19

 

Al had Agricola dat wel gehoopt, het noorden was niet keurig netjes met één veldslag te pacificeren. En al dansten de inwoners van Rome op straat toen het triomfantelijke bericht van Mons Graupius bekendgemaakt werd, het consolideren van de overwinning had nog heel wat voeten in de aarde. Het nieuws dat Gaius meenam naar het zuiden bevatte ook een tot hem gericht bevel om terug te keren zodra zijn wonden geheeld waren, want de gouverneur was niet geneigd zo'n bruikbare jongeman zijn talenten in Londinium te laten verspillen.

Een van Gaius' opdrachten was het kamp te bezoeken waar de belangrijkste krijgsgevangenen werden vastgehouden. Cynric was daar nog, verbitterd en vol littekens, maar springlevend, en grimmig voldaan over het feit dat ze Calgacus niet hadden kunnen grijpen om Agricola's triomftocht in Rome op te luisteren. In feite scheen niemand te weten wat er met de Britse aanvoerder gebeurd was. Er gingen geruchten dat de druïde Bendeigid zich in de heuvels verborgen hield.

'Ik ben met de wapens in de hand gevangengenomen en verwacht geen genade,' zei Cynric toen hij even wat milder gestemd was. 'Maar als jouw generaal je enige achting toedraagt, dien dan een gratieverzoek voor de oude man in. Ik heb je uit die everkuil gehesen, maar hij heeft je leven gered. Daar ben je hem wel iets voor verschuldigd, lijkt je ook niet?'

En daarmee had Gaius ingestemd. In wezen was zijn schuld groter dan Cynric wist, en aangezien niet te bewijzen viel dat Bendeigid tegen Rome gevochten had, was Agricola bereid in het noorden het bericht te laten circuleren dat de druïde veilig naar huis kon terugkeren.

Uiteindelijk was het pas toen, toen de gouverneur zelf naar het zuiden vertrok om zich op zijn terugkeer naar Rome voor te bereiden, dat Gaius verlof kreeg om dat ook te doen. En zo liep de winter al ten einde toen hij op weg naar Deva was om zijn vader op te zoeken. Nu zou hij eindelijk in de gelegenheid zijn, de instructies op te volgen die Julia hem maanden tevoren had gegeven om met Eilan in het reine te komen.

In het noorden was de winter naargeestig en kil geweest, met een snijdende wind, en nachten waaraan geen einde leek te komen. Zelfs hier in het zuiden was de lucht fris, al begonnen de takken al uit te botten. Gaius was blij met zijn mantel van wolfsvel. In Brittannië had zelfs de vergoddelijkte Julius soms drie tunieken over elkaar gedragen tegen de kou.

Het was een vreemde gewaarwording om door een gebied te rijden waar vrede heerste. Gaius had het gevoel dat alles veranderd moest zijn sinds hij hier voor het laatst geweest was, alsof zijn afwezigheid jaren geduurd had. Maar toen hij Deva naderde kwam diezelfde gure wind weer uit het estuarium aanwaaien, en de donkere bergen die boven de westelijke horizon hingen waren nog diezelfde broeierige schimmen die al sinds zijn kindertijd op de achtergrond aanwezig waren. Hij reed langs de reusachtige wallen van het fort naar de hoofdpoort en constateerde dat de houten palissade langs de bovenkant er maar een klein beetje verweerder uitzag dan hij zich herinnerde. Hij was het, die veranderd was.

Toen hij naar zijn vaders ontvangkamer liep galmden zijn voetstappen op het stenen plaveisel van het praetorium. Zodra hij binnenkwam keek Valerius op. Even fronste hij zijn voorhoofd, totdat Gaius zich van zijn omhulsels begon te ontdoen. Toen grijnsde hij. Maar pas toen Macellius uit de ontvangkamer daarachter kwam opduiken, besefte Gaius dat hij niet de enige was die ouder geworden was.

'Zo, beste jongen! Ben je daar toch weer? We begonnen al te vrezen dat de gouverneur je met zich mee terug zou nemen naar Rome. Hij heeft uitermate positief over je activiteiten in het noorden geschreven, jongen, uitermate positief.' Macellius stak zijn armen uit en drukte Gaius stevig aan zijn hart, maar kortstondig, alsof de oudere man vreesde dat hij zich bloot zou geven als hij zijn zoon te lang vasthield. Maar Gaius had gemerkt hoe zijn vaders vingers hem hadden vastgegrepen, alsof hij zich ervan moest vergewissen dat hij zijn zoon in levenden lijve voor zich had. Hij hoefde niet te vragen of Macellius zich ongerust gemaakt had; die nieuwe grijze strepen in het haar van de prefect zouden echt niet veroorzaakt zijn door het bijleggen van de onbeduidende ruzies van soldaten in hun winterkwartier, of het bijhouden van voorraadlijsten.

'En hoe lang mogen we van je gezelschap genieten voordat ze je weer nodig hebben in Londinium?'

'Ik heb een paar weken verlof,' zei Gaius met een geforceerde glimlach. 'Het leek me tijd om weer eens even naar huis te gaan.' Er ging een steek door hem heen toen hij zich realiseerde dat Macellius met geen woord over zijn bruiloft had gerept. De oude man moet beseffen dat ik eindelijk volwassen ben!

Maar Macellius hoefde er niet meer naar te vragen. Sinds de slag bij Mons Graupius was Gaius zijn huwelijk met Julia om de een of andere reden als een voldongen feit gaan beschouwen. Maar nu de vertrouwde heuvels van Deva weer oude herinneringen bij hem deden bovenkomen begon hij te twijfelen. Moest hij het echt wel door laten gaan, en zo niet, wat dan?

Maar Gaius had de laatste maanden iets bij zichzelf geconstateerd, namelijk dat hij toch eerzuchtig was. Agricola was een groot man, en hij was een uitmuntend gouverneur geweest, maar wie kon zeggen wie Domitianus als zijn opvolger zou zenden? En sommige aspecten van dit land zou zelfs Agricola nooit begrijpen. Het oude Brittannia van de stammen was dood. De inwoners zouden moeten veranderen en Romeinen worden, maar hoe zou een Galliër of een Spanjaard hen ooit kunnen begrijpen? Om dit land tot een parel in de kroon van het keizerrijk te maken was het leiderschap vereist van iemand die zowel Brits als Romeins was. Iemand als hij, wanneer hij nu op dit moment de juiste stappen zou zetten.

'... een paar van de hogergeplaatste officieren uitnodigen om samen met ons te dineren,' zei zijn vader. 'Als je niet te moe bent?'

'Ik voel me prima,' glimlachte Gaius. 'Na de wegen in Caledonië was het een genoegen om hierheen te rijden.'

Macellius knikte, en Gaius kon de trots van hem zien afstralen als hitte van een vuur. Hij slikte, want ineens besefte hij dat Macellius hem nooit eerder zijn onvoorwaardelijke goedkeuring had geschonken, en dat hij er hard aan toe was geweest zijn vaders ogen op die manier te zien glanzen.

 

Het was de gewoonte dat de Hogepriesteres na de grote feesten enige tijd in afzondering doorbracht om te herstellen van het ritueel. De vrouwen waren daar aan gewend geraakt tijdens Lhiannons bewind, en niemand die het vreemd vond dat Eilans herstel na haar eerste optreden als Hogepriesteres wat langer duurde.

En toen ze eenmaal weer op de been was waren ze mogelijk teleurgesteld dat ze nauwelijks aan hun gemeenschapsleven deelnam en zo vaak zwaar gesluierd ging, maar verbaasd waren ze niet. Voor de meesten was Lhiannon de enige Hogepriesteres geweest die ze hadden meegemaakt, en zij was de laatste jaren meestal in haar vertrekken gebleven, waar ze werd bijgestaan door Caillean of door de priesteressen die ze als helpsters had uitgekozen. Een retraite was hoe dan ook nodig opdat het nieuwe Orakel met de goden zou kunnen communiceren.

En de teruggetrokkenheid van hun nieuwe Hogepriesteres was lang niet zo'n intrigerend onderwerp om over te roddelen als de verdwijning van Dieda. Sommigen waren er zeker van dat ze vrijwillig vertrokken was, boos als ze was dat zij niet tot Hogepriesteres was gekozen. Anderen suggereerden dat ze weggelopen was om zich bij Cynric aan te sluiten, die door diversen van hen was gezien toen hij in gezelschap van Bendeigid het Huis in het Woud bezocht. Maar toen iemand van een houthakker hoorde dat er in de boshut een zwangere vrouw woonde werd de oplossing van het mysterie onthutsend duidelijk. Dieda moest in verwachting zijn; ze was naar de eenzaamheid van het woud gezonden tot ze van haar schande verlost zou zijn.

De waarheid was natuurlijk zo onmogelijk dat niemand zelfs maar op het idee kwam. Als puntje bij paaltje kwam vergde Dieda's aandeel in het bedrog niet eens zo veel van haar. Na de slag bij Mons Graupius had de gouverneur alle openbare bijeenkomsten als mogelijke onrusthaarden verboden. Zo ver naar het zuiden hadden ze uitsluitend geruchten vernomen over de aangerichte verwoesting; voor de meeste mensen was het verzamelen van voedsel voor de winter een dringender aangelegenheid. Met Samaine moesten de mensen zich zien te redden met toekomstvoorspellingen door middel van appels en noten en het haardvuur, want er was geen jaarmarkt en geen festival, en geen Orakel.

Wat Eilan betrof, die bracht de winter comfortabel in de ronde boshut door, van tijd tot tijd bezocht door Caillean, en bijgestaan door een oude vrouw die haar naam niet kende. Bij de haard maakte ze een klein altaar voor de Godin in haar hoedanigheid van Moeder, en terwijl ze haar buik zag zwellen werd ze heen en weer geslingerd tussen haar vreugde over het nieuwe leven dat in haar groeide, en haar bange vrees dat ze de vader nooit meer terug zou zien.

Maar het ligt in de aard der dingen dat zelfs de langste winter op een dag het veld ruimt voor het voorjaar. Al waren er momenten dat Eilan het gevoel had dat ze voor eeuwig zwanger zou blijven, het Brigantiafeest naderde, de tijd dat haar kind geboren zou worden. Een paar dagen voor het feest kwam Caillean opduiken in de deuropening, en al huilde of lachte ze de laatste tijd hoe dan ook heel snel, Eilan was zo blij dat ze haar zag dat de tranen haar in de ogen schoten.

'Hier is vers brood dat ik vanmorgen gebakken heb,' zei ze. 'Ga zitten om samen met mij het middagmaal te gebruiken,' - ze aarzelde - 'tenzij je van mening bent dat ik je met mijn meinedige aanwezigheid besmet?'

Caillean lachte. 'Absoluut niet,' antwoordde ze. 'Als het niet zo gesneeuwd had, zou ik al eerder gekomen zijn.'

'En hoe staan de zaken ervoor in het Huis in het Woud?' vroeg Eilan. 'Hoe brengt Dieda het ervan af als mijn plaatsvervangster? Ik wil alles horen! Hier is het heel saai; ik groei als een stuk groente.'

'Vast niet,' glimlachte Caillean. 'Eerder als een fruitboom die geen vrucht draagt in het najaar, maar in het voorjaar. Wat Vernemeton betreft, Dieda vervult getrouw je plichten, maar misschien niet zo goed als jij het gedaan zou hebben. Ik beloof je dat ik zal komen als je kind geboren wordt. Stuur me bericht via de oude vrouw als het zover is.'

'Hoe weet ik dat?'

Caillean lachte niet onvriendelijk. 'Je was erbij toen het tweede kind van je zuster geboren werd. Wat weet je daar nog van?'

'Wat me van destijds is bijgebleven zijn de plunderaars, en hoe jij vuur in je handen nam,' zei Eilan gedwee.

Caillean glimlachte. 'Nou ja, ik denk dat het nu niet lang meer zal duren. Misschien beval je wel op het Maagdenfeest - je bent vanmorgen druk in de weer geweest, en een dergelijke rusteloosheid komt vaker voor als een kind op het punt staat om geboren te worden. En ik heb iets voor je meegebracht, een krans van witte berkentwijgen, gewijd aan de Moeder. Kijk - ik hang hem hier boven je bed, opdat het gelukje uit Haar handen ten deel zal vallen.' Ze stond op en haalde de krans uit haar draagzak.

'Het moge dan lijken of de goden wier volgelingen mannen zijn, je de rug toekeren, de Godin bekommert zich om al Haar dochters die onder dezelfde omstandigheden verkeren als jij nu. Na het feest kom ik terug, al zal het me geen genoegen doen Dieda daar in jouw plaats te zien.'

'Wat leuk om te horen hoe je erover denkt,' zei iemand in de deuropening, de stekeligheid van haar woorden nog geïntensiveerd door haar mierzoete toon. 'Maar als je mij niet graag in de rol van Hogepriesteres ziet, dan had je dat beter eerder kunnen bedenken!'

Daar stond een gesluierde gestalte in het donkerblauw. Eilan zette grote ogen op, en Caillean kreeg een kleur van boosheid.

'Waarom kom je hier?'

'Waarom niet?' vroeg Dieda. 'Vind je het geen blijk van welwillendheid dat de Hogepriesteres haar gevallen familielid komt bezoeken? Al onze dierbare zusters weten dat hier iemand woont, en ze zijn tot de conclusie gekomen dat ik dat ben. Ik zal geen enkele reputatie meer overhebben als ik na verloop van tijd "terugkom".'

Eilans stem trilde: 'Ben je alleen maar gekomen om je in mijn schande te verlustigen, Dieda?'

'Vreemd genoeg niet.' Dieda sloeg haar sluier achterover. 'Eilan, ondanks alles wat er tussen ons in is komen te staan, wens ik je alle goeds toe. Jij bent niet de enige die eenzaam is. Ik heb geen enkel bericht van Cynric gekregen sinds hij naar het noorden is gegaan, en hij heeft mij ook niets laten weten. Hij stelt alleen nog belang in het wel en wee van de Raven. Als dit bedrog afgelopen is, moet ik misschien naar het noorden in plaats van naar Eriu, om me bij de krijgsvrouwen te scharen die de oorlogsgodin dienen.'

'Onzin,' zei Caillean bits. 'Als krijgsvrouw zou je niets voorstellen, maar als bard ben je heel begaafd.'

Dieda haalde hulpeloos haar schouders op. 'Misschien, maar ik moet een manier zien te vinden om goed te maken dat ik Ardanos' verraad gesteund heb.'

'Noem je het echt zo?' vroeg Eilan. 'Ik niet. Tijdens mijn verblijf hier heb ik tijd gehad om na te denken, en mij komt het voor dat de Vrouwe dit met Haar priesteres heeft laten gebeuren opdat ik begrijp hoe noodzakelijk het is dat alle kinderen van dit land beschermd worden. Na mijn terugkeer zal ik me inzetten voor de vrede, niet voor de oorlog.'

Dieda keek op Eilan neer. Langzaam zei ze: 'Ik heb nooit een kind gewild, noch van Cynric, noch van enig ander. En toch denk ik dat ik er net zo over zou denken als jij als ik Cynrics kind verwachtte.' Er glinsterden tranen in haar ogen, die ze met een boze beweging afveegde. 'Ik moet weer terug, voordat die bezige tongen de kans krijgen om al te veel verhalen in omloop te brengen. Ik kwam alleen maar om je veel geluk te wensen, maar zelfs wat dat betreft is Caillean me blijkbaar voor geweest.'

Ze keerde zich om en trok haar sluier weer voor haar gezicht, en voordat de twee anderen iets wisten te zeggen was ze vertrokken.

 

Het leek wel alsof het iedere dag iets langer licht was. Het terugkerende sap verleende de takken een rossige gloed, en in de moerassen maakten de zwanen elkaar al het hof. Hoewel de kans op winterstormen nog aanwezig was, werd het toch merkbaar lente. De mannen die op het land werkten haalden hun ploegschaar van de balk, de vissers begonnen hun boten te breeuwen en de herders bleven de hele nacht buiten op de kille hellingen bij de ooien die aan het lammeren waren.

Gaius reed uit en luisterde naar de klanken van het nieuwe leven overal om hem heen, en hij telde de dagen. Het was Beltane geweest toen hij met Eilan de liefde had bedreven, en sindsdien waren er negen manen verstreken. Ze zou nu wel gauw haar kind baren. Vrouwen stierven soms bij de bevalling. Hij keek naar de terugkerende watervogels die uitwaaierden in de lucht, en wist dat hij Eilan nog een keer moest terugzien, of hij nu wel of niet met Julia zou trouwen.

Hoe hoger hij opklom bij de Romeinen, des te meer zou hij voor Eilan en haar kind kunnen doen. Als het een zoon was zou Eilan het misschien goedvinden dat hij hem opvoedde. In het Huis in het Woud zou ze hem zeker niet kunnen houden. Het leek hem niet zó onwaarschijnlijk; zijn moeders verwanten waren zonder meer bereid geweest, hem helemaal aan zijn vader toe te vertrouwen.

Terwijl hij naar het fort terugreed bleven zijn gedachten doormalen. Het zou hem zwaar vallen haar te vertellen dat ze nog niet konden trouwen, althans nu nog niet. Als Julia hem geen zoon zou schenken, nu ja, soms had hij de indruk dat gescheiden echtelieden in de Romeinse wereld vaker voorkwamen dan getrouwde. Als hij eenmaal een vaste positie had zouden ze misschien kunnen trouwen; in elk geval kon hij ervoor zorgen dat zijn kind in deze wereld een goede uitgangspositie kreeg. Zou ze dat geloven? Zou ze het hem vergeven? Hij beet op zijn lip en vroeg zich af wat hij tegen haar zou moeten zeggen.

Maar het grootste deel van de tijd had hij alleen maar hartkloppingen bij de gedachte dat hij Eilan terug zou zien, zelfs van een afstandje, gewoon maar om te weten dat alles goed met haar was.

Natuurlijk was er nog de moeilijkheid, hoe hij bij haar binnen zou moeten komen. Uiteindelijk besefte hij dat hij op de hulp van de goden zou moeten vertrouwen.

De legaat die het bevel over het Tweede Adiutrix Legioen voerde, had de winter daarvoor de actieve dienst verlaten, en zijn vervanger was precies op dit moment gearriveerd. Gaius wist dat zijn vader zijn handen vol zou hebben aan het helpen installeren van de nieuwe bevelhebber, en toen hij aankondigde dat hij een paar dagen op jacht ging, had Macellius nauwelijks de tijd om gedag te zeggen.

Het was tijdens het feest van de Britse godin Brigantia dat het einde van de winter inluidde, dat Gaius opnieuw langs de Heuvel der Maagden reed, op het tijdstip dat de jonge mannen zich in strokostuums hulden en een beeld van de Vrouwe van huis tot huis droegen om in ruil voor koeken en bier Haar Zegen te brengen. Maar hier, zo had hij gehoord, kwam de priesteres die de Stem van de Godin vertegenwoordigde naar buiten om de komst van de lente aan den volke te verkondigen. In het woud buiten het dorpje hulde Gaius zich in de Britse kleren die hij had meegenomen. Toen voegde hij zich bij de anderen die zich in afwachting van de priesteres verzameld hadden. Uit de gesprekken die hij om zich heen opving, vernam hij dat de menigte dit jaar groter was dan normaal.

'De oude priesteres is vorig najaar gestorven,' vertelde een van de vrouwen hem. 'En ze zeggen dat de nieuwe jong is, en beeldschoon.'

'Wie is het?' vroeg hij, terwijl zijn hart als een razende tekeerging. 'De kleindochter van de Aartsdruïde, zeggen ze, en sommigen fluisteren dat haar keuze meer dan alleen maar toeval was. Maar ik zeg altijd maar: bij oude zeden hoort oud bloed, en wie zou er beter geschikt zijn voor zo'n taak dan een vrouw wier voorouders al dienstbaar waren aan de goden?'

Eilan! dacht hij. Hoe was dat mogelijk? Had ze een miskraam gehad? Als ze werkelijk Hogepriesteres was, hoe moest hij haar dan ooit nog te zien krijgen? Met nauw verholen ongeduld wachtte hij op het vallen van de avond, en samen met de anderen keek hij zwijgend toe hoe de processie van maagden in witte gewaden opdook uit de houten poort van het Huis in het Woud en door de laan op hen afliep. Aan het hoofd liep een slanke vrouw met een scharlakenrode mantel over haar witte gewaad. Onder de dunne sluier kon hij gouden haar zien glinsteren. Daar kwam ze, gekroond met licht en begeleid door harpmuziek. Eilan... riep zijn hart. Voel je mijn nabijheid, Eilan?

'Uit het donker van de winter ben ik gekomen -' zei ze, en haar stem was als muziek. Al te zeer als muziek, dacht Gaius; Eilans stem had hem lieflijk in de oren geklonken, maar was niet zo sonoor geweest. Hij drong zich naar voren om het beter te kunnen zien. De stem van deze vrouw klonk als die van een geoefend zangeres.

'Lichtbrengster ben ik, en brengster van zegeningen. Nu komt de lentetijd; nieuw loof ontspruit weldra aan de takken, en de regenboog bloeit. Dat uw dieren overvloedig mogen werpen; een gelukkige hand van ploegen wens ik u toe. Ontvangt nu het licht, mijn kinderen, en daarmee mijn gunst.'

De Priesteres boog zich naar voren, en de kaarsenkroon werd van haar hoofd genomen. Toen ze die voor haar op de grond plaatsten zag Gaius haar gezicht voor het eerst in het volle licht. Het was het gelaat waarvan hij gedroomd had, maar zelfs in dat ene ogenblik dat het licht erop viel wist hij dat het Eilan niet was. Nu herinnerde hij zich hoe mooi Dieda gezongen had.

Hij trok zich terug, bevend over al zijn leden. Had de vrouw het mis, of was Eilan het slachtoffer van een of ander afschuwelijk bedrog?

'Heil de Vrouwe!' riep het volk. 'Heil de Heilige Bruid!' Juichend hielden de jonge mannen hun toortsen bij de kaarsenkroon en begonnen de processie te vormen die het licht naar iedere hut en boerenhoeve zou brengen. Het was zonder twijfel Dieda, en zij moest weten waar Eilan was. Maar hij kon haar nu niet benaderen.

Hij keerde zich om en herkende in de menigte nog een ander gezicht. Op dat moment lapte hij het gevaar aan zijn laars.

'Caillean,' fluisterde hij op ruwe toon. 'Ik moet u spreken. Waar is Eilan in vredesnaam?'

In het schemerdonker voelde hij een priemende blik, en hij hoorde een stem fluisteren: 'Wát zeg je?' Een harde greep sloot zich om zijn hand. 'Bij die menigte vandaan; hier kunnen we niet praten.'

Willoos liet hij zich meevoeren. Als hij dood zou neervallen zou dat zijn verdiende loon zijn, dacht hij. Maar toen ze de menigte achter zich gelaten hadden bleef hij stokstijf staan en keerde zich naar de priesteres toe.

Zijn stem was zacht en schor: 'Vrouwe Caillean, ik weet hoezeer Eilan op u gesteld was. In naam van alle goden die u dierbaar zijn, vertel me - waar is ze nu?'

Caillean wees naar het podium waar de witgesluierde vrouw de leiding had over de festiviteiten.

'Schreeuw het voor mijn part uit en verraad mijn aanwezigheid, maar lieg niet tegen me.' Gaius staarde haar aan. 'Al zweert iedereen hier dat dat Eilan is, ik weet wel beter. Vertel me of alles goed met haar is!'

Caillean staarde terug met steeds groter wordende ogen waarin verbazing, boosheid en vrees te lezen stonden. Toen liet ze met een explosieve zucht haar adem ontsnappen en trok hem met zich mee, nog verder bij de cirkel van toortslicht vandaan waarin Dieda haar handen ophief om de menigte te zegenen. Toen hij achter Caillean aan het donker inliep, maakte Gaius zichzelf wijs dat zijn keel alleen maar dik was omdat de vuren zo rookten.

'Ik zou hun moeten zeggen wie je bent en je laten vermoorden,' zei ze ten langen leste. 'Maar ik houd ook van Eilan, en ze lijdt al pijn genoeg.'

'Leeft ze nog?' kraste Gaius.

'In elk geval niet dank zij jou,' kaatste Caillean terug. 'Ardanos wilde haar ter dood brengen toen hij hoorde wat jij had gedaan! Maar hij liet zich overhalen om haar leven te sparen, en zij heeft alles aan mij verteld. Waarom ben je haar nooit komen halen? Klopt het dat je met iemand anders getrouwd bent, zoals ons verteld is?'

'Mijn vader heeft me weggestuurd -'

'Naar Londinium,' bevestigde ze. 'Dan was het een van de leugens van de Aartsdruïde dat je aan een Romeins meisje uitgehuwelijkt was?'

'Nog niet,' zei hij. 'Maar ik diende in het leger, en ik was niet vrij om te komen. Als Eilan niet gestraft is, waarom zie ik haar dan niet hier?'

Caillean keek hem vol verachting aan, en Gaius voelde zich onder haar blik verschrompelen. Ten slotte zei ze: 'Dacht je dat ze hierbuiten zou staan te dansen nadat ze zojuist jouw zoon gebaard heeft?'

Gaius' adem stokte. 'Leeft ze? En het kind?' Het was hier donker, zo ver bij de vuren vandaan, maar hij had de indruk dat Cailleans strenge gezicht iets milder stond.

'Ze leeft nog, maar ze is erg zwak, want het was een zware bevalling. Ik heb heel erg voor haar leven gevreesd. Volgens mij ben jij het niet waard om voor te sterven, maar je aanblik is misschien precies de medicijn die zij nodig heeft. De goden weten dat ik geen rechter ben. Wat Ardanos zegt interesseert me niet. Kom mee.'

Caillean was niet meer dan een donkere schaduw in de nacht toen ze hem om de menigte heen terugvoerde over de weg, van het Huis in het Woud en de Heuvel der Maagden vandaan. Toen ze het schijnsel van de vuren niet meer konden zien, vroeg Gaius: 'Waar brengt u me heen?'

'Eilan bevindt zich op dit moment niet in het Huis in het Woud; sinds het kind zichtbaar werd heeft ze in een huisje midden in het bos gewoond.' Even later voegde Caillean er aarzelend aan toe: 'Ik maak me erg ongerust over haar. Na een bevalling zijn vrouwen soms erg treurig, en de goden weten dat Eilan redenen te over heeft om ongelukkig te zijn; misschien dat ze sneller herstelt als ze ziet dat je haar niet in de steek gelaten hebt.'

'Ze hebben tegen me gezegd dat ze niet slecht behandeld zou worden als ik afzag van een poging, haar te zien wierp hij tegen.

Caillean lachte, een kort, verbitterd geluid. 'Ardanos was natuurlijk razend, de ellendige ouwe tiran. Hij is ervan overtuigd dat jullie Romeinen onze priesteressen alleen maar zullen beschermen als jullie ze als Vestaalsen beschouwen. Maar de keuze van de Godin is op Eilan gevallen, en nadat Lhiannon dit bedrog bijna met haar laatste adem had voorgesteld kon hij er niets tegenin brengen.'

Dat was het laatste wat Caillean zei. Na een poosje zag Gaius door de bomen heen een klein lichtje in een nog grotere duisternis fonkelen.

'Daar is het huisje.'

In zijn oor klonk zachtjes Cailleans stem: 'Wacht in de schaduwen, dan zie ik de oude vrouw weg te krijgen.' Ze opende de deur.

'De Vrouwe zegene je, Eilan; ik ben gekomen om je gezelschap te houden. Annis, ik zorg verder wel voor haar. Heb je geen zin om je buiten in het feestgewoel te mengen?'

Kort daarop zag hij de oude vrouw opduiken, stevig in omslagdoeken gehuld, en toen ze het pad over liep trok hij zich terug onder de bomen. Caillean stond achter haar in de deuropening, door licht omlijst. Ze wenkte, en toen hij naar voren liep met een hart dat dreunde als een cavaleriecharge zei ze met kalme stem in de goudgele gloed achter haar: 'Ik heb bezoek voor je meegebracht, Eilan.' Hij hoorde haar naar buiten lopen om achter hem op wacht te gaan staan.

Even werden Gaius' ogen door het licht verblind. Toen hij weer helder kon kijken zag hij Eilan op een smal bed liggen, met naast haar een bundeltje dat het kind moest zijn.

Eilan had moeite, haar oogleden van elkaar te krijgen. Het was natuurlijk wel aardig van Caillean dat ze gekomen was, maar waarom had ze een bezoeker meegenomen? Ze wilde uitsluitend Caillean zien, maar ze was ervan overtuigd geweest dat de oudere priesteres het druk zou hebben met het feest. Ze werd vagelijk nieuwsgierig en deed haar ogen open.

Tussen haar en het licht stond de gestalte van een man. Instinctief schrok ze en greep het kindje steviger vast, en de baby slaakte een zacht, piepend protestgeluidje. Daarop deed de man haastig een stap naar voren. Toen zijn gezicht in het volle licht kwam herkende ze hem eindelijk.

'Gaius!' riep ze uit, om onmiddellijk in tranen uit te barsten. Ze zag dat hij een kleur kreeg en ongemakkelijk met zijn voeten schuifelde, niet in staat haar recht in de ogen te kijken.

'Ik werd naar Londinium gestuurd; ik had geen keus,' zei hij. 'Ik had naar jou toe willen komen.'

'Neem me niet kwalijk,' zei ze, al wist ze eigenlijk niet waarom ze zich verontschuldigde. 'Ik huil de laatste tijd nogal gauw, geloof ik.' Hij wierp een snelle blik in haar richting en toen een op het bundeltje. 'Is dat mijn zoon?'

'Wie anders,' zei ze, 'of denk je soms dat ik' - ineens snikte ze zo heftig dat ze bijna geen woord meer kon uitbrengen - 'met alle andere beschikbare mannen naar bed ben geweest nadat ik mezelf aan jou gegeven had?'

'Eilan!' Aan zijn gezicht zag ze dat die gedachte nooit bij hem opgekomen was, en dat hij niet wist of hij gevleid of verontwaardigd moest zijn. Zijn handen balden zich tot vuisten en ontspanden zich weer. 'Mag ik alsjeblieft mijn zoon vasthouden?'

Eilan merkte dat haar tranen even abrupt verdwenen als ze verschenen waren. Ze keek op naar Gaius; toen hij naast haar neerknielde en de baby in zijn armen optilde, kon ze hem voor het eerst echt goed zien. Hij zag er ouder en grimmiger uit, door ontberingen getekend, en met een schaduw in zijn ogen, alsof ook hij wist wat pijn was; op zijn wang zat een vers litteken. Maar terwijl hij het kind vasthield zag ze zijn gezicht veranderen.

'Mijn zoon,' fluisterde hij, zijn ogen op het rimpelige gezichtje gericht, 'mijn eerstgeboren zoon...' Al zou hij inderdaad met dat Romeinse meisje trouwen, dacht Eilan, dit moment behoorde haar toe.

Toen de vage blik uit de lichtblauwe oogjes die van zijn vader ontmoette en zich op hem leek te fixeren, hield Gaius hem met een beschermend gebaar nog dichter tegen zich aan. Alle hardheid was nu uit zijn gezicht geweken; hij ging volledig in de baby op, alsof hij tot alles bereid was om dit kindje, dat zo vol vertrouwen en hulpeloos in zijn armen lag, voor gevaren te behoeden. Het viel Eilan op dat ze Gaius zelfs niet zo stralend had zien kijken toen hij met haar de liefde had bedreven. Ze herkende het Vadergezicht van de God.

'In wat voor wereld ben je terechtgekomen, kleintje?' fluisterde Gaius met schorre stem. 'Hoe kan ik je beschermen, je een veilig thuis geven?' Eén langdurig moment leken hij en het kind in wederzijdse bespiegelingen op te gaan, toen moest de baby plotseling boeren en begon op zijn duim te zuigen.

Gaius' blik richtte zich weer op Eilan, en terwijl hij het kind teruglegde in de holte van haar arm besefte ze dat zij, bleek en afgemat als ze was, op haar beurt zijn Godin was.

'En, hoe vind je hem, liefste?' vroeg ze op milde toon. 'Ik heb hem Gawen genoemd, de naam die jouw moeder jou gegeven heeft.'

'Ik vind hem prachtig, Eilan.' Zijn stem beefde. 'Hoe zal ik je ooit kunnen bedanken voor dit geweldige geschenk?'

Door samen met mij weg te lopen! riep haar hart. Neem ons allebei mee naar een land waar we gedrieën kunnen wonen en vrij zijn! Maar het lamplicht glom onheilspellend op de zegelring aan zijn vinger, en ze wist dat zo'n land buiten bereik van Rome niet bestond.

'Door een wereld te scheppen waarin hij veilig is.' Een echo van zijn eigen woorden. Ze herinnerde zich haar visioen: in dit kind was het bloed van de Draak en de Adelaar vermengd met het aloude geslacht der Wijzen; de redders van Brittannia zouden van hem afstammen. Maar wilde dat mogelijk zijn, dan moest hij wel in leven blijven en volwassen worden.

'Soms vraag ik me af of dat eigenlijk wel kan.' Zijn blik keerde zich naar binnen, en nogmaals zag ze die grimmige schaduw in zijn ogen.

'Je hebt een veldslag meegemaakt sinds ik je voor het laatst heb gezien,' zei ze vriendelijk. 'Dat litteken heb je niet in Londinium opgelopen... Vertel me erover.'

'Heb je van de slag bij Mons Graupius gehoord?' Gaius' stem werd ruwer. 'Welnu, ik was erbij.' Toen het verhaal eruit kwam, in een stroom van beelden, kromp ze in elkaar, want ze kon de ontzetting voelen, en het medelijden, en de angst.

'Ik wist wel dat er iets gebeurd was,' zei ze zachtjes toen hij klaar was met zijn verhaal. 'Op een nacht, één maan na Lughnasad, had ik het gevoel dat je in groot gevaar verkeerde. De hele volgende dag heb ik doodsangsten uitgestaan, maar na het vallen van de avond verdween het gevoel. Ik dacht toen dat je misschien had gevochten, maar al was dat alles wat ik voelde, ik wist zeker dat je het had overleefd! Je bent een deel van mij, geliefde. Als je gedood was had ik dat ongetwijfeld geweten!'

Gaius stak blindelings een hand uit en greep de hare. 'Dat is waar. Ik droomde dat ik in jouw armen lag. Geen enkele andere vrouw zal ooit zo'n plaats in mijn hart innemen als jij, Eilan. Geen enkele andere vrouw kan mij mijn eerstgeboren zoon schenken. Maar -' Zijn stem werd schor. 'Ik kan hem niet erkennen. Ik kan niet met je trouwen!'

Met een vertrokken gezicht keek hij op het kind neer. 'Toen ik er maar niet achter kon komen wat er met jou gebeurd was, hield ik mezelf keer op keer voor dat we samen hadden moeten vluchten toen we de kans hadden. Samen met jou had ik het kunnen verdragen om voortdurend op de loop te zijn - maar wat voor leven zou dat voor jou geweest zijn, en voor hem?' Hij stak een hand uit en raakte de wang van de baby aan.

'Hij is zo klein, zo zacht,' zei hij verwonderd. 'Als iemand zou proberen hem iets aan te doen, nu, op dit ogenblik, dan zou ik hem met mijn blote handen kunnen vermoorden, denk ik!' Gaius keek snel van het kind naar Eilan en kreeg een kleur, alsof hij verlegen was met zijn eigen emoties.

'Je zei: maak de wereld veilig voor hem,' vervolgde hij zacht. 'Zoals de zaken nu staan kan ik maar één manier bedenken om dat te doen. Maar jij zult evenveel moed nodig hebben als een Romeinse matrone van vroeger, uit de Republiek.' Op dat moment vonden ze het geen van beiden vreemd dat de Romeinen ondanks hun grote keizers altijd op de dagen van de Republiek teruggrepen als ze een voorbeeld van grote deugdzaamheid zochten.

'Je probeert me duidelijk te maken dat je met dat Romeinse meisje van je gaat trouwen,' zei Eilan scherp. Ze huilde weer.

'Ik moet wel!' riep hij uit. 'Begrijp je dat niet? Bij Mons Graupius is het laatste verzet van de stammen gebroken. De enige hoop op genade voor jouw volk is nu gelegen in heersers die zowel Romeins als Brits zijn, zoals ik, maar mijn enige hoop om invloed in de Romeinse wereld te verwerven schuilt in een verbintenis met een vooraanstaand geslacht. Niet huilen,' smeekte hij haperend. 'Ik heb je tranen nooit kunnen aanzien, lieverdje. Denk aan hem.' Hij gebaarde naar de slapende baby. 'Omwille van hem kunnen we toch wel verdragen wat onvermijdelijk is?'

Jij zult niet hoeven verdragen wat ik nu doormaak. Ze vocht tegen haar tranen. Wat ik al doorgemaakt heb!

'Je zult niet voorgoed alleen zijn, dat beloof ik je,' zei hij. 'Ik zal je opeisen zodra dat mogelijk is. En,' voegde hij er zonder veel oprechtheid aan toe, 'je weet toch wel dat bij ons volk een huwelijk ontbonden kan worden?'

'Ja, dat heb ik gehoord,' zei Eilan wrang. Ze was ervan overtuigd dat als hij met een lid van een adellijke familie trouwde, de verbintenis zo stevig zou zijn als de verwanten van het meisje die maar konden maken. 'Maar wat is het voor iemand, dat Romeinse meisje? Is ze mooi?'

Hij keek haar spijtig aan. 'Niet half zo mooi als jij, lieve schat. Het is een klein ding,' voegde hij eraan toe, 'maar uiterst vastberaden. Er zijn ogenblikken dat ik een gevoel heb alsof ik ongewapend in de arena gesmeten ben om me met blote handen te verdedigen tegen een krijgsolifant of een wild beest, zoals ze in Rome met misdadigers schijnen te doen.'

Dan zal ze hem nooit laten gaan, dacht Eilan, maar ze slaagde erin te glimlachen. 'Dan... geef je niet echt om haar?'

'Lieveling,' zei hij terwijl hij naast haar neerknielde, en de opluchting in zijn stem wekte haar lachlust op, 'als haar vader geen procurator was, dan had ik haar geen twee keer aangekeken. Met zijn hulp kan ik senator worden, en op een dag zelfs gouverneur van Brittannia. Denk eens aan alles wat ik dan voor jou en het kind kan doen!'

Gaius boog zich over de baby heen, en opnieuw laaide in zijn ogen die felle beschermingsdrang op. Toen hij merkte dat Eilan hem gadesloeg keek hij weer op.

Eilan bleef hem aanstaren tot ze zag dat hij zich weer onbehaaglijk begon te voelen. Caillean had gelijk, dacht ze met bittere berusting. Hij is verliefd geworden op een hersenschim en heeft zichzelf wijsgemaakt dat het de werkelijkheid is - net als alle andere mannen! Maar dat maakt het er alleen maar makkelijker op, hem het onvermijdelijke te zeggen.

'Gaius, je weet dat ik van je houd,' begon ze, 'maar je moet me geloven als ik zeg, dat ik zelfs geen ja zou kunnen zeggen als je de vrijheid had om me ten huwelijk te vragen.' Ze zuchtte, want ze zag de verwarring zijn blik binnensluipen.

'Ik ben de Hogepriesteres van Vernemeton, de Stem van de Godin, hebben ze je dat niet verteld? Wat jij bij de Romeinen hoopt te worden, Gaius, dat ben ik nu al bij mijn eigen volk! Ik heb mijn leven gewaagd om me waardig te betonen, en de beproeving was geen greintje minder gevaarlijk dan jouw veldslag. Ik kan die overwinning net zomin opgeven als jij kunt bedanken voor de eer die je behaald hebt!'

Hij fronste zijn voorhoofd in een poging, dat te accepteren, en het drong tot Eilan door dat ze in feite veel meer op elkaar leken dan hij besefte. Maar ze had de indruk dat hij door eerzucht gedreven werd, terwijl zij - als dat tenminste ook geen hersenschim was - de wil van de goden gehoorzaamde.

'Dan werken we samen, al zijn wij de enigen die dat weten,' zei Gaius ten slotte, en zijn ogen richtten zich weer op het kind. 'En wat zal deze kleine niet kunnen bereiken met een gouverneur en een Hogepriesteres als ouders? Wie zal het zeggen? Misschien wordt hij op een goede dag zelfs wel keizer.'

Daarop opende de baby zijn ogen en bezag hen allebei met een onpartijdige, vage blik. Gaius tilde hem weer op en wiegde hem onhandig. 'Stil maar, Heer der Wereld,' fluisterde hij toen de baby onrustig bewoog, 'laat mij je maar vasthouden.'

Bij die gedachte - dat iets dat zo klein en roze was het ooit tot keizer zou kunnen brengen - schoten zijn ouders in de lach.