26
De spelen gingen nog een paar uur door, maar Evangelia’s grote overwinning was duidelijk het hoogtepunt. De spelen werden beëindigd met een mooie toespraak van Fortino, waarin hij mij en mijn zus weer alle eer gaf. Ik wilde zo snel mogelijk naar mijn kamer om te slapen. Misschien zou mijn buikpijn dan overgaan…
Maar de mensen wilden er niets van weten. Ik werd op mijn ligbed naar de Grote Zaal gedragen en midden op het verhoogde platform neergezet. Ik kreeg een beker wijn in mijn hand geduwd en er werd een schaal druiven naast me neergezet. Evangelia bleef bij me in de buurt, maar er waren allerlei mensen die aan haar voorgesteld wilden worden en die met haar wilden praten. Romana kwam naar me toe en maakte een elegante kniebuiging.
‘Als u niet ziek was geweest, zou u het de zwaardvechters moeilijk hebben gemaakt. U zou ongetwijfeld net zo’n waardige tegenstander zijn geweest als uw zus.’
Ik wuifde haar lof weg. ‘Evangelia is altijd veel beter in boogschieten geweest dan ik in zwaardvechten.’ Ik wees naar mijn zij. ‘Zoals te zien is aan de uitkomst van mijn laatste gevecht.’
Plotseling stond de dokter naast ons. ‘Hoe gaat het met de pijn, vrouwe?’ Hij boog voorover en pakte mijn pols vast om mijn hartslag te meten.
‘Het medicijn lijkt te werken,’ zei ik. Op dat moment voelde ik dat de pijn weer begon toe te nemen. Ik gebaarde dat hij iets dichterbij moest komen. ‘Het is mijn buik, dokter. Volgens mij valt het medicijn niet zo goed.’
Hij fronste en kwam overeind. Hij snoof alsof hij het vervelend vond dat ik hem een vraag stelde. ‘Onmogelijk. Ik heb nog nooit een patiënt gehad die er zo op reageerde. Hebt u wel gegeten?’
‘Een beetje.’
‘Duidelijk niet genoeg. Hebt u nu pijn?’
‘Een beetje,’ zei ik. Ik probeerde zijn reactie te peilen. Waarom voelde hij zich zo aangevallen? Omdat ik jonger was? Omdat ik een vrouw was? Omdat ik hem vragen durfde te stellen?
‘Neem nog een dosis,’ zei hij. Hij gaf me het stenen flesje. ‘Als u gaat slapen neemt u nog een dosis, en zo voort.’ Hij haalde de kleine envelop met poeder uit zijn tas. ‘Voordat u vanavond gaat slapen, moet uw zus nog wat poeder over uw wond strooien. Laat de wond dan onbedekt.’
Ik knikte verward. Hij klonk alsof hij op het punt stond te vertrekken. Zou hij niet in de buurt te blijven? Had hij niet beloofd om beschikbaar te zijn?
‘Ik moet gaan, naar een andere familie hier in de buurt. Daar moet ik voor het donker zijn.’ Hij keek me streng aan. ‘Zult u uw medicijn nemen, zoals ik u heb opgedragen?’
‘Ja, dokter,’ zei ik. Ergens was ik blij. Hij was vreemd. Ik werd nerveus van hem. Hij hoefde er niet bij te zijn wanneer ik mijn medicijn innam.
Hij wachtte en het drong tot me door dat hij wilde dat ik mijn volgende dosis voor zijn neus zou innemen. Gehoorzaam nam ik een slok, maar het was niet zo’n grote slok als ik voorwendde.
Hij knikte tevreden en verdween in de menigte. Ik zag dat hij bij de deur stopte en nog even met heer Foraboschi praatte. Hij nam iets van hem aan en stopte het in zijn zak. Daarna liep hij door de grote deuren naar buiten. Hadden de Rossi’s van hem gevraagd dat hij naar een nieuwe patient zou gaan en mij zou achterlaten?
Ik zette het idee van me af en keek de zaal rond.
Mijn aandacht werd getrokken door een vrouw in een mooie jurk en met mooi opgemaakt haar. Ze ging in het midden van de zaal staan. De gasten gingen zitten en de wijn werd rondgegeven. De vrouw vouwde haar handen, hield ze een klein stukje van zich af en begon zonder begeleiding te zingen, heel zuiver.
Ze zong in het Latijn, maar door haar intonatie en gezichtsuitdrukking kon iedereen begrijpen waar het lied over ging. Ze zong over liefde, verlies, overwinning. Ze greep de aandacht van alle aanwezigen. Toen haar laatste noot steeg en steeg, liep er een rilling langs mijn rug. Kon ik maar zo zingen…
Ik wilde dat ik me kon omdraaien om naar Marcello te kijken, om te zien wat hij ervan vond, maar dat kon niet. Marcello, Fortino en de meeste anderen zaten achter me, aan de tafel met de familie Rossi en andere edelen. Als ik me zou omdraaien om naar hem te kijken, zou iedereen dat zien.
En ik was nu met Lia. We moesten gaan, vertrekken. Elk uur dat we zouden blijven, zou meer spanning brengen.
Ik bewoog een beetje. Ik was blij dat de kleine dosis van het medicijn mijn pijn verlichtte. Toen voelde ik weer een golf misselijkheid opkomen. Mijn maag verkrampte en ik hapte naar adem en greep mijn buik vast. Gelukkig kwam iedereen op dat moment net overeind om te applaudisseren voor de zangeres. Niemand zag me. Ik trok mijn benen op en zocht Lia. Ik moest hier weg – naar mijn kamer.
De volgende pijnscheut liet mijn maag samentrekken en ik klapte dubbel van de pijn. Mijn hart begon steeds sneller te kloppen en klopte veel harder dan ik ooit had gevoeld. Ik deed mijn mond een stukje open. Als ik genoeg lucht had gehad, had ik het uitgeschreeuwd.
Kokkin en Lia stonden meteen naast me. ‘Vrouwe?’
‘Ik ben ziek,’ gromde ik. ‘Het is niet alleen mijn wond. Ik moet nu terug naar mijn kamer…’
Een nieuwe pijnscheut verlamde me.
‘Vrouwe,’ zei Marcello zacht naast me.
Ik keek wanhopig en bang naar hem op.
‘Ze is ziek,’ zei Kokkin. ‘We moeten haar naar haar kamer brengen.’
‘Op haar ligbed,’ zei hij. Hij gebaarde naar een aantal bedienden dat ze moesten komen.
‘Nee, nu,’ zei ik. Ik probeerde op te staan. Ik was heel bang dat ik daar, in aanwezigheid van al die mensen, zou overgeven. Maar toen kwam er weer een pijnscheut. Ik beefde over mijn hele lichaam.
Marcello fronste, boog zich voorover en tilde me voorzichtig in zijn armen. Hij zorgde ervoor dat hij de wond niet aanraakte. Toen droeg hij me de zaal uit. De aanwezigen fluisterden achter hun hand. Ik kon er niets aan doen. Bij de volgende golf van pijn schreeuwde ik het uit. Ik kromp ineen en sloot mijn ogen en hoopte dat het snel over zou zijn.
Plotseling stond Luca voor ons. Hij hield één deur open en Lia de andere. Ze hadden ons over de binnenplaats gevolgd.
‘Waar is de dokter?’ gromde Marcello.
‘Hij is weggegaan,’ zei ik.
‘Weg? Is hij vertrokken?’ vroeg hij ongelovig.
Ik knikte.
Zijn knappe gezicht vertrok van woede. ‘Hij heeft me geen toestemming gevraagd om te vertrekken.’
‘Ik zag hem praten met heer Foraboschi. Misschien heeft hij hem toestemming gegeven. Au!’ schreeuwde ik.
Marcello rende nu bijna, met mij in zijn armen. Ik was snel terug in mijn kamer en in mijn bed. ‘Ik probeerde de dokter te vertellen dat het drankje wel hielp tegen de pijn, maar dat het me misselijk maakte…’
Marcello keek Kokkin aan en zij gebaarde dat een van de bedienden dichterbij moest komen. Hij boog zich naar haar toe en zij fluisterde iets in zijn oor. Daarna vertrok hij snel.
Lia kwam naar me toe en pakte mijn handen vast. ‘Wat kan ik doen?’
‘Ik weet het niet,’ zei ik kronkelend van de pijn. Ik schaamde me, maar ik kon er niets aan doen.
‘Je moet stil blijven liggen, Gabi. Je wond…’
‘Ik weet het,’ zei ik, opnieuw kronkelend, maar toen probeerde ik me stil te houden en te ontspannen. Ze was bang dat ik het verse litteken zou openscheuren. Daar was ik ook bang voor.
Maar ik maakte me meer zorgen over wat er in mijn lichaam gebeurde. Had ik een infectie? Reageerde ik verkeerd op het medicijn?
Kokkin en Lia dachten blijkbaar hetzelfde. Ze duwden de mannen de deur uit, hielpen me mijn jurk uit te trekken en trokken het korte shirt waarin ik sliep over mijn hoofd. Daarna legden ze me voorzichtig op mijn zij, zodat ze het litteken konden bekijken. Ik keek naar mijn zij en verwachtte dat de wond helemaal open zou zijn en volledig geïnfecteerd. Maar de wond zag er bijna net zo uit als vanochtend. Door mijn bewegingen was er alleen in het midden een klein scheurtje ontstaan.
‘Misschien zit het vanbinnen,’ zei ik tegen Lia. Er kwam een nieuwe golf van pijn en ik kreunde. De pijn werd erger. ‘Een infectie, van binnen.’ Maar op dat moment maakte ik me meer zorgen over mijn vreselijk snelle hartslag. Het lukte me niet die te kalmeren. Mijn hart sloeg zo hard dat het voelde alsof het eruitzag als in de oude tekenfilms, waarin het hart steeds uit de borstkas omhoog stootte.
De mannen stormden de kamer in, met mijn medicijnflesje in hun hand. Marcello zag bleek. ‘Ze is vergiftigd,’ zei Luca zachtjes tegen Lia.
Marcello keek me lang aan en voor de tweede keer zag ik een hulpeloze uitdrukking op zijn gezicht. De eerste keer was toen hij me vertelde dat hij van me hield.
‘Wat? Vergif? Wat voor vergif?’ vroeg ik.
‘Arsenicum. Gemengd met iets anders, denken we,’ zei Marcello. Hij kwam naar me toe en knielde neer naast mijn bed. Hij streelde mijn gezicht. ‘Ik zal ze vinden, Gabriëlla. Hij zal boeten voor zijn misdaden – nadat hij me heeft verteld wie hem heeft betaald om zoiets vreselijks te doen.’
Hij deed een belofte aan mijn sterfbed. Hij zei iets waaraan ik me kon vasthouden in mijn laatste ogenblikken.
Ik hoestte, kronkelde en dwong mezelf mijn ogen weer te openen. ‘Is… is er geen tegengif?’
De blik in zijn grote bruine ogen werd nog verdrietiger. Hij schudde zijn hoofd en sloeg zijn ogen verslagen neer.
Ik keek over mijn schouder naar Lia. Er moest wel een tegengif zijn. Het was al een tijdje geleden dat ik het medicijn had ingenomen – overgeven zou niet meer helpen. Er moest een andere oplossing zijn. Konden we het maar even opzoeken op Google…
We moesten hier weg. Terug naar onze eigen tijd. Meteen. Het was het enige wat me zou kunnen redden.
‘Heer Marcello, ik moet even alleen met u spreken,’ zei Lia, die mijn gedachten las.
Hij keek naar mij. ‘Ik laat haar niet alleen.’
‘Laat hen dan vertrekken,’ bracht ik met schorre stem uit.
Hij keek me aan en hief zijn hand op. De bedienden vertrokken. Kokkin ging als laatste. Onwillig sloot ze de deur achter zich. Luca bleef. ‘Hij is net zo belangrijk voor me als Fortino. U kunt tegen ons allebei praten,’ zei Marcello. Hij trok zijn blik even van me los om Lia aan te kijken.
Ze liep om het bed heen en knielde bij mij en Marcello neer. Luca stond achter hem. ‘Wat ik u nu ga vertellen, is moeilijk te begrijpen. We begrijpen het zelf ook niet.’
Ik schreeuwde het uit en vroeg me af of het zo voelde om een kind te krijgen. Weeën. Mijn binnenste scheurde open. Had ik interne bloedingen? Stond ik op het punt om op zeventienjarige leeftijd een zware hartaanval te krijgen?
‘We kwamen drie weken geleden naar u toe, door de graftombes.’
‘Ja, ja, dat weet ik,’ zei Marcello. ‘Dat weten we nog goed.’
‘U begrijpt het niet,’ zei ze. Ze pakte zijn arm vast en dwong hem haar aan te kijken. ‘We kwamen van een andere tijd. We kwamen van dezelfde plaats, maar van honderden jaren vooruit in de tijd, uit de toekomst. Van die tijd kwamen we door de graftombe naar u. Het is een soort doorgang.’
Zijn ogen werden groot, zijn voorhoofd rimpelde en hij staarde haar aan. ‘Bent u een heks?’ vroeg hij vol ongeloof. ‘Beoefent u zwarte magie?’
‘Nee,’ zei ze rustig. ‘We zijn twee gewone meisjes die door de tijd werden getransporteerd – alsof we per ongelijk door een verkeerde deur liepen.’
Hij kwam overeind en keek bang en verward. ‘Wat u zegt is krankzinnig.’
Luca stond met een ernstig gezicht naast hem, met zijn armen over elkaar.
Ik schreeuwde het uit door een nieuwe pijnscheut en Lia kwam overeind.
‘Ik moet haar naar huis brengen, Marcello. Naar onze eigen tijd. Hier gaat ze dood. U zei zelf dat er geen tegengif is. Maar in onze tijd, in de toekomst, hebben we bijna overal tegengif voor. Als ik haar op tijd naar Radda in Chianti kan brengen…’
Ik kronkelde weer en dacht eraan hoe ver de Etruskische opgraving van de bewoonde wereld en medische zorg verwijderd was, ook in onze eigen tijd. Ik schreeuwde het weer uit, en ik hoorde zelf dat ik zielig klonk. Toen het over was, was ik buiten adem. Er liepen tranen over mijn wangen.
Lia deed een stap naar voren en pakte Marcello’s shirt met beide handen vast. ‘Houdt u van haar? Houdt u echt van haar, zoals u hebt gezegd?’ vroeg ze dwingend, alsof ze hem wilde wakker schudden.
Hij keek naar me. Ik voelde zijn blik, maar kon zijn blik niet beantwoorden. Ik kronkelde en beefde, terwijl de pijn door mijn lichaam schoot. De pijnscheuten begonnen elkaar sneller op te volgen, de tussenliggende tijd werd korter.
‘Ja, ik houd van haar,’ zei hij op boze toon.
‘Red haar dan,’ zei ze. ‘Red haar. Help me om haar naar de graftombe te brengen.’