Hoofdstuk 15

Achteraf had Lisa geen idee hoe ze deze sprong in het luchtledige hadden overleefd. Het ene moment bevonden ze zich op de naargeestige open plek en het volgende had Jemmy zich tegen de rotswand aan gestort en werd Lisa opgeslokt door de zwaartekracht en gekeeld, afgeranseld en opengehaald door harige ranken en gemene, doornige takken.

Uiteindelijk kwamen ze schuddend en trillend tot stilstand. Ze waren in complete duisternis gehuld. Het duurde even voordat Lisa’s ogen aan het donker gewend waren en het tot haar doordrong dat ze zich nog steeds op de rug van de giraf bevond, en dat ze nog heel was. Het duurde nog iets langer voordat ze een manier had gevonden om zich veilig van zijn rug te laten glijden.

Eenmaal met haar voeten op de vaste grond, voelde ze zich weer klein en onbetekenend, maar ook opgetogen.

Jemmy en zij waren de stropers te slim af geweest, voorlopig tenminste. Ze haalde de zaklantaarn die ze uit de keuken van haar grootmoeder had meegenomen uit de zak van haar schooljack en bereidde zich op het ergste voor. Ze was vrijwillig op de rug van een giraf geklommen (ondanks het feit dat er waarschijnlijk heel goede redenen waren waarom niemand ooit had geprobeerd een giraf te berijden) en had zich in razende vaart naar een zeer onaangename plek met een nog onaangenamere boom laten meevoeren. En net toen ze dacht dat het niet onwezenlijker kon worden, had de witte giraf zich tegen de bergwand aan gestort.

Ze konden overal zijn.

Ze knipte de zaklantaarn aan. De opluchting golfde door haar heen. Er was niets fantastisch gebeurd – tenminste niet iets met magie, al dan niet zwart. En Jemmy was niet echt door een rotswand heen gesprongen. Hij was gewoon door het gordijn van klimplanten waarmee de boom was bedekt de kloof in gesprongen die erachter verscholen lag. Omdat de kloof ongeveer evenwijdig aan de rotswand liep en verscholen ging achter het gebladerte en de grote verwrongen gestalte van de boom, was hij van buitenaf onzichtbaar. Het verbaasde Lisa zelfs dat de dieren hem gevonden hadden. Niet dat er hier veel dieren waren, te oordelen naar de stilte.

Ze liet het licht van de zaklantaarn een wijde boog beschrijven en ontdekte dat ze zich in een prachtige kleine vallei bevond van ongeveer een halve hectare, aan drie zijden omgeven door hoge, steile wanden van massief graniet. Aan de vierde zijde lagen stapels enorme kastanjekleurige keien, vijf rijen dik. Het effect wasdat je je in een ongelijkzijdige piramide waande. De bergwanden helden zo ver naar voren dat ze als een richel boven de keien uitstaken en een soort dak boven de vallei vormden. Het was duidelijk dat zelfs als mensen de berg beklommen en omlaag keken, ze de vallei niet zouden ontdekken. Hij lag volledig verscholen.

Maar dat was nog niet het wonderbaarlijkste. Te oordelen naar het rechthoekige stuk blauwzwarte hemel dat Lisa kon zien, had een speling van de natuur voor voldoende ruimte tussen de richel en de rotsblokken gezorgd, zodat er overdag in ieder geval gedurende een aantal uren zonlicht naar binnen viel. Dat verklaarde de aanwezigheid van enkele acaciabomen – het lievelingseten van de giraf – weelderig gras en geurige witte orchideeën op de bodem van de vallei. In een uitgeholde rots bevond zich een waterpoel, die werd gevoed door een helder stroompje.

Lisa wist dat ze zich in het geheime heiligdom van de witte giraf bevond. Jemmy had hier alles om te overleven. Alles behalve liefde en gezelschap. Geen wonder dat hij zo eenzaam was. Ze streek geruststellend over zijn vacht en verwonderde zich er weer over dat hij zich door haar liet aanraken. Als hij het toestond zou ze hem alle liefde en gezelschap geven die hij maar wenste. Hij zou nooit meer alleen hoeven zijn.

Ondertussen speelden er honderden vragen door haar hoofd. Wie had de geheime vallei het eerst ontdekt? Was er ooit eerder een mens geweest? Waren er behalve de dieren nog anderen die wisten dat hij bestond?

Lisa besloot de omtrek van de vallei te gaan verkennen. Ze liet de lichtstraal langs de wanden glijden – en toen zag ze het. Een zwarte driehoek tussen twee rotsen. Het zag eruit als een soort tunnel. Onmiddellijk voelde ze een overweldigende aandrang om op onderzoek uit te gaan. Ze was zich er terdege van bewust dat er in de huidige situatie verstandiger dingen te doen waren dan rondspoken in donkere gaten, maar hoezeer ze ook haar best deed, ze kon de tunnel niet uit haar gedachten zetten. Ze keek achterom naar de witte giraf. Hij stond te drinken, zijn poten wijd uiteen, zijn zilveren neus opgetrokken vanwege het borrelende water.

Lisa overlegde met zichzelf wat ze moest doen. Stel dat ze al haar geluk van vannacht had opgesoupeerd? Maar de tunnel had een bijna magnetische aantrekkingskracht op haar. Het was alsof hij haar naar binnen trok – haar zelfs riep. Ze had het vreemde gevoel dat het de bedoeling was dat ze de tunnel in ging. Dat ze dat uiteindelijk zou doen, ongeacht haar besluit.

Vastberaden strikte ze opnieuw haar veters en liep toen op wankele benen naar het donkere gat. Haar hart klopte in haar keel.

Het was een tunnel, eentje die sterk rook naar natte rotsen en naar dieren die op vochtige, donkere plekken rondhangen – spinnen en bavianen en dergelijke. Luipaarden hielden ook van dit soort plekken, maar Lisa stelde zich gerust met de gedachte dat als er een vleeseter in de buurt was geweest, Jemmy vast niet meer had geleefd. Na een laatste poging zichzelf over te halen in de lieflijke vallei te blijven, stapte ze de duisternis in.

De tunnel was niet veel hoger dan zijzelf en zelfs een kleine volwassene zou zich er moeten bukken. Langzaam maar zeker werd hij wijder en voelde het minder claustrofobisch aan. Na een tijdje maakte hij een grote lus. Ze was nu onder de berg. Vanaf daar ging de tunnel vrij steil omhoog, met een groot aantal treden die glibberig waren van de algen. Lisa stopte de zaklantaarn tussen haar tanden en klauterde onelegant naar boven. Ze nam zich voor haar met giraffenhaar, gras en slijm bedekte spijkerbroek in de wasmachine te stoppen voordat haar grootmoeder hem zag. Het moestuinexcuus zou geen tweede keer werken.

Ze was halverwege de laatste paar treden toen er vanuit de ruimte boven haar een afschuwelijk gekrijs klonk. Lisa tuimelde bijna achterover de treden af. Het licht van de zaklantaarn flitste als een waanzinnige heen en weer terwijl ze zich aan een richel vastklampte. Binnen enkele seconden was de lucht gevuld met een wervelstorm van fladderende vleugels en schelle kreten. Ze had een vleermuiskolonie opgeschrikt!

In Engeland had Lisa meisjes gekend die zeiden dat ze een fobie voor vleermuizen hadden, ook al woonden ze in een buitenwijk en hadden ze ze alleen in Draculafilms gezien. Zelf had ze er ook nooit veel mee op gehad. Maar na haar verhuizing naar Afrika was ze erachter gekomen dat het eigenlijk heel schattige beestjes waren. In plaats van bloed-zuigende vampiers waren het vliegende muizen die van fruit hielden. Tenminste, als ze niet verstrikt raakten in je haar.

“lek,” sputterde Lisa terwijl ze hun scherpe pootjes en klamme vleugels probeerde los te maken zonder te worden gebeten. “Iek!”

Toen de zwarte wervelwind was gaan liggen raapte ze haar zaklantaarn op en nadat ze zichzelf had afgeborsteld, zag ze dat ze in een grot stond – een grot met de afmetingen van een kleine kerk. Het viel haar op dat de atmosfeer in de grot verschilde van die in de tunnel, waar het gewoon klam en koud was geweest. In de grot voelde het anders. Lisa zoog de dichte, zware lucht naar binnen en werd onmiddellijk overweldigd door de sensatie – een ijl gevoel van tijdreizen – die ze in sommige kathedralen en historische gebouwen had gehad die ze met haar ouders had bezocht, zoals Leeds Castle of de Tower in Londen. Ook daar had ze de aanwezigheid gevoeld van de generaties die er vroeger gebruik van hadden gemaakt. Het was bijna alsof sommige mensen in een bepaalde periode zo’n sterk stempel op een plek drukten dat hun ziel die plek nooit meer verliet. Maar waarom zou ze dat hier voelen?

Behoedzaam, om de vleermuizen niet te alarmeren, liet Lisa het licht van de zaklantaarn door de grot glijden. Wat ze zag deed haar een verbaasde kreet slaken. De wanden en de rotsblokken waren stuk voor stuk bedekt met tekeningen! Sommige waren niet meer dan ruwe houtskoolschet-sen, die in de loop der tijden waren vervaagd. Andere stelden stakerige figuurtjes voor, en weer andere waren zo gedetailleerd qua vorm en kleur, dat ze als naakte vlammen van de wand leken te springen. Maar ze ademden en leefden allemaal. Wat ze haar over de eeuwen heen vertelden klonk net zo duidelijk als wanneer hun scheppers voor haar hadden gestaan en haar zelf verslag hadden gedaan van hun overwinningen en nederlagen, van tegenspoed en van bloei, van tijden van schaarste en tijden van overvloed.

Lisa zakte neer op een rotsblok. De helft van haar voelde zich als een kind met Kerstmis; de andere helft voelde zich duizelig. Wat gebeurde er? Wat was hier aan de hand? Jemmy, de koedoe en nu de grottekeningen…Wat had dit allemaal te betekenen? Had ze die eerste dag maar een behoorlijk gesprek met Grace kunnen voeren. Lisa wist zeker dat Grace de sleutel bezat tot ten minste een deel van het mysterie. Ze was tenslotte op de hoogte geweest van Lisa’s gave.

Er was zo veel gebeurd in zo’n korte tijd. Lisa probeerde zich haar leven met haar vader en moeder te herinneren. Sommige delen vervaagden al. Wat ze nog wel wist, was dat ze doodsbenauwd was in het donker en nachtenlang wakker kon liggen omdat ze ervan overtuigd was dat er een monster onder haar bed zat. Ze was zelfs vaak de slaapkamer van haar ouders in geslopen. Maar hier zat ze, midden in de nacht in haar eentje in een grot en ze was absoluut niet bang. Verward, dat wel, maar niet bang. Ze voelde zich ook niet eenzaam. Het was alsof haar vader en moeder naar haar keken, alsof ze op de hoogte waren van Jemmy en haar. Ze glimlachte in het donker.

Lisa wist dat ze een groot deel van haar nieuwe zelfvertrouwen aan de witte giraf te danken had. Haar liefde voor Jemmy had haar een reden tot glimlachen gegeven op een moment dat ze ervan overtuigd was dat ze nooit meer zou glimlachen. En moedig zijn voor Jemmy, zoals ze vannacht had gedaan, had haar in contact gebracht met een sterk en standvastig deel van zichzelf, diep binnen in haar, waarvan ze tot nu toe niet had geweten dat het er was. In ruil daarvoor had de witte giraf zijn angst voor mensen overwonnen om haar twee keer te redden en haar op zijn rug te laten rijden. Als hij haar niet vertrouwde, zou hij haar niet hierheen hebben gebracht. Ze zwoer dat ze zolang ze leefde niemand over de geheime vallei zou vertellen. Als de tekeningen ooit werden gevonden, zou Jemmy’s schuilplaats overspoeld worden door verslaggevers, wetenschappers en toeristen. De oude geesten zouden worden verjaagd. De wereld zou komen binnenstormen.

Lisa staarde naar de tekeningen. In een van de boeken van haar moeder hadden dergelijke afbeeldingen gestaan. Ze waren getekend door de San, oftewel de Bosjesmannen, eeuwen voordat de blanken hier arriveerden, met behulp van ijzeroxiden, porseleinaarde en ossengal. Ze vroeg zich af of deze tekeningen ook door de Bosjesmannen waren gemaakt of door een andere stam – misschien Tendais stam, de Zoeloes. Ze kwam overeind en liep naar de wand om de tekeningen beter te kunnen bekijken. Haar hoofd tolde en ze had ontelbare vragen, maar ze voelde zich vooral gelukkig dat ze dit mocht zien.

Met de zaklantaarn boven haar hoofd geheven liep ze de grot door. De rode, gouden en zwarte figuren ontvouwden zich voor haar, als scènes van een ouderwetse film in sepiakleuren. Lisa raakte in vervoering. Ondanks hun eenvoud getuigden ze van levens van grote schoonheid en diep verdriet. Er waren prachtige taferelen van dierenverhuizingen, rituele dansen en mannen die slechts bewapend met pijl en boog oog in oog stonden met een neushoorn of een olifant. Ze was halverwege toen ze een tekening ontdekte van een giraf. Het was er een uit een serie afbeeldingen van een kudde giraffen die werd omringd door mannen met speren. Op elke tekening was de kudde iets kleiner geworden en lagen er meer bebloede giraffen op de grond. Weldra waren er niet meer dan twee over. En toen lagen ook die twee op de grond met naast hen een man. Maar bij de volgende afbeelding begon het Lisa pas echt te duizelen. Het was een tekening van een wit giraffenjong dat bij een olifant dronk. Eerst dacht ze dat de kleur van de giraf een speling van het licht was, maar toen ze hem vergeleek met de voorgaande afbeeldingen, was hij duidelijk lichter. Ze liet haar vingers over de giraf gaan. De rots voelde koud aan, maar op de een of andere manier was ook hier een soort energie voelbaar.

Ze moest zichzelf dwingen naar de laatste afbeelding te kijken. Toen ze het uiteindelijk deed, werd ze overmand door emoties. De kleurstelling van deze tekening was anders, alsof er een metaalachtige verf was gebruikt. Het was een tekening van een kind op een giraf. Links van hen brandde een vuur en rechts stond een rij van allemaal verschillende dieren.

“Het kind dat op een witte giraf kan rijden, zal de macht hebben over alle dieren,” had Tendai gezegd toen ze net was aangekomen. En hoewel een dromerig deel in haar erover had gefantaseerd om op Jemmy te rijden, had ze nooit serieus over de betekenis nagedacht, omdat ze geen seconde had geloofd dat haar fantasie werkelijkheid zou worden. Waarom zou zij op een giraf kunnen rijden? Niemand had dat ooit geprobeerd.

Het kind dat op een witte giraf kan rijden, zal de macht hebben over alle dieren.

Voor de tweede keer die avond begaven Lisa’s knieën het en ze moest weer op een rotsblok gaan zitten.

Grace had gelijk gehad. De voorvaderen hadden geweten dat ze zou komen.