Hoofdstuk 4
Lisa zou zich haar eerste reis naar Sawubona altijd blijven herinneren. Tendai, die zelf een Zoeloe was, legde uit dat de naam een Zoeloebegroeting was. Vanaf Kaapstad namen ze de kustweg en in zijn gehavende jeep reden ze langs een aantal betoverende baaien en inhammen. De zee stak donkerblauw aftegen de heldere lucht. Sommige stranden zagen er onherbergzaam uit vanwege het woest opspattende water en de bossen die bijna tot aan de zee reikten. Op andere stranden stonden bonte strandhutten en schoten surfers op felgekleurde planken over de golven. Op weer andere stranden lagen grote groepen zeehonden of pinguïns te zonnen. Maar vanaf elk strand had je uitzicht op de leverkleurige rotsen van een grote, platte berg, die om voor de hand liggende redenen de Tafelberg werd genoemd.
Na ongeveer een uur gingen ze het binnenland in. Het verbaasde Lisa hoe snel het landschap veranderde en de heideachtige begroeiing plaatsmaakte voor het Afrika dat ze altijd op foto’s had gezien. Het lange gele gras, dat in de gloeiend hete zomerzon schitterde alsof het van onderaf werd verlicht, was bezaaid met gebleekte, stekelige bomen en knoestige struiken. De verlaten weg strekte zich eindeloos voor hen uit. Lisa draaide haar raampje omlaag en de jeep vulde zich met de stoffige, dierlijke lucht van de bush.
Onderweg vertelde Tendai over Sawubona en zijn werk als spoorzoeker in het wildpark. Sawubona bleek niet een gewoon wildpark te zijn, maar een toevluchtsoord voor wilde dieren, en het was Tendais taak om de gezondheid van alle dieren in de gaten te houden. Ongeveer een kwart van de dieren in Sawubona was er geboren, maar alle andere waren uit een benarde situatie gered. Sommige kwamen uit gebieden waar de droogte had toegeslagen, of uit wildparken of dierentuinen die waren opgeheven. Andere waren naar Sawubona gebracht omdat ze gewond waren geraakt, of wees waren geworden als gevolg van de jacht.
“In die twintig jaar,” zei Tendai, “heb ik je grootvader, Henri Th om as, geen enkel dier zien weigeren. Niet één.”
Dit was de eerste keer dat haar grootvader ter sprake kwam en Lisa spitste haar oren. Maar het volgende wat Tendai zei bracht haar helemaal van haar stuk.
“Ik heb er zo’n spijt van, miss Lisa, dat ik er niet was, de nacht dat hij stierf, om bij hem te waken.”
Lisa’s hoofd tolde al van de jetlag en de honger, maar bij het horen van dit nieuws begon het nog iets harder te tollen. Het was duidelijk dat Tendai zich niet realiseerde dat Lisa misschien niet eens wist dat ze een grootvader had, laat staan dat hij was gestorven.
Voorzichtig zei ze: “Vind je het oké om te vertellen wat er is gebeurd?”
Tendais handen verstrakten om het stuur. “Yebo,” zei hij. “Ik kan het proberen.”
Het bleek dat er bijna twee jaar voorbij waren gegaan sinds de dood van haar grootvader, maar dat de gebeurtenissen nog steeds in nevelen waren gehuld. De theorie van de politie was dat Henri een aantal stropers had betrapt die hadden geprobeerd giraffen te stelen of misschien zelfs te doden als jachttrofee. Het gebeurde tijdens een weekend dat Tendai in het noorden van het land bij zijn familie op bezoek was en Sawubona kwetsbaarder was dan anders. Er was gevochten. Henri was dodelijk gewond geraakt en een giraf was voor dood achtergelaten.
“In het dorp waar ik zat, was geen telefoon,” zei Tendai, “en dus wist ik pas dat dit vreselijks was gebeurd toen ik maandag terugkwam. Toen was het te laat. In de zomer vragen veel Zoeloes de regenkoningin hun velden met regen te zegenen, maar die week leek het alsof ze veel te goed had geluisterd. Twee dagen lang hadden de stortbuien alle sporen weggespoeld en de politie had ook overal rondgereden. Op de derde dag, toen ik terugkwam, was er geen aanwijzing meer te vinden.”
De jagers waren nooit gepakt. Tot op de dag van vandaag wist niemand of Henri Thomas was vermoord of per ongeluk tijdens een worsteling was neergeschoten. Het grootste mysterie was waarom de stropers zonder de giraf waren gevlucht, terwijl ze overduidelijk hun zinnen op het dier hadden gezet.
“Heeft de politie nog aanwijzingen kunnen vinden?” vroeg Lisa bezorgd. Het was verdrietig nieuws over haar grootvader, maar het was nog verontrustender om te horen dat er moordenaars vrij rondliepen op de plek waar zij haar nieuwe thuis moest zien te vinden.
“Tss, die bavianen! Maak je maar geen zorgen, kleintje, zelfs een spin laat een spoor achter. Het duurt misschien jaren, maar uiteindelijk zullen we de daders vinden. En als we genoeg geduld hebben, lopen ze ons misschien wel tegen het lijf.”
Tijdens het gesprek was er een donkere schaduw over het gezicht van de Zoeloe gegleden en nu maakte hij een kort gebaar met zijn hoofd, alsof hij zich herinnerde dat Lisa en hij elkaar nog maar net hadden ontmoet en hij misschien te veel had gezegd. Hij toverde zijn overrompelende glimlach weer tevoorschijn. “Je grootvader had het hart van een krijger,” liet hij haar weten. “Hij was de allerbeste wildopziener. Nummer één.”
Lisa voelde een steek in haar hart vanwege de grootvader die ze nooit had gekend. Hij klonk als een goed mens. De nieuwe wildopziener was een jonge man die Alex du Preez heette. Iets in de manier waarop Tendai zijn naam uitsprak gaf Lisa de indruk dat meneer Du Preez niet voorkwam op Tendais top tien van favoriete personen.
∗
Ze reden langs een dorp van strooien hutten en vrijstaande huisjes met zonnebloemen en maïs in de tuin. Een groepje Afrikaanse kinderen speelde voetbal op een veldje. De jeep verminderde vaart en ze sloegen een oprijlaan in onder een bladerdak van bananenpalmen. Aan het eind stond een vaalgroen huis met een dak van golfplaat. Tegen een van muren stond een afbladderend Coca Colabord. Door de voordeur kwamen drie kippen naar buiten.
Lisa klom de jeep uit. “Is dit het huis van mijn grootmoeder?” vroeg ze en ze kon haar verbazing niet verbergen. Ze wist niet zeker wat ze had verwacht, maar dit niet.
“Nee, liefje, Tendai heeft je voor mij hierheen gebracht.”
Lisa draaide zich om en zag de dikste vrouw die ze ooit had gezien over het kaal getrapte grasveldje op zich afkomen schommelen. Ze droeg een traditionele Afrikaanse jurk in oogverblindende kleuren, met rond haar hoofd een bijpassende sjaal in bananengeel, Kalaharirood en limoengroen. “Ik heb ‘m gezegd dat je wel honger zou hebben,” vervolgde de vrouw met een stem zo warm als lam-metjespap, “en ik zie dat ik gelijk had. Kijk nou toch eens, je bent vel over been.”
“Miss Lisa, dit is mijn tante, miss Grace,” zei Tendai met onverholen trots. “De beste kok van de wereld.”
Ze liepen Grace achterna naar haar groene huisje. Even kwam het bij Lisa op dat haar grootmoeder misschien niet op de hoogte was van deze ongeplande stop, maar ze had te veel honger om zich er zorgen over te maken. De geuren die uit Grace’ keuken kwamen waren goddelijk.
Tendai en Lisa maakten het zich gemakkelijk op de handgemaakte houten stoelen in Grace’ eenvoudige maar brandschone zitkamer. Er lag een mat van geweven gras op de vloer en aan de muur hing een oude kalender met een afbeelding van een tropisch eiland.
Binnen enkele minuten kwam Grace de keuken uit met twee enorme borden met een omelet van verse scharreleieren en wilde paddenstoelen, een bergje knapperige spekjes en in bruine suiker gebakken tomaten. Lisa had het gevoel dat ze in jaren niet had gegeten en ze genoot van elke hap. Toen ze alles op had, was ze het helemaal met Tendai eens: Grace was de beste kok van de wereld.
Toen ze zich naar Grace omdraaide om haar te bedanken, zag ze dat die haar aandachtig in zich opnam.
“Het kind lijkt als twee druppels water op Veronica,” zei Grace tegen Tendai.
Lisa schoot overeind alsof ze was gestoken. “Heeft u mijn moeder gekend?” riep ze uit.
“Tante!” zei Tendai, en hij stond op. “Ik heb nog zo gezegd dat u uw mond moest houden.”
“Stil, jongen,” beval Grace hem. “Er zijn teveel geheimen op Sawubona. Het kind heeft recht op de waarheid.”
“Welke waarheid?” wilde Lisa weten.
“Miss Lisa,” zei Tendai, “het spijt me, maar we moeten gaan.”
“Maar – ”
“Alsjeblieft!”
Lisa keek van de een naar de ander, haar hoofd gonzend van de vragen die ze duidelijk niet mocht stellen. Met tegenzin stond ze op om Tendai achterna te gaan naar de jeep.
Grace pakte haar bij haar arm beet. “Wacht,” fluisterde ze haar toe. Ze legde haar hand op Lisa’s voorhoofd en Lisa voelde een elektrische stroom door haar lichaam gaan. Grace’ ogen gingen wijd open.
“Je hebt de gave, kind,” fluisterde ze. “Precies zoals de voorouders hebben gezegd.”
“Welke gave?” fluisterde Lisa terug.
Maar Grace schudde alleen maar haar hoofd. “Wees voorzichtig. De gave kan zowel een zegen als een vloek zijn. Wees wijs in je keuzes.”