HOOFDSTUK 12
‘Christopher!’
Ze hield hem op een afstand, haar handen tegen zijn schouders, zodat ze zijn gezicht kon zien. In haar ogen las hij ongeloof en opwellende vreugde.
‘Het is waar,’ zei hij. ‘Weet je nog wel, jullie hadden allebei een rode jurk aan, jullie hebben allebei donker haar. Ik lag daar half te slapen en aan jou te denken, toen hoorde ik plotseling een gil. Ik dacht niet verder na. Het kwam niet bij me op dat iemand anders dan jij in gevaar kon zijn. Ik móest opstaan. Maar niet voor Stella. Voor jou.’
Ze bleef hem lang aankijken, toen liet ze zich plotseling gaan. Ze vlijde haar hoofd tegen zijn schouder. Hij wist dat hij het pleit had gewonnen. Heel voorzichtig wendde hij haar gezicht naar zich toe en voor het eerst ontmoetten hun lippen elkaar.
Hierna was er geen twijfel meer. Iets wat Karen haar hele leven had moeten missen, kwam nu in haar tot leven.
Voor Christopher betekende dit een triomf, zoals hij nooit eerder gekend had. Een triomf. . . en tevens een reden tot nederigheid. Hij was met dit meisje getrouwd om haar te gebruiken, en in dat huwelijk had hij slechts goede dingen ontvangen. Alle geluk op de wereld lag in haar handen en hij wist dat ze hem daarvan nooit de weelde zou onthouden. Het lag in haar aard om te geven, zoals het wellicht in de zijne lag om te nemen. Toch was ook hij in staat tot geven, want door haar was hij een ander mens geworden. Het leek of Stella nooit bestaan had.
Hij keek neer op haar rustige, gelukkige gezichtje en haar glimlach maakte hem dankbaar en blij. Hij drukte haar nog dichter tegen zich aan.
‘Vertel me eens waar je aan dacht,’ zei hij.
Ze lachte wat ondeugend. ‘Misschien word je dan boos,’ waarschuwde ze hem.
‘Denk je? Dat betwijfel ik. Op het ogenblik heb ik het gevoel dat ik nooit meer boos op je kan worden.’
‘Goed dan. Ik dacht eraan . . . dat ik vreselijke honger heb.’
Hij begon te lachen. ‘Kleine Karen,je bent een ondeugd. Ik hoopte dat je me zou vertellen dat ik de knapste man op de wereld ben en alles wat jij te vertellen hebt, is dat je honger hebt.’
‘Jij niet?’vroeg ze.
Hij dacht even na. ‘Nu ik erover denk, ja, ik heb eveneens honger,’ gaf hij toe. ‘Kom. Dan gaan we iets eten.’
Hij wilde haar zonder meer meetrekken, doch ze protesteerde lachend.
‘Ik moet mijn haar eerst doen. Je hebt het vreselijk in de war gemaakt.’
‘Wat geeft dat nu?’ vroeg hij. ‘Het ziet er erg charmant uit. Bovendien, ook al kam je het netjes, dan kunnen de mensen het toch wel aan ons zien.’
‘Hoe dan?’ wilde ze weten.
Hij trok haar weer naar zich toe. ‘Aan je ogen, liefste,’ zei hij. ‘En als je zo naar me kijkt, zal ik je nog een kus moeten geven.’
‘Oh, Christopher!’ Hij voelde haar reageren en sloeg zijn armen om haar heen.
Toen ze eindelijk naar beneden gingen, was iedereen al klaar met eten en daardoor hadden ze de eetzaal voor zichzelf. Ze hadden er geen idee van wat ze aten, maar Christopher bestelde champagne.
‘We zullen op de gezondheid van de bruid en de bruidegom drinken,’ zei hij.
Gehoorzaam hief ze het glas en herhaalde: ‘Op het geluk van Mr. en Mrs. Thirlby.’
Ze bleven een maand lang in dezelfde herberg; een maand, zei Christopher, die meer waard was dan zijn hele leven vóór die tijd.
‘Ik geloof,’ zei hij, ‘dat ik vroeger nooit optimaal geleefd heb.’
Op zekere dag kwam Bannister nog een koffer met kleren voor hen beiden brengen. Hij was kennelijk blij hen zo gelukkig te zien.
‘Het is een goede kerel, maar ik vind het beter dat hij weer naar huis gaat. Ik wil hier alleen zijn . . . met jou,’ zei Christopher.
Karen was veranderd. Ze sloot gemakkelijk vriendschap met de mensen die ze toevallig ontmoetten in de herberg. Eigenlijk was ze altijd al zo geweest, dacht hij, maar nu ze voor het eerst van haar leven zeker was van zijn liefde, was ze voor niets meer bang. Ze bloeide op als een roos.
Soms wilde hij dat ze niet terug hoefden naar Claverings. Hij had van Bannister gehoord dat Fred en Stella weer samen waren en hij aarzelde om Karen in de omgeving te brengen waar ze zo ongelukkig was geweest. Diep in zijn hart wist hij, dat hij vreesde het pas gevonden geluk weer te verliezen.
Op een gegeven moment begon Karen zelf over de noodzaak om Fred en Stella weer te ontmoeten ‘Christopher,’ zei ze, ‘ weet Fred ervan, denk je?’
‘Waarom Stella met hem getrouwd is, bedoel je?’ Hij had zich gerealiseerd dat Fred het natuurlijk ook wist en dat het een vreselijke schok voor hem geweest moest zijn.
Karen ging ernstig verder: ‘Als dat zo is, lijkt het me voor hem veel prettiger als wij doen alsof we van niets weten. Dan hoeft hij zich niet zo vernederd te voelen, dacht ik.’
Hij bracht haar hand naar zijn lippen. ‘Weet je, Mrs. Thirlby,’ zei hij, ‘dat je niet alleen bijzonder lief bent, maar ook bijzonder wijs? Je hebt groot gelijk. Die arme Fred,’ eindigde hij.
‘Hij houdt veel van haar. Misschien is dat genoeg,’ zei Karen. ‘Of misschien toch niet. Je moet allebei in staat zijn liefde te geven.’
‘Zoals wij?’ vroeg hij.
‘Zoals wij,’ beaamde ze.
Op een stille morgen, die de belofte van het komende voorjaar inhield, keerden ze terug naar Claverings. Samen gingen ze naar binnen.
Miss Sarah was er om hen te verwelkomen, evenals de Pilbrights. De vrouwen omhelsden Karen en Mr. Pilbright vroeg aan Christopher: ‘Heb je me vergeven?’
Christopher grinnikte. ‘Natuurlijk. Gelukkig maar dat uw zuster er anders over dacht dan u.’
‘Fred en Stella zouden ook komen,’ zei Miss Sarah. ‘Maar de weg die zij moeten nemen, is niet goed in orde. Misschien kost hun dat meer tijd dan ze dachten.’
Op dat moment hoorden ze een auto naderen en een minuut later kwamen Fred en Stella binnen.
Christopher voelde hoe gespannen zij was, Karen liet haar hand in de zijne glijden.
Ze hadden zich geen zorgen hoeven maken, want Stella kwam met een vrolijk gezicht en zonder een spoortje verlegenheid naar hen toe. Ze zag er geweldig uit in haar bontjas.
‘Lieverds, wat ondeugend van jullie,’ riep ze. ‘Om zo weg te lopen! We zullen het je maar vergeven omdat jullie er zo gelukkig uitzien. Vind je ook niet, Fred?’
Ze stak haar arm door die van Fred.
‘Ja, dat vind ik ook,’ zei hij.
Stella wreef haar wang tegen zijn mouw. ‘Bijna net zo gelukkig als wij, lieverd.’ Toen ging ze naar Karen toe en kuste haar op beide wangen.
Christopher keek voorzichtig naar Fred, het leek erop dat deze een nieuwe waardigheid verworven had. Christopher begon aan zijn eigen oordeel te twijfelen. Hield Stella toch wel van Fred? Of speelde ze toneel om de situatie te redden? Daar was ze geraffineerd genoeg voor, wist hij.
Verder wilde hij er niet over nadenken. Karen was alles voor hem, zolang hij haar had, was al het andere onbelangrijk. Hij keek naar haar, ze zat met Miss Sarah te praten. Hij ging naar haar toe en bleef achter haar staan tot Miss Sarah een gesprek met Fred begon.
Karen pakte zijn hand en drukte die.
‘Ja?’ vroeg ze zacht.
‘Ik kom even kijken of je nog van me houdt,’ antwoordde hij. Hij voelde haar even beven, toen streken haar zachte lippen langs zijn hand.