‘Bizar, dit!’ hoor ik de volgende morgen in de gang. ‘Echt niet normaal wreed.’
Een groepje leerlingen staat voor Milans klassenfoto. ‘Wie doet er nou zoiets? Gaan we dit melden?’
Shit. Nu al ontdekt. Ik wil weglopen, maar hoor mijn naam. ‘Kom eens kijken.’ Een jongen die ik alleen van gezicht ken wenkt me. ‘Schrik niet, maar een of andere zieke persoon heeft lopen klooien met de klassenfoto van je broer.’
Ik doe alsof ik toch schrik. ‘W-wat?’ stamel ik. ‘Dat meen je niet.’
Ze kijken me vol medelijden aan. Iemand legt een hand op mijn schouder. Een ander zegt: ‘Ik haal de directeur erbij.’
‘Nee! Hoeft niet,’ zeg ik hard. ‘Dat doe ik zelf wel.’ Ik haal de lijst van de muur en stop hem in mijn tas. ‘We moeten er juist niet te veel aandacht aan schenken, anders krijgt de dader wat hij wil, toch?’
In het toilet peuter ik de doodskop van de foto. Milan komt weer tevoorschijn. Het is net alsof ik hem weer tot leven breng.
‘Dames toch, waar hebben wij dit aan te danken?’ vraagt Versteden als we hem het laatste lesuur de schaal voor zijn neus houden. ‘Wat leuk.’
Er liggen nog drie cupcakes op de schaal. De rest van de klas heeft al gekregen.
O nee, denk ik. Fleur en ik hadden eerst zelf moeten pakken. Dan was er geen keuze meer geweest. Vlug bied ik het vormpje met de stip aan. ‘Gewoon, we verveelden ons gisteravond.’ Ik hoor zelf hoe gemaakt het klinkt.
Versteden neemt de cupcake lachend van me aan. ‘Nou, ik zou zeggen, en ik denk dat de hele klas dat met me eens is: doe dit gerust vaker!’
Nog geen seconde later vraag ik me af of we niet te ver gaan. Straks gaat er iets vreselijk mis. Of heeft hij het alsnog door.
‘Perfect van kleur, hoor,’ zegt hij terwijl hij het cakeje uitvoerig bekijkt. ‘Maar als je het niet erg vindt, ga ik liever voor dit kleintje.’ Hij legt de cupcake terug in de schaal en pakt een andere. ‘Ik moet aan mijn figuur denken, hè?’
Fleur staat stiekem op een afstandje alles te filmen. Ze kan me niet helpen. Bovendien kunnen we niet opnieuw beginnen.
Nu! Ik moet nu iets verzinnen. ‘Meneer!’ Mijn stem schiet uit. ‘Eh, ik ben allergisch voor gluten, dus die u nu hebt gepakt is eigenlijk speciaal voor mij.’
‘O,’ zegt hij en hij legt de cupcake terug. ‘Sorry. Weet je wat?’ Hij pakt de juiste en neemt een hapje. ‘Ik ga na school wel een extra rondje hardlopen.’
Met drie snelle happen werkt hij het cakeje weg. ‘Verrukkelijk,’ zegt hij met volle mond. ‘Lekker zoet. Blij dat ik toch die grote heb genomen.’
Achter me hoor ik mijn telefoon piepen. Het is Fleur gelukt. Maar in plaats van opluchting voel ik alleen maar buikpijn. Mijn eigen cupcake krijg ik amper weg.
Versteden klapt in zijn handen. ‘Goed, we gaan beginnen. In plaats van jullie lastig te vallen met dodelijk saaie theorie gaan jullie vandaag in tweetallen aan de slag. Heel belangrijk is dat je stap voor stap de instructies volgt, dames en heren. Dus geen amateuristisch gepruts, alsjeblieft. Zoutzuur is erg gemeen spul.’ Hij houdt een potje met doorzichtige vloeistof omhoog en grijnst even. ‘Want stel dat ik nu van een van jullie een vinger zou afhakken en in dit zuur zou dopen, dan is er binnen een paar tellen niks meer van over. Geen huid, bloed, pees, zelfs geen botje. Niks nada noppes. Opgelost. In het criminele circuit worden hele lijken hiermee weggewerkt.’
Hij lacht om zijn eigen woorden, maar bij mij kruipt een rilling langs mijn rug omhoog. Bij het woordje lijk zie ik meteen Milan voor me. Hij is de enige dode die ik ooit heb gezien. Ineens zie ik voor me hoe Milans lichaam oplost in een bad vol borrelend zuur. Weg! Ik wil dit niet! Ik schud mijn hoofd en duw het beeld weg. Gruwelend loop ik naar de materialenkast. Daar pak ik vier reageerbuisjes, een houder en potjes waar verschillende metalen in zitten. Wel drie keer controleer ik of ik de goede spullen heb.
Versteden is druk in de weer met het uitdelen van veiligheidsbrillen. ‘Vergeet deze niet! En nogmaals, geen geknoei. Ik heb geen zin in ambulances met loeiende sirenes op de stoep.’ Zijn stem klinkt normaal. Ook aan zijn manier van lopen is nog niets te merken. Hoelang duurt het voordat temazepam werkt? Een kwartier toch? Of heeft het langer nodig in combinatie met cake?
Voor de derde keer check ik mijn mobiel. De camera staat op stand-by.
Tien minuten later zitten de vier metalen in de buisjes. Met een pipet druppel ik het zuur er voorzichtig in.
Fleur leunt naast me over de tafel heen. ‘Er gebeurt niet veel met hem, hè? Zal ik anders een van deze in zijn koffie doen?’ Ze vouwt haar hand open. Blijkbaar heeft ze de reservepillen uit het zijvakje van mijn tas gepakt. ‘Of zal ik ze alle drie –’
‘Absoluut niet,’ sis ik.
‘Heel goed bezig, Juul. Zo zie ik het graag,’ hoor ik Versteden achter me.
Van schrik knijp ik hard in het zachte gedeelte van de pipet. Het zuur spettert alle kanten op.
‘Kijk uit!’ roept Versteden, terwijl hij Fleur wegduwt. ‘Je... Je moet afstand bewaren.’ Hij wankelt en grijpt een stoelleuning vast.
Geschrokken kijk ik naar Fleur. Is er zuur op haar terechtgekomen?
Met een wit gezicht inspecteert ze haar armen.
‘Alles oké?’ Ik fluister, maar mijn woorden klinken hard.
Het is doodstil in het lokaal. Iedereen staart naar ons.
Fleur knikt. ‘Met mij wel, maar...’ Ze werpt een veelbetekenende blik richting Versteden. Zijn oogleden vallen steeds dicht en zijn armen hangen slap naast zijn lijf. Als hij een stap probeert te zetten, lijkt het alsof hij door zijn benen zakt.
Hier hebben we bijna een halfuur op gewacht. Toch is het allesbehalve een juichmoment. Het voelt zo slecht om nu mijn mobiel te pakken. Milan zou het gewoon doen, probeer ik tegen mezelf te zeggen. Maar ineens twijfel ik. Toch pak ik mijn mobiel en begin zo onopvallend mogelijk te filmen.
Fleur rent met onze klasgenoot Bas naar Versteden toe. ‘Gaat het, meneer?’ Ik hoor de paniek in haar stem.
‘Zijn er spetters op u gekomen?’ vraagt Bas.
‘Nee, nee, maar ik... Ik voel me...’ Hij komt niet uit zijn woorden en ademt zwaar. ‘Ik geloof dat...’ Met een slappe hand wijst hij naar zijn bureau.
Als een lappenpop leunt hij op Bas, die hem met veel moeite naar zijn stoel brengt.
Een paar tellen later hangt Versteden voorover op zijn bureau, met zijn hoofd op zijn armen. Was de dosis te hoog?
Het blijft stil in de klas. Af en toe gefluister. Allemaal staren we naar Versteden.
Ik ben zo bang dat iemand in de gaten krijgt dat ik een opname maak.
‘Slaapt-ie nou?’ fluistert iemand.
Bas legt twee vingers op zijn pols.
Ik hou mijn adem in. Hij leeft toch nog wel? O god...
Maar dan knikt Bas grijnzend. ‘Volgens mij is meneertje in dromenland.’
Opgelucht ontsnapt mijn adem als Verstedens hoofd beweegt.
Plotseling komt iedereen in beweging. Gelach stijgt op in het klaslokaal.
‘Wat zat er in die cake van jullie?’ hoor ik Bas aan Fleur vragen. ‘Drugs of zo?’
‘Doe even normaal,’ bijt Fleur hem toe. ‘Dit is niet grappig!’ Ze loopt met een boos gezicht het lokaal uit.
Bas richt zich tot mij. ‘Zo, zeg! Heeft ze altijd zo’n kort lontje?’
Ik doe alsof ik hem niet hoor, maar stop wel met filmen. Ik wil niet het risico lopen dat Bas mij erbij gaat lappen.
Even later komt Fleur met de directeur binnen. Als hij ziet wat er aan de hand is, krijgen we de opdracht om alles op te ruimen. Volgens mij heeft hij er geen idee van dat we met zoutzuur bezig waren. Hij zegt niks over veiligheidsbrillen of voorzichtig zijn.
Tevergeefs probeert hij Versteden wakker te schudden.
‘Oké,’ roept hij hard om boven het lawaai uit te komen. ‘De les is afgelopen. Als iedereen nu rustig het lokaal kan verlaten?’
Fleur en ik duiken het toilettenblok in. Pas als we zeker weten dat we alleen zijn, barsten we los.
‘Lieve help, zeg! Ik dacht even dat hij dood was,’ zegt ze.
‘Ik ook.’
Ze zucht diep. ‘Ik ben zo blij dat ik die extra pillen niet heb gegeven.’
‘Precies, dit was meer dan genoeg.’
‘Het leek wel alsof hij zijn laatste adem uit–’
‘Waarom liep jij eigenlijk zo boos de klas uit?’ onderbreek ik haar.
‘Had je me niet door?’
‘Nee. Eerlijk gezegd vond ik het nogal raar. Zeker toen je terugkwam met de directeur.’
‘Dat deed ik dus expres.’
‘Huh? Hoezo?’
‘Kijk,’ begint ze. ‘Ik dacht dat als op het filmpje te zien is dat ik er zelfs de directeur bij haal, dan is het geloofwaardiger. Want nu heeft onze psycho nog niet door dat wij zijn debiele dares met zijn tweeën uitvoeren. Toch?’
Ik denk na, maar schud al snel mijn hoofd. ‘En de autosloperij dan? Hij heeft ons daar samen gezien. En in de kaart had hij het over pottenkijkers.’
‘Kan zijn,’ zegt ze. ‘Toch denk ik dat hij erin gaat trappen. Op dit filmpje lijkt het echt alsof je alleen handelt. Toch?’ Fleur begint haar lippen voor de spiegel bij te werken.
Het is écht precies dezelfde lipgloss. Nu, denk ik. Nu kan ik erover beginnen. Ik haal de lipgloss die ik in Milans auto heb gevonden uit mijn etui en schraap mijn keel. ‘Eh, kan het zijn dat deze van jou is?’
Verrast kijkt ze me aan. ‘Het lijkt er wel op, mag ik eens kijken?’ Ze bekijkt het ronde stickertje aan de onderkant. ‘Ja, deze was ik dus al heel lang kwijt. Ik had hem voor mijn verjaardag gekregen. Van mijn moeder. Supermooie kleur, maar ik kon niet meer op de naam komen, totdat ik pasgeleden bij Kiko binnenliep. Lag-ie dus bij jou?’
‘Nou, niet helemaal. Ik vond hem in Milans auto.’
‘Hè? Hoe kan dat nou?’ Fleur gaapt me aan alsof ik iets heel geks zeg.
‘Dat weet jij vast beter dan ik, toch?’ Het klinkt onaardiger dan ik wil.
‘Ja eh, weet ik veel. Waarschijnlijk is-ie uit mijn zak gevallen toen ik in zijn auto zat.’
‘En wanneer zat je dan in zijn auto?’
‘Hé, hallo, Juul. Wat heb jij ineens? Ik heb hier geen trek in, hoor. Het is maar een lipgloss. Ik ben wel eens met Milan meegereden naar school. Net als jij.’
Via de spiegel houden we elkaars boze blikken vast. Totdat ik besef dat het niet de moeite waard is om hier ruzie over te maken. Zeker nu niet. We hebben wel wat anders aan ons hoofd.
Ik zucht. ‘Oké, eigenlijk slaat het nergens op. Het gaat niet om die lipgloss, we zijn gewoon zo enorm gespannen... Zullen we ons concentreren op dat filmpje? Hoe eerder verstuurd, hoe beter. Ik wil het achter de rug hebben...’
Fleur knikt, maar niet van harte.
‘Wat denk je?’ vraag ik als we het filmpje hebben bekeken. Zou meneertje Psycho er dit keer wel tevreden mee zijn?’ Zo lollig als ik het laat klinken, zo beroerd voel ik me.
‘Ik mag hopen dat we wel meer krijgen als dat belachelijke 1607. Anders heb ik me voor niets zo uitgesloofd.’
‘1603,’ verbeter ik haar.
‘Wat jij wilt, Juul,’ snauwt ze. ‘Ik vind alles best.’
Mijn duim blijft aarzelend boven mijn telefoon hangen. Wat houdt me tegen?
Doen, Juultje. Gewoon doen. Bijna hoor ik het Milan zeggen. Dan druk ik op ‘verzenden’. Ik staar naar het blauwe streepje dat steeds langer wordt. Terugkrabbelen kan niet meer.