Vijf

“Ben je met de taxi?” Miriam keek heel verbaasd toen ze voor Latisha de deur opendeed. Latisha lachte en zwaaide naar de chauffeur.

“Dat is mijn moeder,” zei ze. “Ze rijdt op een vrouwen-voor-vrouwen taxi. Deze week heeft ze avonddienst, dus heeft ze me even gebracht.”

“Gaaf,” zei Miriam.

“Ik heb een video bij me.” Latisha legde hem op de tafel in de gang terwijl ze haar jas uittrok. “Ik had hem al voor mijzelf gehuurd, dus heb ik hem maar meegenomen.”

“Mag ik meekijken?” Ed kwam de gang in hobbelen. Zijn rode haar zat tegen zijn hoofd geplakt, nadat hij van Miriam de modder van het voetballen van zijn gezicht had moeten wassen.

“Hij is voor vijftien jaar en ouder,” zei Miriam. Ze hing de jas van Latisha aan de kapstok.

“Jij bent pas veertien,” kaatste Ed terug. “Dat ga ik vertellen.”

Miriam zuchtte gekweld. “En dit is mijn lieve broertje, Ed,” stelde ze hem aan Latisha voor.

“Hoi.” Latisha gaf Ed een glimlach. “Ik heb net zo’n broertje als jij.”

“Waarom heb je hem niet meegenomen?” vroeg Ed.

“Dit weekeinde is hij bij zijn oma gaan logeren, maar de volgende keer zal ik hem meenemen. Dat beloof ik,” antwoordde Latisha.

Ed richtte zijn aandacht op Miriam. “En wat moet ik doen, terwijl jullie naar die stomme video kijken?” pruilde hij.

“O, Ed. Wat kan je toch een vervelende zeur zijn…” begon Miriam.

“Speel je cluedo?” vroeg Latisha, die het spel op de stapel onder de tafel in de gang zag liggen.

Eds gezicht klaarde op. “Ja,” zei hij. “Weet je hoe het moet?”

Latisha lachte. “Natuurlijk. Heb je het spel hier?” Ze gaf Miriam, die op het punt stond te protesteren, een knipoog. Miriam had heel andere plannen voor de avond dan suffe spelletjes met haar broertje spelen. Ed had het spel gepakt en naar de woonkamer meegenomen. Latisha fluisterde tegen Miriam.

“Een snel spelletje en dan is hij gelukkig en hebben we de rest van de avond geen last meer van hem.”

Miriam glimlachte, “Je zou in de politiek moeten gaan,” zei ze.

“Dat ben ik ook van plan,” zei ze, “nadat ik ben afgestudeerd in de rechten.”

Miriam wierp haar een scherpe blik toe. Latisha lachte.

“Ik zie je denken,” zei ze. “Jij vraagt je af hoe iemand van de Petrusschool aan zo’n carrière durft te denken.”

Miriam keek schaapachtig. Mensen zo slim als Latisha, Lou en een hele hoop anderen had ze nooit verwacht op de Petrusschool. Met al haar moeite om over de schok van gemengd onderwijs heen te komen, begon ze nu pas door te krijgen dat intelligentie niets met sociale klasse te maken had.

“Welkom met je beide benen terug op de grond, schat,” zei Latisha opgewekt, terwijl ze Ed volgde naar de woonkamer. “Dit is de echte wereld.”

“Ik ben professor Plum.” Ed legde het spel klaar op tafel. “En jij bent Mevrouw Scarlet, Miriam. Die heeft ook van die grote tieten.”

“Effe dimmen, jochie,” zei Miriam. “Anders kan je in je eentje cluedo spelen.”

“Sorry,” grijnsde Ed.

Over het speelbord verplaatsten ze zich van de woonkamer via de keuken naar de studeerkamer.

“Ik weet het,” schreeuwde Ed vijfenveertig minuten later. “Het was Kolonel Mustard in de bibliotheek met een touw.”

Latisha bekeek de kaarten. Eigenlijk was het mevrouw White met een loden pijp in de keuken.

“Helemaal goed,” loog ze. “Knap van je, Ed. Je hebt gewonnen.” Ze zag Miriam verward kijken en voegde eraan toe voordat Miriam bezwaar kon maken: “Als je nu in bed ligt weet je dat jij hier in huis de absolute cluedo-kampioen bent.”

Ed straalde. Miriam begreep de bedoeling. “Goed zo,” zei ze en schudde de kaarten door elkaar voordat Ed kon zien dat ze hem in de maling hadden genomen. “Nu mag je als toetje een extra plak cake nemen. Als je wilt mag je de cake zelfs op je kamer opeten. Ik zal het voor je op een bord leggen.”

“Meen je dat?” Ed kon niet geloven dat het hem op één dag zo mee kon zitten. Het was gewoon ongelooflijk. “Ik ben zo blij dat jij hier bent in plaats van tante Edith,” zei hij tegen Latisha.

“Ed!” Miriam zei het met een felle stem. “Dat is helemaal niet lief tegenover die arme tante Edith.” Maar eigenlijk voelde ze zich schuldig, omdat ze om dezelfde reden blij was.

Toen ze Ed naar zijn kamer hadden weggewerkt, nestelden de meisjes zich op de bank; klaar om naar de video te kijken.

“Nog wat over Harry gehoord?” Eigenlijk was Miriam bang het te vragen, want het zou kunnen dat Latisha er depressief en stil van werd. “Ben je bij zijn moeder geweest?”

Latisha spreidde haar handen. “Helemaal niets,” zei ze. “Maar zijn moeder denkt hetzelfde als Lou: dat Harry dit alleen maar doet om haar de stuipen op het lijf te jagen.”

“Precies,” was Miriam het eens.

“Ik weet het niet,” zei Latisha. “Misschien heeft ze gelijk, maar het is niets voor Harry om mij niets te laten weten. Hij weet dat ik me zorgen maak. Hoe dan ook,” ze haalde de video tevoorschijn, “ik ben blij dat je me te logeren hebt gevraagd. Thuis had ik alleen maar zitten piekeren. Kijk, het is een horrorfilm. Ik hoop dat je van griezelfilms houdt.”

“Hoe heet-ie?” vroeg Miriam. Zelf had ze liever naar MTV gekeken, maar dat kon daarna ook nog. Tenslotte was er niemand die ze naar bed kon sturen; als ze wilden konden ze tot morgenochtend opblijven.

“Het is zo’n Freddy Kruger film.”

“Deel negentig,” lachte Miriam. “Die malle horrorfilms melken ze altijd volledig uit.” Ze had spijt dat ze dat had gezegd. Het was erg aardig van Latisha om de film mee te nemen. “Het zijn populaire films, bedoel ik…”

Latisha lachte. “Het zijn achterlijke films, maar dan hebben we tenminste wat te lachen. Doe jij het licht uit?”

Na een half uur zaten de meisjes tegen elkaar aangekropen op de bank in het halfdonker te kijken hoe Freddy de scheermessen uit zijn vingers toverde en in een mistig, doodsbang stadje met een kwaadaardige lach de nachtelijke stilte verscheurde.

De telefoon rinkelde schel. De meisjes gilden en grepen elkaar vast. “Het zal tante Edith wel zijn, die wil weten of we het tot nog toe hebben gered. Ik zal tegen haar zeggen dat we bezig zijn met een werkstuk over Frederik de Grote. Dan is ze ook weer tevreden. Zet hem eens zachter.”

Terwijl Miriam naar de telefoon liep, deed Latisha het licht aan.

“Hallo.” Miriam luisterde even en keek vervolgens naar Latisha. “Gesprekskosten voor mijn rekening?” Ze legde haar hand over de hoorn en grinnikte. “Een of andere grapjas wil op mijn kosten bellen vanuit de regio. Waarschijnlijk een blutte hijger. Net waar we midden in een horrorfilm op zitten te wachten. Ik zal maar zeggen dat we het gesprek niet aannemen…”

“Nee. Wacht even.” Latisha grinnikte en kwam overeind. “Zodra hij begint te hijgen, gillen we zo hard dat zijn trommelvliezen barsten. Dat zal hem leren.”

Miriam grijnsde en knikte. “Ja, mevrouw, ik accepteer de kosten.” Beiden moesten ze hun lachen inhouden. Toen kwam er iemand anders aan de lijn.

“Lou! Het is Lou.” Miriam lachte. “We wilden net…wat?” Plotseling kreeg haar gezicht een bezorgde uitdrukking. “Nu? Ben je wel lekker, Lou? Het is half elf…Latisha bellen? Ze is hier bij mij. Ik zal het proberen…wat? Oké, we komen eraan.”

“Wat is er allemaal aan de hand?” vroeg Latisha, nadat Miriam had opgehangen. “Wat wil Lou?”

Miriam schudde haar hoofd. “Hij is op het sloop terrein,” zei ze. “Vanmiddag had hij zijn werkstuk daar laten staan en is teruggegaan om het te halen. Hij zei…” ze was even stil en keek Latisha aan. “Hij zei dat hij de jas van Harry heeft gevonden. Die lag verstopt in het gras. Er…er zitten bloedvlekken op.”

“O God!” Latisha sloeg haar hand voor haar mond. “O, Miriam.”

“Hij is daar nu – op het terrein. Hij wil dat wij er nu meteen ook naartoe komen. Volgens hem moet Harry daar ergens zijn, misschien wel gewond. Hij vindt dat we nog één keer zelf moeten zoeken voor we de politie inschakelen, want het zou kunnen…het zou kunnen dat hij in de narigheid zit.”

“Nou, kom op dan. Dan gaan we,” zei Latisha.

“En Ed dan?” vroeg Miriam. “Ik kan hem hier niet alleen achterlaten.”

“Nee, natuurlijk niet,” was Latisha het met haar eens.

“Ik kan de buurvrouw vragen of ze even op hem wil letten, maar dan zou ze het tegen mijn ouders vertellen. Die willen zonder twijfel weten waar ik naartoe was en dan heb ik dertig jaar huisarrest.”

“We kunnen hem meenemen,” stelde Latisha voor. “We pakken hem warm in. Als we nou tegen hem zeggen dat het een avontuur is en dat hij alleen mee mag als hij het absoluut aan niemand zal vertellen.”

Miriam twijfelde. “Zou kunnen…” Toen klaarde haar gezicht op. “Het zal hem geen kwaad doen. Ik ga hem halen.”

Ed vond het geweldig dat hij met de meisjes meemocht op een geheim avontuur. Hij beloofde plechtig dat hij het niet aan hun ouders zou vertellen.

“Als je het wel vertelt, nemen we je nooit meer mee op zo’n avontuur,” zei Latisha. “Eigenlijk vragen we nooit iemand mee, dus zeg het tegen niemand.”

Ed straalde en zwoer dat hij het niemand zou vertellen. Om Miriam een plezier te doen, deed hij zelfs zijn wollen muts op.

Ze kwamen aan bij het terrein met de half gesloopte gebouwen. De straat was stil en verlaten. Ze glipten door de opening bij de loszittende plank het terrein op.

“Spelen we verstoppertje?” vroeg Ed.

“Zo ongeveer,” antwoordde Miriam.

“Lou,” riep Latisha zachtjes. Bij een van de ramen verderop ging een zaklantaarn aan en het licht kwam op ze af.

“Jullie zijn er snel,” zei Lou, toen hij wat dichterbij was. Hij stopte met praten toen hij Ed zag. “Wat moet dat kind hier?”

“Ik kon hem moeilijk alleen thuislaten, toch?” kaatste Miriam terug. “Van hem heb je geen last; ik zal op hem letten. Wat heb je gevonden?”

Lou liet de afgedragen, namaakleren jas van Harry zien en scheen er met de zaklantaarn op.

Latisha hapte naar adem. “Die is van Harry. Ik herken de winkelhaak van de keer dat hij bij een huis in onze straat op een ‘te koop’ bord wilde klimmen. O, Lou, wat zou dat betekenen – die bloedvlekken?”

“Nog geen paniek,” onderbrak Lou haar. “We moeten nog een keer goed zoeken. Misschien is hij gewond.”

De gedachte dat ze weer die half ingestorte gebouwen in moest, maar dit keer in het donker, maakte Miriam behoorlijk bang.