Veertien
“Miriam!” Latisha rende naar Miriam toe, die stil op het matras zat. Latisha en de jongens waren net terug van hun werk. “Wat is er? Je ziet lijkbleek. Wat hebben ze gedaan? Hebben ze je pijn gedaan? Zijn ze erachter gekomen dat hun was verkleurd is?”
Miriam schudde haar hoofd en balde haar vuisten tot de knokkels wit werden. “Ze zeiden dat ik…met die krankzinnige gek Samuel moet trouwen.”
Latisha’s mond viel open. “Mijn God!”
“Wat?” Lou kwam wat dichterbij. “Weet je zeker dat ze dat hebben gezegd?”
Miriam knikte. Ze sloeg haar armen om haar knieën en liet haar voorhoofd erop rusten. “Hoeveel erger kan deze nachtmerrie nog worden?” snikte ze.
Latisha streelde Miriams haar. Op die vraag kon ze geen antwoord geven.
“Wanneer?” vroeg Lou.
Miriam keek op. “Niks wanneer,” zei ze. “Ik doe het niet. Ze willen mij gebruiken om zijn kinderen te krijgen. Kan je je iets walgelijkers voorstellen dan…dan…? Ik kan wel kotsen.” Ze liet haar hoofd weer zakken. “Ik doe het niet. Beloof me dat jullie me vermoorden voordat het zover is.”
De anderen keken elkaar aan met gespannen gezichten. Ze begrepen dat Miriam geen keuze had en moest doen wat haar was bevolen.
“Ze namen me mee naar een somber huis,” ging Miriam verder. “Die griezel was daar ook. Hij keek naar me. Hij zat in zijn stoel en keek naar me.” Haar mond vertrok zich van afschuw en walging. “Daarna vertelde zijn hulpje, zo’n vieze ouwe heks, dat…” Ze keek op naar de anderen. “Dat het beter voor mijn vrienden en mijn broertje zou zijn als ik…als ik zou meewerken. Wat voor keus heb ik dan nog? Wat moet ik nu?”
“Je kunt maar één ding doen, Miriam,” zei Lou. “Zolang we hier zijn, laten we elkaar niet in de steek. Je gaat er niet mee akkoord. Geef niet toe aan die zwijnen. Ze kunnen je niet dwingen met hem te trouwen. Echt niet.”
“En zo is dat,” was Latisha het met Lou eens.
“Maar jullie dan? En Ed?” vroeg Miriam bijna in tranen. “Straks doen ze jullie iets aan als ik niet akkoord ga.”
“Loze dreigementen,” zei Harry. “Laat ze maar praten.”
Hoewel Miriam niet overtuigd was, was het goed te weten dat de anderen achter haar stonden. Lou legde zijn hand op haar schouder.
“Maak je geen zorgen, Miriam,” zei hij. “Het is tijd voor actie. We gaan ontsnappen. We hebben de opening gezien waar de gasleidingen doorheen gaan, dus we kunnen een plan gaan maken.”
“Niet zo hard,” waarschuwde Ralph. “Denk eraan dat deze mensen een ongelooflijk goed gehoor hebben.”
Ze gingen zo dicht mogelijk bij elkaar zitten.
“Weet je zeker dat je deze sloten open kunt krijgen, Harry?” vroeg Lou.
Harry grijnsde. “Kinderspel.”
“En het slot van de deur?” vroeg Ralph. Harry stond op en liep naar de deur. Hij drukte zijn oog tegen het sleutelgat.
“Met een stukje ijzerdraad lukt dat wel,” zei hij. “Het is een ouderwets loperslot.”
“Een wat?” vroeg Latisha.
“Een loperslot. Waarschijnlijk zit er maar één pal in…”
“Nou even geen crimineel geklets. Kan je hem open krijgen of niet?” siste Lou.
Harry grijnsde. “Lukt. Ik heb alleen wel een ijzerdraadje nodig.”
Ralph voelde onder zijn matras. Hij trok een veer te voorschijn. “Heb je hier iets aan?”
Harry pakte de veer aan en probeerde hem recht te buigen. “Help eens even,” zei hij. Om beurten probeerden ze de veer recht te krijgen.
“Vlug. Stop weg,” fluisterde Latisha wijzend naar de deur. De deur ging open en het eten werd binnengebracht.
“Vijfmaal Happy Meal,” zei Harry in een poging te doen alsof er niets aan de hand was. Alle vijf konden ze hun opwinding nauwelijks verbergen.
Nadat de vrouwen waren vertrokken, kropen ze weer bij elkaar.
“Oké,” zei Harry. “Zo is hij recht genoeg. En nu?”
Ze keken naar Ralph. “Wie van jullie gaat er? Waarschijnlijk is jullie conditie beter dan de mijne. Helaas heb ik hun longziekte ook opgelopen,” vertelde hij. “Ik heb al zoveel jaar niet meer gerend. Als het op een achtervolging aankomt…”
“Ik,” zei Harry. “Ik ga.”
“Nee. Ik ga,” zei Lou.
“Waarom jij?” Harry keek beledigd. “Vertrouw je me soms niet?”
“Doe normaal, Harry. Daar gaat het niet om,” legde Lou uit. “Ik heb de opening gezien. Ik weet waar het is. En bovendien, als Ralph gelijk heeft dat het punt waarop de leidingen bij de hoofdleiding komt een hele smalle doorgang is, dan kom ik er makkelijker doorheen dan jij. Niet dat je dik bent, maar je bent zo breed gebouwd dat je nooit door een krappe opening past.”
“Dan ga ik met je mee,” zei Harry.
“Lou heeft gelijk,” zei Ralph. “We weten niet wat er verderop in die tunnel zit. Iemand die klein is, maakt meer kans.”
Harry gromde en sloeg met zijn vuist in de lucht. Voordat de vrouwen terugkwamen, aten ze snel hun pap op.
“Dus,” zei Ralph, nadat de kommen waren opgehaald, “tot morgenochtend zullen we niet meer worden gestoord. Nadat ze zelf hebben gegeten, gaan ze allen naar de zaal voor de avondmis. Op dat moment moeten we toeslaan. Alle Onderaardsen gaan erheen. Zeker nu iedereen denkt dat we ze volstrekt gehoorzamen.”
“Hoe weten we wanneer iedereen bij de mis is?”
“Tien minuten nadat de spiegels zijn dichtgeklapt,” zei Ralph. “Dan zitten we aan de veilige kant.”
“Zodra je eruit bent, ga je onmiddellijk naar de politie,” zei Latisha. “Niet eerst langs je ouders of wie dan ook. Je gaat meteen hulp halen.”
“Dat weet ik ook wel, Latisha,” zei Lou fel. “Ik ben heus niet dom.”
“Sorry,” zei Latisha. “Zo bedoelde ik het niet.”
“Rustig maar,” kwam Miriam ertussen. “We zijn allemaal gestrest. We moeten proberen kalm te blijven. Als dit niet lukt, word ik de bruid van Dracula.” Ze wilde het grappig laten klinken. De trilling in haar stem verraadde hoe bang ze was.
Alle vijf waren ze muisstil toen het ratelen van katrollen en kettingen het inklappen van de spiegels aankondigde. Het was tijd. Lou werd bleek en keek naar Harry. Harry knielde bij zijn enkels om de sloten open te maken. Miriam pakte de zaklantaarn onder het matras vandaan en gaf hem aan Lou.
“Gelukkig hebben ze deze niet afgepakt,” zei ze. Ze keek naar zijn gespannen gezicht en wilde dat ze hem op een of andere manier moed kon inspreken. Er waren geen woorden voor te vinden. Ze gaf hem een knuffel.
Ze wachtten in stilte tot in de verte het gezang begon. Lou haalde diep adem. Samen met Harry liep hij naar de deur. Ralph en Latisha stonden bij het raam op de uitkijk. Het leek een eeuwigheid voordat het slot zachtjes openklikte en Harry de deur opendeed. Lou glipte naar buiten de verlaten straat op. Harry deed de deur weer op slot en liep terug naar de anderen.
“Nu begint het lange wachten,” zei hij.