomen stuurde Eilan Senara naar haar toe om te vragen of ze haar avondmaaltijd bij Eilans haardvuur wilde gebruiken.

'Wat is dat kind gegroeid!' luidde Cailleans commentaar toen Senara wegliep om het eten te halen. 'Het lijkt pas gisteren dat ze hier kwam, en nu is ze net zo oud als jij toen ik jou voor het eerst ontmoette, en bijna net zo mooi!'

Enigszins verrast besefte Eilan dat Senara inderdaad een jonge vrouw was, oud genoeg om geloften af te leggen; ze zou nu weldra als priesteres moeten worden ingezworen. De Romeinse verwanten van het meisje hadden al jaren niets van zich laten horen, en ze had geen reden om aan te nemen dat er enig bezwaar tegen zou zijn. Maar dit had in elk geval geen haast.

'En wat heb jij op deze mooie, zonnige dag gedaan, lieve kind?' vroeg Caillean toen Senara het eten op tafel zette.

Even verscheen er een eigenaardige blik op het gezicht van het meisje. 'Ik ben bij dat hutje in het bos langsgegaan. Wist u dat daar tegenwoordig een kluizenaar woont?'

'Ja, daar hebben we toestemming voor gegeven. Het is een vreemde oude man van ergens uit het zuiden. Een christen, geloof ik.'

'Inderdaad,' antwoordde Senara met diezelfde eigenaardige blik. 'Hij is heel aardig tegen me.'

Caillean fronste haar wenkbrauwen. Eilan wist wat ze wilde zeggen: dat het ongepast was dat een priesteres uit het Huis in het Woud alleen was met een man, hoe bezadigd of bejaard ook. Maar uiteindelijk had het meisje geen eed afgelegd; afgezien daarvan had ze ergens gehoord dat christelijke priesters een gelofte van kuisheid aflegden. Hoe dan ook, dacht Eilan wrang, zij was niet de juiste persoon om het fatsoen van een jong meisje in twijfel te trekken.

'Mijn moeder was een christin,' zei Senara. 'Heb ik uw toestemming om deze priester te bezoeken en hem wat eten uit onze keuken te brengen? Ik zou graag meer horen over het geloof van mijn moeder.'

'Ik zie niet in waarom niet,' antwoordde Eilan. 'Dat alle goden één zijn, maakt deel uit van onze aloude leer. Ga er maar heen om te horen welk van Zijn gezichten de christenen zien...'

Ze aten een poosje in stilte.

'Er is iets gebeurd,' zei Eilan ten slotte, terwijl ze keek naar het gezicht van Caillean, die in de vlammen zat te staren.

'Misschien,' was Cailleans antwoord. 'Maar ik ben er niet helemaal zeker van wat het betekent. De Tor is heel machtig, en het meer...' Ze schudde haar hoofd. 'Zodra ik begrijp wat ik daar heb gevoeld dan hoor je het, dat beloof ik je. Ondertussen -' haar blikken werden minder zacht toen ze naar Eilan opkeek. 'Ik heb gehoord dat hier ook iets is gebeurd. Dieda zegt dat je een bezoeker hebt gehad.'

'Bezoekers, om precies te zijn, maar ik neem aan dat je op Cynric doelde.'

'Ik bedoelde Macellius Severus,' zei Caillean. 'Wat vond je van hem?'

Eilan dacht: Ik had hem graag als schoonvader gehad. Maar dat kon ze al met al niet tegen Caillean zeggen. Bij wijze van compromis zei ze: 'Ik vond hem vriendelijk en vaderlijk.'

'Zo nemen de Romeinen ons steeds meer van onze wereld af,' zei Caillean. 'Ik had liever dat ze allemaal onverdeeld slecht waren. Als zelfs jij gunstig over Macellius denkt, wie moet er dan nog in opstand komen?'

'Waarom zouden we tegen hen opstaan? Jij praat al net als Cynric.'

'Het kon erger,' zei Caillean.

'Dat zie ik niet in,' zei Eilan ontstemd. 'Ook al heerst hier de vrede van de Romeinen, wat is daar mis mee? Vrede is hoe dan ook zonder meer beter dan oorlog.'

'Zelfs een eerloze vrede? Een vrede waarin alles wat het leven de moeite waard maakt, ons ontnomen is?'

'De Romeinen kunnen ook eerzaam zijn begon Eilan, maar Caillean viel haar in de rede.

'Ik had gedacht dat jij wel de laatste zou zijn die zoiets zou zeggen!' Haar stem verflauwde en ze zweeg ontsteld, alsof ze besefte dat alles wat ze nu nog zei het alleen maar erger kon maken.

Maar toch is het zo, dacht Eilan terwijl ze haar blos van schaamte voelde wegtrekken. Gaius' moeder is met Macellius getrouwd omwille van de vrede, en ik heb Gaius om diezelfde reden met een Romeins meisje laten trouwen. Ze vroeg zich af wat voor iemand die Romeinse vrouw was, en of ze hem gelukkig had gemaakt. Niet alle vrouwen streefden naar vrede, wist ze, denkend aan Boudicca, die de opstand had uitgeroepen, aan Cartimandua, die Caractacus had verraden, en aan Brigitta, wier dochters zij onder haar hoede had. Maar ze had haar besluit genomen, en daar zou ze zich aan houden.

'Cynric heeft ongelijk,' zei ze ten slotte. 'Wat het leven de moeite waard maakt is niet de roem die de krijgslieden bezingen, maar welgedaan vee en omgeploegde velden en gelukkige kinderen rond het haardvuur. Ik weet dat de Godin verschrikkelijk kan zijn als een berin wier jongen bedreigd worden, maar ik denk dat Zij liever ziet dat we bouwen en kweken dan dat we elkaar uitmoorden. Is dat niet de reden waarom we hebben geprobeerd hier de oude geneeswijzen weer toe te passen?'

Eindelijk keek ze op en keek Caillean in haar donkere ogen, en was verrast toen ze de smekende blik daarin zag.

'Ik heb je verteld waarom ik mannen haat en bang ben voor wat ze kunnen aanrichten,' zei de oudere priesteres zacht. 'Soms kan ik maar moeilijk in het leven geloven; het zou zoveel makkelijker zijn om vechtend ten onder te gaan. Maar toen ik in de Gewijde Bron keek, meende ik te zien hoe die overliep in honderden kleine stroompjes die in de grond verzonken en de genezende kracht door het hele land verspreidden. En toen, heel even, geloofde ik er wel in.'

'We moeten iets aan die bron doen,' zei Eilan zachtjes terwijl ze Cailleans hand greep. En als een echo leek ze de zwanenzang te horen.

 

Toen Gaius weer in Deva was bezocht hij zijn vader. Boven een beker wijn kwamen ze op Brigitta van de Demetae te spreken. 'Hebt u haar dochters ooit gevonden?' vroeg Gaius.

'In zekere zin wel,' antwoordde zijn vader. 'Ik weet waar ze zijn, en je raadt nooit waar.'

'Ik dacht dat u Romeinse pleegouders voor hen wilde zoeken.'

'Dat doe ik ook als het zover is, maar voorlopig denk ik dat de Priesteres van het Orakel de beste voogd is die ze kunnen hebben.' Toen Gaius' mond openzakte vervolgde zijn vader: 'Het is een jonge vrouw, en ik was bang dat ze zou sympathiseren met jonge heethoofden als Cynric, die, en dat zeg ik je onomwonden, ik zou ophangen als we hem te pakken kregen. Maar zij was verrassend redelijk. Zoals je had kunnen raden heb ik daar al jaren een informant, iemand die de priesteressen dient, maar dit is de eerste keer dat ik de Priesteres zelf heb gezien.'

'Hoe zag ze eruit?' Gaius' stem sloeg over, maar Macellius leek het niet te merken.

'Ze was gesluierd,' zei hij. 'Maar we zijn onderling overeengekomen dat zij de meisjes bij zich houdt tot de spanningen verminderd zijn, en ze dan aan ons overdraagt, zodat ze in Romeinse huisgezinnen ondergebracht en aan Romeinse echtgenoten toegezegd kunnen worden; ik denk dat zelfs Brigitta geneigd zal zijn daarmee in te stemmen als het haar wordt voorgelegd. En ik ben ook van plan het haar voor te leggen. Ik vreesde dat sommige agitatoren in haar omgeving de meisjes tot object van de volgende heilige oorlog wilden maken. En ik hoef je nauwelijks te vertellen dat dat een hard gelag voor ons zou worden na Domitianus' verliezen aan de grenzen.'

Hij zweeg even en keek zijn zoon doordringend aan. 'Ik vraag me wel eens af of ik de juiste beslissingen voor je heb genomen, jongen. Ik had gedacht dat Vespasianus langer zou leven; hij was een goede keizer, en bij hem had je carrière kunnen maken. Na al die plannen van ons leef je nu uiteindelijk toch als een Brits stamhoofd op je eigen land. Zelfs je huwelijk met Julia -' hij onderbrak zichzelf. 'Kun je me vergeven?'

Gaius staarde hem aan. 'Bij mijn weten valt er niets te vergeven. Ik heb hier een eigen leven ingericht, en dit is mijn thuis. Wat mijn carrière betreft, daar is nog ruimschoots de tijd voor.'

Geen enkele keizer heeft het eeuwige leven, zei hij bij zichzelf, denkend aan wat Malleus in zijn laatste brief had geschreven, maar dat wilde hij zelfs tegenover zijn vader niet hardop zeggen. Als hij aan Rome dacht, zag hij mensenmassa's, vuil en die gehate toga voor zich. Hij had hier in Brittannië graag wat meer zon gehad, maar zijn begeerte ging niet echt naar zuidelijke klimaten uit.

En wat zijn gebrek aan een mannelijke erfgenaam betrof, hij vroeg zich af of dit het moment was om Macellius van Eilans zoon te vertellen. Zou zij inderdaad degene geweest zijn die zijn vader had gezien? Het was een grote opluchting om te weten dat ze zo gematigd kon zijn. Zelfs al kon hij haar niet zien, hij wist dat ze veilig en gezond was. Niet dat hij niet van zijn dochters hield, en Gaius wist dat Licinius dol was op alle kinderen. Maar voor de Romeinse wet telden alleen de mannelijke kinderen. Misschien zou het niet eerlijk zijn, want in wezen zou hij de kleine Cella haar rechten ontnemen, maar de wet was de wet, of een mens dat nu leuk vond of niet.

Uiteindelijk leek het hem veiliger om niets te zeggen. Wat onuitgesproken bleef - dat had hij door schade en schande geleerd - hoefde je ook nooit te betreuren.