Hoofdstuk 24

Het eerste wat Lisa zag toen Jemmy en zij met een klap op de kade neerkwamen waren de politieauto’s. Ze kwamen in een wervelwind van zwaailichten en sirenes door de poorten het haventerrein op gereden. Het tweede wat ze zag was het pad dat de heuvel op voerde.

“Die kant uit!” riep ze.

Jemmy was bij het neerkomen gestruikeld en had razendsnel moeten uitwijken voor de waakhonden, waardoor Lisa bijna van zijn rug was gevallen. Ze greep zich vast aan zijn manen en klemde haar benen tegen zijn flanken, terwijl Jemmy zich herstelde en de helling op racete naar de ijzeren poort. De deuren stonden open, zoals Ben had beloofd. Terwijl ze er doorheen galoppeerden ving Lisa een glimp van hem op. Met een brede grijns op zijn gezicht stond hij achter de muur opgewonden naar hen te zwaaien.

Lisa hief haar hand en lachte naar hem. “Bedankt, Ben,” riep ze. “Ik zal het nooit vergeten.”

Toen ze de havens achter zich hadden gelaten, realiseerde Lisa zich dat ze niet wist hoe ze in Sawubona moesten komen. Ze had er ook niet bij stilgestaan hoe ze een wild dier door het verkeer van Kaapstad moest dirigeren. Maar ze had zich geen zorgen hoeven maken. Jemmy liet zich leiden door het instinct van zijn voorouders en wist aan de hand van de zon feilloos zijn weg naar huis te bepalen. Hij aarzelde geen moment. Hij keerde de stad met zijn toeterende auto’s en overbevolkte stranden de rug toe, sprong een beek over en rende alsof zijn leven ervan afhing. Wat in zekere zin ook het geval was.

De eerste paar kilometers verwachtte Lisa dat er politieauto’s met gillende sirenes aan de horizon zouden verschijnen, maar dat gebeurde niet. Er was niets wat de gestage cadans van de hoeven van de giraf onderbrak. Afgezien van een korte drinkpauze toen ze een ruisende rivier overstaken, rende Jemmy onvermoeibaar voort en sprong hij over alle hekken die ze tegenkwamen. Wat Grace ook in dat stinkende goedje had gestopt, het had een miraculeuze uitwerking.

Ze gingen de binnenlanden in, weg van de voorsteden en de winderige kust. Soms was het landschap niet meer dan een dorre, grauwe woestijn, waar struisvogels zwierig tussen het struikgewas paradeerden. Even later maakten de lage heuvels plaats voor valleien die waren bezaaid met wilde bloemen, paarse heuvels met protea’s en heideachtig fynbos of gouden graanakkers. Ze reisden zo snel en zo geruisloos dat maar weinig mensen hen voorbij zagen komen. En degenen die hen wel opmerkten, vielen in katzwijm neer, keken nog eens goed of er geen alcohol in hun thee zat of gingen hoofdschuddend door met wat ze aan het doen waren, er vast van overtuigd dat hun ogen hen hadden bedrogen.

Pas toen ze aan de rand van Storm Crossing waren aangekomen minderde Jemmy vaart. De zon scheen nog steeds, maar er viel een ragdun gordijn van regen. Lisa had van Tendai geleerd dat de Afrikanen deze prachtige buiige middagen ‘apenbruiloften’ noemden.

Een eindje voor hen uit zag Lisa een heleboel mensen staan. Toen ze dichterbij kwamen, verschenen er nog meer wijzende en klappende mensen op straat en een paar keer meende Lisa gejuich te horen. Ze probeerde Jemmy een andere route te laten nemen, maar de giraf ging vastberaden de hoofdstraat in, waar de mannen, vrouwen en kinderen drie rijen dik voor de winkels stonden. Vanaf haar indrukwekkende hoogte kon Lisa honderden meters in het rond kijken, maar nergens zag ze een festival of een parade. Pas toen een groepje kinderen haar naam begon te roepen besefte ze dat het allemaal ter ere van Jemmy en haar was.

Lisa kon het nauwelijks geloven. Ze kwamen langs een politieauto die voor het bureau stond geparkeerd. Op de achterbank zat een nors kijkende Alex met handboeien om. Toen ze voorbijkwamen wierp hij Lisa een vernietigende blik toe. Een modieus geklede man, die Lisa uit de kranten herkende als de vader van Xhosa Washington, werd luid protesterend en roepend dat hij onschuldig was door twee politieagenten uit de burgemeesterswoning gehaald. Achter de politieauto stond de jeep van Tendai, waaruit een woedend gemiauw klonk. De luipaardjon-gen, dacht Lisa, en van blijdschap had ze in tranen kunnen uitbarsten.

Het portier van de jeep ging open en een stralende, met krassen bedekte Tendai stapte uit. Toen hij de witte giraf zag met Lisa hoog op zijn rug, nam hij zijn hoed af en staarde haar verbaasd aan. “De witte giraf,” zei hij. “Hoe vaak heb ik niet gewenst…heb ik niet gehoopt…Het is werkelijk een goddelijk schepsel, kleintje, als een paard dat van sterren is gemaakt.”

Lisa keek glimlachend op hem neer, tranen van geluk in haar ogen. De enige die nog ontbrak was haar grootmoeder.

Het was alsof Tendai haar gedachten had gelezen. “Je grootmoeder wacht op je in Sawubona, kleintje. Ze wist dat je vriend je veilig thuis zou brengen.”

Lisa bedankte hem en Tendai verdween weer de jeep in om zich met de luipaardjongen bezig te houden. Later zou hij haar vertellen dat hij Alex al een jaar lang had verdacht van het stelen van dieren uit Sawubona, maar dat hij het nooit had kunnen bewijzen. “Ik wilde het gewoon niet geloven,” vertrouwde hij Lisa toe.

Na Alex’ arrestatie kwamen de rechercheurs erachter dat hij het brein was achter een omvangrijke stroopope-ratie die bijna drie jaar had geduurd. In die tijd hadden hij en zijn handlangers – onder wie de vader van Xhosa Washington, de burgemeester, die hem aan de uitvoervergunningen had geholpen – honderden vaak zeldzame dieren naar verzamelaars over de hele wereld verscheept. De belangrijkste klant was een oliesjeik in het Midden-Oosten. Hij kocht de dieren voor zijn privésafaripark. Daar werd er op hen gejaagd en werden ze opgegeten tijdens exotische feesten, of opgezet. Hun koppen en huiden werden gebruikt om de muren van de woning van de sjeik te versieren. De stropers die Alex zo heldhaftig in Sawubona had gevangen, hadden tot een rivaliserende stropersbende behoord en hij was maar al te blij geweest om zich van hen te ontdoen. Hij had ze zeker niet opgepakt om de dieren te beschermen.

Toen Alex werd ondervraagd beweerde hij bij hoog en bij laag dat de dood van Lisa’s grootvader een ongeluk was geweest en dat het geweer was afgegaan toen Henry met een ander bendelid aan het worstelen was. Hij hield vol dat hij Henry zo goed mogelijk had opgelapt voordat hij er met de andere mannen vandoor was gegaan. Hij zei ook dat hij de baan op Sawubona had aangenomen in een poging ‘het goed te maken’. Lisa moest heel hard lachen toen ze dat hoorde.

Het duurde echter even voordat al deze dingen bekend werden en voorlopig wist Lisa niet meer dan dat Jemmy en de luipaardjongen veilig waren. Ze grijnsde zo breed dat haar kaken pijn deden. Toen ze de Van Heerdentweeling met rode wangen in een steegje zag wegduiken, waarschijnlijk beschaamd door de rol die ze volgens Lisa gespeeld hadden door het fluitje te stelen, begon ze hardop te lachen.

Wat een verschil kan één dag maken, dacht ze bij zichzelf.

Tegen de tijd dat Jemmy het zandpad naar Sawubona insloeg ging de zon al bijna onder. De duiven koerden in de doornbomen en de lucht rook zoals op Lisa’s allereerste avond in het wildpark: naar kookvuren, wilde dieren, kruidige aarde en geurige bomen. De schemerige hemel was doortrokken met gouden vegen. Voor hen hing een volmaakte regenboog in de lucht. Hij kromde zich over het huis van Gwyn Thomas en verdween in het wildpark, vlak bij de waterpoel. Lisa voelde een brok in haar keel. Jemmy en zij hadden samen zo veel doorgemaakt. Hij was haar beste vriend en trouwe beschermer en ze hield meer van hem dan van wat ook ter wereld. Maar hij had zijn vrijheid nodig. Opnieuw zou ze hem moeten laten gaan.

Toen ze bij de ingang van het wildpark waren gekomen, sloeg Lisa haar armen om Jemmy’s nek en liet ze zichzelf naar de grond glijden. “Vaarwel, prachtige vriend van me,” zei ze. “Ik zal je missen.”

Maar Jemmy weigerde weg te gaan. Hij maakte zijn melodische geluidjes en duwde zijn neus tegen Lisa’s borst. Ze liet haar hand over zijn zijdeachtige manen en kaneelkleurige vlekken gaan. “Ik zal er altijd voor je zijn als je me nodig hebt,” zei ze teder. “Maar nu heb je rust nodig en daarvoor moet je naar huis, naar de geheime vallei.”

Lisa bleef de witte giraf die door het reservaat weggal-oppeerde nakijken totdat hij uit het zicht was verdwenen. Hij zou terugkomen, daar was ze zeker van. Ze liep verder naar het huis met het rieten dak, waar haar grootmoeder op haar wachtte.

Toen ze bij het hek kwam, zag ze Grace. De sangoma zat in haar indigoblauwe, gele en gebrande honingkleurige gewaad met een bijpassende hoofddoek op een boomstronk. Ze schonk Lisa een glimlach van roze tandvlees, strekte haar armen naar haar uit en drukte haar in een extatische omhelzing tegen haar mammoetborst. “Goed gedaan, kindje. De voorvaderen zouden heel trots op je zijn,” zei ze.

Deze woorden verdreven de laatste schaduw rond Lisa’s hart. “Dank je, Grace,” hijgde ze, toen ze zichzelf had weten te bevrijden. “Maar ik schaam me nog steeds heel erg. Ik heb iedereen teleurgesteld. Jemmy vertrouwde me en ik ben zo stom geweest.”

“We maken allemaal fouten, kindje. Dat is niet meer dan menselijk. Maar niet iedereen heeft de moed zijn fouten toe te geven en de wereld in te gaan om te proberen ze recht te zetten. Je bent heel dapper. Zoals ik je al zei, de gave kan een vloek zijn en hoeft niet altijd een zegen te zijn. Alles bij elkaar genomen heb je wijze keuzes gemaakt.”

“Maar Grace, dit was toch niet de reden dat ik ben uitgekozen?” vroeg Lisa. “Ik bedoel, ik weet dat ik Jemmy heb gered, maar het was mijn schuld dat hij werd gestolen.”

“Je hebt gelijk, kindje,” antwoordde Grace. “Dit was niet de taak waarvoor je uitgekozen bent. Dit was een test, en niets meer. Er komen nog talloze beproevingen. Je zult naar alle uithoeken van de wereld reizen en een heel aantal avonturen beleven voordat je je taak hebt volbracht. Dit is namelijk niet het eind. Dit is nog maar het begin.”

EOF